Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No, 1355
satineermachinee en SEijmachines, o. a. een
een groote die zich automatisch stelt, en
rollen-gnijmachines voor reclame plaatjes
en dergelijke, waarvan er een groot aantal
op een vel staan. Verder worden op deze
van ventilateurs verwarmde lucht doorheen
gedreven wordt. Er staan voorts
vernismachines, waarop het werk dat daarvoor
in aanmerking komt, met spirituslak gever
nist wordt.
Achteraan zicht der fabriek.
tage de afgedrukte oplagen gereed gemaakt
voor verzending.
De bovenste tage wordt ingenomen door
droogkamers, waar de afgedrukte bladen
kleurendrukwerk twee aan twee met knij
pers aan een ijzeren latje te drogen worden
gehangen. Voor spoedeischend werk is er
een reeks droogkasten, waar door middel
Hiermede is onze wandeling door het
hoofdgebouw afgeloopen, waarbij wij
overal getroffen werden door de netheid
en orde die in alle afdeelingen heerscht.
Met zoo'n kijkje, al is het maar vluchtig,
zijn toch een paar uren gemoeid.
(Slot volgt). F. C. J. SCHEURLEER.
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiini
tn het Keizer-Wilhelm-Museum te Krefeld.
In het Keizer-Wilhelm Museum te Krefeld
is aan het einde der vorige maand eene ten
toonstelling van Hollandsche kunst geopend.
De directeur, dr. Deneken, beeft voor de tot
stand - koming zich vele moeite getroost en is vele
malen in Holland geweest om medewerking te
verkiygen. Dezs is hem in ruime mate gew r
den. Veel hulp hebben hem verleend H. W.
Mesdag, Pb. Zilcken, K. Slu vierman, Junian
Koch, firma Goupil & Co., Biesing, J. F. Reys,
in den Haag; H. W. Jansen, H. Berlage, C.
D. Reicb, dr. Cranenburg, Van Gogh, Jan Veth,
dr. Vogelsang, Th. Nieuwenhuis, J. van den
Bosch, in Amsterdam; Von Saher, te Haar
lem, enz.
Dr. Deneken heeft de tentoonstelling met
de volgende woorden ingeleid:
?Met rechtmatige voorliefde wenden wy ons
tot de oud-Nederlandsche kunst. Onze geleer
den, alsook hunne Nederlandsche collega's
verdiepen zich in het onderzoek der werken
van Rerabrandt en zyne volgelingen, een
Duitscher heeft zelfs beproefd den meester der
?Nachtwacht" en der «Anatomische les" tot
uitgangspunt en tot centrum eener algemeene
artistieke opvoeding te maken. (Rembrandt
als Errieher).
Rembrandt is voor ons een Heros gely'k
Goethe en Bismarck. Doch wy vergeten door
het verledens het tegenwoordige. De
hedendaagsche Nederlacdsche kunst wordt nauwljjks
door ons opgemerkt. Van de kunstuiting van
den grootmeester Jozef Israëls hebben wy
slechts een flauw vermoeden, terwyl wy de
kunst van zyne overleden ty'dgenooten Mauve
en Jacob Maris op tentoonstellingen of in ver
zamelingen vluchtig hebben leeren kennen.
Doch, dat naast deze voormannen der Neder
landsche schilderschool eene aanzienlijke schare
hoogbegaafde kunstenaren hebben gewerkt en
nog werkzaam zyn, was ons tot nog toe onbe
kend, daar hunne namen niet eens tot ons
doorgedrongen zy'n.
?Evenwel verdienen deze kunstenaars door
hunne ernstige, sympathieke uitingen eene
bijzondere aandacht; z\j toch zijn er niet op
gesteld, zich op den voorgrond te plaatsen,
hunne kunst is ernstig en bescheiden, hunne
inborst gely'k; hun denken en streven lost
zich op in de gemeenschap met de natuur, in
het intieme leven van hun land, in zuiver
artistieke weerspiegeling van hetgeen zy waar
namen.
?Doch niet alleen de schil derkur. st heeft nieuwe
werken voortgebracht, ook op het gebied der
teeken- en wisknnst en de iets meer op den
achtergrond tredende plastiek werden in den
laatsten ty'd voortreffelijke producten geleverd.
De beweging op het gebied der toegepaste
kunst is eveneens in Nederland zeer toege
nomen. Op de Turynacbe tentoonstelling, die
het vorige jaar plaats had, heeft het Neder
landsche kunstambacht de proef in den wedstry d
der volken schitterend doorstaan, en eindelyk
heeft de Nederlandsche bouwkunst zich in
meerdere mate als ten onzent los weten te
maken van de aan vroegere tijdperken ont
leende vormen en heeft het uit eigen kracht
tot indrukwekkende zelfstandigheid gebracht.
De thans gehouden tentoonstelling, die door
de medewerking van talryke kunstenaren en
de welwillende hulp van vele kunstvrienden
tot stand kwam, zal er toe bydragen om eenen
blik in de hedendaagsche artistieke uiting van
Nederland te doen werpen, onze voorstelling
der Nederlandsche kunst te verduidelijken en
haar in het verdiende licht te stellen.
Mogen zij, die aan dit gemeenschappelijk
werk hebben deelgenomen, de voldoening
smaken, dat deze tentoonstelling aan dan
Beneden-Ryn beantwoorden zal aan de gestelde
verwachtingen door de belangstelling voor de
kunstuitingen van het stamverwante Nederland
op te wekken en te doen toenemen.
De tentoonstelling bevat de volgende inzen
dingen :
Schilderkunst: Nicolaas Bastert; Marius
Baner, Christoffal Bisschop, Bernhard
Blomtners, Theophilns de Back, Georg H. Breitner,
Fredericns du Chattel, Adolf Le Comte, Charles
B. Dankmeyer, W. Dysselhof, Paul J. K.
Gabriel, Hendrik J. Haverman, Gerke Henkes,
Sarah Heuse, Nelly Hingst da Clercq, Theodoor
van Hoytema, John F. Huik, Jozef Israëls,
Isaac Israëls, Hendrik W. Jansen, Sophie
Jacoba Jansen, Grothe, Pieter de Josselin de
Jong; Ednard Karsen, Karel Klinkenberg,
Edzard Koning, Thys Maris, Willem Maris,
Anton Mauve, Hendrik W. Mesdag, Sientje
Mesdag?Van Houten, Albert Neuhuys, Ferd.
Hart Nibbrig, Ferdinand G. Oldewelt, Louis
W. van Soest, Willem Steelink, Jan Toorop,
Maurits W. van der Valk, Jan Veth, Jan
Voerman, Nicolaas van der Waay, Dirk
Wiggers, Willem Witsen, Jan H. Wijsmuller en
Willem de Zwart.
Uit particuliere verzamelingen zijn nog
schilderyen tentoongesteld van schilders, over
leden tuschen 1890 en 1903, als van: Jan
Bosboomf 1891, Vincent van Goghf 1890,
Jacob Maris f 1899, Arton Mauve f 1888,
George Poffgenbeekf 1902 en J. H.
Weissenbrncht 1903.
Eisen en gravures zouden in: Pieter Dupont,
Johannes M. Graadt van Roggen, Theodoor
van Hoytema, Jozef Israëls, Edzard Koning,
Simon Mol(jn, Beatrice Sloyterman, Carl. Storm
vau 's-Gravesande, J. G Veldheer, Nicolaas
van der Waay, en Philip Zilcken.
' Beeldhouwkunst is vertegenwoordigd door
werk vaa Johan Altorf, Abraham Hesselink,
Charles van Wjjck.
Bouwkunst door teekeningen van: Hendrik
F. Berlage, dr. Petrus J. H. Cuypers, Josephus
J. Cuypers, Jan Stnyt, Willem Kromhout en
A. G. van der Sleur.
Runstnyverheid bevat inzendingen van
Amstelhoek, 't Binnenhuis (H. F. Berlage. Jacob
van den Bosch, Duco Crop f, Chris Libeau,
Gerard Loeber en J. R. Prent), Binnenhuis
>Die Haghe," Willem C. Brouwer, Colenbran
der, Jan EisserJöffal, Nelly Hingst de Clercq,
F. A. Hoogendyk, Mende» da Costa, Rozenburg,
Koninklijke Porcelein- en Aardewerkfabriek,
Johan Taorn Prikker, E. J. van Wisseiingh
& Co.: werk van G. W. Dysselhof, A. A Lion
Cachet, Calvé, Delft, Th. Nieuwenhuis en Frans
Zwollo.
De tentoonstelling is geopend door dr
llammerschmidt, opperburgemeester van Krefeld,
die in zyne toespraak aan de oude betrekking
tusschen Krefeld en Holland herinnerde, en den
kunstenaars toeriep: »Honos alet artes omnef que
ineendentur ad studia gloria." Daarna hield
dr. Deneken zyne rede.
Na de opening en den rondgang door de
tentoonstelling reden gastheeren en gasten met
een omweg naar «Gasthof Herfs". Aan den
feestdisch, die een ouwerwetsche
schildersmaaltyd werd, is gezongen en veel gesproken.
Er voerden o.a. het woord: dr. Heerdtman,
Hollandsch consul te Dusseldorf; dr.
Vogelsang, privaatdocent in de kunstgeschiedenis
te Amsterdam; bouwmeester Berlage; von Saher;
Baron von Lynden ; Johan de Meester, kunst
redacteur aan Nieuwe Eatt Courant, enz.
Dr. Erbslöh, sprekende namens de Duitscha
regeering, zeide o.a., dat als Krefeld voortging
de kunst zoo ernstig te dienen, als deze ten
toonstelling bewyst, de Staat te allen tyde
bereid zou zyn het streven krachtig en metter
daad te steunen.
De feestliederen waren van Moritz Plaeschke
en van Ernst Brüos. Het feestlied van den
laatste eindigt aldus:
Wil' schaucn sic und IVeiieu uns der Gabcn,
Die uns der Nicdcrliindcr Fli:is/. gebracht,
Wil' Wollen Herz umi Sinn darau erlabtn,
L'nd wirken lassen ihres Geistes Mac.lit.
titels lieb nns war der Alten Schar,
jJoi-h. heut grilt unsre Gunst
Dei' strebcnden, der jungen Kunst.
Voor de tentoonstelling van Nederlandsche
kunst te Krefeld hebben zich verder verdienstely k
gemaakt - dr. Deneken, de directeur van het
Museum heeft het openlijk erkend Thorn
Prikker, »für sein eigenartiges Plakat", Lion
Cachet voor de versiering van den catalogus,
m. a. w. voor den zeer voornamen omslag, en
de boek- en kur.stdrukkerij van «Roeloffzen,
Hübner en van Santen" te Amsterdam, voor
het drukken van den catalogus, zich onder
scheidende door juiste verdeeling en een mooie
lettersoort, waaraan het lynige ontbreekt. De
geheele uitvoering maakt den catalogus tot een
boekje om te bewaren, tot een model.
Twee Duitschers, in het bezit van jongere
Hollardsche kunst, hebben ook op deze ten
toonstelling ingezonden. Het zijn de h eer en :
Karl von der Heydt te Berlyn en M. Warburg
te Hamburg.
Duitsche bladen spreken met veel waardee
ring over deze tentoonstelling van Hollandsche
kunst te Krefeld.
R.
Keizer Helm OYBT ta mannenzang.
Keizer Wilhelm heeft, en niet, voor de eerste
maal, zijne meening uitgesproken over de taak,
welke de mannen-zangvereenigingen in Duitsch
land hebben te verrichter. Hij deed dit bij
gelegenheid van den grooten zangerswedstrijd
te Frankfurf. Er is in de uitspraken van dea
monarch veel persoonlijks, veel apodictisch, maar
toch ook zeer veel bebartigingswaardigs, en wij
gelooven onzen lezers geen ondienst te doen
door zijne rede hier in hoofdzaak weer te geven:
Mijne heeren, zeide de keizer, ik heb u hier
bijeengeroepen om u in de eerste plaats te zeggen,
hoezeer het mij heeft verheugd, dat zoovele
vereenigingen hebben gehoor gegeven aan de
oproeping tot deelneming aan den zangerswed
strijd. Dit is een bewijs vau den lust tot werken
en den lust tot zingen onder de leden uwer
vereenigingen en tegelijkertijd vau levendige
belangstelling in de kunst. Ik wil echter deze
gelegenheid aangrijpen om eenige opmerkingen
te maken, die niet alleen het uitvloeisel
zijn van mijn persoonlijke opinie, maar ook
de meening van bijna alle toehoorders weer
geven. Ik heb hierbij in de eerste plaats het
oog op de keuze uwer stukken. De bedoeling
van dezen zangerswedstrijd is geweest verheffing
van den volkszang, versterking en uitbreiding
van de beoefening van het volkslied. Nu hebben
de heeren echter composities gekozen, die weinig
gelijkenis vertoonen met ons voortreffelijk
oudDuitsch volkslied en hoegenaamd niet in den
volkstool! zijn gehouden. Gij hebt zeer hooge
eischen gesteld aan uw koren, eiachen, waaraan
ten deele op bewonderenswaardige wijze is vol
daan, en ik kan niet ontkennen, dat wij allen
onder den indruk zijn gekomen vau het feit, dat
hier honderden mannen, die dagelijks in een
ongunstige temperatuur, omgeven door stof en
rook, 8 a 12 uur zwaar hebben gewerkt, in staat
zijn geweest door ijverige studie en groote toe
wijding een zoo moeilijke taak op zoo voortreffe
lijke wijze te volbrengen. Ik beu echter van
meeuing dat de dirigenten zelf misschien wel
hebben gevoeld, dat bij de keuze der stukken
het alleruiterste is bereikt wat van een
mannenzangvereeniging te eischen is. En ik zou hen
dringend willen waarschuwen, niet te trachten
zich op gelijken voet te stellen met
philharmonische koren. Volgens mijn opinie is dat niet
het doel eener mannenzangvereeniging; een
mannenkoor moet zich wijden aan het volkslied.
Van de componisten die ons na aan het hart
liggen is weinig of niets gezongen; daarentegen
hebben wij zes of zeven maal Hegar en acht
maal Brambach ten hooren gekregen. Ik moet
u eerlijk bekennen, dat, wanneer men deze
meesters eenige malen achtereen hoort, men
elke liedertafel die slechts nmaal Wer hat dich,
du schoner Wald of Ich half einen Kameraden of
JE» zogen drei Bursche ten gehoore zou brengen,
met dankbetuigingen en gejubel zou begroeten.
De gekozen composities zijn van groote waarde
voor de beoefen ng der techniek, maar bet ont
breekt haar te eenenmale aan melodiek. Boven
dien componeerden die betren veel te lange
teksten, en trachten zij te veel met klanken te
schilderen, en een orkestrale instrumentatie na
te bootsen. Het schilderen met klanken is bij
een orkest dikwijls al niet aangenaam om te
hoorer, bij een manuenkoor wordt het echter
nog bedenkelijker. Te groote lengte is verkeerd,
omdat de stern-omvang van een mannenkoor
natuurlijk begrensd is, en de klank daardoor
op den duur eentonig wordt. Ook moet ik de
heeren waarschuwen, niet te lyrisch te worden.
Gij hebt waarschijnlijk opgemerkt, dat de nummers
die energiek en mannelijk waren, bij btt publiek
ook ,meer bijval hebben gevonden, dan bijvoor
beeld het pnjskoor. waarin de lyriek te zeer op
den voorgrond treedt
Ik zal trachten op de keuze der koornuramers
in het vervolg eenigen invloed uit te oefenen,
door een verzameling te laten bijeenbrengen van
alle volksliederen die in Duitschland, Oosten
rijk en Zwitserland gezongen worden of bekend
zijn, onverre illig of de componist bekend is of
niet. Ik zal zorgen, dat die verzameling voor
alle zangvereeïigingen gemakkelijk en goedkoop
te verkrijgen zal zijn, zoodat zij hieruit de
liederen kunrien kiezen, die wij noodig hebben 1).
Wij zijn hier aan dea Rijn. en geen enkele
vereniging beeft de Drei Burscheu gezongen of
Joachim Hans von Zielen of Fridericus Rex. Wij
zijn hier m Frankfort, en liemand heeft
Kaliiwoda gekozen. Wij hebben Mendeltsohn, Beet
hoven, Abt, vau hen hebben wij geen noot
te hooren gekregen
Over een en ander heb ik ook gesproken,
met de prijsrechters; deze heeren bebben het
resultaat van hun besprekingen neergelegd in
een pro memoria, dat voor alle vereen'giugi'n ter
inzage zal worden gesteld. De heer von Lukanus
zal het u voorlezen.
Het pro memoria der prijsrechtets had in
hoofdzaak den volgenden inhoud:
De indruk dien het zmgen der verschillende
vereenigingen den eersten dag op de leden der
jury heeft gemaakt, was van d.eu aard, dat men
bet noodig oordetlde, een beslist standpunt in
te nemen tegenover de soort vaa compositie
die tegenwoordig op het genied van den
mannenkoorzang de meest gebruikelijke scbijiit te zijn.
Bijna al de door de vereenigugen voorgedragen
koren naar vrije keuze waren gecomponeerd op
een wijze die den a Cappella-stijl van het
mannenkoor te eenenmale miskent door aan
de stemmen intervallen, liggingen en harmo
nische combinaties te geven van zuiver
insfrumentalen aard. Nog erger is de wanverhouding
tusscben Let onderwerp van den tekst en de
gebezigde middelen. De enge greuzen der stem
men, welke niet ongestraft kunnen worden over
schreden, de beperkte kleurscbakeeriugeu, maken
het mannenkoor van zelf tot den vertolker van
eenvoudige, edele stemmingen. Het gezochte en
gekunstelde in verscheidene der uitgevoerde
composities, de manie, om elke onbetet kenende
gelegenheid tot «Tonmalerei" te gebruiken, het
zoeken naar buitengewone harmonieën, maken
op ons den indruk van een ziekelijk jachtmaken
op effect, waardoor de meeste composities, in
plaats van een groot geheel, een mozaïek van
dikwij's interessante, doch zelden scbooue details
vormen.
Hierin ligt o. i. een ernstig gevaar voor de
toekomst van deze kunst, een gevaar dat slechts
te voorkomen is door een terugkeer naar na
tuurlijken eenvoud en gezond gevoel, en door
alle onnatuur en gekunsteidheid te vermijden.
Wij willen hiermede volstrekt niet beweren,
dat slechts het volkslied voor mannenkoor
gescbikt is. Wij erkennen naast het volkslied ook
voor mannenkoor het zoogenaamde kunstlied,
slechts dan echter, wanneer het voldoet aan de
genoemde eischen.
Het schijnt ons noodzakelijk, dat voortaan in
de eerste plaats ook als prijskoor een compositie
worde gekozen, die door inacutnemuig van deze
eenvoudige aesthetisebe grondregelen ais kunst
werk kan worden beschouwd,
Wij houden het voor onze pliclit Z. M. deu
keizer te veïzoeken ons in dit streven te willen
ondersteunen en de dirigenten en voorzitters
der vereenigingen aan te manen, door het trach
ten naar waarheid en eenvoud onze kunst op
de beste wijze te dienen. Wij doen dit met
vertrouwen, daar wij weten dat onze meening
in dit opzicht in volkomen overeenstemming is
met de opinie van Z. M.
Na de voorlezing van dit stuk sprak de keizer
nog de volgende woorden:
Mijne heeren! Ik verwacht van u, dat gij
zooveel mogelijk gehoor zullen geven aan deze
meening en aan deze wijze raadgevingen. Ik
ben vast ervan overtuigd, dat de zangers zelveu
hierdoor nog meer genoegen zullen vinden in
het instudeeren. Ik geloof dat daar, waar de
partijen zoo moeielijk zijn, een werkelijk
pbysieke inspanning vereischt wordt, om datgene
te bereiken, wat gij "hebt bereikt; vooral van
de zijde der leden, die in fabrieken werkzaam
zijn. Ik heb de lijsten doorgezien, en mij erover
verheugd, hoe vele leden van hamer en aan
beeld, uit smederijen en fabrieken zijn gekomen
om hier te zingen, maar bet moet slapelooze
nachten bebben gekost! Wanneer gij terugkeert
tot een eenvoudigen koorzang zult gij nog veel
beter in staat zijn, te concurreeren met andere
vereenigingen, wier leden over dag in een zuiver
der, stofvrijer atmosfeer leven, wat natuurlijk
niet zonder invloed kan blijven op het
sternorgaan.
Het valt niet f e betwijfelen, dat er een groote
mate van muzikale begaafdheid in de bevolking
schuilt, die echter in de gelegenheid moet worden
gesteld, zich te toonen in eenvoudige klank
volle harmonieën. Wanneer gij de mooie, een
voudige koren zingt die het volkslied en de
door mij genoemde componisten in overvloed
voor u beschikbaar hebben gesteld, dan zult gij
zelven meer genoegen en minder moeilijkheden
ondervinden, en tegelijkertijd zult gij het publ ek,
dat ten deele uit vreemdelingen bestaat, beter
met ODS echt Duitsch volkslied bekend maken.
Door het volkslied zult gij de vaderlandsliefde
versterken en daardoor dea band die ons allen
moet omsluiten l
«miniiiiiuiuiiiiiiiiuim*uiinimiumumtmimmtiHmMimiiiiiilii
Dnitsclie gewoonten bij net zaaien,
Het was bij de oude Germanen een algemeen
verspreide gewoonte om by het aanbreken van
het voorjaar, ter eere an hun lentegod Donar,
bizondere leesten te vieren en de groote vuren
die met het Paaschfeest in Noord-Duitschland
op de bergtoppen worden ontstoken, herinneren
nog tegenwoordig aan de vroegere offeranden
voor de heidensche godheden.
Ook ten opzichte van het zaaien van
veldgewas treft men nu nog vele
Isndmansgebruiken aan, die van bvjgeloovigen aard zyn en
waarschijnlijk van oud-4ermaanschen oorsprong
afstammen.
In verschillende streken van Saksen plegen
oude landlui by het uitstrooien van het eerste
handvol zaad, met vooruitgestrekten rechtervoet,
een korte zegenspreuk te prevelen, als: In
God's naam!" of: Met God'a hulp en zegen!"
In Zuid-Duitschland werden vroeger eigen
aardige gebruiken by' het in 't veld brengen
van den ploeg waargenomen. Men spande
's nachts een paar jonge meisjes voor den ploeg
en liet die eenige voren door het te bebouwen
land (rekken; dit gebruik is stellij; een over
blijfsel van vroegere, heidensche, aan de
oogstgodin gewijde offerhandelingen.
In Oberpfalz, Egerland en Frankenland zette
men een schotel met brood en eieren tusschen
de twee wielen op den gror,d en reed daarover
heen, naar het heette, opdat de akker recht
vruchtbaar zou zyn. Het ploegbrood" en de
eieren werden daarna aan de armen uitgedeeld.
In Westfalen sny'dt de huismoeder op het
midden van den ploeg een brood in tweeën en
geeft de eene helft er van aan den knecht, de
andere aan de trekbeesten. In Thiiringen pleegt
men de zakken van den landman, by' zy'n eer
sten gang over den omploegden akker, met
krakelingen vol te stoppen.
Daar dergelyke gebruiken reeds omtrent het
jaar 1000 bij de Anglo-Saksen vermeld worden,
kan men aannemen, dat zulke brood en
koekofferanden van dien tijd afstammen. De Don
derdag als aan den lente- en oogstgod Donar
gewijd geldt nog tegenwoordig algemeen als
de beste ploegdag.
By'na door heel Duitschland is het gebruik in
zwang, dat de boer, wanneer hvj in het voorjaar
voor 't eerst naar het veld gaat,
schertsenderwijze met water nat gegooid wordt. Toea ik
naar de beteekenis dezer gewoonte vroeg, wer
den roy verschillende, vreemde uitleggingen
daarvoor gegeven. De een verzekerde me dat
zoo'n besproeide boer, gedurende den oogst, ge
heel gevrijwaard was van rauggensteken; een
ander meende dat het water de macht had, de
veldarbeiders krachtiger en vlijtiger te maken,
(dus een overblvfsel van het geloof aan de
bizondere uitwerking van heilig- of gewijd
water.) Ongetwijfeld is bier het algetneene
volksgeloof, dat iedere boom die geplant wordt,
om goed te gedijen, met water begoten moet
worden, op het welslagen van den veldarbeid
overgedragen.
Veel bijgeloof heerscht ook nog omtrent het
zaaien zelf. Zoo werd voeger door deskundigen
steeds den raad gegeven in den tyd van nieuwe
maan te zaaien, opdat het graan met .wassende
maan welig heette te zullen groeien.
Het zaad moest dan niet overdag, maar
's nachts uitgestrooid worden, want dan zou
het koorn van veldmuizen verschoond blijven.
Wil men er zeker van zy'n, dat de vogels het
zaaise! niet achter den landman oppikken, dan
moet deze drie zaadkorrels onder de tong
nemen; de vogels zouden dan om hem heen
vliegen, zonder het zaad aan te raken.
In Ahrweüer gaat de zaaier ten slotte midden
in het bezaaide veld titaan en werpt dan een
handvol zaadkorrels in elk der vier windstreken,
met de woorden: t,Dat is voor de vogelen des
hemels!"
Ik herinner me eens in den Harz een land
man gezien te hebben, die onder het zaaien,
groote rookwolken uit z\jn kort p\jpje blies.
Op my'n vraag, of het rooken onder 't zaaien
niet lastig was, antwoordde luj: Dat is bijons
'n oud gebruik; men doet 't, om te voorkomen
dat het koorn, by het rijpen, door honigdauw
bedorven wordt."
£nkele landbouwers spreken geen enkel woord
onder het zaaien, terwijl weer andere een stukje
hout, een steentje, wat aarde of zaadkorrels in
de mond nemen. In Zuid Hannover meent men
de tarwe voor onheil te kunnen behoeden door,
vóór het uitstrooien, eenige zaadkorrels ten
onderste boven te houden, onder het uitspreken
van volgend rijm:
Tarwe, ik plant je in het land,
God hoed' je voor onkruid en brand l"
Vele landbouwers in Oberfranken gelooven
nog aan een boozen demon Vilmetschneider"
of: Johannesschnitter" genaamd, die, de voeten
met sikkels gewapend, daarmee het graan
afmaait, omdat h\j het den menscben misgunt.
Het bijgeloof aan zulke kwelduivels stamt
van het heidens ch tijdperk af. Om den akker
goed vruchtbaar te maken, strooit de
Nedereaksische landman daarop de asch die van het
Paaschvuur over is gebleven.
\Vanneer het eerste veld bezaaid wordt, pleegt
men in Oost Friesland, Westtalen en Silezië,
eene spade in den grond te steken en in kruis
vorm daaromheen te zaaien, vermoedelijk een
vage herinnering aan den hamer van den god
Donar, die ongeveer den vorm van een kruis had.
Ik heb zelf gezien dat een Thüringer landman,
toen hij zijn akker bebouwd had, in een hoek
er van een dubbel kruis met den harksteel be
schreef; naar de beduiding hiervan gevraagd,
zeide h\j dat het kruisteeken, waarmede hjj zyn
arbeid voltooide, het bewijs was, dat de akker
gereed was.
Om het veldgewas voor hagelslag te bewaren
worden in vele streken van Noord- en
MiddenDuitschland, uilen tegen de schuurdenr
gespykerd een afschuwelijke gewoonte!
Wat de ty'd van het zaaien betreft, hiervoor
gelden in Duitschlanl vaste dagen en hier schjjnt
het, dat'niet enkel bijgeloof, maar langjarige,
door ondervinding geleide opmerkingen van het
landrolk, beslist hebben. Zoo zal de landman
als het eenigszins mogelijk is, zy'n zomenrogge
zaaien op Groenen Donderdag, zy'n gerst op
Sint-Gregorius (12 Maart) haver op
Bt-Benediktus (21 Maarr), linzen op St. Jacobus en
Philippus (l Mei), Spaansche klaver op St.
Kiliani (8 Mei) en boekweit by afnemende maan
opdat die niet te lang bloeie.
Voor het vlas zy'n de geluk-aanbrengende
zaaidagen by' de geloovige Oost-Pruisen, den
2en Juni by de Mecklenburgers den honderd
sten dag" van Maria Lichtmis of by andere
Noordduitschers den Groenen Donderdag of den
Ezechieldag (10 April).
Vlas dat in Mei geplant is, geeft slecht
linnen, gelooven de boeren in Königsberg; by
het zaaien daar, springen de landlui zoo hoog
mogelijk van den grond, opdat de vlasplanten
recht hoog opschieten!
Hetzelfde meenen de landbouwers in den
Harz te bereiken door op Groenen-Donderdag
de oudste dochter van het huis, rugwaatts van
een tafel te laten springen.
De Mecklenburgers beweren een beproefd
middel te hebben om een goed vlas-oogst te
verkrijgen; zy' steken na het zaaien een hark
midden in het veld, opdat het vlas een
voor1) De bedoeling van den Keizer is uitstekend,
inaar dergelijke verzamelingen bestaan in Duitsch
land, Oostenrijk en Zwitserland reeds sinds vele
jaren. RED.
FanoramarWbouw.
Amsterdam, Plantage
Antieke Meubelen, Porceleinen, Schil
derijen, Perzische Tapijten.
Vaste prijzen. Toegang vrij.
DE PHOENIX
234 Spuistraat, Amsterdam.
Meubileeringen.
Geïll. prijscouranten en begroetingen gratis.
Levering onder volledige garantie franco
geplaatst door geheel Nederland.
L BINNEN-!
INRICHTING TOT
MEUBELEERING
EN ? VERSIERING
SDEK-WONINGSB
I20-ROKIN-12e
12 Etsen van
WILM STEELINK.
Met Tekst van J, F. VAN SOMEREN,
Bibliothecaris te Utrecht.
Gedrukt op zeer fraai papier, de tekst
in rood kader met vele vignetten en
handteekeningen, kost dit prachtwerk
(groot folio form.) gebonden slechts
? 12.50.