De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 14 juni pagina 8

14 juni 1903 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No, 1355 satineermachinee en SEijmachines, o. a. een een groote die zich automatisch stelt, en rollen-gnijmachines voor reclame plaatjes en dergelijke, waarvan er een groot aantal op een vel staan. Verder worden op deze van ventilateurs verwarmde lucht doorheen gedreven wordt. Er staan voorts vernismachines, waarop het werk dat daarvoor in aanmerking komt, met spirituslak gever nist wordt. Achteraan zicht der fabriek. tage de afgedrukte oplagen gereed gemaakt voor verzending. De bovenste tage wordt ingenomen door droogkamers, waar de afgedrukte bladen kleurendrukwerk twee aan twee met knij pers aan een ijzeren latje te drogen worden gehangen. Voor spoedeischend werk is er een reeks droogkasten, waar door middel Hiermede is onze wandeling door het hoofdgebouw afgeloopen, waarbij wij overal getroffen werden door de netheid en orde die in alle afdeelingen heerscht. Met zoo'n kijkje, al is het maar vluchtig, zijn toch een paar uren gemoeid. (Slot volgt). F. C. J. SCHEURLEER. iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiini tn het Keizer-Wilhelm-Museum te Krefeld. In het Keizer-Wilhelm Museum te Krefeld is aan het einde der vorige maand eene ten toonstelling van Hollandsche kunst geopend. De directeur, dr. Deneken, beeft voor de tot stand - koming zich vele moeite getroost en is vele malen in Holland geweest om medewerking te verkiygen. Dezs is hem in ruime mate gew r den. Veel hulp hebben hem verleend H. W. Mesdag, Pb. Zilcken, K. Slu vierman, Junian Koch, firma Goupil & Co., Biesing, J. F. Reys, in den Haag; H. W. Jansen, H. Berlage, C. D. Reicb, dr. Cranenburg, Van Gogh, Jan Veth, dr. Vogelsang, Th. Nieuwenhuis, J. van den Bosch, in Amsterdam; Von Saher, te Haar lem, enz. Dr. Deneken heeft de tentoonstelling met de volgende woorden ingeleid: ?Met rechtmatige voorliefde wenden wy ons tot de oud-Nederlandsche kunst. Onze geleer den, alsook hunne Nederlandsche collega's verdiepen zich in het onderzoek der werken van Rerabrandt en zyne volgelingen, een Duitscher heeft zelfs beproefd den meester der ?Nachtwacht" en der «Anatomische les" tot uitgangspunt en tot centrum eener algemeene artistieke opvoeding te maken. (Rembrandt als Errieher). Rembrandt is voor ons een Heros gely'k Goethe en Bismarck. Doch wy vergeten door het verledens het tegenwoordige. De hedendaagsche Nederlacdsche kunst wordt nauwljjks door ons opgemerkt. Van de kunstuiting van den grootmeester Jozef Israëls hebben wy slechts een flauw vermoeden, terwyl wy de kunst van zyne overleden ty'dgenooten Mauve en Jacob Maris op tentoonstellingen of in ver zamelingen vluchtig hebben leeren kennen. Doch, dat naast deze voormannen der Neder landsche schilderschool eene aanzienlijke schare hoogbegaafde kunstenaren hebben gewerkt en nog werkzaam zyn, was ons tot nog toe onbe kend, daar hunne namen niet eens tot ons doorgedrongen zy'n. ?Evenwel verdienen deze kunstenaars door hunne ernstige, sympathieke uitingen eene bijzondere aandacht; z\j toch zijn er niet op gesteld, zich op den voorgrond te plaatsen, hunne kunst is ernstig en bescheiden, hunne inborst gely'k; hun denken en streven lost zich op in de gemeenschap met de natuur, in het intieme leven van hun land, in zuiver artistieke weerspiegeling van hetgeen zy waar namen. ?Doch niet alleen de schil derkur. st heeft nieuwe werken voortgebracht, ook op het gebied der teeken- en wisknnst en de iets meer op den achtergrond tredende plastiek werden in den laatsten ty'd voortreffelijke producten geleverd. De beweging op het gebied der toegepaste kunst is eveneens in Nederland zeer toege nomen. Op de Turynacbe tentoonstelling, die het vorige jaar plaats had, heeft het Neder landsche kunstambacht de proef in den wedstry d der volken schitterend doorstaan, en eindelyk heeft de Nederlandsche bouwkunst zich in meerdere mate als ten onzent los weten te maken van de aan vroegere tijdperken ont leende vormen en heeft het uit eigen kracht tot indrukwekkende zelfstandigheid gebracht. De thans gehouden tentoonstelling, die door de medewerking van talryke kunstenaren en de welwillende hulp van vele kunstvrienden tot stand kwam, zal er toe bydragen om eenen blik in de hedendaagsche artistieke uiting van Nederland te doen werpen, onze voorstelling der Nederlandsche kunst te verduidelijken en haar in het verdiende licht te stellen. Mogen zij, die aan dit gemeenschappelijk werk hebben deelgenomen, de voldoening smaken, dat deze tentoonstelling aan dan Beneden-Ryn beantwoorden zal aan de gestelde verwachtingen door de belangstelling voor de kunstuitingen van het stamverwante Nederland op te wekken en te doen toenemen. De tentoonstelling bevat de volgende inzen dingen : Schilderkunst: Nicolaas Bastert; Marius Baner, Christoffal Bisschop, Bernhard Blomtners, Theophilns de Back, Georg H. Breitner, Fredericns du Chattel, Adolf Le Comte, Charles B. Dankmeyer, W. Dysselhof, Paul J. K. Gabriel, Hendrik J. Haverman, Gerke Henkes, Sarah Heuse, Nelly Hingst da Clercq, Theodoor van Hoytema, John F. Huik, Jozef Israëls, Isaac Israëls, Hendrik W. Jansen, Sophie Jacoba Jansen, Grothe, Pieter de Josselin de Jong; Ednard Karsen, Karel Klinkenberg, Edzard Koning, Thys Maris, Willem Maris, Anton Mauve, Hendrik W. Mesdag, Sientje Mesdag?Van Houten, Albert Neuhuys, Ferd. Hart Nibbrig, Ferdinand G. Oldewelt, Louis W. van Soest, Willem Steelink, Jan Toorop, Maurits W. van der Valk, Jan Veth, Jan Voerman, Nicolaas van der Waay, Dirk Wiggers, Willem Witsen, Jan H. Wijsmuller en Willem de Zwart. Uit particuliere verzamelingen zijn nog schilderyen tentoongesteld van schilders, over leden tuschen 1890 en 1903, als van: Jan Bosboomf 1891, Vincent van Goghf 1890, Jacob Maris f 1899, Arton Mauve f 1888, George Poffgenbeekf 1902 en J. H. Weissenbrncht 1903. Eisen en gravures zouden in: Pieter Dupont, Johannes M. Graadt van Roggen, Theodoor van Hoytema, Jozef Israëls, Edzard Koning, Simon Mol(jn, Beatrice Sloyterman, Carl. Storm vau 's-Gravesande, J. G Veldheer, Nicolaas van der Waay, en Philip Zilcken. ' Beeldhouwkunst is vertegenwoordigd door werk vaa Johan Altorf, Abraham Hesselink, Charles van Wjjck. Bouwkunst door teekeningen van: Hendrik F. Berlage, dr. Petrus J. H. Cuypers, Josephus J. Cuypers, Jan Stnyt, Willem Kromhout en A. G. van der Sleur. Runstnyverheid bevat inzendingen van Amstelhoek, 't Binnenhuis (H. F. Berlage. Jacob van den Bosch, Duco Crop f, Chris Libeau, Gerard Loeber en J. R. Prent), Binnenhuis >Die Haghe," Willem C. Brouwer, Colenbran der, Jan EisserJöffal, Nelly Hingst de Clercq, F. A. Hoogendyk, Mende» da Costa, Rozenburg, Koninklijke Porcelein- en Aardewerkfabriek, Johan Taorn Prikker, E. J. van Wisseiingh & Co.: werk van G. W. Dysselhof, A. A Lion Cachet, Calvé, Delft, Th. Nieuwenhuis en Frans Zwollo. De tentoonstelling is geopend door dr llammerschmidt, opperburgemeester van Krefeld, die in zyne toespraak aan de oude betrekking tusschen Krefeld en Holland herinnerde, en den kunstenaars toeriep: »Honos alet artes omnef que ineendentur ad studia gloria." Daarna hield dr. Deneken zyne rede. Na de opening en den rondgang door de tentoonstelling reden gastheeren en gasten met een omweg naar «Gasthof Herfs". Aan den feestdisch, die een ouwerwetsche schildersmaaltyd werd, is gezongen en veel gesproken. Er voerden o.a. het woord: dr. Heerdtman, Hollandsch consul te Dusseldorf; dr. Vogelsang, privaatdocent in de kunstgeschiedenis te Amsterdam; bouwmeester Berlage; von Saher; Baron von Lynden ; Johan de Meester, kunst redacteur aan Nieuwe Eatt Courant, enz. Dr. Erbslöh, sprekende namens de Duitscha regeering, zeide o.a., dat als Krefeld voortging de kunst zoo ernstig te dienen, als deze ten toonstelling bewyst, de Staat te allen tyde bereid zou zyn het streven krachtig en metter daad te steunen. De feestliederen waren van Moritz Plaeschke en van Ernst Brüos. Het feestlied van den laatste eindigt aldus: Wil' schaucn sic und IVeiieu uns der Gabcn, Die uns der Nicdcrliindcr Fli:is/. gebracht, Wil' Wollen Herz umi Sinn darau erlabtn, L'nd wirken lassen ihres Geistes Mac.lit. titels lieb nns war der Alten Schar, jJoi-h. heut grilt unsre Gunst Dei' strebcnden, der jungen Kunst. Voor de tentoonstelling van Nederlandsche kunst te Krefeld hebben zich verder verdienstely k gemaakt - dr. Deneken, de directeur van het Museum heeft het openlijk erkend Thorn Prikker, »für sein eigenartiges Plakat", Lion Cachet voor de versiering van den catalogus, m. a. w. voor den zeer voornamen omslag, en de boek- en kur.stdrukkerij van «Roeloffzen, Hübner en van Santen" te Amsterdam, voor het drukken van den catalogus, zich onder scheidende door juiste verdeeling en een mooie lettersoort, waaraan het lynige ontbreekt. De geheele uitvoering maakt den catalogus tot een boekje om te bewaren, tot een model. Twee Duitschers, in het bezit van jongere Hollardsche kunst, hebben ook op deze ten toonstelling ingezonden. Het zijn de h eer en : Karl von der Heydt te Berlyn en M. Warburg te Hamburg. Duitsche bladen spreken met veel waardee ring over deze tentoonstelling van Hollandsche kunst te Krefeld. R. Keizer Helm OYBT ta mannenzang. Keizer Wilhelm heeft, en niet, voor de eerste maal, zijne meening uitgesproken over de taak, welke de mannen-zangvereenigingen in Duitsch land hebben te verrichter. Hij deed dit bij gelegenheid van den grooten zangerswedstrijd te Frankfurf. Er is in de uitspraken van dea monarch veel persoonlijks, veel apodictisch, maar toch ook zeer veel bebartigingswaardigs, en wij gelooven onzen lezers geen ondienst te doen door zijne rede hier in hoofdzaak weer te geven: Mijne heeren, zeide de keizer, ik heb u hier bijeengeroepen om u in de eerste plaats te zeggen, hoezeer het mij heeft verheugd, dat zoovele vereenigingen hebben gehoor gegeven aan de oproeping tot deelneming aan den zangerswed strijd. Dit is een bewijs vau den lust tot werken en den lust tot zingen onder de leden uwer vereenigingen en tegelijkertijd vau levendige belangstelling in de kunst. Ik wil echter deze gelegenheid aangrijpen om eenige opmerkingen te maken, die niet alleen het uitvloeisel zijn van mijn persoonlijke opinie, maar ook de meening van bijna alle toehoorders weer geven. Ik heb hierbij in de eerste plaats het oog op de keuze uwer stukken. De bedoeling van dezen zangerswedstrijd is geweest verheffing van den volkszang, versterking en uitbreiding van de beoefening van het volkslied. Nu hebben de heeren echter composities gekozen, die weinig gelijkenis vertoonen met ons voortreffelijk oudDuitsch volkslied en hoegenaamd niet in den volkstool! zijn gehouden. Gij hebt zeer hooge eischen gesteld aan uw koren, eiachen, waaraan ten deele op bewonderenswaardige wijze is vol daan, en ik kan niet ontkennen, dat wij allen onder den indruk zijn gekomen vau het feit, dat hier honderden mannen, die dagelijks in een ongunstige temperatuur, omgeven door stof en rook, 8 a 12 uur zwaar hebben gewerkt, in staat zijn geweest door ijverige studie en groote toe wijding een zoo moeilijke taak op zoo voortreffe lijke wijze te volbrengen. Ik beu echter van meeuing dat de dirigenten zelf misschien wel hebben gevoeld, dat bij de keuze der stukken het alleruiterste is bereikt wat van een mannenzangvereeniging te eischen is. En ik zou hen dringend willen waarschuwen, niet te trachten zich op gelijken voet te stellen met philharmonische koren. Volgens mijn opinie is dat niet het doel eener mannenzangvereeniging; een mannenkoor moet zich wijden aan het volkslied. Van de componisten die ons na aan het hart liggen is weinig of niets gezongen; daarentegen hebben wij zes of zeven maal Hegar en acht maal Brambach ten hooren gekregen. Ik moet u eerlijk bekennen, dat, wanneer men deze meesters eenige malen achtereen hoort, men elke liedertafel die slechts nmaal Wer hat dich, du schoner Wald of Ich half einen Kameraden of JE» zogen drei Bursche ten gehoore zou brengen, met dankbetuigingen en gejubel zou begroeten. De gekozen composities zijn van groote waarde voor de beoefen ng der techniek, maar bet ont breekt haar te eenenmale aan melodiek. Boven dien componeerden die betren veel te lange teksten, en trachten zij te veel met klanken te schilderen, en een orkestrale instrumentatie na te bootsen. Het schilderen met klanken is bij een orkest dikwijls al niet aangenaam om te hoorer, bij een manuenkoor wordt het echter nog bedenkelijker. Te groote lengte is verkeerd, omdat de stern-omvang van een mannenkoor natuurlijk begrensd is, en de klank daardoor op den duur eentonig wordt. Ook moet ik de heeren waarschuwen, niet te lyrisch te worden. Gij hebt waarschijnlijk opgemerkt, dat de nummers die energiek en mannelijk waren, bij btt publiek ook ,meer bijval hebben gevonden, dan bijvoor beeld het pnjskoor. waarin de lyriek te zeer op den voorgrond treedt Ik zal trachten op de keuze der koornuramers in het vervolg eenigen invloed uit te oefenen, door een verzameling te laten bijeenbrengen van alle volksliederen die in Duitschland, Oosten rijk en Zwitserland gezongen worden of bekend zijn, onverre illig of de componist bekend is of niet. Ik zal zorgen, dat die verzameling voor alle zangvereeïigingen gemakkelijk en goedkoop te verkrijgen zal zijn, zoodat zij hieruit de liederen kunrien kiezen, die wij noodig hebben 1). Wij zijn hier aan dea Rijn. en geen enkele vereniging beeft de Drei Burscheu gezongen of Joachim Hans von Zielen of Fridericus Rex. Wij zijn hier m Frankfort, en liemand heeft Kaliiwoda gekozen. Wij hebben Mendeltsohn, Beet hoven, Abt, vau hen hebben wij geen noot te hooren gekregen Over een en ander heb ik ook gesproken, met de prijsrechters; deze heeren bebben het resultaat van hun besprekingen neergelegd in een pro memoria, dat voor alle vereen'giugi'n ter inzage zal worden gesteld. De heer von Lukanus zal het u voorlezen. Het pro memoria der prijsrechtets had in hoofdzaak den volgenden inhoud: De indruk dien het zmgen der verschillende vereenigingen den eersten dag op de leden der jury heeft gemaakt, was van d.eu aard, dat men bet noodig oordetlde, een beslist standpunt in te nemen tegenover de soort vaa compositie die tegenwoordig op het genied van den mannenkoorzang de meest gebruikelijke scbijiit te zijn. Bijna al de door de vereenigugen voorgedragen koren naar vrije keuze waren gecomponeerd op een wijze die den a Cappella-stijl van het mannenkoor te eenenmale miskent door aan de stemmen intervallen, liggingen en harmo nische combinaties te geven van zuiver insfrumentalen aard. Nog erger is de wanverhouding tusscben Let onderwerp van den tekst en de gebezigde middelen. De enge greuzen der stem men, welke niet ongestraft kunnen worden over schreden, de beperkte kleurscbakeeriugeu, maken het mannenkoor van zelf tot den vertolker van eenvoudige, edele stemmingen. Het gezochte en gekunstelde in verscheidene der uitgevoerde composities, de manie, om elke onbetet kenende gelegenheid tot «Tonmalerei" te gebruiken, het zoeken naar buitengewone harmonieën, maken op ons den indruk van een ziekelijk jachtmaken op effect, waardoor de meeste composities, in plaats van een groot geheel, een mozaïek van dikwij's interessante, doch zelden scbooue details vormen. Hierin ligt o. i. een ernstig gevaar voor de toekomst van deze kunst, een gevaar dat slechts te voorkomen is door een terugkeer naar na tuurlijken eenvoud en gezond gevoel, en door alle onnatuur en gekunsteidheid te vermijden. Wij willen hiermede volstrekt niet beweren, dat slechts het volkslied voor mannenkoor gescbikt is. Wij erkennen naast het volkslied ook voor mannenkoor het zoogenaamde kunstlied, slechts dan echter, wanneer het voldoet aan de genoemde eischen. Het schijnt ons noodzakelijk, dat voortaan in de eerste plaats ook als prijskoor een compositie worde gekozen, die door inacutnemuig van deze eenvoudige aesthetisebe grondregelen ais kunst werk kan worden beschouwd, Wij houden het voor onze pliclit Z. M. deu keizer te veïzoeken ons in dit streven te willen ondersteunen en de dirigenten en voorzitters der vereenigingen aan te manen, door het trach ten naar waarheid en eenvoud onze kunst op de beste wijze te dienen. Wij doen dit met vertrouwen, daar wij weten dat onze meening in dit opzicht in volkomen overeenstemming is met de opinie van Z. M. Na de voorlezing van dit stuk sprak de keizer nog de volgende woorden: Mijne heeren! Ik verwacht van u, dat gij zooveel mogelijk gehoor zullen geven aan deze meening en aan deze wijze raadgevingen. Ik ben vast ervan overtuigd, dat de zangers zelveu hierdoor nog meer genoegen zullen vinden in het instudeeren. Ik geloof dat daar, waar de partijen zoo moeielijk zijn, een werkelijk pbysieke inspanning vereischt wordt, om datgene te bereiken, wat gij "hebt bereikt; vooral van de zijde der leden, die in fabrieken werkzaam zijn. Ik heb de lijsten doorgezien, en mij erover verheugd, hoe vele leden van hamer en aan beeld, uit smederijen en fabrieken zijn gekomen om hier te zingen, maar bet moet slapelooze nachten bebben gekost! Wanneer gij terugkeert tot een eenvoudigen koorzang zult gij nog veel beter in staat zijn, te concurreeren met andere vereenigingen, wier leden over dag in een zuiver der, stofvrijer atmosfeer leven, wat natuurlijk niet zonder invloed kan blijven op het sternorgaan. Het valt niet f e betwijfelen, dat er een groote mate van muzikale begaafdheid in de bevolking schuilt, die echter in de gelegenheid moet worden gesteld, zich te toonen in eenvoudige klank volle harmonieën. Wanneer gij de mooie, een voudige koren zingt die het volkslied en de door mij genoemde componisten in overvloed voor u beschikbaar hebben gesteld, dan zult gij zelven meer genoegen en minder moeilijkheden ondervinden, en tegelijkertijd zult gij het publ ek, dat ten deele uit vreemdelingen bestaat, beter met ODS echt Duitsch volkslied bekend maken. Door het volkslied zult gij de vaderlandsliefde versterken en daardoor dea band die ons allen moet omsluiten l «miniiiiiuiuiiiiiiiiuim*uiinimiumumtmimmtiHmMimiiiiiilii Dnitsclie gewoonten bij net zaaien, Het was bij de oude Germanen een algemeen verspreide gewoonte om by het aanbreken van het voorjaar, ter eere an hun lentegod Donar, bizondere leesten te vieren en de groote vuren die met het Paaschfeest in Noord-Duitschland op de bergtoppen worden ontstoken, herinneren nog tegenwoordig aan de vroegere offeranden voor de heidensche godheden. Ook ten opzichte van het zaaien van veldgewas treft men nu nog vele Isndmansgebruiken aan, die van bvjgeloovigen aard zyn en waarschijnlijk van oud-4ermaanschen oorsprong afstammen. In verschillende streken van Saksen plegen oude landlui by het uitstrooien van het eerste handvol zaad, met vooruitgestrekten rechtervoet, een korte zegenspreuk te prevelen, als: In God's naam!" of: Met God'a hulp en zegen!" In Zuid-Duitschland werden vroeger eigen aardige gebruiken by' het in 't veld brengen van den ploeg waargenomen. Men spande 's nachts een paar jonge meisjes voor den ploeg en liet die eenige voren door het te bebouwen land (rekken; dit gebruik is stellij; een over blijfsel van vroegere, heidensche, aan de oogstgodin gewijde offerhandelingen. In Oberpfalz, Egerland en Frankenland zette men een schotel met brood en eieren tusschen de twee wielen op den gror,d en reed daarover heen, naar het heette, opdat de akker recht vruchtbaar zou zyn. Het ploegbrood" en de eieren werden daarna aan de armen uitgedeeld. In Westfalen sny'dt de huismoeder op het midden van den ploeg een brood in tweeën en geeft de eene helft er van aan den knecht, de andere aan de trekbeesten. In Thiiringen pleegt men de zakken van den landman, by' zy'n eer sten gang over den omploegden akker, met krakelingen vol te stoppen. Daar dergelyke gebruiken reeds omtrent het jaar 1000 bij de Anglo-Saksen vermeld worden, kan men aannemen, dat zulke brood en koekofferanden van dien tijd afstammen. De Don derdag als aan den lente- en oogstgod Donar gewijd geldt nog tegenwoordig algemeen als de beste ploegdag. By'na door heel Duitschland is het gebruik in zwang, dat de boer, wanneer hvj in het voorjaar voor 't eerst naar het veld gaat, schertsenderwijze met water nat gegooid wordt. Toea ik naar de beteekenis dezer gewoonte vroeg, wer den roy verschillende, vreemde uitleggingen daarvoor gegeven. De een verzekerde me dat zoo'n besproeide boer, gedurende den oogst, ge heel gevrijwaard was van rauggensteken; een ander meende dat het water de macht had, de veldarbeiders krachtiger en vlijtiger te maken, (dus een overblvfsel van het geloof aan de bizondere uitwerking van heilig- of gewijd water.) Ongetwijfeld is bier het algetneene volksgeloof, dat iedere boom die geplant wordt, om goed te gedijen, met water begoten moet worden, op het welslagen van den veldarbeid overgedragen. Veel bijgeloof heerscht ook nog omtrent het zaaien zelf. Zoo werd voeger door deskundigen steeds den raad gegeven in den tyd van nieuwe maan te zaaien, opdat het graan met .wassende maan welig heette te zullen groeien. Het zaad moest dan niet overdag, maar 's nachts uitgestrooid worden, want dan zou het koorn van veldmuizen verschoond blijven. Wil men er zeker van zy'n, dat de vogels het zaaise! niet achter den landman oppikken, dan moet deze drie zaadkorrels onder de tong nemen; de vogels zouden dan om hem heen vliegen, zonder het zaad aan te raken. In Ahrweüer gaat de zaaier ten slotte midden in het bezaaide veld titaan en werpt dan een handvol zaadkorrels in elk der vier windstreken, met de woorden: t,Dat is voor de vogelen des hemels!" Ik herinner me eens in den Harz een land man gezien te hebben, die onder het zaaien, groote rookwolken uit z\jn kort p\jpje blies. Op my'n vraag, of het rooken onder 't zaaien niet lastig was, antwoordde luj: Dat is bijons 'n oud gebruik; men doet 't, om te voorkomen dat het koorn, by het rijpen, door honigdauw bedorven wordt." £nkele landbouwers spreken geen enkel woord onder het zaaien, terwijl weer andere een stukje hout, een steentje, wat aarde of zaadkorrels in de mond nemen. In Zuid Hannover meent men de tarwe voor onheil te kunnen behoeden door, vóór het uitstrooien, eenige zaadkorrels ten onderste boven te houden, onder het uitspreken van volgend rijm: Tarwe, ik plant je in het land, God hoed' je voor onkruid en brand l" Vele landbouwers in Oberfranken gelooven nog aan een boozen demon Vilmetschneider" of: Johannesschnitter" genaamd, die, de voeten met sikkels gewapend, daarmee het graan afmaait, omdat h\j het den menscben misgunt. Het bijgeloof aan zulke kwelduivels stamt van het heidens ch tijdperk af. Om den akker goed vruchtbaar te maken, strooit de Nedereaksische landman daarop de asch die van het Paaschvuur over is gebleven. \Vanneer het eerste veld bezaaid wordt, pleegt men in Oost Friesland, Westtalen en Silezië, eene spade in den grond te steken en in kruis vorm daaromheen te zaaien, vermoedelijk een vage herinnering aan den hamer van den god Donar, die ongeveer den vorm van een kruis had. Ik heb zelf gezien dat een Thüringer landman, toen hij zijn akker bebouwd had, in een hoek er van een dubbel kruis met den harksteel be schreef; naar de beduiding hiervan gevraagd, zeide h\j dat het kruisteeken, waarmede hjj zyn arbeid voltooide, het bewijs was, dat de akker gereed was. Om het veldgewas voor hagelslag te bewaren worden in vele streken van Noord- en MiddenDuitschland, uilen tegen de schuurdenr gespykerd een afschuwelijke gewoonte! Wat de ty'd van het zaaien betreft, hiervoor gelden in Duitschlanl vaste dagen en hier schjjnt het, dat'niet enkel bijgeloof, maar langjarige, door ondervinding geleide opmerkingen van het landrolk, beslist hebben. Zoo zal de landman als het eenigszins mogelijk is, zy'n zomenrogge zaaien op Groenen Donderdag, zy'n gerst op Sint-Gregorius (12 Maart) haver op Bt-Benediktus (21 Maarr), linzen op St. Jacobus en Philippus (l Mei), Spaansche klaver op St. Kiliani (8 Mei) en boekweit by afnemende maan opdat die niet te lang bloeie. Voor het vlas zy'n de geluk-aanbrengende zaaidagen by' de geloovige Oost-Pruisen, den 2en Juni by de Mecklenburgers den honderd sten dag" van Maria Lichtmis of by andere Noordduitschers den Groenen Donderdag of den Ezechieldag (10 April). Vlas dat in Mei geplant is, geeft slecht linnen, gelooven de boeren in Königsberg; by het zaaien daar, springen de landlui zoo hoog mogelijk van den grond, opdat de vlasplanten recht hoog opschieten! Hetzelfde meenen de landbouwers in den Harz te bereiken door op Groenen-Donderdag de oudste dochter van het huis, rugwaatts van een tafel te laten springen. De Mecklenburgers beweren een beproefd middel te hebben om een goed vlas-oogst te verkrijgen; zy' steken na het zaaien een hark midden in het veld, opdat het vlas een voor1) De bedoeling van den Keizer is uitstekend, inaar dergelijke verzamelingen bestaan in Duitsch land, Oostenrijk en Zwitserland reeds sinds vele jaren. RED. FanoramarWbouw. Amsterdam, Plantage Antieke Meubelen, Porceleinen, Schil derijen, Perzische Tapijten. Vaste prijzen. Toegang vrij. DE PHOENIX 234 Spuistraat, Amsterdam. Meubileeringen. Geïll. prijscouranten en begroetingen gratis. Levering onder volledige garantie franco geplaatst door geheel Nederland. L BINNEN-! INRICHTING TOT MEUBELEERING EN ? VERSIERING SDEK-WONINGSB I20-ROKIN-12e 12 Etsen van WILM STEELINK. Met Tekst van J, F. VAN SOMEREN, Bibliothecaris te Utrecht. Gedrukt op zeer fraai papier, de tekst in rood kader met vele vignetten en handteekeningen, kost dit prachtwerk (groot folio form.) gebonden slechts ? 12.50.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl