De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 21 juni pagina 2

21 juni 1903 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

f v DE AMSTEKDAMMERWEJSKBLAD VOOR N'E D E R L A N D. No.1356 * Mijnerzij ds in deze zitting aandringende, ge lijk ik 12 Oct. 1898 deed, om toch tegenover het Rijk allerminst vrijgevigheid van tijd toe te staan, vees ik er op dat thans snel afwerken te meer klemt in het belang van Amsterdam, omdat wij thans voor het ongunstige feit staan dat, waar alle andere groote havens van het Noordelijke Continent: Rotterdam, Hamburg, Bremen, Antwerpen dit jaar sterk of zelfs zeer sterk in tonnenmaat vooruitgingen, dat daar voor Amsterdam alleen teruggang te constatee ren valt. Te Rotterdam kwamen binnen l Jan.-31 Mei 5 mdn. 1903 2870 schepen met 2,755,208 reg. t. 5 mdn. 1902 2516 schepen met 2,309,441 reg. t. d. i. tegenover het vorige jaar 445,562 reg. t. meer. Te Amsterdam kwamen binnen l Jan.?31 Mei 6 mdn. 1903 723 schepen met 716,230 reg. t. 5 mdn. 1902 77.8 schepen met 733,820 reg. t. d. L tegenover het vorige jaar 17,590 reg. t. minder. Het is reeds teleurstellend genoeg, dat de eerste koopstad des lande met een tonnemaat te boek staat, dat nog geen derde deel is van .dat van Rotterdam, en nog geen vijfde deel van Hamburg (in de eerste 5 maanden van dit jaar werden te Hamburg ingeklaard 5410 schepen metende 3,681,712 reg. tons). Daar behoeft waarlijk geeu noodelooze vertraging in de wer ken van het Noordzeekanaal bij te komen om buitenaf den indruk te versterken, dat Amster dam ia het wereldverkeer wordt eene quautit négligeable. Maar het minst vergeeflijk is het talmen thans waar Amsterdam achter blijft." 1) _ In tusschen, wij kunnen moeilijk aanne men, dat er nog veel toe noodig zou zijn, om den Minister tot een klaar inzicht te brengen van het afkeurenswaardige der wijze, waarop, ook onder zijn bewind, het belang van Scheepvaart en Handel in deze werd behartigd. Een pinter man als de Marez Oyens kan onmogelijk, tijdens zijn ambtenaarsschap te 's Gravenkage, zóó zeer verbureaukraat zijn, dat hij niet zou gevoelen hoe hij, door een zeekanaal op de langzaamste manier uit te diepen, zichzelf belachelijk moet maken. 1) Natuurlijk dient men hierbij ook rekening te honden met de gevolgen der staking. Een woon Tan Protest. Uitgegeven door den Ned. Post- en Telegraaf bond. De bespreking van deze brochure is voor ondergeteekende, lid der broederschap van com miezen der Posterijen, tegen welke vereeniging dit protestwoord gericht is, noch gemakkelijk, noch aangenaam. Die taak is niet gemakkelijk, omdat ik, staande in het kamp van commiezen der Posterijen, gevaar loop bij de bespreking van een tegen ons gericht protest niet objectief te zijn. Toch hoop ik, waar in dit geschriftje als bijlage C met instemming wordt aangehaald uit mijn opstel in het Jam-nummer van Vragen de» Tijds 1902 men voldoende vertrouwen in mij zal bebben, om te weten, dat ik niet vastgeroest beu aan tradities en niet zal vervallen in een snbjectieviteit, waardoor een onpartijdige bespreking zou worden buitengesloten. Hoe vleiend ook overigens het verzoek van de redactie om dit geschriftje te bespreken was, toch is die taak mij niet aangenaam,, omdat strijd tussehen twee categorieën van eenzelfde corps mij verkeerd toeschijnt. Want een feit is het, dat de pennestrijd, waarvan deze brochure noch de eerste, noch de laatste uiting zal zijn, een strijd om de boterham is, of liever gezegd een strijd om de kaas van de boterham. Een strijd tusschen kinderen van eenzelfde gezin, waarvan de een het iets beter heeft dan de ander, om elkaar de vettere brokjes (helaas in den loop der tijden minder in aantal geworden) af handig te maken is nu juist niet een van de meest verheffende voorstellingen. Vooral voor mij, voor wien een groote federatie van post- en telegraafvereenigingen het ideaal is, is dergelijke klassestrijd, waardoor kaste geest wordt aangekweekt, een bedroevend verschijnsel. Het verwijdert per sonen van elkaar, die in de weikelijkheid slechts gescheiden zijn door eenige honderden guldens traktement. De toekomst voor geen van beiden is schitterend, zij hebbeu dus eenzelfde belang, verbetering van die toekomst, maar in plaats van gezamenlijk op te treden, gaan zij onder ling kibbelen. Alvorens uu over te gaan tot bespreking dezer brochure is het noodig om door leeken te worden begrepen, in 't kort uit een te zetten, hoe deze strijd ontstaan is.... Bij de administratie van Posterijen en Telegraphie zijn, zooals men weet commiezen en klerken. De klerken worden benoemd na afgelegd examen en genieten een traktement van ? 600.?. De schaal van opklimming is als volgt: zonder en met: met: n radicaal. bij benoeming na l maand 3 jaar 6 15 18 21 25 ? 400 600 650 700 800 900 1000 1100 1150 12 O twee radicalen. ? 400 700 800 900 1000 1100 1200 1300 1400 1500 Degenen, die voldaan hebben aan het examen in de postdienst,'t z.g.n. vroegere klein-Directenrsradicaal, zijn benoembaar tot directeur van een postkantoor van de 8ste klasse: hebben zij ook voldaan aan het examen in den telegraafdienst dan kunnen zij aan 't hoofd komen te staan van een post- en telegraaf kantoor van de 8ste klas. Daaraan is verbonden een maximum trakte ment respectievelijk van ? 1350 en ? 1600 wat bij verblijf op eenzelfde standplaats door drie vijf jaarlijksche verhoogingen van ? 100 kan klimmen tot een maximum van ? 1800. Die laatste verhooging is een gevolg van de aan neming der conclusie van de commissie uit de Tweede Kamer op het adres der heeren Mirandole en Stolk, ten einde degenen, die v dor 21 Maart 1894 in het bezit waren van het z.g.n. klein-directeurs radicaal, in staat te stellen mede te mogen dingen naar kantoren in eeu hoogere dan de 8ste klasse gerangschikt of wel op eenige andere wijze in hun positie verbetering te brengen. Genoemde conclusie werd den 15 den Juni 1900 in de Tweede Kamer aangenomen met 33 tegen 32 stemmen (alzoo 35 thuisblijvers bij een voor ons ook zoo belangrijke stemming). Daar de minister van oordeel was, dat de uitvoering van het eerste deel der conclusie, mededinging naar kantoren hooger dan de 8ste klasse, den commiezen zou benadeelen, voerde hij het tweede gedeelte uit en bracht op bovengenoemde wijze verbeteriogin de positie der z.g. klein-directeuren. Tot commies worden benoemd surnumerairs der posterijen en telegraphie, die met goed ge volg examen hebben afgelegd in den post- en telegraafdienst. Zij zijn verdeeld in vier klassen, die respectievelijk genieten ? 1100, ? 1400, ? 1700 en ? 2200, terwijl het traktement der drie laagste klassen met f 100 verhoogd wordt als men ook in het zustervak examen heeft gedaan, wat voor de tegenwoordige commiezen der post en telegraaf verplichtend is gesteld. Is men na 7 jaar nog niet bevorderd in een hoogere klasse dan kan een aanvullingstrakte ment worden toegekend van ? 200 en voor de hoogste klasse van ? 300. Al die aanvullings bepalingen bewijzen, dat de promotie hoe langer hoe slechter is geworden en men tracht op een gemakkelijke wijze daaraan tegemoet te komen. Uit de commiezen worden benoemd de direc teuren, hoofdcommiezen en adjunct-directeuren en bij keuze ook de inspecteurs en adjunct inspecteurs. Daar het aantal directeursplaatsen door de vereeniging van post- en telegraaf is afge nomen en het getal commiezen en klerken (klein-directeur-radicaal bezitters) is toegenomen, spreekt het vanzelf, dat de toestand verre van rooskleurig is. Als men de 40 gepasseerd is, komt een commies in aanmerking voor een positie, waaraan een traktement is verbonden van ongeveer ? 2000 en een-directie van eenige beteekenis is pas bereikbaar ah men de vijf kruisjes achter den rug heeft. Om tot surnumerair benoemd te worden, moet men een vergelijkend exaoien met succes hebben doorstaan. Daarna wordt men gedurende ± 3 jaren werkzaam gesteld op verschillende kantoren ten einde zich te be kwamen en met goed gevolg de vakexamens te kunnen doen. Daar de surnumerair geeu traktement geniet, is niet iedereen in staat het te worden. Dat is ingezien door minister Lely en deze heeft bij Kon. Besluit bepaald, dat in dienst zijnde ambtenaren, die met goed gevolg het examen voor surnumerair afleggen, gedurende hun surnumerairschap hun traktement behouden tot een maximum van ? 800. Slechts een klein aantal klerken heeft van deze gunstige bepaling kunnen profiteeren (8 klerken in 3 jaren). Een geheel doorgevoerde rijksopleiding zooals in 't kort in het n°. van 25 Januari door mij is uit eengezet, zou m. i. alleen oplossing kunnen brengen. In ieder geval behoort het surnumerairschap in z'n tegenwoordigen vorm te verdwijnen, daar het een voorsprong geeft aan de gefortuneerden, die zich op een drilschool kunnen laten africhten voor het examen. Daartegen heeft de klerkenbond z'n wapens gericht. Maar dat is niet z'n eenige wensch. Het aantal kantoren der 8ste klasse is niet grooter dan 44, terwijl het getal gegadigden jaarlijks bij tientallen toeneemt. Langs dien weg is dus weinig verbetering in positie voor de klerken mooplijk, vandaar dat zij trachten ook de kantoren 7de klas voor de radicaalbezitters te verkrijgen. Vroeger konden zij het groot directeurs-radicaal halen, een examen gelijkstaande met dat van commies, en dan eveneens solliciteeren naar kantoren van hoogere klassen. Sedert 1894 is dat examen volgens den vorigen directeur-generaal onwettig afgeschaft. Zoo stonden de zaken toen in December 1901 de postbegrooting voor 1902 in de 'Kamer ter sprake kwam en de minister de Marez Oyens coustateerende, dat er ontevredenheid onder de post. en telegraafambtenaren heerschte, z'n onder zoek toezei. Van de resultaten van dat onder zoek is tot op heden weinig gebleken. Bij de begrooting voor 1908 deelde de minister mede, dat hij met den nieuwen Directeur-Generaal, de heer Pop, het onderzoek wilde voortzetten. Er is toen weinig over post en telegraaf gezegd, daar de afgevaardigde Ketelaar verzocht den minister op een nader te bepalen dag te mogen interpelleeren over de salarissen bij post en telegraaf. Hij sprak van twee standen van een meer democratischen en een meer aristocratischen stand, en constateerde, dat het moeilijk was, om van den een in den anderen over te gaan. Deze uitdrukking is helaas niet in alle deelen juist, hooger en lagere rang en ware beter geweest, want een feit is het, dat onder de commiezen en klerken zoowel de hoogere als lagere standen vertegenwoordigd zijn, maar wat doet dit tot de zaak af? Door al het geschrijf en gewrijf der laatste jaren zagen sommige commiezen der posterijen daarin een aanval op hun toekomst, zoodat men het noodig vond een brochure uit te geven, getiteld De Klerkenkwestie, door W. Huisman Jr. Daardoor werd natuurlijk tegenspraak uitgelokt van de zijde der klerken, die op hun beurt weer heb ben uitgegeven de hierboven genoemde brochure. Schiedam, l Juni 1903. T. H. J. BELONJE. (Slot volgt.) Gemeenteterreinen aan den overkant van het IJ. II (slot). Bij allen lof voor de wijze van werken, den spoed waarmee gewerkt is, de samen stelling der Commissie (in het algemeen), de interessante geschiedenis van de terrei nen en van de uitbreiding der stad, waarvoor den secretaris zeker een afzon derlijk woord van hulde toekomt, mag men der Commissie er wel een verwijt van maken, dat zij de meening van den heer Van Niftrik niet wereldkundig gemaakt heeft. Waar het hier allen tegen n stond, behoefde zij toch voor dezen «einsamen Mensch" niet bevreesd te zijn. Te meer daar de heer Van Niftrik, die als ik mij niet bedrieg, der gemeente 30 jaar als ingenieur adviseerde, ook over dese ter reinen, een man is met wiens oordeel men, al deelt men het niet, rekening houdt. Door deze achterbakschheid loopt de Commissie gevaar voor verkeerde gevolg trekkingen. Wat de samenstelling der Commissie betreft, nog een enkele opmerking. Het moet betreurd worden, dat in de Commissie niet een man van artistiek gezag, een architect, desnoods een onzer schilders, zitting heeft gehad om, waar het geldt onze stad-uitbreiding, waaromtrent Amsterdam ten opzichte van »de pijp:' zoo veel op haar kerfstok heeft, te adviseeren. De Commissie had.zich wel tweemaal moe ten bedenken, alvorens zonder het advies van menschen van erkenden smaak, te pogen een nieuwe stad bij de oude te voegen. De hand van het verleden moest ten opzichte van de toekomst hier wel dreigend haar vinger verheffen. Waar de Commissie, zonder de kunst, zich tot oordeelen bevoegd heeft verklaard en meent, met de opmerking, dat de huizen niet zoo hoog mochten worden opgetrokken, haar plicht gedaan te hebben, daar zullen, hopen wij, de bevoegden deze plannen toet sen aau de eisenen, die het Venetiëvan het Noorden aan stedenbouw heeft te stellen, en hun stem laten hooren. Want'met alle respect voor haar geschiedenis der uit breiding der stad, in het rapport opge nomen, heeft de Commissie blijkbaar niet gevoeld, dat wij aan onze voorouders, die den uitbouw onzer stad met de drie grachten en Singel verrijkten, oud-Amster dam danken als een der schoonst gebouwde steden. De verplichtingen, die door den bouw in Amsterdam met de uitbreiding van »de pijp" zoo schandelijk vandalistisch met voeten getreden haar in dit opzicht bij de uitbreiding waren opgelegd, zij hebben haar koude kleéren niet geraakt. Helaas, alsof de nijverheid zich reeds aan de Tolhuisboot stond te verdringen, decreteert zij, dat deze uitbreiding voor de industrie, voor den kleinen burger en voor den arbeider bestemd is. Tegen den Buiksloterdijk wordt evenwel, opdat de fabriekseigenaren en andere industriëelen de eentonigheid van de arbeiders kolonies niet zullen komen verbreken, een villapark aangelegd. Als daar ooit een villa zal verrijzen, sta dan vast in Buiksloot! Op nog een leemte in de Commissie wil ik wijzen. Het schijnt dat er onder hare leden lieden zijn geweest, die niet geweten of begrepen hebben, dat deze quaestie wel eenig belang voor de scheepvaart van Amsterdam heeft. Althans dit mag men afleiden uit een opmerking op pag. 28. Daar wordt, in verband met de belem mering die groote schepen van de Hembrug ondervinden, opgemerkt: dat men, reke ning houdende met het belangrijk verlies aan tijd en geld, in Ymuiden reeds de gelegenheid zou kunnen bie den het gedeelte van de lading of van de passagiers voor Am sterdam, of voor vervoer via Amsterdam bestemd, teladen en te lossen. Wat moet de heer Hubrecht geschrokken zijn, toen hij deze opmerking in het rapport gedrukt onder de oogen kreeg! Alleen een niet-Amsterdammer kan m. i. zulk een opmerking maken. Doch keeren we tot de voorstellen der Commissie terug. Zooals uit het bij het rapport gevoegde kaartje blijkt, wordt het grootste gedeelte van het terrein voor de industrie bestemd en moeten kanalen gegraven voor een ge makkelijk vervoer. Tusschen die terreinen in en in het Noor den bij Nieuwendam zijn bouwterreinen ontworpen, waarin men ongeveer het »Pijp"systeem gevolgd heeft en geen grachtje de eentonigheid komt verbreken. Alleen is gezorgd voor kleine parkjes. Het Tolhuis, de eenige ontspanningsplaats voor de be volking, die een vrij groote provinciestad kan vormen, wordt ten deele behouden, in plaats van uitgebreid, waaraan bij een vrij verkeer over het Y groote behoefte zal ontstaan, ook voor de nu reeds zoo talrijke bezoekers van deze zijde van het Y. H et spoorwegverkeer wordt onderhouden met pontons. Het vrije voetgangersverkeer met een viertal ponten. Dat dit verkeer zoowel voor de industrie als voor de voetgangers een gebrekkig ver keer zal blijven, mag men afleiden uit het feit, dat overal waar dergelijke toestanden voorkomen, men als hier begonnen is met een pontverkeer, om te eindigen met een vaste brug. Dubbel jammer is het daarom, dat de denkbeelden van den heer Van Niftrik ons hier niet ter vergelijking gegeven zijn, opdat men kon weten, op welke wijze hij het vraagstuk van het verkeer tusschen de beide stadsdeelen wenscht op te lossen en met welk financieel resultaat. De Com missie meent, zooals reeds met een enkel woord werd opgemerkt, de nijverheid en de bouwlustigen naar de terreinen te lok ken, door den grond tegen een zeer lage som in erfpacht te geven. Volgens haar berekening tegen een canon van f 5 per M2, voor het fabrieksterrein en ?15 per M2. voor het bouwterrein. Zij becijfert dat het in exploitatie brengen van de oostelijke helft, die door baggeropbreng minder noodig heeft voor ophooging dan de westelijke helft, een millioen zal opbrengen, terwijl die westelijke helft een nadeelig saldo van zes millioen zal geven. Dat de gemeente bij den staat van haar financiën zich een dergelijke weelde-spe culatie niet kan of mag getroosten, bshoeft nauwelijks eenig betoog. Zoo zij na vele jaren al mocht gelukken zou het nageslacht er misschien eenig pro fijt van genieten. De berekeningen van de Commissie zal ik niet in details nagaan, omdat dit niet wel mogelijk is. Slechts zij opgemerkt, dat alleen de kosten van ophooging van het terrein een som van ruim elf miljoen bedragen, een som, waarvoor men een brug kan bouwen. Eén cijfer moet echter aan kritiek onder worpen. De Commissie berekent voor verbete ring van de veerverbinding ? 350,000. Zooals men weet, wil zij dat met 4 ponten doen. Nu zijn de kosten zooals in een staatje omtrent het pontverkeer op pag. 91 ver meld staat, voor n pont en n boot, waarmee het veer thans bediend wordt, ruim f 34,000. Gesteld dat men niet aan stonds tot 4 maar tot slechts 2 ponten overgaat, dan kost dit de gemeente bij vrij vervoer reeds f 08,000 wat tegen 4 pCt. een kapitaal van /' 1,700,000 beteekent. Als men de bediening van de bruggen over het kanaal (3) ook niet berekend heeft, komt er nog een aardig sommetje bij de geschatte kosten van de geheele onderneming, die op f 18.500.000 geschat wordt, waarbij men de rente van het kapi taal maar pro memorie heeft uitgetrokken. Het komt mij dan ook voor, dat bij alle respect voor den arbeid der Commissie en voor het door haar ontworpen plan, gesteld al dat zij juist ziet, en er werkelijk be hoefte aan dit nijverheidsquartier zou blijken, dit plan van exploitatie op ettelijke miljoenen zou komen te staan en er dus de eerste jaren aan de uitvoering niet valt te denken. Te meer, omdat de gemeente bij zulke prijzen, als de Commissie voor stelt, dien van haar gronden langs den Amstel en elders zeer zal drukken. Ik meen dus te mogen constateeren dat dit plan financieel de eerste jaren onuit voerbaar is; dat aan de stad een zeer froote wijk zou worden toegevoegd die aar allerminst tot sieraad zou strekken; dat de middelen van verkeer, zooals de Commissie voorstelt, een gebrekkige en tijdroovende zal blijven en dus van het levend geslacht dit offer van miljoenen voor het nageslacht niet gevergd mag worden. Mij komt het voor, dat de gemeente goed zal doen met een plan vast te stellen, opdat men later niet voor moeilijkheden komt te staan, maar dat bij de vastelling van dat plan op den voorgrond moet worden gesteld de mogelijkheid om een vaste ver binding tusschen de beide Y-oevers te verkrijgen. Dat men het der nijverheid gemakkelijk wil maken, door den grond tegen een lagen canon in erfpacht te geven, uitstekend; maar er is voorloopig aan den waterkant terrein genoeg waar de nijver heid zich kan vestigen en zij zich met zolderschuiten voorloopig wel redden kan. Wanneer de toeloop werkelijk van betee kenis wordt, kan men over vaste verkeers middelen gaan denken. Wordt het tegenwoordig verkeer vrij, dan zal stellig blijken of de nijverheid op dit terrein is aangewezen, terwijl de gemeente, waarop ook de heer Van Nierop meen ik in den Raad aangedrongen heeft, een proef kon nemen met het bouwen van arbeiderswoningen. Lukt die proef, dan zullen de bouw ondernemers weldra volgen. Dan kan men tot een geleidelijke exploitatie komen en worden de gronden van zelf in prijs zooveel hooger, dat de gemeente het wagen mag het geheele terrein voor exploitatie in gereedheid te brengen; dan zullen de kosten voor een of meer bruggen, wat afhankelijk is van het omleggen van de vaart voor de groote scheepvaart en in verband daarmede het gedeeltelijk aanplempen van het Y voor de stad, waardoor de bruggen minder kostbaar worden uit de opbrengst der gronden bestreden kun nen worden. Mijns inziens hangt het welslagen van de exploitatie van de terreinen aan den overkant van het Y af en wordt die beheerscht door een goede verbindingsweg, d. i. een of meer vaste bruggen ook voor tram- en spoorwegverkeer. Die brug of bruggen kunnen nu niet ge legd zonder het groote scheepvaartverkeer te hinderen, wat tot eiken prijs voorkomen moet worden. Daarom is verlegging van het Y naar het Noorden voor de groote schepen, met behoud van een veel smaller Y dan thans voor de kleine scheepvaart, noodig. Het is volkomen waar wat de Com missie op pag. 9 van haar rapport zegt: «Boven alles heeft men echter hierop telette n, dat de beslissing, welke met betrekking tot de ter reinen aan de overzijde moet wor den genomen, van de grootste be teekenis is voor de toekomst en de geheele verdere ontwikkeling van Amsterdam. Het komterhier op aan plannen vast te stellen voor een uitbreiding als Amster dam, in den loop der eeuwen nog nimmer ondergaan heeft en die zal plaats hebben naar een zijde, waarheen tot dusver nog nimmer uitbreiding heeft plaats ge vonden". Ik zou er willen bijvoegen: helaas! Want ware deze uitbreiding vroeger geschied, dan zou Amsterdam bewaard gebleven zijn niet alleen voor de treurige stadsuitbreiding die men er voor in de plaats heeft gekregen, maar ook voor menige belemmering die nu haar haven-ontwikkeling in den weg staat. N. v. H. De verkiezingen voor den Duitschen Rijksdag. Nog slechts zeer onvolledig zijn de resultaten van de verkiezingen voor den Duitschen Rijksdag bekend. Die onzeker heid is in de eerste plaats toe te schrijven aan het buitengewoon groote aantal her stemmingen, welke door de verdeeldheid der partijen noodzakelijk zijn geworden. De 25ste Juni zal dus de beslissende dag zijn; in meer dan 150 kiesdistricten zal dan opnieuw worden gestemd. Toch zijn de nu reeds vastgestelde cijfers in hooge mate welsprekend. Het Berliner Tageblatt, dat zeker niet van overgroote sympathie voor de sociaal democraten verdacht kan worden, erkent bet ontzaglijke toenemen van het aantal sociaal-democratische stemmen. Niet slechts n de groote steden, niet slechts in de ndustrieele centra, neen, ook in de platteandsdistricten moet men een aanwas van de sociaal-democratie constateeren. Het is niet onmogelijk, dat dit feit voor een goed deel is toe te schrijven aan de nieuwe wet lot verzekering van het geheime der ver siezing. Deze wet heeft wellicht voor de tweede maal aan de kleine luiden een volkomen gevoel van veiligheid gegeven en hen ontheven van de zorg voor de gevolgen, die het uitbrengen van hunne stem voor hen persoonlijk zou kunnen hebben. Zooals men weet, moeten de kie zers in eene afgesloten, althans voor onbe scheiden blikken ontoegankelijke ruimte, hun stembiljet steken in een ondoorzichtige enveloppe, welke zij dan gesloten overhan digen aan den voorzitter van het stem bureau, die, nadat de kiezer zich wat zijn persoon en zijne bevoegdheid betreft, heeft gelegitimeerd, de enveloppe in de bus steekt. Reeds bij deze eerste stemming hebben de sociaal-democraten 54 mandaten ver overd (in 1898 bij de eerste stemming 32), terwijl zij in 122 districten in herstemming komen, (in 1898 in 56). Ziedaar een rechtstreeksch, aan duidelijkheid niets te wenschen overlatend antwoord op het «vernietigend" vonnis, te Essen, bij de begrafenis van den groot-industrieel Krupp, door den Duitschen Keizer over deze partij uitge sproken. Te Essen zelf, dat tot nu toe steeds door een. afgevaardigde van het Centrum was vertegenwoordigd, komt de candidaat van de clericalen in herstemming met een sociaal-democraat, die ruim 22.000 stemmen verwierf. En hoe staat het in het «trouwe Bran denburg" ? Vijf van de zes kiesdistricten zijn in handen van sociaal-democraten, en in het zesde (Berlin I) moet herstemming plaats hebben tusschen een sociaal-demo craat en een lid der vrijzinnige volkspartij. Te Potadam komen in 3 districten de sociaal-democraten in herstemming, terwijl zij in 2 districten gekozen zijn. Te Frankfurt aan de Oder staat het voor de «be houdende" partijen al niet beter. De vrijzinnige volkspartij, de ZuidDuitsche Volkspartij en de Vrijzinnige Vereeniging zijn er bij de eerste verkiezing slecht afgekomen. Van hun candidaten is geen enkele gekozen. Doch 43 van hen komen in herstemming, en dit is zeker een troost. Maar het aantal harer ver tegenwoordigers zal in elk geval veel ge ringer zijn dan in den Rijksdag van,1898. Zij moeten nu, bovenal in de quaestie der handelstractaten, hun steun zoeken bij de sociaal-democraten, die alle kans hebben om de talrijkste, althans op n na de talrijkste partij in den Rijksdag te worden. Waar is de tijd gebleven, toen Bismarck, in een bui van nederbuigende goedigheid, den sociaal-democraten toewenschte, dat zij het in den Rijksdag nog eens tot een paar dozijn stemmen zouden brengen! De vierde Duitsche Rijkskanselier, die nog niet lang geleden in de quaestie der handelstractaten verklaarde, dat hij bij de verkiezingen hoopte te zien »Wie der Hase lauff', weet reeds nu, dat hij zijne inspiratiën niet meer behoeft te zoeken bij de agrariërs of bij den Bund der Landwirte. nu Minimin minimin niiimiuiiiiiin Sociala HIIIIIIIIIIIMIIIIIItlIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII Het ontferHrMilsfet, III. (Slot). Tot nu toe zijn van de beschermende wettelijke bepalingen op den arbeidsduur, de volwassen mannen uitgesloten. Het was steeds de toepassing van het oude, manchestersche beginsel, nog voor enkele jaren in puren vorm door den burgemeester van Rotterdam in onze Eerste Kamer ver dedigd, dat volwassen arbeiders zich zelf moeten helpen, het beneden hunne waar digheid moeten achten, door de wet »beschermd" te worden. Dit standpunt is in theorie reeds lang overwonnen. Ook de volwassen werkman is, onder de huidige productiewijze en bij het permanente overaanbod van arbeidskracht.een speelbal in den concurrentiestrijd, gedwongen tot onmenschelijk langen werk tijd, waartegen zij onmachtig zijn, zich te verweren. De bakkersgezellen b.v. hebben reeds twintig jaren lang strijd gevoerd tegen den nachtarbeid, maar tevergeefs. De wet moet hier, zooals op velerlei ander gebied, te hulp komen. In de practijk is met dat beginsel reeds gebroken in Duitschland, Frankrijk en Zwitserland, en thans stelt ook dr. Kuyper in zijn ontwerp voor, de volwassen mannen in die wettelijke beperking van den arbeids duur te betrekken. Dat is op zich zelf een belangrijke stap vooruit, hoewel niet verrassend ; want reeds jaren en jaren is hierom gevraagd, en ook het vorige kabinet had daarvoor reeds een ontwerp van wet ingediend, onder den titel: Arbeids- en Rusttijden." Van welke kwali teit zijn nu de bepalingen die minister Kuyper thans voorstelt? In mijne vorige artikelen heb ik reeds [iet een en ander gezegd over de paragraaf in het ontwerp betrekkelijk den arbeids duur in winkels, en critiek geoefend op het vporschrift, waarbij voor vrouwen en jeug dige personen in winkels een werktijd van 11 uur per dag, des Zaterdags van 13 uur per dag wordt toegestaan, maar de regeling voor volwassen mannen overgelaten blijft aan de gemeenteraden. Deze uitsluiting der mannen van de rijksbescherming is niet alleen volkomen ongemotiveerd, daar bet langdurig staan in winkels ook voor mannen van onbetwistbaar nadeeligen in vloed is; maar bovendien levert deze uit zondering een doorloopend gevaar op voor de naleving der overige bepalingen. Zoodra de patroon het recht heeft, de mannen 'anger te houden dan 's avonds 9 uur, is de controle eenvoudig onmogelijk geworden, en de weg tot ontduiking opengezet. Want niemand, die eenigszins den geest in de gemeenteraden onzer grootere en kleinere steden kent, zal toch wel van die zijde eenige goede regeling verwachten, al geeft iet ontwerp daartoe in art. 279 uitdrukkeijk de bevoegdheid. En men mag toch vragen: wanneer de minister zoo uitdruk kelijk die bevoegdheid stipuleert, waarom dan niet ronduit de volwassen mannen met de vrouwen en kinderen in beginsel ?elijk gesteld? Dat is, dunkt me, wel een van de meest aanvechtbare plaatsen in het ontwerp! De werktijd van mannen, die werkzaam

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl