Historisch Archief 1877-1940
v
r.
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1356
museum en 't Mauritshuia. We zien hier een
kater, die op een omgevallen stoel zich boos
maakt tegen twee kleine, witte Spaanache
hondjes, waar fan een hem aanblaft. De com
positie van dit schilderij is niet behagelyk, de
twee lichtplekken der hondjes wat apart, maar
hoe verrassend intelligent zyn die beesten
geschilderd. Men zie eens op eenigen afstand
het lenige gespierde lyf, den gezwollen
zwiependen staart van dien kater, die zoo schijnbaar
kunsteloos met korte streek j as opgazet is, wat
een leven, wat een natuurlijkheid ! En hoe
delicaat zijn die blanke aristocraat]es in gansch
anderen trant geschilderd, 't Is een schildery,
dat een geheel nieuwen ky'k op het meester
schap van dezen schilder geeft, van wien wel
eens vergeten wordt, dat bij buiten zyn
overbekenden »Stier" in zyn kort leven'nog zoo
menig stuk van ongerepte zuiverheid heeft
voortgebracht.
Gerard Don is ook bijster goed vertegen
woordigd door een klein portretje,
Rembrandtiek van verlichting, maar vry van de saaiheid,
die deze veelgeprezen meester zelden te boven
kwam. De catalogus noemt het een charmant
petit chef- d'oeuvre en werkelijk dat van licht
stralende jongenskopje met den zwierigen
baret en de lange, blonde haren is een, hoewel
niet-door en door degely'k, toch zeer aantrek
kelijk paneeltje.
Vermelden we nog een scherp portretje van
Pot, een schetsachtige Isak van Ostade, een
C. Pi. Bega een goed specimen, maar de
menschen met de gewone onnatuurlijk
geelroode gelaatskleur en een Hannemann, knap
geschilderd maar toch merglooze kunst, dan
meen ik'het voornaamste te hebben aangestipt
en wil ik eindigen met den wensen, dat die
eerste poging van den heer Menging om zóó
zyn te veilen schilderijen onder de oogen der
liefhebbers te brengen voor hem resultaten
zal hebben, die hem zullen aanmoedigen er
mee voort te gaan. Aan vele belanghebbenden
in kunst wordt toch op zeer gemakkelijke en
kostelooze wijze de gelegenheid geboden iets
moois te zien an het bestuur van Arti deed
een daad in het belang der kunst, door haar
medewerking daartoe te verleenen.
J. W. N.
Een kokje op de Tentoonstelling
>.Den Haag" in de XlXe eeuw,
in het voormalig Paleis
Buitenrust.
I.
Aan den ouden Scheveningschen weg, links
van het Tolhek, ligt een groot heerenhuis met
ruim voorplein dat met een ijzeren hek van
den weg is afgesloten.
Het is het bij alle Hagenaars welbekende
paleis Buitenrust, maar als een welbekende
dien wij dagelijks op atraat ontmoeten, zonder
dat wij zyn naam weten of iets van zyn ge
schiedenis kennen.
Het voormalig paleis, dat sinda jaren onbe
woond is, lag daar in een mysterieus waas,
dat slechts voor enkele bevoorrechten door
zichtig was.
Onder die bevoorrechten behoorden de leden
van het Oudheidkundig Genootschap Die
Haghe" welke een paar keer in de gelegenheid
waren dit gebouw, toen het nog geheel als
paleis was ingericht, te bezichtigen.
Die Haghe", welke reeds zoo menigmaal
voor haar leden een gesloten deur wist te
ontgrendelen, heeft nu beide deuren wyd kun
nen openzetten en den toegang voor een ieder
mogelijk gemaakt.
De meubels en schilderijen, welke in den
loop der jaren in dit paleis bijeen waren ge
bracht, zy'n nu evenwel naar Weimar verhuisd,
maar andere schatten hebben hunne plaats inge
nomen, die ieder rechtgeaard Hagenaar meer
belangstelling zullen inboezemen dan de preciosa
welke in de vertrekken lagen opgestapeld en
den indruk gaven of zij ter vendutie waren
ten toon gesteld.
Het paleis dat voorheen aan den hertog van
Saxen Weimar heeft toebehoord en nu met
het domein Zorgvliet aan den heer Goekoop
c.s. ia overgegaan was in Maart 1.1. ontruimd
geworden. De ledige vertrekken vertoonden zich
toen in hun armzalige naaktheid en zwegen
als het graf. Maar nu zijn zy weder gestoffeerd.
Thans getuigen z\j van het verleden en spreken,
weer van de dagen van voorheen. En het oude
huis vertelt ons niet alleen zyn eigen geschie
denis, maar ook die van de residentie in haar
geheel, waarvan het bijna twee honderd jaren
deel uitmaakte.
Ik mag van mijn lezers veronderstellen dat
het hen niet onbekend zal zyn dat de
vereeniging Die Haghe" den 16en Mei op Buiten
rust een tentoonstelling heeft geopend van
schilderijen, aquarellen, prenten enz. van kijkjes
van den Haag in de XlXe eeuw.
Het was de bedoeling van de ontwerpers
om een beeld te geven van den Haag in de
afgeloopen eeuw; het geheugen van de oude
bewoners der residentie eens op te frisschen
en hen het oude dorp der dorpen uit hun
jeugd voor den geest te tooveren. Het oud den
Haag waar het Vandalisme in de afgeloopen
eeuw hoogtij heeft gevierd en dat door de uit
breiding en verbouwing na 1850 zooveel is
veranderd, dat het voor velen onherkenbaar is
geworden.
Of zy daarin zyn geslaagd?
Het groot aantal bezoekers en de algemeene
opinie, die zich zonder voorbehoud gunstig
over deze tentoonstelling heeft uitgesproken,
geven het welsprekend antwoord.
De tentoonstelling blyft evenwel slechts
korten tijd geopend. Alles wat hier van ver
schillende zijden is bijeengebracht zal weldra
weer naar den wand of in de portefeuille
terugkeeren.
Wy' willen daarom aan de hand van den
catalogus, die reeds een tweeden druk beleett
een vluchtig kykje nemen en enkele zaken,
die in 't bijzonder de aandacht tot zich trek
ken, hier memoreeren.
De tentoonstelling omvat in het geheel 8
vertrekken, 6 aan de tuin zy de en 2 voor aan
straat.
Een van deze kamera in koepelvorm welke
van den tuin uit gezien een wrat vormt aan
dit deftig XVIIIe eeuwsch gebouw, is tot Eere
zaal ingericht. Daar is de inzending van H. M.
de koningin geplaatst. Het zaaltje een uit
bouw onder koning Willem II gemaakt dat
reeds Jeely'k aan 't verzakken is en dat er,
toen het gebouw nog ledig stond, vrij onooglijk
uitzag, ia met Haagsche chic in een paar dagen
ty'ds aangekleed en ziet er nu werkelyk deftig
uit. Naar dit zaaltje werd de commissaris der
koningin, na de plechtige opening, onder het
spelen van fanfares door een strijkje dames en
heeren het eerst heet geleid. Laten wy' daarom
onze wandeling eveneens hier beginnen.
Hecht over den ingang staat een reusachtig
groot doek, dat den geheelen wand inneemt.
Het stelt de onthulling voor van het ruiter
standbeeld van prins Willem I of zooals hier
en daar gemompeld wordt, van den Duc de
Guise dien de ontwerper, de graaf van Nieu
wer kerk, er oorspronkelijk mee bedoeld zou
hebben, maar die men nu voor den grooten
Zwijger laat doorgaan.
't Is nu een standbeeld geworden dat m den
Haag byzonder op zyn plaats is ; de incarnatie
van de menachelyke ijdelheid, die zich zoo
graag een trapje hooger geplaatst ziet dan
waarop hu van huis uit recht heeft.
De onthulling is reeds geschied op 't schildery
dat 't oogenblik voorstelt waarop de grenadiers
voor het standbeeld defileer en. Daar komen ze
aan in gesloten gelederen die mooie grenadiers
van 1830. Dat was nog eens een ander cos t u ,1 m
als tegenwoordig. Voorop de kol. Van Spengler
en achter hem de luit.-kol. Buchner en kap.
De Lange van Betuw.
Een Haagsche schutter beschermt de troepen
tegen de opdringende menigte aan de zijde van
het paleis.
Naast het standbeeld dat tegen de gothiache ga
lerij goed uitkomt, staat de koning met zyn staf.
Willem II recht als een kaars te paard, die
het met onverstoorbaar kalm gelaat aanziet, dat
dien Franschen hertog, die waarlijk geen vriend
van de Hollanders was, door zyn lijfgarde hulde
wordt bewezen.
't Ia een mooie groep officieren, allen te
paard, e a 't merkwaardige van dit schildery
is dat alle figuren portretten zyn. Vlak achter
den koning de prins van Oranje en zyn broeder
prins Alexander, beiden als luitenant generaal,
daarnaast prins Hendrik als kapitein ter zee
en prins Frederik als veldmaarschalk. En verder
duidelyk kenbaar voor allen die het weten Aa
adjudanten en hoofdofficieren waaronder de
kapitein-ter-zee Van Karnebeek^ de kapitein
Van Heemskerck, de luit.-generaal List, de
vice admiraal Rgk, de gen.-majoor Everts, de
luit-kol. De Gerard de Mielet van Cjehoorn, de
Ie luits. Van Swieten en Wildeman, de laatste
in het fraaie costuum der lansiers, de 2e lui
tenants van het regiment dragondera Scheidier
List en Van Veasem en de kol. van 't regiment
lansiers Snouckaert van Schauburg.
Met blykbare belangstelling komen de klein
zonen en naneven hier hun familieleden her
kennen.
De Fransche schilder Cottrau heeft eer van
zyn werk en 't ia te hopen dat dit inooie doek
dat werkelyk gezien mag worden ook in het
paleia waar het in een vrij donkeren hoek staat
verscholen, een beter plaatsje mag vinden.
Een ander historiestuk dat evenzeer de
merkwaardigheid heeft van een mooi doek te
zyn, hangt er vlak tegenover, 't Stelt de uit
reiking voor van de vaandels in het Malieveld
door koningin Wilhelmina op 21 Sept. 1893.
't Is van onzen verdienstelijken landgenoot
Hoycck van Papendrecht.
Wat een mooie compositie en wat zyn die
figuren knap geteekend. 't Zijn weer alle por
tretten.
Zoo'n schildery op een tentoonstelling aan
te treffen is voor den Hagenaar een buiten
gewoon genot. Vooral als hy een neef uit de
provincie overheeft, dien hy nu eens kan ver
tellen wie al die deftige meneeren zy'n. Enhy
noemt de namen op met een gemak alsof hy
dagelijks met allen op de Witte aan n
tafeltje zit.
Kyk daar vlak vóór het rytuig waarin de
beide vorstinnen staan, ziet ge de ordonnans
officier Schimmelpenninck en den adjudant van
dienst de Ranitz en achter het rijtuig, te paard,
allen ordonnansofficieren en adjudanten: Van
Spengler, die met dien vollen baard is Sirtema
van Grovestins, meer naar achteren v. d. Poll,
Van Tuyll van Serooskerken, Van Sytsema,
Van Hogendorp, Zegers Veeckena, Verspyck,
Klerck, Van Suchtelen van de Haare, en de
stalmeester Bentinck.
Een ander doek aan den zy'wand van Ten
Cate: de uitreiking der ridderkruisen en andere
eereteekens door H. M. aan de helden van
Lombok is al even loonend om met een
nietHagenaar aandachtig te bekijken, want die
heeren daar op de tribune zijn weer allen
herkenbaar, 't Zyn miniatuurtjes zoo nauw
keurig zyn ze geschilderd. Je herkent ze direct;
kijk daar in den hoek staat A. C. Snouckaert
van Schauburg, de gewezen directeur van het
Huisarchief, daarnaast Bentinck, Van de Poll
en Taets van Amerongen, daarachter Clifford
en in de loge van de koningin De R&nitz en
de bekende kranige koppen van de generaals
v. d. Heyden en Verspyck.
De verdere schilderyen aan den wand zyn
niet zoo opmerkelijk maar wat zeer curieus ia,
zijn de vier aquarellen van Ten Cate: een
herinnering aan het gemaskerd bal op het
Paleia in het Noordeinde onder Koning Willem
III op 14 Maart 1862.
De eerate plaat, die den koning en koningin
Sophie voorstelt in Gostumes uit den tijd van
Louis XIV, ontlokt aan de meeste toeschouwers
den uitroep: Wat was koningin Sophie toch een
mooie vrouw! No. 2, stelt voor het buffet in
de kleine balzaal, waar de prins van Oranje
in een sierlyk rood costuum met een glas
champagne in de band met Z. M. staat te praten.
Op no. 3, de groote balzaal, zullen verschil
lende aanzienlijke Hagenaars hun verwanten
uit een vorig geslacht terugvinden; o. a. zijn
duidelijk herkenbaar de hertog van Saksen
Weimar, een echte blonde Germanen zoon met
bril op en minister Thorbecke, met zyn
statierok aan, stijf en droog als aliy'd, die met
een verbaasd gezicht alles staat te aanschouwen.
Een serie van 9 aquarellen vindt men daar
nevens geplaatst, 't Zyn teekeningen naar de
schilderstukken op de wanden en trumaeux van
de Oranjezaal in het Huis in 't Bosch, welke
door Bruinings op last van koningin Sophie zyn
vervaardigd.
De kamer achter deze rotonde is eveneens
voor het grootste gedeelte gevuld met de
inzending van de koningin.
Een van de merkwaardigste dingen hier zyn
de teekeningen en plattegronden van een paleia
met bijbehoorende gebouwen, hetwelk Willem
II voor den prins van Oranje had willen doen
bouwen in het park achter Buitenrust.
De plannen zyn ontworpen door den
Engelschen architect Henri Ashton in den
geliefkoosden Engelschen styl.
't Is jammer dat de bouw te kostbaar zou
zijn geworden en daarom onuitgevoeid bleef
anders zou Hare Majesteit nu op een der
mooiat gelegen punten een waardig paleis
hebben gehad, terwijl de Hagenaars niet in
voortdurende vrees zouden behoeven te leven
dat de boomen in het prachtig park eenmaal
zullen worden geveld
Liefhebbers van oude soldaatjes kunnen hier
genieten van 33 teekeningen in kleuren van
uniformen uit den ty'd van Lodewyk Napoleon.
Ieder prentje is even knap geteekend. De
grenadiers, garde kurassier te paard, garde
ry'decd artillerist, infanterist van het 8e regi
ment, een jager, kurassier, huzaar en leerling
van de militaire school te Honselaarsdy'k. De
costumes zyn allen even mooi en onpractisch,
alleen de koninklijke kweekeling met zyn korte
broek doet sterk aan een s tal jongen denken.
't Is een curieuse collectie, waarvan niemand
het bestaan kende, want die heeren van het
huisarchief plus loyalist es que Ie roi
hielden alle schatten angstig voor het weetgierig
menschdom verborgen.
Laten wij hopen dat de nieuwe titularis een
ruimeren blik op de dingen zal hebben. Van
hooger hand achynt daartegen geen bezwaar
te bestaan.
In ditzelfde vertrek eertijds de toilet
kamer van de laatste bewoonster van dit huis
koningin Anna Paulowna staan op het
middenrek nog een paar opmerkelijke prenten, die
wel is waar niet tot de inzending van de
koningin behooren, maar die wy gemakshalve
hier zullen vermelden.
In de eerste plaats een steendruk in kleuren
van een gecostumeerd bal gegeven door den
prina van Oranje, de latere koning Willem III,
op 26 Februari 1845 in zy'n paleia aan het
Plein, waarin thans nog het Ryks- archief ge
huisvest is.
De deelnemers stelden by die gelegenheid
voor het Cortège de Quentin Durward" uit
den bekenden roman van Walter Scott. Het
zyn behalve de in den Haag aanwezige gezanten
alle bekende families die er aan hebben deel
genomen. De gasten waren de koning en de
koningin, prins en prinses Frederik, prins
Alexander, baron Rengers, Groeninx van Zoelen,
de Constant Rebecque, v. d. Duin, Boreel, Van
Zuilen van Nyevelt, v. Boraaelen, v. Pallandt,
Steengracht van Oosterland, v. Hardenbroek,
v. d. Bogaerde, Verschuer, Van Tnyll v.
Serooakerken, v. Pallandt, de Smeth, v. Knobelsdorff,
de Gerard de Mielet v. Coehoorn, de Vos van
Steenwijk, Van Nyvenheim, Tindal, v.
Oudfrmeulen, de Stuers, Van Zuylen v. de Schaffelaar,
Schimmelpenninck, Huyssen van Kattendy'ke,
Van By landt en anderen. De meeste heeren
met hunne dames, en verder nog mevr. Sloet
v. Toutenburg, Clifford, v. Citters, Klerck, v.
Goltstein en de dames v. d. Poll, Gevers,
Arriens, v. d. Stael, v. d. Capellen, Swellingrebel,
v. Doorn, v. Rechteren, Twent, v. d. Heim,
Verhuëll, Snouckaert v. Sehauburg, Sloet, de la
Bassecour Caan, de Mey, en anderen.
Een andere steendruk in kleuren herinnert
aan de soiree die 26 Maart 1863 in de Tee
kenacademie op de Prinsessegracht werd gege
ven. De zaal, welke met dun neteldoek en
gemaakte rozen was versierd, geraakte tijdens
de soiree in brand en terwyl de heeren der
schepping het hoofd verloren, was het voor
namelijk aan de kalme houding van koningin
Sophie te danken dat de zaal tijdig kon worden
ontruimd en er geen ongelukken voorvielen.
Wij zullen deze kamers voor gezien beschou
wen en een kykje gaan nemen in de beide ver
trekken, die als schilderyen-zalen zijn ingericht.
(Wordt vervolgd). PIET MOEEELSE.
niiiiiiiifiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiliiiliiliiiliiininn
Ein Winter-Idyll VON KABL STIELEE.
Stuttgart, Adolf Bonz & Co.
Diese weinigen Blatter enthalten das ganze
dichterische vermachtnis des ao friïh
dahingeschiedenen Freundea staat, eenvoudig,
in het voorredetje.
En als we de weinige blaadjes gelezen heb
ben; en als we, aan het slot 's dichtera op
vatting o?er zyn leven:
AVoiiii icli dabei m bin, werden sie vvohl vragen,
AVas icli erlcbte? Doch Jan si'lnveig' icli still.
Was icli orlebtc'r. . . Nichts. Nur ein Iclyll.
vernomen hebben en we lezen dan nog eena
even het begin van 't voorbericht, dan zy'n
wy leeg van leege smart.
En 't was my, alsof ik, in visioen, dat gansche,
korte dichterleven zag, zoo als hij 't zich
droomde, 'n «Nachtliche Fahrt",
Der Himmel lioeliïcwölbt mid weit;
Ki'istallnev Frost blilzt durch das "Waldsichq,',
Die srhcue Wildspur ki'euzt deu stummen \\ i-g,
Scharf streift der Nachtwind mir mus Angesicbl.
jiis wiediTum der freic l'i'ad sicli iveitet :
]loi:h ra;;t einc Linckiibaum, und leise gleitel
Dureli sein Gc/weiir dt:r stumine MonJenseliein.
Want hy heeft altyd gehad, diep in zyn
binnenst, óók als hy uitgelaten gelukkig, als
hy' zich »das Herz umklungen von- allem
Tiefsten" voelde, het besef dat zyn dichter
leven van dat »die Muse mir den eraten Kusz"
bood, totdat hy 't in zy'n U. A. w. g. geschreven
moest nazeggen:
Uud irliiubeii sic1, icli weis/, was ieh vcrliriv!
llncl' l'(!il</.? ll/cl',1 si'ili'
lag onder den weemoedglans der starre
maan. Van Eqden droomde zich 't leven »een
groot, groen bosch" Karl Stieler wist zich
leiziger over het landschap, rustig, stil, zwy'gend
onder het manewit:
Er is na het lezen een gevoel van smart
om den vroegen dood van dezen kunstenaar,
die gaf met zoo grooten eenvoud, van dezen
gezonden artiest; een gevoel van eindeloozen
weemoed, dat henendryft naar het betere in
vruchtelooa vragen: Wilt gy' u dan steeds
verbergen ? Waarom, vader, hebt gy dezen
weggenomen, uit wiena mond wy van u gehoord
hebben ?
Doch de dood kwam >und Dichtung und
Leben sollten Fragment bleiben". En »die
Spuren der mangelnden letzten Vollendung
erneuern das Schmerzliche Gefühl, dasz die
Hand, die diese Blatter beschrieb, nun für
immer erkaltet ist".
Karl Stieler zegt herhaaldelijk, dat hij 'n
dichter ia:
.... Irh bin ein Unglüekskind
Wie es mm einnial die1 Poëten snid.
Reeda vroeg gevoelde hy, dat hy 't een
maal worden zou:
Sic aber lacht : Sclianl nui1 den 1'nband an,
Der dichten \\ill nnd - - noch nicht spredien kann!
Later zegt hy:
Ieh war verliebl das war nicht inehr zu lengnen.
l n tl was Poëten, die verlicht sind, thun,
Das weis/. man.
In 't gemeen houden wy' er niet van, dat
dichters en proza-schrijvers zichzelven 'n
etiquet op 't voorhoofd leggen en by alle
mogelyke gelegenheden moeite doen, daarop
de aandacht te vestigen. En toch Karl
Stieler neemt men 't niet kwalijk. Waarom?
Omdat hijj waar is en oprecht, en, niet-gezocht,
wel telkens bekennen moét, dat-ie 'n dichter
is. En 't waarachtige van zyn dichterschap
openbaart zich vooral in z'n mooien eenvoud.
Hoor z'n roerend »An meinen Vater" een
voud-kristal, zonder veel-kleurig schitteren:
Und wenn aueb mud manchmal der Geist Dir war
Von all dem Fleisz und dem ergrauten Haar,
Fiir Deine Kinder warst du stets bereit.
Wie scherztest Du mit uns, den muntren Knapen,
Ob's nns aueh schineckt, was «ir zu lernen haben.
Und was wir denken all die lange Zeit ?
Du hallest in Dein Leben aiifgimommen
Das seliöiie Mahnwort: Laszt die kleinen kommen".
Und manchmal nar spraehst Du, halbaut, geriihrt:
Ob ich's erleb", wohin der Weg sie fiïbrt?''
O Vater. ATatcr! Warum bist Du forti
. . . .Wie biitt niein i'euri^ wort
Doch kann's nicht aein! zegt hy. En dit
heeft hy dikwijls moeten zeggen. Hij voelde,
dat hy' niet lang leven zou. En de werkelijkheid
aanvaardende met stille berusting heeft hy
zich gedrongen gevoeld allen, die hem hadden
liefgehad, een woord van dank te brengen.
Allen heeft hy ze, in zyn eenzaamheid, tot
zich geroepen en hen gedankt, gedankt en
nog ns voor het laatst, zich rekenschap
trachten te geven van de grootheid van zyn
niet-te-omvatten rykdom.
Zóó schreef hy: An meinen Vater, An
meine Mutter, Meinem Weibe, An meine
Kinder.
Hoor hem, gevoelig, in An meine Mutter:
l)u warst so /art; wir haheu's ot't gemerkt,
Wcnn Du tiet' atmetest beim Abcndkusz;
Doch hat die Seele Dir den Leib gesüirkt, '
Deun ujan kau/i lebun, \venn man leben ni/<sz\
Ihid ber alleim Schaffen, Sorgcn, Schanen
Lag leuchtend warm Dein endlos Gottvertrauen.
EU dit diep menschelyke, zingend teederen
kinderzang:
O il ut ter, bleib am Leben!
Spinn noch dies schone alte Uurenen fort.
Und teil mit mis, was Du uns ja gegeljen.
Kat ist so traut iin alten Lchnstiihl dort.
Wenn icli ilie Bande leg' in Deine lliimle,
Wenn sich Dein lier/ aui' alte Zeit bcsinnt.
En, als hy tot zy'ne vrouw spreekt:
(ieilcnlcst Du noch der hellen Maienstunden?
dan wordt hy' rog sterker, rog dichterlyker.
Hy' beschryft nuchter, hoe ze elkander vonden
op den weg en samengingen, voor het eerat,
naar het Verdere;
Sturm ist diirinuen, ob der Tag aueh blaut.
])ii:A hab' ieh licb -- o C!ott, o Ooit, mir grant,
Lieb, wie kein Jlenschenhcrz Dich licben kanu,
l n wen hast /)// HebV. . .
Da fuhr das Schill'cin auf dei, grüncn Strand,
Auf mcinein Hals lag eitic weisze Hand
Und irn-ine lippen schosz ein <el'gcT Kusz....
En dit is het krachtige:
Wie dank ich ir dies Gute, das ieli habe:
Dasz so der Uebe gauzes l'rohaefülil
Mir jedeu Tau' kliirt, war' er noch so scluvül!
Das ist der Kranen scbone (ioliesgabe,
Dasz sie dus kleinste selber uns vergolden
M\\ einem Uicbtstrald, eiucm herzenshohlcu. . .
Ik zou lust hebben nog veel af te schryven,
doch ik zou te veel plaatsruimte van de
Redactie vergen. Bovendien het voorgaande
zal voldoende zy'n, om te doen zien, dat het
kleine, bescheiden boekje van Karl Stieler,
dat reeds in 1888 onze aandacht trok, wel
niet nieuw is meer, maar steeds frisch blyft,
omdat het gezonde, zuiver menschelrjke, waar
achtige kunst is. Ik hoop dan ook, dat het
Nederlandsche publiek in het vervolg Karl
Stieler meer dan tot-nu-toe het geval was,
zal gaan lezen.
En als we 't gelezen hebben zal steeds de
herinnering ons byblyven, meen ik, aan het
ware van den eenvoud, aan het zuivere en de
fijnheid van de dichterlijke natuur van den
man, die, in den avond van zy'ne dagen o.a
nog schreef:
Wie viel, was selig schicn, war iloc/i vcrgcbens l
Nur eines «ii-bt es, oas Ideibt e«ig jung
Ui;d kelner nimmt's du bist's Krinneruiig!
Du bist die Patiua am Erz des Lebeiis.
Ik heb reden om te veronderstellen, dat de
herinnering van Karl Stieler's werk niet
vruchteloos is geweest, nooit zonder invloed
op wie hem eens las!
Laag Soeren. DUDO JAAESMA.
De volksvoediny en de accijns op suiker,
door prof. C. A. PEKELUAEING, uitgege
ven door den Anti-Suikeraccyns-Bond,
(pry's 5 cent, per 100 ex. ter versprei
ding, 4 et. per exemplaar).
De hier genoemde Bond beoogt de verlaging,
zoo mogelijk de afschaffing van den suiker
accijns, dien hy, als geheven van een kostelyk
bestanddeel der volksvoeding, eene belasting
van de slechtste soort noemt.
Dit doel tracht deze Vereeniging te bereiken
door invloed uit te oefenen op de publieke
opinie en op de wetgeving, alsmede door
propaganda in woord en schrift.
Ongetwijfeld kon zy' voor het laatste niet
beter slagen dan door gebruik te maken van
de welwillendheid van een harer bestuursleden,
prof. Pekelharing, die op zich nam in een
beknopt geschrift uiteen te zetten de beteekenis
en de waarde van suiker voor de volkavoeding.
Helder en dnidelyk, zooals wy van dezen
schryver gewoon zy'n, zet hy het tegenwoordig
standpunt onzer kennis uiteen omtrent de
voedingswaarde van suiker en de rol die haar
toekomt in de stofwisseling, waarby hy de
redenen aangeeft waarom en onder welke
omstandigheden het lichaam auiker verlangt
en noodig heeft tot instandhouding zijner
krachten om o. a. tot deze slotsom te geraken :
Daarin ligt de groote waarde van de suiker,
dat zy' een prikkel ia voor den smaak, een
middel dat het genot van het voedsel verhoogt,
en tegelijkertijd een voedingsstof, waarvan de
waarde, als de opneming uit het
spysverteringskanaal in het bloed heeft plaats gehad, in geen
opzicht onderdoet voor de voedingswaarde van
het zetmeel. Het zou daarom voor de voeding
den arbeidende klasse, voor hetgeen men
gewoonly'k de volkavoeding noemt, een groote
aanwinat zyn, zoo de auiker zoo laag in pry's
werd, dat daarvan by de toebereiding der
spijzen zonder bezwaar een ruim gebruik ge
maakt kan worden.
Zoolang de snikar zoo hoog in prys blyft
als thans heeft zy' voor de volksvoeding weinig
waarde. Wil men zoo vervolgt de schrijver,
uitsluitend letten op den zoeten smaak, dan
is zoo weinig suiker noodig om het doel te
bereiken, dat men het wei onverschillig kan
achten of daarvoor suiker gebruikt wordt, dan
wel een als voedsel geheel waard elooze stof
als saccharine en dergelijke producten van de
scheikundige fabrieken.
Voor den welgestelde, die geen moeite heeft
zich smakely't voedsel in ruime hoeveelheid
te verschaffen zou er weinig bezwaar in zyn
zoo zyn spijzen en lekkernijen zoet gemaakt
werden door zulke surrogaten. Ongelukkig is
echter juist ook in dit opzicht de minvermo
gende in de eerste plaats het slachtoffer van
de vtrvalsching Suiker verdient daarom in
hooge mate aanbeveling omdat het niet alleen
het genot van ander voedsel verhoogt, maar
ook zelve voedsel ia, daarom en vooral ook
gemengd met vruchtensappen (jams) kan zy den
arbeider voortreffelijke diensten bewy'zen.
Het is een zeer matige eisch, zoo eindigt
de hoogleeraar, dat in het gezin van den werk
man het gebruik van een half kilogram suiker
per hoofd en per week hem niet als weelde
zal worden aangerekend, maar dit is niet
mogelyk, indien de suiker niet veel goedkooper
wordt. Voor een gezin van vier personen zou
dit toch twee kilo worden of een wekelyksche
uitgaaf van ruim een gulden. Meer dan de
helft daarvan echter, namelijk 54 cents is be
lasting ; deze en niet de pry's van het artikel
op zichzelf, is oorzaak, dat de minder bedeelde
zich moet onthouden van een eenigszins ruim
gebruik van dit voor hem zoo uitnemend voe
dingsmiddel.
Het is om diereden, dat deanti-accynsbond
meent door woord en schrift propaganda te
moeten maken voor sterke vermindering, kan
het zy'n afschaffing van deze slechte belasting,
zooala ook prof. Pekelharing zegt en te ver
langen »dat naar andere middelen gezocht zal
moeten worden om de schatkist te versterken."
In het boekje, dat voor enkele centen ver
krijgbaar is by den secretaris van den Bond,
den heer F. J. Potter te Wageningen, komt
een aansporing voor tot het toetreden als lid,
teh einde het doel te helpen bevorderen. De
minimum contributie bedraagt ? 1.
G. W. B.
Vacanlie-lectnnr.
De Club op reis. Een jongensboek door
C JOH KIEVIET, met platen van JOHAS
BKAAKENSIEK. Amsterdam, Van Holkema
& Warendorf.
Een kleurig, fleurig jongensboek, dat op een
uitnemend geachikten ty'd verachynt. Nu de
vacanties in het zicht zyn, worden veel plannen
beraamd voor fietstochten, als die van de club
van zessen klaar met haar aardig clublied en
't zestal vrooly'ke jongens van Jan de Witt,
vier ervaringen .op het reisje naar Kleef boeiend
en vlug beschreven worden.
Wie in de mooie zomerweken met zyn gezin
buiten mag genieten en mogelyk een heel troepje
meevoert naar bosch of wei of duin, honde in
zijn koffer een plaatsje open voor dit jongens
boek ; 't kan op een regendag te pas komen,
als in hotel of in pension de menschen binnen
moeten blijven en men met deze lectuur den
boozen demon der verveling kan bezweren,
Biet by de jongens alleen, maar ook wel bij de
meisjes en de groote menschen.
Braakensiek teekende er eenige platen by
die natuurly'k de waarde van het mooi uitge
voerde boek verhoogen. Dat de club op haar
reis in veel gezinnen van ons land intrek moge
nemen en er een welkome gast moge zyn!
F. J. VAN UlLDBIKS.
40 cents per r»g«l.
alleen echt, indien direct van mij betrok
ken. Zwart, wit en gekleurd van 6O ct«
tot fl 11.35 per Meter. Aan ieder franco
en vrij van invoerrechten in huis.
Stalen ommegaand
G. Henneberg, Zijde-Fabr. (k. & k. Hofl.), Zürich.
Rijwielen zijn de beste voor ?100
mee 2 jaar garantie.
Vraagt gë'Mustreerden Prfyscourant aan de
Hoofdagenten
A. DRUKKER & Co, Amsterdam,
O. Z. Voorburgwal 242 en 248 b/d Damstraat.
FIJNSTE LIKEUR.
Dèpotitaire* :
B. A. RIPPIffG & Co., Amst.
BISCrTITS
de fijnste.
Piano-, Orpl- ea MuMMel
HETROOS «& KALSHOVl»
Arnhem, Koningsplein.
VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en in Hu»
Repareerra Stammen Ruilen.