De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 21 juni pagina 4

21 juni 1903 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

v r. DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1356 museum en 't Mauritshuia. We zien hier een kater, die op een omgevallen stoel zich boos maakt tegen twee kleine, witte Spaanache hondjes, waar fan een hem aanblaft. De com positie van dit schilderij is niet behagelyk, de twee lichtplekken der hondjes wat apart, maar hoe verrassend intelligent zyn die beesten geschilderd. Men zie eens op eenigen afstand het lenige gespierde lyf, den gezwollen zwiependen staart van dien kater, die zoo schijnbaar kunsteloos met korte streek j as opgazet is, wat een leven, wat een natuurlijkheid ! En hoe delicaat zijn die blanke aristocraat]es in gansch anderen trant geschilderd, 't Is een schildery, dat een geheel nieuwen ky'k op het meester schap van dezen schilder geeft, van wien wel eens vergeten wordt, dat bij buiten zyn overbekenden »Stier" in zyn kort leven'nog zoo menig stuk van ongerepte zuiverheid heeft voortgebracht. Gerard Don is ook bijster goed vertegen woordigd door een klein portretje, Rembrandtiek van verlichting, maar vry van de saaiheid, die deze veelgeprezen meester zelden te boven kwam. De catalogus noemt het een charmant petit chef- d'oeuvre en werkelijk dat van licht stralende jongenskopje met den zwierigen baret en de lange, blonde haren is een, hoewel niet-door en door degely'k, toch zeer aantrek kelijk paneeltje. Vermelden we nog een scherp portretje van Pot, een schetsachtige Isak van Ostade, een C. Pi. Bega een goed specimen, maar de menschen met de gewone onnatuurlijk geelroode gelaatskleur en een Hannemann, knap geschilderd maar toch merglooze kunst, dan meen ik'het voornaamste te hebben aangestipt en wil ik eindigen met den wensen, dat die eerste poging van den heer Menging om zóó zyn te veilen schilderijen onder de oogen der liefhebbers te brengen voor hem resultaten zal hebben, die hem zullen aanmoedigen er mee voort te gaan. Aan vele belanghebbenden in kunst wordt toch op zeer gemakkelijke en kostelooze wijze de gelegenheid geboden iets moois te zien an het bestuur van Arti deed een daad in het belang der kunst, door haar medewerking daartoe te verleenen. J. W. N. Een kokje op de Tentoonstelling >.Den Haag" in de XlXe eeuw, in het voormalig Paleis Buitenrust. I. Aan den ouden Scheveningschen weg, links van het Tolhek, ligt een groot heerenhuis met ruim voorplein dat met een ijzeren hek van den weg is afgesloten. Het is het bij alle Hagenaars welbekende paleis Buitenrust, maar als een welbekende dien wij dagelijks op atraat ontmoeten, zonder dat wij zyn naam weten of iets van zyn ge schiedenis kennen. Het voormalig paleis, dat sinda jaren onbe woond is, lag daar in een mysterieus waas, dat slechts voor enkele bevoorrechten door zichtig was. Onder die bevoorrechten behoorden de leden van het Oudheidkundig Genootschap Die Haghe" welke een paar keer in de gelegenheid waren dit gebouw, toen het nog geheel als paleis was ingericht, te bezichtigen. Die Haghe", welke reeds zoo menigmaal voor haar leden een gesloten deur wist te ontgrendelen, heeft nu beide deuren wyd kun nen openzetten en den toegang voor een ieder mogelijk gemaakt. De meubels en schilderijen, welke in den loop der jaren in dit paleis bijeen waren ge bracht, zy'n nu evenwel naar Weimar verhuisd, maar andere schatten hebben hunne plaats inge nomen, die ieder rechtgeaard Hagenaar meer belangstelling zullen inboezemen dan de preciosa welke in de vertrekken lagen opgestapeld en den indruk gaven of zij ter vendutie waren ten toon gesteld. Het paleis dat voorheen aan den hertog van Saxen Weimar heeft toebehoord en nu met het domein Zorgvliet aan den heer Goekoop c.s. ia overgegaan was in Maart 1.1. ontruimd geworden. De ledige vertrekken vertoonden zich toen in hun armzalige naaktheid en zwegen als het graf. Maar nu zijn zy weder gestoffeerd. Thans getuigen z\j van het verleden en spreken, weer van de dagen van voorheen. En het oude huis vertelt ons niet alleen zyn eigen geschie denis, maar ook die van de residentie in haar geheel, waarvan het bijna twee honderd jaren deel uitmaakte. Ik mag van mijn lezers veronderstellen dat het hen niet onbekend zal zyn dat de vereeniging Die Haghe" den 16en Mei op Buiten rust een tentoonstelling heeft geopend van schilderijen, aquarellen, prenten enz. van kijkjes van den Haag in de XlXe eeuw. Het was de bedoeling van de ontwerpers om een beeld te geven van den Haag in de afgeloopen eeuw; het geheugen van de oude bewoners der residentie eens op te frisschen en hen het oude dorp der dorpen uit hun jeugd voor den geest te tooveren. Het oud den Haag waar het Vandalisme in de afgeloopen eeuw hoogtij heeft gevierd en dat door de uit breiding en verbouwing na 1850 zooveel is veranderd, dat het voor velen onherkenbaar is geworden. Of zy daarin zyn geslaagd? Het groot aantal bezoekers en de algemeene opinie, die zich zonder voorbehoud gunstig over deze tentoonstelling heeft uitgesproken, geven het welsprekend antwoord. De tentoonstelling blyft evenwel slechts korten tijd geopend. Alles wat hier van ver schillende zijden is bijeengebracht zal weldra weer naar den wand of in de portefeuille terugkeeren. Wy' willen daarom aan de hand van den catalogus, die reeds een tweeden druk beleett een vluchtig kykje nemen en enkele zaken, die in 't bijzonder de aandacht tot zich trek ken, hier memoreeren. De tentoonstelling omvat in het geheel 8 vertrekken, 6 aan de tuin zy de en 2 voor aan straat. Een van deze kamera in koepelvorm welke van den tuin uit gezien een wrat vormt aan dit deftig XVIIIe eeuwsch gebouw, is tot Eere zaal ingericht. Daar is de inzending van H. M. de koningin geplaatst. Het zaaltje een uit bouw onder koning Willem II gemaakt dat reeds Jeely'k aan 't verzakken is en dat er, toen het gebouw nog ledig stond, vrij onooglijk uitzag, ia met Haagsche chic in een paar dagen ty'ds aangekleed en ziet er nu werkelyk deftig uit. Naar dit zaaltje werd de commissaris der koningin, na de plechtige opening, onder het spelen van fanfares door een strijkje dames en heeren het eerst heet geleid. Laten wy' daarom onze wandeling eveneens hier beginnen. Hecht over den ingang staat een reusachtig groot doek, dat den geheelen wand inneemt. Het stelt de onthulling voor van het ruiter standbeeld van prins Willem I of zooals hier en daar gemompeld wordt, van den Duc de Guise dien de ontwerper, de graaf van Nieu wer kerk, er oorspronkelijk mee bedoeld zou hebben, maar die men nu voor den grooten Zwijger laat doorgaan. 't Is nu een standbeeld geworden dat m den Haag byzonder op zyn plaats is ; de incarnatie van de menachelyke ijdelheid, die zich zoo graag een trapje hooger geplaatst ziet dan waarop hu van huis uit recht heeft. De onthulling is reeds geschied op 't schildery dat 't oogenblik voorstelt waarop de grenadiers voor het standbeeld defileer en. Daar komen ze aan in gesloten gelederen die mooie grenadiers van 1830. Dat was nog eens een ander cos t u ,1 m als tegenwoordig. Voorop de kol. Van Spengler en achter hem de luit.-kol. Buchner en kap. De Lange van Betuw. Een Haagsche schutter beschermt de troepen tegen de opdringende menigte aan de zijde van het paleis. Naast het standbeeld dat tegen de gothiache ga lerij goed uitkomt, staat de koning met zyn staf. Willem II recht als een kaars te paard, die het met onverstoorbaar kalm gelaat aanziet, dat dien Franschen hertog, die waarlijk geen vriend van de Hollanders was, door zyn lijfgarde hulde wordt bewezen. 't Ia een mooie groep officieren, allen te paard, e a 't merkwaardige van dit schildery is dat alle figuren portretten zyn. Vlak achter den koning de prins van Oranje en zyn broeder prins Alexander, beiden als luitenant generaal, daarnaast prins Hendrik als kapitein ter zee en prins Frederik als veldmaarschalk. En verder duidelyk kenbaar voor allen die het weten Aa adjudanten en hoofdofficieren waaronder de kapitein-ter-zee Van Karnebeek^ de kapitein Van Heemskerck, de luit.-generaal List, de vice admiraal Rgk, de gen.-majoor Everts, de luit-kol. De Gerard de Mielet van Cjehoorn, de Ie luits. Van Swieten en Wildeman, de laatste in het fraaie costuum der lansiers, de 2e lui tenants van het regiment dragondera Scheidier List en Van Veasem en de kol. van 't regiment lansiers Snouckaert van Schauburg. Met blykbare belangstelling komen de klein zonen en naneven hier hun familieleden her kennen. De Fransche schilder Cottrau heeft eer van zyn werk en 't ia te hopen dat dit inooie doek dat werkelyk gezien mag worden ook in het paleia waar het in een vrij donkeren hoek staat verscholen, een beter plaatsje mag vinden. Een ander historiestuk dat evenzeer de merkwaardigheid heeft van een mooi doek te zyn, hangt er vlak tegenover, 't Stelt de uit reiking voor van de vaandels in het Malieveld door koningin Wilhelmina op 21 Sept. 1893. 't Is van onzen verdienstelijken landgenoot Hoycck van Papendrecht. Wat een mooie compositie en wat zyn die figuren knap geteekend. 't Zijn weer alle por tretten. Zoo'n schildery op een tentoonstelling aan te treffen is voor den Hagenaar een buiten gewoon genot. Vooral als hy een neef uit de provincie overheeft, dien hy nu eens kan ver tellen wie al die deftige meneeren zy'n. Enhy noemt de namen op met een gemak alsof hy dagelijks met allen op de Witte aan n tafeltje zit. Kyk daar vlak vóór het rytuig waarin de beide vorstinnen staan, ziet ge de ordonnans officier Schimmelpenninck en den adjudant van dienst de Ranitz en achter het rijtuig, te paard, allen ordonnansofficieren en adjudanten: Van Spengler, die met dien vollen baard is Sirtema van Grovestins, meer naar achteren v. d. Poll, Van Tuyll van Serooskerken, Van Sytsema, Van Hogendorp, Zegers Veeckena, Verspyck, Klerck, Van Suchtelen van de Haare, en de stalmeester Bentinck. Een ander doek aan den zy'wand van Ten Cate: de uitreiking der ridderkruisen en andere eereteekens door H. M. aan de helden van Lombok is al even loonend om met een nietHagenaar aandachtig te bekijken, want die heeren daar op de tribune zijn weer allen herkenbaar, 't Zyn miniatuurtjes zoo nauw keurig zyn ze geschilderd. Je herkent ze direct; kijk daar in den hoek staat A. C. Snouckaert van Schauburg, de gewezen directeur van het Huisarchief, daarnaast Bentinck, Van de Poll en Taets van Amerongen, daarachter Clifford en in de loge van de koningin De R&nitz en de bekende kranige koppen van de generaals v. d. Heyden en Verspyck. De verdere schilderyen aan den wand zyn niet zoo opmerkelijk maar wat zeer curieus ia, zijn de vier aquarellen van Ten Cate: een herinnering aan het gemaskerd bal op het Paleia in het Noordeinde onder Koning Willem III op 14 Maart 1862. De eerate plaat, die den koning en koningin Sophie voorstelt in Gostumes uit den tijd van Louis XIV, ontlokt aan de meeste toeschouwers den uitroep: Wat was koningin Sophie toch een mooie vrouw! No. 2, stelt voor het buffet in de kleine balzaal, waar de prins van Oranje in een sierlyk rood costuum met een glas champagne in de band met Z. M. staat te praten. Op no. 3, de groote balzaal, zullen verschil lende aanzienlijke Hagenaars hun verwanten uit een vorig geslacht terugvinden; o. a. zijn duidelijk herkenbaar de hertog van Saksen Weimar, een echte blonde Germanen zoon met bril op en minister Thorbecke, met zyn statierok aan, stijf en droog als aliy'd, die met een verbaasd gezicht alles staat te aanschouwen. Een serie van 9 aquarellen vindt men daar nevens geplaatst, 't Zyn teekeningen naar de schilderstukken op de wanden en trumaeux van de Oranjezaal in het Huis in 't Bosch, welke door Bruinings op last van koningin Sophie zyn vervaardigd. De kamer achter deze rotonde is eveneens voor het grootste gedeelte gevuld met de inzending van de koningin. Een van de merkwaardigste dingen hier zyn de teekeningen en plattegronden van een paleia met bijbehoorende gebouwen, hetwelk Willem II voor den prins van Oranje had willen doen bouwen in het park achter Buitenrust. De plannen zyn ontworpen door den Engelschen architect Henri Ashton in den geliefkoosden Engelschen styl. 't Is jammer dat de bouw te kostbaar zou zijn geworden en daarom onuitgevoeid bleef anders zou Hare Majesteit nu op een der mooiat gelegen punten een waardig paleis hebben gehad, terwijl de Hagenaars niet in voortdurende vrees zouden behoeven te leven dat de boomen in het prachtig park eenmaal zullen worden geveld Liefhebbers van oude soldaatjes kunnen hier genieten van 33 teekeningen in kleuren van uniformen uit den ty'd van Lodewyk Napoleon. Ieder prentje is even knap geteekend. De grenadiers, garde kurassier te paard, garde ry'decd artillerist, infanterist van het 8e regi ment, een jager, kurassier, huzaar en leerling van de militaire school te Honselaarsdy'k. De costumes zyn allen even mooi en onpractisch, alleen de koninklijke kweekeling met zyn korte broek doet sterk aan een s tal jongen denken. 't Is een curieuse collectie, waarvan niemand het bestaan kende, want die heeren van het huisarchief plus loyalist es que Ie roi hielden alle schatten angstig voor het weetgierig menschdom verborgen. Laten wij hopen dat de nieuwe titularis een ruimeren blik op de dingen zal hebben. Van hooger hand achynt daartegen geen bezwaar te bestaan. In ditzelfde vertrek eertijds de toilet kamer van de laatste bewoonster van dit huis koningin Anna Paulowna staan op het middenrek nog een paar opmerkelijke prenten, die wel is waar niet tot de inzending van de koningin behooren, maar die wy gemakshalve hier zullen vermelden. In de eerste plaats een steendruk in kleuren van een gecostumeerd bal gegeven door den prina van Oranje, de latere koning Willem III, op 26 Februari 1845 in zy'n paleia aan het Plein, waarin thans nog het Ryks- archief ge huisvest is. De deelnemers stelden by die gelegenheid voor het Cortège de Quentin Durward" uit den bekenden roman van Walter Scott. Het zyn behalve de in den Haag aanwezige gezanten alle bekende families die er aan hebben deel genomen. De gasten waren de koning en de koningin, prins en prinses Frederik, prins Alexander, baron Rengers, Groeninx van Zoelen, de Constant Rebecque, v. d. Duin, Boreel, Van Zuilen van Nyevelt, v. Boraaelen, v. Pallandt, Steengracht van Oosterland, v. Hardenbroek, v. d. Bogaerde, Verschuer, Van Tnyll v. Serooakerken, v. Pallandt, de Smeth, v. Knobelsdorff, de Gerard de Mielet v. Coehoorn, de Vos van Steenwijk, Van Nyvenheim, Tindal, v. Oudfrmeulen, de Stuers, Van Zuylen v. de Schaffelaar, Schimmelpenninck, Huyssen van Kattendy'ke, Van By landt en anderen. De meeste heeren met hunne dames, en verder nog mevr. Sloet v. Toutenburg, Clifford, v. Citters, Klerck, v. Goltstein en de dames v. d. Poll, Gevers, Arriens, v. d. Stael, v. d. Capellen, Swellingrebel, v. Doorn, v. Rechteren, Twent, v. d. Heim, Verhuëll, Snouckaert v. Sehauburg, Sloet, de la Bassecour Caan, de Mey, en anderen. Een andere steendruk in kleuren herinnert aan de soiree die 26 Maart 1863 in de Tee kenacademie op de Prinsessegracht werd gege ven. De zaal, welke met dun neteldoek en gemaakte rozen was versierd, geraakte tijdens de soiree in brand en terwyl de heeren der schepping het hoofd verloren, was het voor namelijk aan de kalme houding van koningin Sophie te danken dat de zaal tijdig kon worden ontruimd en er geen ongelukken voorvielen. Wij zullen deze kamers voor gezien beschou wen en een kykje gaan nemen in de beide ver trekken, die als schilderyen-zalen zijn ingericht. (Wordt vervolgd). PIET MOEEELSE. niiiiiiiifiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiliiiliiliiiliiininn Ein Winter-Idyll VON KABL STIELEE. Stuttgart, Adolf Bonz & Co. Diese weinigen Blatter enthalten das ganze dichterische vermachtnis des ao friïh dahingeschiedenen Freundea staat, eenvoudig, in het voorredetje. En als we de weinige blaadjes gelezen heb ben; en als we, aan het slot 's dichtera op vatting o?er zyn leven: AVoiiii icli dabei m bin, werden sie vvohl vragen, AVas icli erlcbte? Doch Jan si'lnveig' icli still. Was icli orlebtc'r. . . Nichts. Nur ein Iclyll. vernomen hebben en we lezen dan nog eena even het begin van 't voorbericht, dan zy'n wy leeg van leege smart. En 't was my, alsof ik, in visioen, dat gansche, korte dichterleven zag, zoo als hij 't zich droomde, 'n «Nachtliche Fahrt", Der Himmel lioeliïcwölbt mid weit; Ki'istallnev Frost blilzt durch das "Waldsichq,', Die srhcue Wildspur ki'euzt deu stummen \\ i-g, Scharf streift der Nachtwind mir mus Angesicbl. jiis wiediTum der freic l'i'ad sicli iveitet : ]loi:h ra;;t einc Linckiibaum, und leise gleitel Dureli sein Gc/weiir dt:r stumine MonJenseliein. Want hy heeft altyd gehad, diep in zyn binnenst, óók als hy uitgelaten gelukkig, als hy' zich »das Herz umklungen von- allem Tiefsten" voelde, het besef dat zyn dichter leven van dat »die Muse mir den eraten Kusz" bood, totdat hy 't in zy'n U. A. w. g. geschreven moest nazeggen: Uud irliiubeii sic1, icli weis/, was ieh vcrliriv! llncl' l'(!il</.? ll/cl',1 si'ili' lag onder den weemoedglans der starre maan. Van Eqden droomde zich 't leven »een groot, groen bosch" Karl Stieler wist zich leiziger over het landschap, rustig, stil, zwy'gend onder het manewit: Er is na het lezen een gevoel van smart om den vroegen dood van dezen kunstenaar, die gaf met zoo grooten eenvoud, van dezen gezonden artiest; een gevoel van eindeloozen weemoed, dat henendryft naar het betere in vruchtelooa vragen: Wilt gy' u dan steeds verbergen ? Waarom, vader, hebt gy dezen weggenomen, uit wiena mond wy van u gehoord hebben ? Doch de dood kwam >und Dichtung und Leben sollten Fragment bleiben". En »die Spuren der mangelnden letzten Vollendung erneuern das Schmerzliche Gefühl, dasz die Hand, die diese Blatter beschrieb, nun für immer erkaltet ist". Karl Stieler zegt herhaaldelijk, dat hij 'n dichter ia: .... Irh bin ein Unglüekskind Wie es mm einnial die1 Poëten snid. Reeda vroeg gevoelde hy, dat hy 't een maal worden zou: Sic aber lacht : Sclianl nui1 den 1'nband an, Der dichten \\ill nnd - - noch nicht spredien kann! Later zegt hy: Ieh war verliebl das war nicht inehr zu lengnen. l n tl was Poëten, die verlicht sind, thun, Das weis/. man. In 't gemeen houden wy' er niet van, dat dichters en proza-schrijvers zichzelven 'n etiquet op 't voorhoofd leggen en by alle mogelyke gelegenheden moeite doen, daarop de aandacht te vestigen. En toch Karl Stieler neemt men 't niet kwalijk. Waarom? Omdat hijj waar is en oprecht, en, niet-gezocht, wel telkens bekennen moét, dat-ie 'n dichter is. En 't waarachtige van zyn dichterschap openbaart zich vooral in z'n mooien eenvoud. Hoor z'n roerend »An meinen Vater" een voud-kristal, zonder veel-kleurig schitteren: Und wenn aueb mud manchmal der Geist Dir war Von all dem Fleisz und dem ergrauten Haar, Fiir Deine Kinder warst du stets bereit. Wie scherztest Du mit uns, den muntren Knapen, Ob's nns aueh schineckt, was «ir zu lernen haben. Und was wir denken all die lange Zeit ? Du hallest in Dein Leben aiifgimommen Das seliöiie Mahnwort: Laszt die kleinen kommen". Und manchmal nar spraehst Du, halbaut, geriihrt: Ob ich's erleb", wohin der Weg sie fiïbrt?'' O Vater. ATatcr! Warum bist Du forti . . . .Wie biitt niein i'euri^ wort Doch kann's nicht aein! zegt hy. En dit heeft hy dikwijls moeten zeggen. Hij voelde, dat hy' niet lang leven zou. En de werkelijkheid aanvaardende met stille berusting heeft hy zich gedrongen gevoeld allen, die hem hadden liefgehad, een woord van dank te brengen. Allen heeft hy ze, in zyn eenzaamheid, tot zich geroepen en hen gedankt, gedankt en nog ns voor het laatst, zich rekenschap trachten te geven van de grootheid van zyn niet-te-omvatten rykdom. Zóó schreef hy: An meinen Vater, An meine Mutter, Meinem Weibe, An meine Kinder. Hoor hem, gevoelig, in An meine Mutter: l)u warst so /art; wir haheu's ot't gemerkt, Wcnn Du tiet' atmetest beim Abcndkusz; Doch hat die Seele Dir den Leib gesüirkt, ' Deun ujan kau/i lebun, \venn man leben ni/<sz\ Ihid ber alleim Schaffen, Sorgcn, Schanen Lag leuchtend warm Dein endlos Gottvertrauen. EU dit diep menschelyke, zingend teederen kinderzang: O il ut ter, bleib am Leben! Spinn noch dies schone alte Uurenen fort. Und teil mit mis, was Du uns ja gegeljen. Kat ist so traut iin alten Lchnstiihl dort. Wenn icli ilie Bande leg' in Deine lliimle, Wenn sich Dein lier/ aui' alte Zeit bcsinnt. En, als hy tot zy'ne vrouw spreekt: (ieilcnlcst Du noch der hellen Maienstunden? dan wordt hy' rog sterker, rog dichterlyker. Hy' beschryft nuchter, hoe ze elkander vonden op den weg en samengingen, voor het eerat, naar het Verdere; Sturm ist diirinuen, ob der Tag aueh blaut. ])ii:A hab' ieh licb -- o C!ott, o Ooit, mir grant, Lieb, wie kein Jlenschenhcrz Dich licben kanu, l n wen hast /)// HebV. . . Da fuhr das Schill'cin auf dei, grüncn Strand, Auf mcinein Hals lag eitic weisze Hand Und irn-ine lippen schosz ein <el'gcT Kusz.... En dit is het krachtige: Wie dank ich ir dies Gute, das ieli habe: Dasz so der Uebe gauzes l'rohaefülil Mir jedeu Tau' kliirt, war' er noch so scluvül! Das ist der Kranen scbone (ioliesgabe, Dasz sie dus kleinste selber uns vergolden M\\ einem Uicbtstrald, eiucm herzenshohlcu. . . Ik zou lust hebben nog veel af te schryven, doch ik zou te veel plaatsruimte van de Redactie vergen. Bovendien het voorgaande zal voldoende zy'n, om te doen zien, dat het kleine, bescheiden boekje van Karl Stieler, dat reeds in 1888 onze aandacht trok, wel niet nieuw is meer, maar steeds frisch blyft, omdat het gezonde, zuiver menschelrjke, waar achtige kunst is. Ik hoop dan ook, dat het Nederlandsche publiek in het vervolg Karl Stieler meer dan tot-nu-toe het geval was, zal gaan lezen. En als we 't gelezen hebben zal steeds de herinnering ons byblyven, meen ik, aan het ware van den eenvoud, aan het zuivere en de fijnheid van de dichterlijke natuur van den man, die, in den avond van zy'ne dagen o.a nog schreef: Wie viel, was selig schicn, war iloc/i vcrgcbens l Nur eines «ii-bt es, oas Ideibt e«ig jung Ui;d kelner nimmt's du bist's Krinneruiig! Du bist die Patiua am Erz des Lebeiis. Ik heb reden om te veronderstellen, dat de herinnering van Karl Stieler's werk niet vruchteloos is geweest, nooit zonder invloed op wie hem eens las! Laag Soeren. DUDO JAAESMA. De volksvoediny en de accijns op suiker, door prof. C. A. PEKELUAEING, uitgege ven door den Anti-Suikeraccyns-Bond, (pry's 5 cent, per 100 ex. ter versprei ding, 4 et. per exemplaar). De hier genoemde Bond beoogt de verlaging, zoo mogelijk de afschaffing van den suiker accijns, dien hy, als geheven van een kostelyk bestanddeel der volksvoeding, eene belasting van de slechtste soort noemt. Dit doel tracht deze Vereeniging te bereiken door invloed uit te oefenen op de publieke opinie en op de wetgeving, alsmede door propaganda in woord en schrift. Ongetwijfeld kon zy' voor het laatste niet beter slagen dan door gebruik te maken van de welwillendheid van een harer bestuursleden, prof. Pekelharing, die op zich nam in een beknopt geschrift uiteen te zetten de beteekenis en de waarde van suiker voor de volkavoeding. Helder en dnidelyk, zooals wy van dezen schryver gewoon zy'n, zet hy het tegenwoordig standpunt onzer kennis uiteen omtrent de voedingswaarde van suiker en de rol die haar toekomt in de stofwisseling, waarby hy de redenen aangeeft waarom en onder welke omstandigheden het lichaam auiker verlangt en noodig heeft tot instandhouding zijner krachten om o. a. tot deze slotsom te geraken : Daarin ligt de groote waarde van de suiker, dat zy' een prikkel ia voor den smaak, een middel dat het genot van het voedsel verhoogt, en tegelijkertijd een voedingsstof, waarvan de waarde, als de opneming uit het spysverteringskanaal in het bloed heeft plaats gehad, in geen opzicht onderdoet voor de voedingswaarde van het zetmeel. Het zou daarom voor de voeding den arbeidende klasse, voor hetgeen men gewoonly'k de volkavoeding noemt, een groote aanwinat zyn, zoo de auiker zoo laag in pry's werd, dat daarvan by de toebereiding der spijzen zonder bezwaar een ruim gebruik ge maakt kan worden. Zoolang de snikar zoo hoog in prys blyft als thans heeft zy' voor de volksvoeding weinig waarde. Wil men zoo vervolgt de schrijver, uitsluitend letten op den zoeten smaak, dan is zoo weinig suiker noodig om het doel te bereiken, dat men het wei onverschillig kan achten of daarvoor suiker gebruikt wordt, dan wel een als voedsel geheel waard elooze stof als saccharine en dergelijke producten van de scheikundige fabrieken. Voor den welgestelde, die geen moeite heeft zich smakely't voedsel in ruime hoeveelheid te verschaffen zou er weinig bezwaar in zyn zoo zyn spijzen en lekkernijen zoet gemaakt werden door zulke surrogaten. Ongelukkig is echter juist ook in dit opzicht de minvermo gende in de eerste plaats het slachtoffer van de vtrvalsching Suiker verdient daarom in hooge mate aanbeveling omdat het niet alleen het genot van ander voedsel verhoogt, maar ook zelve voedsel ia, daarom en vooral ook gemengd met vruchtensappen (jams) kan zy den arbeider voortreffelijke diensten bewy'zen. Het is een zeer matige eisch, zoo eindigt de hoogleeraar, dat in het gezin van den werk man het gebruik van een half kilogram suiker per hoofd en per week hem niet als weelde zal worden aangerekend, maar dit is niet mogelyk, indien de suiker niet veel goedkooper wordt. Voor een gezin van vier personen zou dit toch twee kilo worden of een wekelyksche uitgaaf van ruim een gulden. Meer dan de helft daarvan echter, namelijk 54 cents is be lasting ; deze en niet de pry's van het artikel op zichzelf, is oorzaak, dat de minder bedeelde zich moet onthouden van een eenigszins ruim gebruik van dit voor hem zoo uitnemend voe dingsmiddel. Het is om diereden, dat deanti-accynsbond meent door woord en schrift propaganda te moeten maken voor sterke vermindering, kan het zy'n afschaffing van deze slechte belasting, zooala ook prof. Pekelharing zegt en te ver langen »dat naar andere middelen gezocht zal moeten worden om de schatkist te versterken." In het boekje, dat voor enkele centen ver krijgbaar is by den secretaris van den Bond, den heer F. J. Potter te Wageningen, komt een aansporing voor tot het toetreden als lid, teh einde het doel te helpen bevorderen. De minimum contributie bedraagt ? 1. G. W. B. Vacanlie-lectnnr. De Club op reis. Een jongensboek door C JOH KIEVIET, met platen van JOHAS BKAAKENSIEK. Amsterdam, Van Holkema & Warendorf. Een kleurig, fleurig jongensboek, dat op een uitnemend geachikten ty'd verachynt. Nu de vacanties in het zicht zyn, worden veel plannen beraamd voor fietstochten, als die van de club van zessen klaar met haar aardig clublied en 't zestal vrooly'ke jongens van Jan de Witt, vier ervaringen .op het reisje naar Kleef boeiend en vlug beschreven worden. Wie in de mooie zomerweken met zyn gezin buiten mag genieten en mogelyk een heel troepje meevoert naar bosch of wei of duin, honde in zijn koffer een plaatsje open voor dit jongens boek ; 't kan op een regendag te pas komen, als in hotel of in pension de menschen binnen moeten blijven en men met deze lectuur den boozen demon der verveling kan bezweren, Biet by de jongens alleen, maar ook wel bij de meisjes en de groote menschen. Braakensiek teekende er eenige platen by die natuurly'k de waarde van het mooi uitge voerde boek verhoogen. Dat de club op haar reis in veel gezinnen van ons land intrek moge nemen en er een welkome gast moge zyn! F. J. VAN UlLDBIKS. 40 cents per r»g«l. alleen echt, indien direct van mij betrok ken. Zwart, wit en gekleurd van 6O ct« tot fl 11.35 per Meter. Aan ieder franco en vrij van invoerrechten in huis. Stalen ommegaand G. Henneberg, Zijde-Fabr. (k. & k. Hofl.), Zürich. Rijwielen zijn de beste voor ?100 mee 2 jaar garantie. Vraagt gë'Mustreerden Prfyscourant aan de Hoofdagenten A. DRUKKER & Co, Amsterdam, O. Z. Voorburgwal 242 en 248 b/d Damstraat. FIJNSTE LIKEUR. Dèpotitaire* : B. A. RIPPIffG & Co., Amst. BISCrTITS de fijnste. Piano-, Orpl- ea MuMMel HETROOS «& KALSHOVl» Arnhem, Koningsplein. VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en in Hu» Repareerra Stammen Ruilen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl