Historisch Archief 1877-1940
B'. 1357
DE AMSTERDAMMEB
A°. 1903
WEEKBLAD VOOK NEDEKLAND
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAÜRIK Jr.
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.65
Voor Indiëper jaar ? mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.121/»
Bét blad u T«rkrygb«ar Kiotk 10 Boulevard At» Cipneiiut tegenover het Brand Café, te Paryi.
Zondag 28 Juni.
Advertentiën van l?5 regels f 1.10, elke regel meer f 0.20
Reclames per regel 0.40
Annonces nit DuitscUand, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen daar
de firma BUOOLF WOSSE te Keulen en dooi alle filialen dezer firma.
Bericht aan de Abonnés!
In aansluiting met de beschrijving
der Kunstinrichting van de firma L. van
Leer, te Amsterdam, in de beide laat
ste nummers, wordt thans als bijvoeg
sel van dit Weekblad, een proeve van
kleurendruk, gediend hebbende voor
een Christmasnumber'', aan onze
abonnés aangeboden.
imillmiiiiiiiiiiiitiitiiiiiiiimtii
M1IHIIMIIIIHII
I N H O U Di
VAN VEBBE EN VAN NABIJ: Becht voor allen.
Een waarschuwing, door mr. J. A. Levy. Een
nieuwe instelling, door T. Een woord van protest,
II, (Slot), door T. H. J. Beionjé. Brief nit Utrecht,
door Giese van den Dom. SOCIALE AANGE
LEGENHEDEN: Arbeidsreglementen, door mr. £. v.
Beresteijn, beoordeeld door mr. dr. H. 8.Veldman
Een ontwerp-Arbeidswet, door S. KUNST EN
LETTEBEN : Balph Waldo Emerson, door M. K.
Over Hooger en gymnasiaal onderwys, I, door dr. J.
W.Beck. Bjj de beeldhouwer Theresa Feodorowna
Bies, door Ltmise Flachs?Fokschaneann. De
aesthetische ondergang van het moderne Sch e ve
ilingen, (Ing.), door J. A. I. G. Een kijkje op
de tentoonstellling Den Haag" in de XlXe eeuw,
i/h voormalig paleis Buitenrust, II, dr Piet Moreelse.
Twee portretten uit de verzameling Paoully.
FEUILLETON: Poging tot moord. Schets, van W.
Krone'cker. BECLAMES. VOOB DAMES :
Malvida von Meysenbug, door Siegmund Münz,
beoordeeld door A. 8. K. Bertha von Suttner,
(met poitr.) Vera, dior Johan Norjling, uit het
Zweedsch vertaald door P. H. Wysman, beoordeeld
door M. 'Constant. Vacantie-tijd. Allerlei, door
Caprice. SCHAAKSPEL. FINANCIEELE EN
OECONOMISCHE KBONIEK, door D. Stigter.
Het Hollandsche volk. I, door Lndwig Holberg,
becord. door B. N. INGEZONDEN. - PEN- EN
POTLOODKBASSEN. UIT DE NATUUB, door
E. Heimans. ADVEBTENTIEN.
Recht Yoor Allen.
De vertegenwoordiging der minderheden,
waarvoor wij destijds onder de liberalen
het eerst gestreden hebben, en aan welk
beginsel in Amsterdam, trots den heftigen
tegenstand der liberale kiesvereenigingen,
het eerst toepassing werd verleend door
de verkiezing tot gemeenteraadslid van de
heeren Hovy en Glinderman, begint lang
zamerhand door te werken ook in kringen,
wier afkeer er van voorheen onoverwinne
lijk scheen. Zoo moest het ons aangenaam
aandoen nu, zoowel in Vooruitgang als in
Grondwet, werd aangedrongen op het
candideeren van Fabius en Wormser, althans
deze aftredenden niet te bestrijden door
het stellen van een tegencandidaat. In
Vooruitgang was het de heer Zeehande
laar, die, volgens het verslag, er op wees
»dat in district VII, waarvoor de heer
Simons is opgetreden, aftreden de heeren
Wormser en Fabius. Spr. had gedacht dat
het C. C. reden zou gevonden hebben om
de namen dier aftredenden ook op de lijst
der voorloopige candidaten te brengen.
Spr. wil zeker de candidatuur van den heer
Simons niet bestrijden, hij zal allicht later
elders eene candidatuur kunnen vinden,
en spr. meent dat het een daad van
liberaliteit zou geweest zijn als men hier beide
mannen op het briefje had gebracht."
In Grondwet voerde in gelijken geest
de heer Schlencker het woord:
itHij betreurde het dat de kiesvereeniging
, Vooruitgang" in distrist VII den heer Simons
candidaat stelde tegenover den heer Wormser.
In de eerste plaats geloofde hij dat de liberale
partij al heel weinig kans in dat district heeft
en anderzijds achtte hij het niet wenschelijk
dat een zoo uitstekend en bekwaam man, die
zoo herhaaldelijk blijk gaf van een flinke, breede
ontwikkeling, zou worden uitgesloten. Dit zon
een bewijs van onverdraagzaamheid wezen, waar
tegen een woord van protest op zijn plaats is."
En de Voorzitter verklaarde dadelijk
daarop, dat hij »het gewenscht achtte, dat
de heeren Fabius en Wormser weer in
den Baad zouden komen."
* *
*
Een tegenovergesteld geval, waarbij het
beginsel van vertegenwoordiging der min
derheden betrokken was, deed zich dezer
dagen te Leiden voor.
In het Dag. Bestuur daar ter stede
hadden drie anti-kerkelijken en n kerke
lijke zitting; door de ontslagname van
mr. Aalberge, het ne kerkelijke lid, ont
stond in dat college een vacature, welke
door den Baad, waarin de anti-kerkelijken
n stem meerderheid hebben, werd aan
gevuld door de benoeming van een liberaal.
Een paar jaar geleden had Leiden nog
maar drie wethouders. Bij een vacature
destijds meenden de kerkelijken aanspraak
te mogen maken op althans n van die
drie zetels. De liberalen achtten dit een te
groote vrijgevigheid van hen gevorderd.
Zij behielden de drie, maar waren zoo goed
een vierde wethouders-plaats te creëeren,
en zoo werd Aalberse onder die vier wet
houders de vertegenwoordiger der kerke
lijke minderheden.
Thans echter heeft Leiden vier wethou
ders, allen behoorende tot de liberale
meerderheid.
Deze kleingeestige, echt oud-liberale,
maar tevens echt illiberale, handelwijs
ergert de kerkelijken niet weinig en
te recht.
Zeker, de liberale Leidenaars hadden
Kuyper iets te verwijten. Hij had hen
getart door hen, terwijl zij dan toch de
meerderheid van de kiesgerechtigde bevol
king uitmaakten, een anti-revolutionairen
burgemeester, van elders, op hun dak te
sturen ... Waarlijk voor Leiden met zijn
traditie als universiteitsstad, was dat een
harde pil. Hier werd onnoodig gegriefd.
En nu zal men de uitsluiting der kerke
lijke minderheden van het Dag. Bestuurs
college beschouwen als een daad van wraak,
gelijk ze zeker is; maar wraak is een
leelijk motief.
Deze Leidsche geschiedenis is, van welken
kant men haar ook beschouwt, een zeer
onverkwikkelijke geschiedenis.
De vraag of de kerkelijken zich beter
gehouden zouden hebben dan de liberalen,
indien zij door de Begeering bij een
burgemeestersbenoeming waren geplaagd
als de Leidsche liberalen door Kuyper
niemand zal daar een antwoord op kunnen
geven. Of zijn er feiten te noemen die
hun superioriteit boven twijfel stellen ?
Hoe dit zij, nu de kerkelijken zoo lang
reden gehad hebben over de achteruitzetting
door de liberalen te klagen, is het zeker
wenschelijk, dat zij, bezig om de schade in
te halen, niet zooals Kuyper bij de Leid
sche burgemeestersbenoeming, de slechte
voorbeelden door de liberalen vroeger ge
geven, volgen ; dit toch zal de beste wijs
zijn, om de niet-kerkelijken tot iets beters
op te voeden, en daardoor kan op den
duur het beginsel van voor de rechten der
minderheden te ijveren, gelijk het behoort,
als iets van zelfsprekends in ons maat
schappelijk en staatkundig leven worden
opgenomen.
Een waarschuwing.
Dezer dagen, werd ons volk in de gele
genheid gesteld, kennis te nemen van het
navolgend voorval.
De»Bond van Nederl. Onderwijzers" had,
bij het ministerie van justitie, statuten inge
zonden, ter goedkeuring door H. M. de
koningin.
Terugzending geschiedde, onder de (hier
onverschillige) opmerking, dat enkele for
maliteiten moesten worden vervuld, waarna,
opnieuw, inzending geschieden kon »van een
verbeterd exemplaar", mits gezuiverd van
taalfouten.
Van dit, voor een «Bond van Nederl.
Onderwijzers", bedenkelijk avontuur, gaf
het hoofdbestuur den leden kennis, onder
opmerking, »dat hetgeen men aan 't depar
tement van justitie voor «taalfouten" scheen
»aan te zien, dit niet waren, doch slechts
»een gevolg waren van de vereenvoudigde
«spelling, waarin de statuten geschreven
«waren." (Achter hetgeen: subject waren!)
Benvooi opnieuw, door den minister, onder
mededeeling, dat «de hier bijgaande
gewij«zigde statuten alsnog in de gebruikelijke
«spelling behooren te worden gesteld."
Zvj, die prqs stellen op het ongeschonden
behoud onzer schoone moedertaal, vinden,
in dit voorval, eene aanleiding tot
hartelijken gelukwensen aan onze regeering voor
de, naar bewoordingen en zin, niet malsche
terechtwijzing aan den Bond van Neder
landsche onderwijzers, toegediend.
Eenige persoonlijke voldoening moge den
schrijver dezer regelen vergeven worden.
Kort geleden, werd mij een advies ge
vraagd tot het uitbrengen waarvan, het
doorworstelen van eenige pennevruchten
van meergemelden «Bond" noodig bleek 1).
Ik nam de gelegenheid te baat om over
den vorm dier ontboezemingen mijne mee
ning te zeggen, en herhaal haar hier, woor
delijk, en met opzet.
«Een woord, ten slptte, over een punt,
buiten verband met mijn thema. Ik bedoel:
de taal, waarin «De Bode", waarvan ik
ettelijke exemplaren doorworstelen moest,
wordt geschreven: een soort van bargoensch,
dat om naamval noch spelregel zich be
kreunt, en waarover een waas van
vulgariteit is gespreid. Ware «De Bode" voor
hannekemaaiers bestemd, die zeker het
«wenschelik" achten, «bij de boer" werk te
vinden, ik zou die verwantschap van zegswijs
vatten. In een «Onderwijzers-orgaan", lykt
deze taalverknoeiing buitengewoon zonder
ling. Geschiedde zij op de school, er zou,
terecht, uit hoofde van onbekwaamheid,
ontslag volgen. Hoe komt men er toe, daar
buiten, als middel van gedachten wisseling,
bij voorkeur, koeterwaalsch te spreken.
De taal van het Nederlandsche volk, de
taal, waarin Vondel dichtte en Hooft
schreef, is een heiligdom, waarborg van ons
volksbestaan, dat wij in eere te houden
hebben. Het voegt allerminst den
Nederlandschen onderwijzer er de schennende
hand aan te slaan. 2) Gelijk iedere ketter
zijn letter heeft, zoo heeft ieder wanstaltig
product van betweterij, in bond
met»Wichtigmacherei", zijne uitvlucht en vergoelij
king. In dit geval, heeft men er op gevon
den, dat «phonetisch" schrijft, wie om den
taaleisch zich niet bekommert. Het
rechtstreeksche gevolg daarvan is, dat iedere
polderjongen een diploma van taalkennis
verwerven, en iedere stovenzetster als
declamatrice optreden kan.
Ook hier, wensch ik, onomwonden, mijne
meening te zeggen. Zij is deze, dat uitingen
in dezer voege ingekleed, naar gezicht en
gehoor, mij kort en goed walgelijk voor
komen. Zuiverheid van taal en kieschheid
van smaak zijn innig verwant.
Het valt niet in te zien, waarom de
onderwijzer, die aan het hoofd eener
volksschool staat, derhalve verheffend werken
moet, voor eigen gebruik, eenen vorm
bezigt, die onophoudelijk aan de achter
buurt herinnert, omdat hij daaraan is ont
leend. Moest reeds de beduchtheid, dat de
bedenkingen tegen de open bare school, door
die gedragslijn, met eene worden vermeer
derd, daarvan hem niet weerhouden ? Ik
vat, dat gemakzucht haar baat daarbij
vindt. Voor haar echter, mag in de school
en in het gemoed van den man. die de
school lief heeft, niet plaats zijn. Duizen
den van hen, die haar bezoeken, kennen
eene andere geeatesgymnastiek niet, noch
zullen, straks, haar leeren kennen, dan die,
welke gelegen is, in zorgvuldige beoefening
en naleving der taal- en spelregels. Hun,
haar, minst genomen, door een voorbeeld
van het tegendeel, te ontrooven, is een
vergrijp aan het geestelijk bezit juist van
die klassen onzes volks, die het karigst er
mede omgaan moeten. Laksheid van taal
maakt sloven in huis, en brekebeenen er
buiten. Zooeven zeide ik, dat tusschen dit
funt, en mijn thema, verband niet bestond.
k vergiste mij. Het verband bestaat wél."
Tot zoover mijne persoonlijke beschouwing.
Nu het hoofd van een departement van
landsbestuur zijne zwaarwichtige stem heeft
doen hooren, zal het te bezien staan, of de
Bond deze waarschuwing ter harte nemen,
dan wel, in arren moede, bij zijne verwaand
heid volharden zal.
Waartoe de zoogenaamde «vereenvoudi
ging" leidt, behoeft men slechts af te meten
naar het kreupele boven afgedrukte
hollandsch, waarin hij zijne kennisgeving van
de ondergane vernedering kleedt. Driemaal
achtereen *wareri', waar de denkwetten
driemaal achtereen: %ijn eischen !
Men geve zich rekenschap van den toe
stand.
Dat de taal tot de kostbaarste bezittingen
eens volks behoort, zal wel nauwelijks ver
melding behoeven. Overbodig behoort tevens
de opmerking te zijn, dat de volksschool, in
de allereerste plaats, de stipte en jaloersche
bewaakster van de zuiverheid onzer taal
wezen moet. Alleen langs dien weg, kan
aanranding van dit onmisbaar voertuig der
gedachte, tot in de onderste volkslagen,
geweerd en gekeerd worden.
Een woordenboek onzer taal, aan de zorgen
van tal van geleerden toevertrouwd, is in
bewerking.
En nu onderstaat zich een «Bond van
Nederlandsche Ouderwijzers", van mannen,
krachtens de wet, verplicht onderricht te
geven in, dus kennis te hebben van «de
beginselen der Nederlandsche taal", die
taal eigendunkelijk en eigenmachtig in
1) Vrijheidsaanrandiug en de lagere school in
Vaktijdschrift voor Onderwijzers, l Juni 1908.
2) Ook zonder modehulp van den onderwijzer,
wordt aan onze kernachtige, krachtige taal, op
deze wijze, geweld gepleegd.
Ziehier een paar voorbeelden.
1. Op het nurwerk van de nieuwe Beurs, te Am
sterdam, kan men lezen:
Duur uw uur.
Wat mag de diepzinnige steller wel
verhevens, bg dien waanzin, zich voorgesteld hebben?
Duren is bestaan, met de nuance: voortdurend,
gestadig bestaan. Ik zet het alzoo iemand: zgn
uur niet te duren, of, te duren in eens ander
mans uur!
2. Korten tijd geleden, kouden voorbijgangers,
in een onzer winkelstraten, een tegel aanstaren,
waarop, letterlijk, te lezen stond:
Deze gedenktegel werd aan het nieuwe
gebonw van de openbare Handelsschool aange
boden, door de oud-leerlingen bij gelegenheid
van de opening op 25 Sept. 1901.
In dit luttel aantal regels, zit een denkfout, een
taalfout en een stijlfout. Mein Liebchen, was willst
du noch mehr ?
Aanbieden, onderstelt het vermogen om aan te
nemen of te weigeren. Wie ziet de Handelsschool
niet goedkeurend knikken, bij het haar vereerd
geschenk? Dat is de denkfout.
Bij gelegenheid, beteekent: occasioneel, als het
zoo treft. Men bedoelt: ter gelegenheid. Dat is de
taalfout.
De opening" hinkt achteraan. Maar,
rampzaligen !, de openiug is hier, kort en goed, alles,
het albeheerschend, alverdringend feit. Als iets
voorop moet, is het de opening. Dat is de stijlfout.
Men ziet, onze taal wordt toch verknoeid, al
houden onderwijzers er zich buiten.
het aangezicht te slaan, onder voorwend
sel van «vereenvoudiging". Alsof de
eersten, de besten zich opwerpen kunnen
om over taaleisch, taalvorm, taalregels en
taalwet een oordeel te vellen! Alsof Jan
Alleman geroepen en bevoegd ware, aan
het kind in de school, dus aan ons volk
in de toekomst, op te dringen, hetgeen hem,
in zjjne kortzichtigheid, «eenvoudiger" lijkt!
Zal ons volk dit bedrijf, waarvan onze
gemeenschappelijke gedachtenwisseling het
slachtoffer is, nog langer dulden? Zal, in
het meest kenmerkende onzer nationaliteit,
gaandeweg mogen binnensluipen eene onuit
sprekelijk platte toon, eene vulgariteit, die
eerst den vorm ontluistert, om straks hare
natuurlijke verwoesting, tot hel wezen uit
te breiden?
Of zal, _nu het nog tyd is, dit voortwoe
kerende ziekteproces, door het machtwoord
der regeering, worden gestuit, en zal zij
onverbiddelijk; ontslag stelten, op de daad
van hem, die, uit gemakzucht of betweterij
met de taal- _ en spelregels knutselt, ten
einde ons nationaal geestelijk eigendom in
den grond te bederven?
Moge de thans gegeven waarschuwing,
in die richting, een gunstig voorteeken zijn.
Amst., Juni 1903. J. A. LEVY.
Een nieuwe Instelling.
De H.H. Faber en Engelberts, beiden
oud-officieren, hebben te Amsterdam Prin
sengracht No. 459 een «Algemeen Bureau
voor Militaire Adviezen" opgericht. Volgens
de rondgezonden prospectus is het doel
van dat Bureau:
»het verstrekken van alle gewenschte
inlichtingen betreffende het voorbereidend
militair onderricht, den dienst bij het re
serve- en het militiekader, bij de marine
reserve, bij de militie, bij de landweer,
bij de land- en zeemacht hier te lande en
in de koloniën en bezittingen van het
Bijk in andere werelddeelen ;
het opmaken van alle bescheiden, aan
vragen en verzoekschriften die in verband
met de gevraagde inlichtingen moeten
worden gericht tot eenige burgerlijke of
militaire autoriteit" enz.
Het bureau stelt verder de gelegenheid
open voor militie- of landweerplichtigen
en kaderreservisten tot het aangaan van
een abonnement voor den geheelen duur
van hun diensttijd. Ouders en voogden
kunnen zonder verhooging van kosten een
abonnement voor hunne zonen of pupillen
aangaan, zoodra deze hun 15e levensjaar
hebben volbracht.
Voor vakorganisaties zijn afzonderlijke
voorwaarden vastgesteld.
Ook belast het bureau zich met het
innen van pensioenen, onderstanden en
gagementen van buitenlands gevestigden.
* *
Het nieuwe bureau een van harte welkom!
Het vindt een vruchtbaren akker ter
bebouwing.
Na de invoering van den persoonlijken
dienstplicht, de nieuwe militiewet, de
landweerwet, de wet op de reserve enz.
zijn en worden tal van Kon. en Min.
Besluiten uitgevaardigd die elkander kruisen
en overlappen, zoodat ontelbare bepalingen
vaak een niet eruit te komen doolhof op
leveren om tot de kennis te geraken hoe
gehandeld moet worden om op de minst
drukkende en meest aangename wijze
zijn dienstplicht te vervullen.
Zij die wat voor het »Militair" voelen,
zouden er eene broodwinning van willen
maken, behooren thuis in het reservekader,
anderen die zoo spoedig mogelijk hun
studies of betrekking willen hervatten
kunnen zich laten indeelen bij de vier
maanden.
Inlichtingen omtrent dit alles en hoe
in elk geval gehandeld moet worden om
tot het gewenschte resultaat te komen,
verschaft het nieuw opgerichte Bureau.
Maar ook de diensttijd zelve is voor
velen geen rozenpad zonder doornen, een
gevolg veelal van de vreemde omgeving
met haar eigenaardige verhoudingen waarin
de dienstplichtige zich verplaatst ziet.
En d££r waar men thans slechts de voor
lichting heeft van onbedreven jeugdige
lotgenooten, of van superieuren wier raad
niet zelden aan eenzijdigheid mank gaat,
moet de mogelijkheid om in tal van
questies een geheel onafhankelijk bureau te
kunnen raadplegen dat een rijpe ervaring
ter zake bezit, een groote geruststelling
zijn voor de militieplichtigen en niet min
der voor zijne verwanten voor wie de
militaire wereld veelal een »terra
incognita" is. Eigenaardig is ook de oorspron
kelijke tevens billijke wijze waarop het
Bureau zich beschikbaar stelt om adviezen
te geven aan werklieden lid van
vakvereenigingen. Aan hen zelf, hunne zonen
of pupillen worden adviezen gegeven tegen
afgifte van coupons, welke het Bestuur
der vakorganisatie bij het Bureau kan
verkrijgen, De wijze van verrekening is
een zeer coulante.
Het | Bureau stelt zich voorts beschik
baar tot hulp en terechtwijzing bij studiën
van militairen aard waarftan men zich
wenscht te wijden.
Het verschaft daaromtrent inlichtingen
en doet opgave van studiebronnen. Ver
der kan het een middelpunt worden voor
zaakkundige voorlichting voor officieren
en kader in die moeilijkheden welke in
het bijzonder eigen zon aan het
ambtenaarsleven, maar in het militaire een
eigenaardig cachet vertoonen, gezien de
middeleeuwsche rechtspraak van het leger
en zijne persoonsbeoordeeling door het
reeds verlangde veroordeelde stelsel van
geheime conduite! ijs ten.
Ik geef dit alles slechts als mijn per
soonlijke meening.
Het ga het Bureau in zijn pogen wel!
T.
Een f oord ?an Protest.
Uitgegeven door den Ned. Posl- en Telegraafbond.
II. (Slot.)
Waar in deze brochure een pleidooi geleverd
wordt voor afschaffing der surnumerairs ben ik
het geheel met de auteur eens en spijt bet mij dat
van wege de broederschap van commiezen der
Posterijen geschriften zijn uitgegeven o.a. ook
de brochure van den heer Huisman, waardoor
de klerken zich gedwarsboomd achten. Te meer
spijt mij dat, omdat verschillende commiezen
dezen eisch volkomen gewettigd achten. Alleen
dan kan ik mij den tegenstand verklaren als
de Klerken bond ook eischt, dat de jaren als
klerk in dienst der administratie doorgebracht,
bij benoeming tot commies voor verhooging
medetellen (zie bldz. 10 der brochure.)
Daardoor zouden de klerk-commiezen bij even
tueel slagen, in dienst zijnde collega's vooruit
springen zonder eenige wettige reden, 't Zou dan
zelfs aanbeveling verdienen eerst klerk te worden,
het radicaal te halen, en pas daarna
commiesexamen te doen. Op 17 jarigen leeftijd kan men n l,
klerk worden en de commiezen zijn gewoonlijk
21 jaar.
Wat de kwestie der 7de klas kantoren betreft,
't komt mij voor, dat met kunst en vliegwerk
getracht wordt z. g. n. historische rechten te
bewijzen.
Dat bij inwilliging van dien eisch de com
miezen ernstig benadeeld worden, terwijl slechts
sommige oudere klerken zullen profiteeren
zonder eenig geldig motief, staat als een paal
boven water. Bovendien kan deze eisch ver
vallen, als de klerken op een gemakkelijker
wijze commies kunnen worden.
Dit wat betreft de algemeene strekking der
brochure, spreekt van zelf, waar het dossier over
deze kwestie tot een berg paperassen is aange
groeid en steeds in omvang toeneemt, het niet
moeilijk is dwaasheden op te rakelen.
Zoo vond ik er ook in deze brochure.
,Het staat voor elk ingewijde vast, dat het
corps postcommiezen zich beschouwt als een
kaste, die voor elk, die zij minderwaardig be
schouwen moet afgesloten blijven. Velen hunner
zelfs kost het thans nog moeite bun collega's
van de telegraphie, als hun gelijk te achten,
omdat de opleiding van deze heeren minder
kostbaar is geweest", (blz. 7).
Het gaat niet aan, als een enkele van m'n
collega's in z'n hoogmoedswaauiin zoo dwaas is,
het geheele corps zooiets aan te wrijven, of is dit
een speculatie op 4e democraten, dan protesteer
ik daartegen ten sterkste.
Ook kan ik mededeelen, dat in de statuten
van de broederschap der commiezen, art. 4 ge
wijzigd is, en het surnumerairschap niet meer
verplichtend is voor de aspirautleden.
Dan tracht men (blz. 8) de commiezen der pos
terijen naar beneden te trekken en de klerken
omhoog. Ook vertelt men, dat het aantal com
miezen van Posterijen en Telegraphie nog ge
ring is. Een 120 ambtenaren dan toch nog l
Ook het gezegJe op blz. 9: het verschil tusschen
commies en klerk is niet in de eerste plaats
intellectueel verschil, 't wordt enkel geboren
uit, meerder of mindere welstand is m. i. zoo
exclusief gesteld, dat, het een paradox genoemd
kan worden, die de heeren moeilijk zullen
kunnen bewijzen.
Op blz. 11 komt een tirade voor, die bij mij
den indruk vestigt, dat de heeren een salaris
van ? 1200 voor een pasbeginneod commies der
posterijen en telegraphie veel te hoog achten.
Dat is een gevaarlijke weg, mijnheeren, want
als gij zelf eens commies wordt, vindt ge dat
dan ook te hoog P Bedenk bovendien, dat daarvan
gestort moet worden c.a. J 200.
Eindelijk vind ik daarna aangeprezen, de
commiesrang de voortzetting van de klerken
loopbaan. In dat geval zullen de commiezen
van de toekomst een nog grooter aantal dienst
jaren achter den rug moeten hebben voordat hun
positie eenige luxe toelaat
Op blz. 11 worden rechten ontleend aan het
besluiten van 1870 historisch genoemd, maar die,
welke ontleend zijn aan een dito van 1861 acht
men feodaal. Als het verschil tusschen ket histo
risch en feodale recht slechts 9 jaar is, dan lijken
ze mij beide nog al aan bedenking onderhevig.
Op blz. 13, tracht men het weer voor te stellen,
alsof het vakexamen voor den geagreëerden
klerk zoowel als voor den commies volkomen
gelijk was. Men weet toch wel, dat het op papier
zoo was. Dan moet ook niet vergeten worden,
dat de surnumerair een vergelijkend examen deed
(een geslaagde op vier adspiranten gewoonlijk)
de klerk niet. Ook moet ik er op wijzen, dat
men het met die historische rechten, wat de
postkantoren betreft, niet verder kan brengen
dan tot een kantoor, waaraan ? 1000 traktement
verbonden is + ? 200 emolumenten, alzoo niet
verder dan een postkantoor Satéklas. Gaat men
met diezelfde redeneering der historische rechten
verder, dan is een vereenigd kantoor bereikbaar
van f 1800, maar het postkantoor moet in de
Site klas blijven. Dat laatste wordt zorgvuldig