Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.1358
minstens l hebben! De oud-liberalen zijn
echter nog altijd van meening, dat niemand
?dan zij het recht en de competentie heb
ben, in den Raad de lakens uit te deelen,
«n veroordeelen zoowel den soc-dem. als
den anti-rev., te worden uitgeworpen! Al
leen de heer De Klerk vindt genade.
En wat doet «Rotterdam"? Ze neemt
zonder blikken of blozen de twee conser
vatieven over. Dat is de toepassing van
haar ontembare vooruitstreverigheid!
In III dezelfde geschiedenis, met een
komisch kantje: beide genoemde liberale
kies vereen igin gen stellen voor de twee
opengevallen plaatsen mr. Fock en mr.
Tellegen; de laatste zooals later bleek,
een ... vrijzinnig-democraat. Zoodra het
Eotterdamseh Weekblad dit te weten
kwam, zette het in zijn jongste no. tegen
mr. Tellegen een standje op touw, met het
gevolg, dat mr. Tellegen, de eer aan zicK
houdende, fluks zijn candidatuur aan beide
kiesvereenigingen opzei! En ziet: beide
liberale kiesvereenigingen benoemen nog
in de gauw te de heer Burger, een protég
van de conservatieven!
En ten slotte nog eene herhaling van
dit onsmakelijk schouwspel is IV: daar is
voor eene opene plaats de candidaat mr.
Moll, een aarts-conservatief, directeur van
de Bijbank der Ned. Bank! Aanbeveling ?
Veel belangstelling voor 't
.bewaarschoolonderwijs! Enorm, zag! Of mr. Moll nog
niet de helft van »Rotterdam's" program
onderschrijft? Malligheid! Hij is
»opgegeven" door «Vooruitgang" en daarmee uit!
Zoo is de ruilhandel tusschen de libe
ralen in vollen gang. De «vooruitstrevende"
fractie heeft bij de nieuwe candidaten ...
geen enkelen man van haren richting!
Prachtig succes! Treurig gescharrel tus
schen een paar dozijn heeren, die onder
elkaar de zetels toewijzen! Droevig
schijnbestaan van een geavanceerden vleugel, die
slechts schijn is; die in de werkelijkheid
meesjort voor den zegewagen van de conser
vatief liberalen.
Allen die iets gevoelen van de behoefte
om in onze Raadszaal mannen te brengen,
die niet gedwee meezeulen in het
oudliberale gespan, en niet met allerlei banden
van positie, familie en relaties aan de
«bovenste duizend" gebonden zijn, en het
harde woord van den burgemeester durven
trotseeren; die daar zoo gaarne wat op
luchting wat frischheid en vooruitgang
zouden zien gebracht zij moeten zich
wel ergeren aan dit gescharrel!
En wanneer wordt dit anders?
De arbeiders hebben maar zeer gedeelte
lijk het kiesrecht, en staan niet onder
invloed van de kerk.
En de vrijzinnig-democraten schijnen
vooralsnog de noodige energie, en de voor
zulk een breeden strijd zoo onontbeerlijke
opoflerings-gezindheid te missen om met
kracht voor den vooruitgang te strijden!
Neen, Rotterdam is nog altijd geen dorado
voor de democratie. Haar schijnvrienden
uit «Rotterdam" hebben haar, toen zij
«ebeen te zullen groeien, overgeleverd aan
de heeren der groote sociëteit.
De lotgevallen van de candidatuur van
mr. Tellegen, door hem zelf gepubliceerd
in de N. R. Ct., werpen een eigenaardig
licht op de knoeierige manier, waarop
men aan liberale zijde de verkiezingen
»maakt". In enkele woorden komt deze,
deels vermakelijke geschiedenis hierop neer.
Mr. Tellegen was aangezocht door den
heer De Klerk, een caudidatuur te aan
vaarden voor de kiesvereeniging «Rotter
dam". Mr. T. nam dit aan, op voorwaarde,
dat hij ook van «Vooruitgang1' candidaat
zou worden om een echec te voorkomen.
Dat geschiedde inderdaad. Maar ... toen
de vrijzinnig-democratische kiesvereeni
ging vergaderde, werd mr. T. ook daar
gesteld, met de mededeeling dat mr. Tel
legen vrijzinnig-democraat was !
Niet zoodra las het hoofdbestuur van
«Vooruitgang" dit in de krant, of er kwam
rumoer. «Vooruitgang" zou een
vrijzinnigdemocraat naar den Raad zenden ? God
beware! En ze vroeg aan mr. Tellegen:
is het waar, mijnheer, is u vrijzinnig
democraat ? Mr. Tellegen antwoordde:
zeker, heeren, dat is juist; en ik heb dat
dadelijk tot den heer De Klerk gezegd !
Maar het bestuur van «Rotterdam" had
dit onbeteekenende feit niet aan
»Vooruitgang" medegedeeld, en zóó had «Voor
uitgang" een ... kat in den zak gekocht!
Mr. Tellegen gaf dadelijk zijn spijt te
kennen, dat «Vooruitgang'' zóó bedrogen
was uitgekomen; en om aan de heeren
liberalen de schande te onthouden dat KIJ,
?een volbloed vrijzinnig-democraat, mis
schien wel een kwart socialist, in den Raad
zouden helpen, haastte hij zich, om voor
de candidatuur der beide liberale kiesver
eenigingen te bedanken! Zóó werd die
ramp nog precies tijdig voorkomen....
Merkwaardig hierbij is de brief, die mr.
Tellegen zond aan het bestuur van «Voor
uitgang III", dat hem, op een bloot
noemen van «Rotterdam", candideerde.
Daarin wordt den heeren op zóó onge
makkelijke wijze de waarheid gezegd, dat
ze voortaan wel wat voorzichtiger zullen
zijn. Scherp hekelt mr. Tellegen de zon
derlinge gewoonte, «om nimmer een
aan«bevolen kandidaat eenige vraag te stellen,
»of naar zijn politieke inzichten onderzoek
«te doen", en wijst hij er op, »hoe
onge«woon oppervlakkig de aanbevolen
can«didaten door u (de kiesvereeniging) worden
«beoordeeld, op gevaar af, dat zij de dupe
«worden van een dergelijke lichtzinnige
«wijze van behandelen van zaken ...."
De dwaasheid, dat een vrijzinnig-demo
craat door de oud-liberalen zou worden
gesteld, waartoe de knoeierige politiek van
de kiesvereen. «Rotterdam" bijna had ge
leid, is nu gelukkig ontweken, en de eer
van het liberale Rotterdam op het kantje
af gered.
Ik acht dit incident zulk een vol komen e
en onverwachte bevestiging van mijn
artikel, dat ik niet kan nalaten, er de
aandacht bijzonder op te vestigen.
P.
Onder de Vroede Mannen.
De agenda van de jongste raadszitting
bevatte eindelijk weer de voortzetting der
behandeling van het rapport der commissie
vad advies in zake wijziging der bepalingen
omtrent minimum loon en maximum arbeids
duur in de bestekken van gemeentewerken.
B. en W. hadden dit rapport, waarvan
de behandeling door de staking onderbro
ken werd, onder aan de agenda geplaatst
en wel vermoedende dat het in n zitting
niet behandeld kon worden, een avondzit
ting aangekondigd.
Zij hadden er blijkbaar niet op gerekend
dat het vraagstuk Hoofden voor de klas
twee zittingen in beslag zou nemen, waar
de argumenten van voor- en tegenstanders
algemeen bekend mochten heeten.
De Raad scheen er anders over te denken
en wijdden er twee warme zittingen aan in
dubbelen zin.
Zoo bleef het belangrijke vraagstuk
voor de gemeen te werklieden, dat reeds
sedert December 1900 aan de orde is en
waarvan het op zich laten wachten door
sommigen wordt toegeschreven van zoo
grooten invloed te zijn geweest op de houding
der gemeentewerklieden in de Aprildagen,
weder onafgedaan tot...
' Op 15 Juli vergadert de Raad weer,
maar dan is het tarief van het electrisch
bedrjjf aan de orde zoodat er alle kans
bestaat, dat er ook dan weer geen tijd
voor zal zijn.
Het heeft mij verwonderd, dat geen enkel
raadslid in de jongste zitting den voorrang
van deze zaak bepleit heeft op de absoluut
geen haast hebbende beslissing of de hoof
den een klas zouden krijgen, ja of neen.
Want al zou men aannemen, dat enkele
leden de gemeentewerklieden zouden willen
strafien met uitstel van een voor hen zoo
belangrijke regeling, ik durf niet onder
stellen dat de geheele raad zoo rancunues
is, om zich daarmede op een standpunt
te stellen beneden zijn waardigheid.
Want gesteld dat men enkelen daar
mede zou willen strafien, de velen die dit
niet verdienen -en vooral zij die in de
woelige dagen op hun post zijn gebleven,
verdienen een betere behandeling.
Er is van socialistische zijde het ge
meentebestuur het verwijt gemaakt, dat het
door uitstel van de reeds zoo lang ont
worpen nieuwe regeling de werklieden
heeft getart. Zonder te willen beweren
dat die zijde toen gelijk had, wil ik er
toch pp wijzen, dat men nu hard bezig is
haar in het gelijk te stellen.
Als men meent dat de werklieden na
de ondervonden harde les veel tammer
geworden zouden zijn, dan heeft men mis
schien gelijk, maar door daarop te
speculeeren, maakt men m. i. misbruik van
macht. Ik vertrouw dan ook dat B. & W.
door de jongste zitting geleerd, deze voor
de gemeentewerklieden zoo belangrijke
regeling a iet meer afhankelijk zullen stellen
van den praatlust onzer vroede vaderen.
N. v. H.
Ha de ontvangst der
Amerikaansche Vloot te Kiel.
De tijden zijn lang voorbij, waarin de
Tocqueville de Vereenigde Staten van
Amerika gelukkig prees, omdat zij er geen
buitenlandsche politiek behoefden op na
te houden.
Deze herinnering van den Temps is
zeker niet misplaatst, nu voor elke
Europeesche mogendheid de wereldpolitiek van
Amerika, op zoo energieke wijze door
president Roosevelt en zijne omgeving ver
tegenwoordigd, een hoogst belangrijke factor
is geworden. Beurt om beurt ziet men
Engeland en Duitschland dingen naar de
gunst van de leidslieden der groote
Repupliek aan de overzijde van den
Atlantischen Oceaan. Door de veelbesproken
Monroe-leer weet de regeering te Washing
ton zich te vrijwaren tegen elke inmenging
van Europeesche mogendheden, maar zij
toont zich allerminst geneigd om in dit
opzicht reciprociteit te betrachten. Die
Monroe-leer, welke om nogmaals den
Temps aan te halen in den geest van
haren ontwerper en van zijn tijdgenooten
een defensief wapen was, is thans het best
gesmede der offensieve wapenen geworden.
Zij wil voor de Vereenigde Staten een
koloniaal rijk stichten. Porto Rico, de
Philippijnen, Samoa en Hawaïzijn reeds
een niet onaardig begin, en Cuba is geheel
afhankelijk geworden van de groote
Repupliek. «President Roosevelt heeft, op zijn
laatste rondreis in het verre Westen, er
geen geheim van gemaakt, dat hij van de
Stille Zuidzee als men het zoo uit
drukken mag een Atuerikaansch meer
hoopte te maken."
De poging tot toenadering tusschen
Engeland en Amerika, waarbij de eerst
genoemde mogendheid steeds zoo grooten
nadruk legde op het gemeenschappelijk
Angel-Saksisch element, de gemeenschap
van taal en ... van belangen (hier zouden
wij een groot vraagteeken moeten plaatsen)
zijn geheel mislukt. Het beste bewijs voor
die mislukking is te vinden in
Chamberlain's jongste politiek, die zich ten doel
stelt door differentieele tarieven den band
tusschen Engeland en de Engelsche kolo
niën nauwer toe te halen; die toekomst
plannen zijn een slag in het aangezicht
van de Vereenigde Staten, welke zich door
eene verwezenlijking van Chamberlain's
plannen in hun reusachtigen uitvoer (vooral
van graan) in hooge mate benadeeld zouden
zien. Of er van de plannen van
Chamberlain iets zal komen, is zeer de vraag.
Eveneens, of Amerika, dat zelf zeer hooge
invoerrechten heft, met goed recht zou
kunnen protesteeren tegen het opgeven
der voor Amerikaansche belangen zoo
gunstige vrijhandelspolitiek van andere
natiën. Het feit blijft bestaan, dat de ver
houding tusschen de regeeringen te Londen
en te Washington tamelijk koel is geworden.
Van dit feit heeft keizer Wilhelm ge
tracht in het belang van Duitschland
gebruik te maken. De beleefdheden, van
Duitsche zijde aan de Amérikaansche natie
en hare leiders bewezen, zijn in den
laatsten tijd even - talrijk als verrassend ge
weest. Men denke aan de reis van prins
Heinrich, aan de zonderlinge cadcaux van
den keizer een standbeeld van Frederik
den Groote en een verzameling van repro
ducties der Duitsche middeleeuwsche kunst
voor de Universiteit te Harvard, be
leefdheden, die men in Amerika maar zeer
matig heeft gewaardeerd, en die geenszins
den slechten indruk hebben weggenomen
van wrijvingen, te Apia en in de baai
van Manilla ontstaan, welke wrijvingen
naast andere overwegingen de Ameri
kanen hebben geleid tot uitbreiding van
hunne oorlogsvloot. Toen een deel van die
vloot de Europeesche wateren zou bezoe
ken, was dan ook een bezoek aan Duitsch
land uitgesloten. Aan de persoonlijke
bemoeiingen van keizer Wilhelm is het
te danken, dat het Amerikaansche eskader
toch nog Kiel heeft bezocht. Natuurlijk
was de ontvangst schitterend, keizer
Wilhelm putte zich uit in vriendschaps
betuigingen ofschoon hij misschien het
Amerikaansche vlaggeschip wat al te
nauwkeurig naar den zin van den com
mandant inspecteerde en de Ameri
kaansche admiraal Cotton kon eiken dag
lange telegrammen naar Washington zen
den over de eerbewijzingen, die hem waren
ten deel gevallen. Als men de toasten en
toespraken van den keizer leest, zou men
werkelijk meenen, dat broeder Jonathan
en de Duitsche Michel n van hart n
van zin waren.
Is er voor die onderstelling een rede
lijke grond ? Wij betwijfelen het zeer. Ook
hier schijnt weer, bij den Duitschen keizer,
de wensch de vader van de gedachte te
zijn geweest.
Broeder Jonathan is eea praktisch man.
Hij laat zich die complimenten welgevallen,
met een ironischen glimlach evenals
waarschijnlijk de czar toen keizer Wilhelm,
in de volheid zijns harten, de sympathie
tusschen het Czarenrijk en het zijne trachtte
te symboliseeren door het ruilen van schou
derbedekkingen. Dit historisch moment
heeft ongetwijfeld onzen teekenaar bezield,
toen hij de plaat voor dit nummer ont
wierp.
Maar zulke aardigheden verplichten tot
niets. Evenals de haan in de fabel van
Lafontaine, versmaadt Broeder Jonathan
de parel der keizerlijke gunst en zegt:
Le moindre gram de tnil ferait mieux mon affaire.
Laat Duitschland de invoerrechten op
Amerikaansch graan en spek verlagen,
dan zal Broeder Jonathan zich in het
diepst van zijn hart geroerd voelen, en
misschien! aan dit gevoel door daden
uiting geven.
Misschien. Want sterker dan ooit gevoelt
men in de welvarende Republiek: wij
hebben u niet noodig, maar gij ons wél.
En zoo'n gevoel is geen sterke basis
voor reciprociteit.
tiiiiimiiiiMiiiiiiiiMiiMiiiiiiiiiiiiiiiiHimiitniiffiiMiiiiiiiiiiMiiiiimiiMB
Sociale
Himiiiiiimiiiiiiiiiiiiiii
Gemeentelijke Arbeidsbeurs.
Wie 's middags tegen het uitkomen der
Amsterdamsche volksbladen zich bevindt
in de omgeying van een courantenbureau
of van de kiosken in het centrum der stad,
kan dikwijls getuige zijn van een deels
aangrijpend, deels komisch schouwspel.
Heele rijen, mannen, vrouwen, maar vooral
jongvolk van beiderlei geslacht staan dan
te wachten, met de paar centen afgeteld in
de hand. En komen de bladen, dan is 't
een ware bestorming.
Geen Servische koningsmoord of Duitsche
riiksdagverkiezing trekt hen aan, noch ean
Kameroverzicht, zelfs geen griezelige moord
zaak. Neen, de haastige belangstelling geldt
de advertenties, de vermelding van aange
boden betrekkingen. En is er iets gevonden
dat «lijkt", dan op een draf er heen, het
nieuwsblad in de hand, onder 't loopen
dikwijls nog doorlezend om een paar andere
adressen nog op te zoeken, voor reserve
als bij het eerste de poging niet lukt. Dat
is de arbeidshonger, zich aldus uitend omdat
er geen andere gelegenheid is, waar de
vraag naar arbeidskracht en het aanbod
elkaar kunnen ontmoeten.
Nu zou men de opmerking kunnen maken,
dat 't hier geschetste voornamelijk geldt
voor ongeoefende, achterlijke of versleten
werkers en werksters. Dat is 7,00, maar
ook voor meer ervaren werkzoekenden be
staan er groote bezwaren om hun arbeids
aanbod te brengen pp de rechte plaats.
Velen hunner zijn bij dat aanbol vrijwel
gebonden aan een tusschenpersoon, die
voor zijne of hare bemoeiingen eenige
vergoeding ontvangt, behalve wanneer
die tusschenpersoon zelf' als voorman op
treedt. Bij openbare werken, bouw- en
grondwerk is 't werven van arbeiders veelal
overgelaten aan een ploegbaas, evenzoo bij
de Brabanters, die een deel van 't jaar
werk verrichten op de Hollandsche boer
derijen. Besteedsters voor huisbedienden,
placeurs voor koffiehuispersoneel, stuwa
doors voor havenwerkvolk en huurbazen
voor de zeelieden vormen even zoovele niet
altijd respectabele schakels tusschen werk
nemer en werkgever.
Doch ook wanneer die tusschenpersoon
gemist kan worden, is 'tzoeken naar werk
afgescheiden nog van de kans om het
te vinden zeer bezwaarlijk. Voor som
mige bedrijven is de openbare weg of kaai
een soort arbeidsbeurs, bouwvakarbeiders
trekken daarentegen weer rond van karwei
tot karwei. Ze komen dan echter in den
regel nog rechtstreeks in aanraking met
den werkgever en kunnen dus het aanzoek
overbrengen, ongunstiger is 't voor de in
dustrie-arbeider, die daartoe veelal niet in
de gelegenheid is en nog al eens afhangt
van de grillen en luimen van derden. Ook
wel van voorspraak, die wel eens gekocht
moet worden. Overigens is't aan de fabriek
vaak een portier en op 't kantoor een
jongste bediende, die den werkzoeker afwijst,
zonder meer.
Doch hoe ook. welken weg ook moet
worden bewandeld, de gebruikelijke vorm
van arbeidsaanbod werkt by'na altijd af
mattend, ja demoraliseerend en het zoeken
naar een middel om verbetering aan te
brengen, is reeds daarom gewettigd niet
alleen, maar ook noodzakelijk. De vraag
is nu maar: welk middel?
De erkende behoefte aan een goede ge
legenheid voor arbeiders om kennis te
kunnen nemen van de arbeidsvraag en voor
werknemers om te weten het arbeidsaanbod,
heeft op vele plaatsen in het buitenland
en pp enkele plaatsen hier te lande reeds
geleid tot de instelling van arbeidsbeurzen.
Waar ze goed zijn georganiseerd en de beide
partijen er gebruik van maken, hebben ze
m den regel zeer gunstige uitkomsten, men
zou de Fransche en speciaal de Parqsche
kunnen uitzonderen, die haar doel zijn
voorbijgestreefd en zijn gemaakt tot wapens
in den klassenstrijd, daarmee verliezende
haar eigenlijk karakter om het zoeken en
vinden van werk eenvoudiger te maken.
De hier te lande bestaande arbeidsbeurzen
kan men onderscheiden in stichtingen van
particulieren,_ van vakvereenigingen en van
werkgevers in overleg met werknemers.
Tegen do beurzen der vakbonden bestaan
groote bezwaren. In de eerste plaats toch
is maar een betrekkelijk gering deel van
de werklieden bij die bonden aangesloten.
terwijl men bovendien in hetzelfde bedrijf
nog weer verschillende vereenigingen vindt,
dikwijls scherp van elkaar gescheiden en
weinig lust tot samenwerking vertoonend.
En mocht dit bezwaar worden overwonnen
dan zouden de vakbond-arbeidsbeurzen
allicht den Franschen, dat is in dit geval
den verkeerden weg opgaan.
Particuliere stichtingen in dezen geest
heeft men er hier een drietal, n.l. te Am
sterdam (van de Maatschappij voor den
Werkenden Stand), te 's Gravenhage (van
den Christelijken Volksbond), te Rotterdam
(van het Werkloosheidcomité), De werking
en dus ook de waarde dezer instellingen
is zeer gering, ondanks de goede bedoeling.
't Meest sprekend is dit uitgekomen bij
het onderzoek te Amsterdam ingesteld door
het «Werkloosheidcomité", van welk onder
zoek de uitkomsten door de rapporteurs
(J. C. Ceton en S. J. Pothuis) zijn bijeen
gebracht in een zeer belangrijke 166 blad
zijden tellende brochure over werkloosheid 1).
Hieraan worde ontleend, dat van de 28
vereenigingen die op de vragenlijst van
het Comitéhebben beantwoord de vraag:
»Hoe is uw meening omtrent de bestaande
arbeidsbeurs?" slechts l gunstig oordeelde,
3 ontwijkend en 24 beslist ongunstig. Dat
oordeel was niet door alle vereenigingen
met redenen omkleed, in de meeste ge
vallen bleef 't bij het uitspreken der meening,
doch waar ze toegelicht werd, daar was de
uitspraak: dat de bestaande arbeidsbeurs
te veel een particuliere instelling is, dat
de patroons er geen beteekenend gebruik
van maken, dat wel loopjongens maar geen
volwassen arbeiders door bemiddeling dezer
beurs aan werk worden geholpen, dat ze
aan de vakorganisatie soms kwaad berok
kende als een instituut voor leverantie van
«onderkruipers".
Een meer gunstig oordeel wordt in den
regel uitgesproken over de Arnhemse h
arbeidsbeurs, opgericht in 1897 door eenige
patroons- en werklieden-vereeniginsren en
dus weer een ander tijpe vormen. Zijn ze
aldus tot stand te brengen en werken- ze
gunstig dan is dat natuurlijk een lofwaardig
verschijnsel. Maar of men in 't algemeen
een dergelijke oplossing van het vraagstuk
der arbeidsbeurzen wel mag beschouwen
als de beste, dat is toch nog zeer twijfel
achtig. Men vangt dan aan met te ver
onderstellen het bestaan van een streven
naar samenwerking, grooter dan in den
regel in werkelijkheid wel bestaat. In de
tweede plaats blijft altijd bestaan het par
ticulier karakter, met in zijn gevolg het
gevaar, dat een der partijen een overwegende
positie zal gaan innemen of het wederzijdsch
streven naar macht en invloed de aanvan
kelijke samenwerking zal verstoren.
Aan deze bezwaren ontkomt men niet al
geeft de gemeente ook een subsidie of' het
vrij gebruik van een gemeentegebouw, doch
wel, indien de gemeente de instelling zelve
op zich neemt, deze controleert en zoo
noodig beheert. Wanneer daarbij goed
wordt omschreven welke de bevoegdheden
der werkgevers en der arbeiders zijn, hetzij
van hen persoonlijk, hetzij van hunne
vereenigingen, dan is een overschrijding
dier bevoegdheden uitgesloten.
Minder goed is te verhelpen het andere
hoofdbezwaar, dat door partijen van de
arbeidsbeurs, geen beteekenend, in elk geval
onvoldoende gebruik wordt gemaakt. In
dat opzicht is ook een gemeente machte
loos, daar ze werkgevers noch werknemers
noodzaken kan van de gemeentelijke ar
beidsbeurs gebruik te maken. Doch de voor
spelling is niet gewaagd, en de buitenland
sche ervaringen bevestigen dit, dat de
arbeidsbeurs als gemeenteinsteüing veel
gemakkelijker het publiek vertrouwen ver
werft dan particulieren wel kunnen hopen,
oak al hebben zede allerbeste bedoelingen.
En dit is reeds zeer veel gewonnen ; een
arbeidsbeurs moet in de eerste plaats ver
trouwen wekken, het wederzijdsch belang
van patroon en arbeider zal er dan wel
toe medewerken dat ze wordt de aange
wezen plaats om kennis te nemen van de
aangeboden en gevraagde arbeidskracht.
Weg dan de huurbazen, de placeurs en
besteedsters, weg dan ook het demorali
seerend trekken van fabriek naar fabriek,
van karwei naar karwei!
Doch niet alle werklieden eu niet alle
vakbonden zien heil in deze oplossing. Bij
't reeds hierboven aangehaald onderzoek
van 't werkloosheids-comitéte Amsterdam
is ook de vraag gesteld hoe men dan wel
meende dat een goede arbeidsbeurs ge
vormd moest worden, 't Was er biina wel:
zooveel hoofden zooveel zinnen. Enkelen
1) Deze brochure, die zeer belangry'ke op
gaven bevat over werkloosheid en de middelen
ter leniging, kwam te laat in myn bezit om
nop hier er uitvoerig melding van t-) kunnen
maken. Bij den Amsterdamschen
Bestuurdersbond zijn voor geringen prys (als ik me niet
vergis voor 32% cent) exemplaren te
verkry'gen.
wilden de vakbonden er mee belasten, ande
ren de gemeente, terwql nog weer anderen
overleg noodig oordeelden tusschen ge
meente, werkgevers en werknemers, waarbij,
naar het oordeel der meeste antwoorden,
de overwegende positie moest worden toe
gekend aan de vakbonden.
Om het onmisbaar vertrouwen te ver
werven en om niet te wekken de verden
king, dat de arbeidsbeurzen zullen worden
misbruikt als strijdmiddel, zal men goed
doen zich deze ideeën maar uit 't hoofd te
zetten. Gesteld dat ze aldus tot stand
gebracht konden worden, dan zouden ze
op medewerking der werkgevers niet kun
nen rekenen, misschien zelfs wel op tegen
werking stuiten, waarmede ze reeds van
stonde af aan waren gevonnist.
Een beteren weg te volgen wordt in
Haarlem beraamd. Daar is van een der
Kamers van Arbeid, met instemming der
andere, het verzoek tot den gemeenteraad
gericht om een gemeenlekke arbeidsbeurs
in te stellen, aan 't hoofd een directeur
door den gemeenteraad te benoemen, onder
toezicht van gedelegeerden, aangewezen
door de Kamers van Arbeid, waarin werk
gevers en werknemers op gelijken voet
zijn vertegenwoordigd.
Dat is de weg! REYNE.
Muziek in de Hoofdstad.
De tweede uitvoering der Wagnenrereeniging
sluit meestal het muziekseizjen af; zoo was dit
ook thans het geval en wel in nog veel eerder op
zicht, omdat de uitvoering ruim een maand later
plaats vond dan gewoonlijk en dan ook aan
vankelijk was vastgesteld. Daarom had de uit
voering ook nog meer het karakter van de
Festspiele," zooals die te Bayreuth of te
München gegeven worden; deze toch vinden
ook steeds in den zomer plaats. Maar wat
boven alles de opvoering der Meistersinger" tot
een feit van belang stempelt, tot een gebeur
tenis, welke met Bayreuth of München verge
leken kan worden, dat is de hoogheid, de
voornaamheid, de adel en de echt artistieke
geest, die van de geheele opvoering uitstraalden.
Onvergely'kelyk schoon sprak het werk tot den
toehoorder. Het was of alle heerlijke eigen
schappen van Wagner's meest populaire schep
ping in al zijn rjjke tinten van vocaal en in
strumentaal coloriet voor ons begoni en te schit
teren ; maar meer nog was de uitvoering zoo
treffend schoon, omdat de warm en juist
geteekende figuren van het werk, met al hunne
heerlyke ziele-eigenschappen voor ons begonnen
te leven. Enkelen mogen zich speciaal aange
trokken voelen tot de godenwereld uit den Ring
des Nibelungen"; anderen zullen wellicht in het
verheven lietdedrama Tristan und Isolde" het
genre vinden, waarmede zjj het meest
sympathiseeren; weer anderen zullen in de symboliek
van Parsifal hun artistieke aspiratiën het meest
bevredigd zien ik kan my' niet voorstellen
i dat niet iedereen ten hoogste getroffen wordt
door de zuiver menschely'ke en volksthümliche"
karaktereigenschappen der figuren uit die
Meisteringer." En het was geen geringe ver
dienste der opvoering dat die echt menechelyke
eigenschappen op byna volkomen wy'ze werden
begrepen en weergegeven door de artisten aan
wier medewerking de uitbeelding was in handen
gegeven. Vooraan stond de Sachs van den
Münchener baritonist Feinhals. Inderdaad deze
\ kunstenaar is ten volle waardig de plaats in
te nemen van Eugen Gura, met wien hjj
overigens zy'n opvatting van di« rol en ook, in
enkele opzichten zyn manier van zingen, gemeen
heeft. Reeds door zyn rijzige gestalte
orderscheidt hij zich van het eerste oogenblik af dat
hy ten tooneele komt. Maar dan zyn prachtige
stem en zyn schoon spel! In de eerste weet
hy' alle, zelfs de meest uiteenloopende nuances
te brengen; om het even of hy bezig is met
zy'ne onschuldige plagerijtjes tegenover Eva, of
dat hu zyn beminnebjk goed hart opent voor
Walther of ook dat hy Beckmeseer de les leest
of hem voor den mal houdt; hy blijft steeds
even frisch van stem; hoe klonk b v. de slot
rede Ehrt eure deutschen Meister" niet vol
en krachtig alsof hij zooeven wan begonnen.
De Sachs van Feinhals is mij zeer Eynpathiek;
zooals ik reeds zeide, herinnert hy' sterk aan
Gura en dat is zeker de grootste lot, dien men
den kunstenaar kan brengen, want Gura was
ongetwy'feld de beste Sachs, die er jaren lang
aan het Duitsche tooneel heeft bestaan.
Onmiddely'k na Feinhals mag men Schram m
(David) noemen. Hy heett die alleraar
digste rol met al de verve en geestigheid ver
tolkt, waarmede "Wagner den levendigen
Lehrbube heeft geteekend. In de laatste
jaren zyn wy' gewend aan Hofmüller en
deze heeft zich een welverdiende reputatie ver
worpen in het uitbeelden van den David. Het
is zeker voor Schramm geen geringe ver
diensten ah men van hem mag zeggen dat hy
voor Hofmüller in geenen deele behoeft onder
te doen en dat hy zelfs in jeugdige frischheid
van stem hem overtreft.
Mejuffrouw Minnie Naat als Eva mocht op
verschillende uitstekende eigenschappen bogen.
Voor alles een gemakkelyk aansprekende stem
en onberispelijke zuiverheid. In het midden
register echter, vooral in den levendig gezongen
dialoog, had haar orgaan voller kunnen klinken.
Er was iets scherps aanwezig, tengevolge waar
van men meende, dat ter wille van de
duidelykheid in de uitspraak de klankschoonheid van
het orgaan eenigermate was opgeofferd. Het
spe), van mej. Nast was niet zoo naief als men
voor het eenvoudige maar rondborstige
Goldschmiedstöchterlein" wel gewenscht zou hebben.
Maar ter wille van hare vele goede eigen
schappen, waardoor b.v. het quintet overheerlyk
klonk, wil men wel over enkele tekortkomingen
heenstappen.
Pogner is op ende op een voornaam burger.
Een van die mannen, die aan hoven en by' edelen
verkeerd hebben en die door karakter-eigen
schappen en natuurly'ken aanleg, volkomen
opgewassen zy'n tegen hen, die door recht van
geboorte tot den adel gerekend worden. Een
van die mannen, als Jacob Fugger uit
Augsburg, waarmede de muziekgeschiedenis
van een eeuw later ons heeft bekend gemaakt.
En dat was Fenten, zoowel in zyn verschyning
als in stem en gebaar. Dat zy'n party' echter
met veel meer gloed en kracht kan gezongen
worden, hebben ons anderen vdór hem geleerd.
De party' van Beckmesser werd thans ge
zongen door Nebe. Friedriche, de onovertroffen