De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 5 juli pagina 2

5 juli 1903 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No.1358 minstens l hebben! De oud-liberalen zijn echter nog altijd van meening, dat niemand ?dan zij het recht en de competentie heb ben, in den Raad de lakens uit te deelen, «n veroordeelen zoowel den soc-dem. als den anti-rev., te worden uitgeworpen! Al leen de heer De Klerk vindt genade. En wat doet «Rotterdam"? Ze neemt zonder blikken of blozen de twee conser vatieven over. Dat is de toepassing van haar ontembare vooruitstreverigheid! In III dezelfde geschiedenis, met een komisch kantje: beide genoemde liberale kies vereen igin gen stellen voor de twee opengevallen plaatsen mr. Fock en mr. Tellegen; de laatste zooals later bleek, een ... vrijzinnig-democraat. Zoodra het Eotterdamseh Weekblad dit te weten kwam, zette het in zijn jongste no. tegen mr. Tellegen een standje op touw, met het gevolg, dat mr. Tellegen, de eer aan zicK houdende, fluks zijn candidatuur aan beide kiesvereenigingen opzei! En ziet: beide liberale kiesvereenigingen benoemen nog in de gauw te de heer Burger, een protég van de conservatieven! En ten slotte nog eene herhaling van dit onsmakelijk schouwspel is IV: daar is voor eene opene plaats de candidaat mr. Moll, een aarts-conservatief, directeur van de Bijbank der Ned. Bank! Aanbeveling ? Veel belangstelling voor 't .bewaarschoolonderwijs! Enorm, zag! Of mr. Moll nog niet de helft van »Rotterdam's" program onderschrijft? Malligheid! Hij is »opgegeven" door «Vooruitgang" en daarmee uit! Zoo is de ruilhandel tusschen de libe ralen in vollen gang. De «vooruitstrevende" fractie heeft bij de nieuwe candidaten ... geen enkelen man van haren richting! Prachtig succes! Treurig gescharrel tus schen een paar dozijn heeren, die onder elkaar de zetels toewijzen! Droevig schijnbestaan van een geavanceerden vleugel, die slechts schijn is; die in de werkelijkheid meesjort voor den zegewagen van de conser vatief liberalen. Allen die iets gevoelen van de behoefte om in onze Raadszaal mannen te brengen, die niet gedwee meezeulen in het oudliberale gespan, en niet met allerlei banden van positie, familie en relaties aan de «bovenste duizend" gebonden zijn, en het harde woord van den burgemeester durven trotseeren; die daar zoo gaarne wat op luchting wat frischheid en vooruitgang zouden zien gebracht zij moeten zich wel ergeren aan dit gescharrel! En wanneer wordt dit anders? De arbeiders hebben maar zeer gedeelte lijk het kiesrecht, en staan niet onder invloed van de kerk. En de vrijzinnig-democraten schijnen vooralsnog de noodige energie, en de voor zulk een breeden strijd zoo onontbeerlijke opoflerings-gezindheid te missen om met kracht voor den vooruitgang te strijden! Neen, Rotterdam is nog altijd geen dorado voor de democratie. Haar schijnvrienden uit «Rotterdam" hebben haar, toen zij «ebeen te zullen groeien, overgeleverd aan de heeren der groote sociëteit. De lotgevallen van de candidatuur van mr. Tellegen, door hem zelf gepubliceerd in de N. R. Ct., werpen een eigenaardig licht op de knoeierige manier, waarop men aan liberale zijde de verkiezingen »maakt". In enkele woorden komt deze, deels vermakelijke geschiedenis hierop neer. Mr. Tellegen was aangezocht door den heer De Klerk, een caudidatuur te aan vaarden voor de kiesvereeniging «Rotter dam". Mr. T. nam dit aan, op voorwaarde, dat hij ook van «Vooruitgang1' candidaat zou worden om een echec te voorkomen. Dat geschiedde inderdaad. Maar ... toen de vrijzinnig-democratische kiesvereeni ging vergaderde, werd mr. T. ook daar gesteld, met de mededeeling dat mr. Tel legen vrijzinnig-democraat was ! Niet zoodra las het hoofdbestuur van «Vooruitgang" dit in de krant, of er kwam rumoer. «Vooruitgang" zou een vrijzinnigdemocraat naar den Raad zenden ? God beware! En ze vroeg aan mr. Tellegen: is het waar, mijnheer, is u vrijzinnig democraat ? Mr. Tellegen antwoordde: zeker, heeren, dat is juist; en ik heb dat dadelijk tot den heer De Klerk gezegd ! Maar het bestuur van «Rotterdam" had dit onbeteekenende feit niet aan »Vooruitgang" medegedeeld, en zóó had «Voor uitgang" een ... kat in den zak gekocht! Mr. Tellegen gaf dadelijk zijn spijt te kennen, dat «Vooruitgang'' zóó bedrogen was uitgekomen; en om aan de heeren liberalen de schande te onthouden dat KIJ, ?een volbloed vrijzinnig-democraat, mis schien wel een kwart socialist, in den Raad zouden helpen, haastte hij zich, om voor de candidatuur der beide liberale kiesver eenigingen te bedanken! Zóó werd die ramp nog precies tijdig voorkomen.... Merkwaardig hierbij is de brief, die mr. Tellegen zond aan het bestuur van «Voor uitgang III", dat hem, op een bloot noemen van «Rotterdam", candideerde. Daarin wordt den heeren op zóó onge makkelijke wijze de waarheid gezegd, dat ze voortaan wel wat voorzichtiger zullen zijn. Scherp hekelt mr. Tellegen de zon derlinge gewoonte, «om nimmer een aan«bevolen kandidaat eenige vraag te stellen, »of naar zijn politieke inzichten onderzoek «te doen", en wijst hij er op, »hoe onge«woon oppervlakkig de aanbevolen can«didaten door u (de kiesvereeniging) worden «beoordeeld, op gevaar af, dat zij de dupe «worden van een dergelijke lichtzinnige «wijze van behandelen van zaken ...." De dwaasheid, dat een vrijzinnig-demo craat door de oud-liberalen zou worden gesteld, waartoe de knoeierige politiek van de kiesvereen. «Rotterdam" bijna had ge leid, is nu gelukkig ontweken, en de eer van het liberale Rotterdam op het kantje af gered. Ik acht dit incident zulk een vol komen e en onverwachte bevestiging van mijn artikel, dat ik niet kan nalaten, er de aandacht bijzonder op te vestigen. P. Onder de Vroede Mannen. De agenda van de jongste raadszitting bevatte eindelijk weer de voortzetting der behandeling van het rapport der commissie vad advies in zake wijziging der bepalingen omtrent minimum loon en maximum arbeids duur in de bestekken van gemeentewerken. B. en W. hadden dit rapport, waarvan de behandeling door de staking onderbro ken werd, onder aan de agenda geplaatst en wel vermoedende dat het in n zitting niet behandeld kon worden, een avondzit ting aangekondigd. Zij hadden er blijkbaar niet op gerekend dat het vraagstuk Hoofden voor de klas twee zittingen in beslag zou nemen, waar de argumenten van voor- en tegenstanders algemeen bekend mochten heeten. De Raad scheen er anders over te denken en wijdden er twee warme zittingen aan in dubbelen zin. Zoo bleef het belangrijke vraagstuk voor de gemeen te werklieden, dat reeds sedert December 1900 aan de orde is en waarvan het op zich laten wachten door sommigen wordt toegeschreven van zoo grooten invloed te zijn geweest op de houding der gemeentewerklieden in de Aprildagen, weder onafgedaan tot... ' Op 15 Juli vergadert de Raad weer, maar dan is het tarief van het electrisch bedrjjf aan de orde zoodat er alle kans bestaat, dat er ook dan weer geen tijd voor zal zijn. Het heeft mij verwonderd, dat geen enkel raadslid in de jongste zitting den voorrang van deze zaak bepleit heeft op de absoluut geen haast hebbende beslissing of de hoof den een klas zouden krijgen, ja of neen. Want al zou men aannemen, dat enkele leden de gemeentewerklieden zouden willen strafien met uitstel van een voor hen zoo belangrijke regeling, ik durf niet onder stellen dat de geheele raad zoo rancunues is, om zich daarmede op een standpunt te stellen beneden zijn waardigheid. Want gesteld dat men enkelen daar mede zou willen strafien, de velen die dit niet verdienen -en vooral zij die in de woelige dagen op hun post zijn gebleven, verdienen een betere behandeling. Er is van socialistische zijde het ge meentebestuur het verwijt gemaakt, dat het door uitstel van de reeds zoo lang ont worpen nieuwe regeling de werklieden heeft getart. Zonder te willen beweren dat die zijde toen gelijk had, wil ik er toch pp wijzen, dat men nu hard bezig is haar in het gelijk te stellen. Als men meent dat de werklieden na de ondervonden harde les veel tammer geworden zouden zijn, dan heeft men mis schien gelijk, maar door daarop te speculeeren, maakt men m. i. misbruik van macht. Ik vertrouw dan ook dat B. & W. door de jongste zitting geleerd, deze voor de gemeentewerklieden zoo belangrijke regeling a iet meer afhankelijk zullen stellen van den praatlust onzer vroede vaderen. N. v. H. Ha de ontvangst der Amerikaansche Vloot te Kiel. De tijden zijn lang voorbij, waarin de Tocqueville de Vereenigde Staten van Amerika gelukkig prees, omdat zij er geen buitenlandsche politiek behoefden op na te houden. Deze herinnering van den Temps is zeker niet misplaatst, nu voor elke Europeesche mogendheid de wereldpolitiek van Amerika, op zoo energieke wijze door president Roosevelt en zijne omgeving ver tegenwoordigd, een hoogst belangrijke factor is geworden. Beurt om beurt ziet men Engeland en Duitschland dingen naar de gunst van de leidslieden der groote Repupliek aan de overzijde van den Atlantischen Oceaan. Door de veelbesproken Monroe-leer weet de regeering te Washing ton zich te vrijwaren tegen elke inmenging van Europeesche mogendheden, maar zij toont zich allerminst geneigd om in dit opzicht reciprociteit te betrachten. Die Monroe-leer, welke om nogmaals den Temps aan te halen in den geest van haren ontwerper en van zijn tijdgenooten een defensief wapen was, is thans het best gesmede der offensieve wapenen geworden. Zij wil voor de Vereenigde Staten een koloniaal rijk stichten. Porto Rico, de Philippijnen, Samoa en Hawaïzijn reeds een niet onaardig begin, en Cuba is geheel afhankelijk geworden van de groote Repupliek. «President Roosevelt heeft, op zijn laatste rondreis in het verre Westen, er geen geheim van gemaakt, dat hij van de Stille Zuidzee als men het zoo uit drukken mag een Atuerikaansch meer hoopte te maken." De poging tot toenadering tusschen Engeland en Amerika, waarbij de eerst genoemde mogendheid steeds zoo grooten nadruk legde op het gemeenschappelijk Angel-Saksisch element, de gemeenschap van taal en ... van belangen (hier zouden wij een groot vraagteeken moeten plaatsen) zijn geheel mislukt. Het beste bewijs voor die mislukking is te vinden in Chamberlain's jongste politiek, die zich ten doel stelt door differentieele tarieven den band tusschen Engeland en de Engelsche kolo niën nauwer toe te halen; die toekomst plannen zijn een slag in het aangezicht van de Vereenigde Staten, welke zich door eene verwezenlijking van Chamberlain's plannen in hun reusachtigen uitvoer (vooral van graan) in hooge mate benadeeld zouden zien. Of er van de plannen van Chamberlain iets zal komen, is zeer de vraag. Eveneens, of Amerika, dat zelf zeer hooge invoerrechten heft, met goed recht zou kunnen protesteeren tegen het opgeven der voor Amerikaansche belangen zoo gunstige vrijhandelspolitiek van andere natiën. Het feit blijft bestaan, dat de ver houding tusschen de regeeringen te Londen en te Washington tamelijk koel is geworden. Van dit feit heeft keizer Wilhelm ge tracht in het belang van Duitschland gebruik te maken. De beleefdheden, van Duitsche zijde aan de Amérikaansche natie en hare leiders bewezen, zijn in den laatsten tijd even - talrijk als verrassend ge weest. Men denke aan de reis van prins Heinrich, aan de zonderlinge cadcaux van den keizer een standbeeld van Frederik den Groote en een verzameling van repro ducties der Duitsche middeleeuwsche kunst voor de Universiteit te Harvard, be leefdheden, die men in Amerika maar zeer matig heeft gewaardeerd, en die geenszins den slechten indruk hebben weggenomen van wrijvingen, te Apia en in de baai van Manilla ontstaan, welke wrijvingen naast andere overwegingen de Ameri kanen hebben geleid tot uitbreiding van hunne oorlogsvloot. Toen een deel van die vloot de Europeesche wateren zou bezoe ken, was dan ook een bezoek aan Duitsch land uitgesloten. Aan de persoonlijke bemoeiingen van keizer Wilhelm is het te danken, dat het Amerikaansche eskader toch nog Kiel heeft bezocht. Natuurlijk was de ontvangst schitterend, keizer Wilhelm putte zich uit in vriendschaps betuigingen ofschoon hij misschien het Amerikaansche vlaggeschip wat al te nauwkeurig naar den zin van den com mandant inspecteerde en de Ameri kaansche admiraal Cotton kon eiken dag lange telegrammen naar Washington zen den over de eerbewijzingen, die hem waren ten deel gevallen. Als men de toasten en toespraken van den keizer leest, zou men werkelijk meenen, dat broeder Jonathan en de Duitsche Michel n van hart n van zin waren. Is er voor die onderstelling een rede lijke grond ? Wij betwijfelen het zeer. Ook hier schijnt weer, bij den Duitschen keizer, de wensch de vader van de gedachte te zijn geweest. Broeder Jonathan is eea praktisch man. Hij laat zich die complimenten welgevallen, met een ironischen glimlach evenals waarschijnlijk de czar toen keizer Wilhelm, in de volheid zijns harten, de sympathie tusschen het Czarenrijk en het zijne trachtte te symboliseeren door het ruilen van schou derbedekkingen. Dit historisch moment heeft ongetwijfeld onzen teekenaar bezield, toen hij de plaat voor dit nummer ont wierp. Maar zulke aardigheden verplichten tot niets. Evenals de haan in de fabel van Lafontaine, versmaadt Broeder Jonathan de parel der keizerlijke gunst en zegt: Le moindre gram de tnil ferait mieux mon affaire. Laat Duitschland de invoerrechten op Amerikaansch graan en spek verlagen, dan zal Broeder Jonathan zich in het diepst van zijn hart geroerd voelen, en misschien! aan dit gevoel door daden uiting geven. Misschien. Want sterker dan ooit gevoelt men in de welvarende Republiek: wij hebben u niet noodig, maar gij ons wél. En zoo'n gevoel is geen sterke basis voor reciprociteit. tiiiiimiiiiMiiiiiiiiMiiMiiiiiiiiiiiiiiiiHimiitniiffiiMiiiiiiiiiiMiiiiimiiMB Sociale Himiiiiiimiiiiiiiiiiiiiii Gemeentelijke Arbeidsbeurs. Wie 's middags tegen het uitkomen der Amsterdamsche volksbladen zich bevindt in de omgeying van een courantenbureau of van de kiosken in het centrum der stad, kan dikwijls getuige zijn van een deels aangrijpend, deels komisch schouwspel. Heele rijen, mannen, vrouwen, maar vooral jongvolk van beiderlei geslacht staan dan te wachten, met de paar centen afgeteld in de hand. En komen de bladen, dan is 't een ware bestorming. Geen Servische koningsmoord of Duitsche riiksdagverkiezing trekt hen aan, noch ean Kameroverzicht, zelfs geen griezelige moord zaak. Neen, de haastige belangstelling geldt de advertenties, de vermelding van aange boden betrekkingen. En is er iets gevonden dat «lijkt", dan op een draf er heen, het nieuwsblad in de hand, onder 't loopen dikwijls nog doorlezend om een paar andere adressen nog op te zoeken, voor reserve als bij het eerste de poging niet lukt. Dat is de arbeidshonger, zich aldus uitend omdat er geen andere gelegenheid is, waar de vraag naar arbeidskracht en het aanbod elkaar kunnen ontmoeten. Nu zou men de opmerking kunnen maken, dat 't hier geschetste voornamelijk geldt voor ongeoefende, achterlijke of versleten werkers en werksters. Dat is 7,00, maar ook voor meer ervaren werkzoekenden be staan er groote bezwaren om hun arbeids aanbod te brengen pp de rechte plaats. Velen hunner zijn bij dat aanbol vrijwel gebonden aan een tusschenpersoon, die voor zijne of hare bemoeiingen eenige vergoeding ontvangt, behalve wanneer die tusschenpersoon zelf' als voorman op treedt. Bij openbare werken, bouw- en grondwerk is 't werven van arbeiders veelal overgelaten aan een ploegbaas, evenzoo bij de Brabanters, die een deel van 't jaar werk verrichten op de Hollandsche boer derijen. Besteedsters voor huisbedienden, placeurs voor koffiehuispersoneel, stuwa doors voor havenwerkvolk en huurbazen voor de zeelieden vormen even zoovele niet altijd respectabele schakels tusschen werk nemer en werkgever. Doch ook wanneer die tusschenpersoon gemist kan worden, is 'tzoeken naar werk afgescheiden nog van de kans om het te vinden zeer bezwaarlijk. Voor som mige bedrijven is de openbare weg of kaai een soort arbeidsbeurs, bouwvakarbeiders trekken daarentegen weer rond van karwei tot karwei. Ze komen dan echter in den regel nog rechtstreeks in aanraking met den werkgever en kunnen dus het aanzoek overbrengen, ongunstiger is 't voor de in dustrie-arbeider, die daartoe veelal niet in de gelegenheid is en nog al eens afhangt van de grillen en luimen van derden. Ook wel van voorspraak, die wel eens gekocht moet worden. Overigens is't aan de fabriek vaak een portier en op 't kantoor een jongste bediende, die den werkzoeker afwijst, zonder meer. Doch hoe ook. welken weg ook moet worden bewandeld, de gebruikelijke vorm van arbeidsaanbod werkt by'na altijd af mattend, ja demoraliseerend en het zoeken naar een middel om verbetering aan te brengen, is reeds daarom gewettigd niet alleen, maar ook noodzakelijk. De vraag is nu maar: welk middel? De erkende behoefte aan een goede ge legenheid voor arbeiders om kennis te kunnen nemen van de arbeidsvraag en voor werknemers om te weten het arbeidsaanbod, heeft op vele plaatsen in het buitenland en pp enkele plaatsen hier te lande reeds geleid tot de instelling van arbeidsbeurzen. Waar ze goed zijn georganiseerd en de beide partijen er gebruik van maken, hebben ze m den regel zeer gunstige uitkomsten, men zou de Fransche en speciaal de Parqsche kunnen uitzonderen, die haar doel zijn voorbijgestreefd en zijn gemaakt tot wapens in den klassenstrijd, daarmee verliezende haar eigenlijk karakter om het zoeken en vinden van werk eenvoudiger te maken. De hier te lande bestaande arbeidsbeurzen kan men onderscheiden in stichtingen van particulieren,_ van vakvereenigingen en van werkgevers in overleg met werknemers. Tegen do beurzen der vakbonden bestaan groote bezwaren. In de eerste plaats toch is maar een betrekkelijk gering deel van de werklieden bij die bonden aangesloten. terwijl men bovendien in hetzelfde bedrijf nog weer verschillende vereenigingen vindt, dikwijls scherp van elkaar gescheiden en weinig lust tot samenwerking vertoonend. En mocht dit bezwaar worden overwonnen dan zouden de vakbond-arbeidsbeurzen allicht den Franschen, dat is in dit geval den verkeerden weg opgaan. Particuliere stichtingen in dezen geest heeft men er hier een drietal, n.l. te Am sterdam (van de Maatschappij voor den Werkenden Stand), te 's Gravenhage (van den Christelijken Volksbond), te Rotterdam (van het Werkloosheidcomité), De werking en dus ook de waarde dezer instellingen is zeer gering, ondanks de goede bedoeling. 't Meest sprekend is dit uitgekomen bij het onderzoek te Amsterdam ingesteld door het «Werkloosheidcomité", van welk onder zoek de uitkomsten door de rapporteurs (J. C. Ceton en S. J. Pothuis) zijn bijeen gebracht in een zeer belangrijke 166 blad zijden tellende brochure over werkloosheid 1). Hieraan worde ontleend, dat van de 28 vereenigingen die op de vragenlijst van het Comitéhebben beantwoord de vraag: »Hoe is uw meening omtrent de bestaande arbeidsbeurs?" slechts l gunstig oordeelde, 3 ontwijkend en 24 beslist ongunstig. Dat oordeel was niet door alle vereenigingen met redenen omkleed, in de meeste ge vallen bleef 't bij het uitspreken der meening, doch waar ze toegelicht werd, daar was de uitspraak: dat de bestaande arbeidsbeurs te veel een particuliere instelling is, dat de patroons er geen beteekenend gebruik van maken, dat wel loopjongens maar geen volwassen arbeiders door bemiddeling dezer beurs aan werk worden geholpen, dat ze aan de vakorganisatie soms kwaad berok kende als een instituut voor leverantie van «onderkruipers". Een meer gunstig oordeel wordt in den regel uitgesproken over de Arnhemse h arbeidsbeurs, opgericht in 1897 door eenige patroons- en werklieden-vereeniginsren en dus weer een ander tijpe vormen. Zijn ze aldus tot stand te brengen en werken- ze gunstig dan is dat natuurlijk een lofwaardig verschijnsel. Maar of men in 't algemeen een dergelijke oplossing van het vraagstuk der arbeidsbeurzen wel mag beschouwen als de beste, dat is toch nog zeer twijfel achtig. Men vangt dan aan met te ver onderstellen het bestaan van een streven naar samenwerking, grooter dan in den regel in werkelijkheid wel bestaat. In de tweede plaats blijft altijd bestaan het par ticulier karakter, met in zijn gevolg het gevaar, dat een der partijen een overwegende positie zal gaan innemen of het wederzijdsch streven naar macht en invloed de aanvan kelijke samenwerking zal verstoren. Aan deze bezwaren ontkomt men niet al geeft de gemeente ook een subsidie of' het vrij gebruik van een gemeentegebouw, doch wel, indien de gemeente de instelling zelve op zich neemt, deze controleert en zoo noodig beheert. Wanneer daarbij goed wordt omschreven welke de bevoegdheden der werkgevers en der arbeiders zijn, hetzij van hen persoonlijk, hetzij van hunne vereenigingen, dan is een overschrijding dier bevoegdheden uitgesloten. Minder goed is te verhelpen het andere hoofdbezwaar, dat door partijen van de arbeidsbeurs, geen beteekenend, in elk geval onvoldoende gebruik wordt gemaakt. In dat opzicht is ook een gemeente machte loos, daar ze werkgevers noch werknemers noodzaken kan van de gemeentelijke ar beidsbeurs gebruik te maken. Doch de voor spelling is niet gewaagd, en de buitenland sche ervaringen bevestigen dit, dat de arbeidsbeurs als gemeenteinsteüing veel gemakkelijker het publiek vertrouwen ver werft dan particulieren wel kunnen hopen, oak al hebben zede allerbeste bedoelingen. En dit is reeds zeer veel gewonnen ; een arbeidsbeurs moet in de eerste plaats ver trouwen wekken, het wederzijdsch belang van patroon en arbeider zal er dan wel toe medewerken dat ze wordt de aange wezen plaats om kennis te nemen van de aangeboden en gevraagde arbeidskracht. Weg dan de huurbazen, de placeurs en besteedsters, weg dan ook het demorali seerend trekken van fabriek naar fabriek, van karwei naar karwei! Doch niet alle werklieden eu niet alle vakbonden zien heil in deze oplossing. Bij 't reeds hierboven aangehaald onderzoek van 't werkloosheids-comitéte Amsterdam is ook de vraag gesteld hoe men dan wel meende dat een goede arbeidsbeurs ge vormd moest worden, 't Was er biina wel: zooveel hoofden zooveel zinnen. Enkelen 1) Deze brochure, die zeer belangry'ke op gaven bevat over werkloosheid en de middelen ter leniging, kwam te laat in myn bezit om nop hier er uitvoerig melding van t-) kunnen maken. Bij den Amsterdamschen Bestuurdersbond zijn voor geringen prys (als ik me niet vergis voor 32% cent) exemplaren te verkry'gen. wilden de vakbonden er mee belasten, ande ren de gemeente, terwql nog weer anderen overleg noodig oordeelden tusschen ge meente, werkgevers en werknemers, waarbij, naar het oordeel der meeste antwoorden, de overwegende positie moest worden toe gekend aan de vakbonden. Om het onmisbaar vertrouwen te ver werven en om niet te wekken de verden king, dat de arbeidsbeurzen zullen worden misbruikt als strijdmiddel, zal men goed doen zich deze ideeën maar uit 't hoofd te zetten. Gesteld dat ze aldus tot stand gebracht konden worden, dan zouden ze op medewerking der werkgevers niet kun nen rekenen, misschien zelfs wel op tegen werking stuiten, waarmede ze reeds van stonde af aan waren gevonnist. Een beteren weg te volgen wordt in Haarlem beraamd. Daar is van een der Kamers van Arbeid, met instemming der andere, het verzoek tot den gemeenteraad gericht om een gemeenlekke arbeidsbeurs in te stellen, aan 't hoofd een directeur door den gemeenteraad te benoemen, onder toezicht van gedelegeerden, aangewezen door de Kamers van Arbeid, waarin werk gevers en werknemers op gelijken voet zijn vertegenwoordigd. Dat is de weg! REYNE. Muziek in de Hoofdstad. De tweede uitvoering der Wagnenrereeniging sluit meestal het muziekseizjen af; zoo was dit ook thans het geval en wel in nog veel eerder op zicht, omdat de uitvoering ruim een maand later plaats vond dan gewoonlijk en dan ook aan vankelijk was vastgesteld. Daarom had de uit voering ook nog meer het karakter van de Festspiele," zooals die te Bayreuth of te München gegeven worden; deze toch vinden ook steeds in den zomer plaats. Maar wat boven alles de opvoering der Meistersinger" tot een feit van belang stempelt, tot een gebeur tenis, welke met Bayreuth of München verge leken kan worden, dat is de hoogheid, de voornaamheid, de adel en de echt artistieke geest, die van de geheele opvoering uitstraalden. Onvergely'kelyk schoon sprak het werk tot den toehoorder. Het was of alle heerlijke eigen schappen van Wagner's meest populaire schep ping in al zijn rjjke tinten van vocaal en in strumentaal coloriet voor ons begoni en te schit teren ; maar meer nog was de uitvoering zoo treffend schoon, omdat de warm en juist geteekende figuren van het werk, met al hunne heerlyke ziele-eigenschappen voor ons begonnen te leven. Enkelen mogen zich speciaal aange trokken voelen tot de godenwereld uit den Ring des Nibelungen"; anderen zullen wellicht in het verheven lietdedrama Tristan und Isolde" het genre vinden, waarmede zjj het meest sympathiseeren; weer anderen zullen in de symboliek van Parsifal hun artistieke aspiratiën het meest bevredigd zien ik kan my' niet voorstellen i dat niet iedereen ten hoogste getroffen wordt door de zuiver menschely'ke en volksthümliche" karaktereigenschappen der figuren uit die Meisteringer." En het was geen geringe ver dienste der opvoering dat die echt menechelyke eigenschappen op byna volkomen wy'ze werden begrepen en weergegeven door de artisten aan wier medewerking de uitbeelding was in handen gegeven. Vooraan stond de Sachs van den Münchener baritonist Feinhals. Inderdaad deze \ kunstenaar is ten volle waardig de plaats in te nemen van Eugen Gura, met wien hjj overigens zy'n opvatting van di« rol en ook, in enkele opzichten zyn manier van zingen, gemeen heeft. Reeds door zyn rijzige gestalte orderscheidt hij zich van het eerste oogenblik af dat hy ten tooneele komt. Maar dan zyn prachtige stem en zyn schoon spel! In de eerste weet hy' alle, zelfs de meest uiteenloopende nuances te brengen; om het even of hy bezig is met zy'ne onschuldige plagerijtjes tegenover Eva, of dat hu zyn beminnebjk goed hart opent voor Walther of ook dat hy Beckmeseer de les leest of hem voor den mal houdt; hy blijft steeds even frisch van stem; hoe klonk b v. de slot rede Ehrt eure deutschen Meister" niet vol en krachtig alsof hij zooeven wan begonnen. De Sachs van Feinhals is mij zeer Eynpathiek; zooals ik reeds zeide, herinnert hy' sterk aan Gura en dat is zeker de grootste lot, dien men den kunstenaar kan brengen, want Gura was ongetwy'feld de beste Sachs, die er jaren lang aan het Duitsche tooneel heeft bestaan. Onmiddely'k na Feinhals mag men Schram m (David) noemen. Hy heett die alleraar digste rol met al de verve en geestigheid ver tolkt, waarmede "Wagner den levendigen Lehrbube heeft geteekend. In de laatste jaren zyn wy' gewend aan Hofmüller en deze heeft zich een welverdiende reputatie ver worpen in het uitbeelden van den David. Het is zeker voor Schramm geen geringe ver diensten ah men van hem mag zeggen dat hy voor Hofmüller in geenen deele behoeft onder te doen en dat hy zelfs in jeugdige frischheid van stem hem overtreft. Mejuffrouw Minnie Naat als Eva mocht op verschillende uitstekende eigenschappen bogen. Voor alles een gemakkelyk aansprekende stem en onberispelijke zuiverheid. In het midden register echter, vooral in den levendig gezongen dialoog, had haar orgaan voller kunnen klinken. Er was iets scherps aanwezig, tengevolge waar van men meende, dat ter wille van de duidelykheid in de uitspraak de klankschoonheid van het orgaan eenigermate was opgeofferd. Het spe), van mej. Nast was niet zoo naief als men voor het eenvoudige maar rondborstige Goldschmiedstöchterlein" wel gewenscht zou hebben. Maar ter wille van hare vele goede eigen schappen, waardoor b.v. het quintet overheerlyk klonk, wil men wel over enkele tekortkomingen heenstappen. Pogner is op ende op een voornaam burger. Een van die mannen, die aan hoven en by' edelen verkeerd hebben en die door karakter-eigen schappen en natuurly'ken aanleg, volkomen opgewassen zy'n tegen hen, die door recht van geboorte tot den adel gerekend worden. Een van die mannen, als Jacob Fugger uit Augsburg, waarmede de muziekgeschiedenis van een eeuw later ons heeft bekend gemaakt. En dat was Fenten, zoowel in zyn verschyning als in stem en gebaar. Dat zy'n party' echter met veel meer gloed en kracht kan gezongen worden, hebben ons anderen vdór hem geleerd. De party' van Beckmesser werd thans ge zongen door Nebe. Friedriche, de onovertroffen

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl