De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 5 juli pagina 4

5 juli 1903 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1358 en het interieur van een paleis. Als zoodanig een heel knap en leerrijk werk, maar leven moet men er niet in zoeken?'t ie een ver tooning van a tot z. Een Thomas van Wqck is het minste van de vier. Er wordt een romantisme in gehul digd, waarvan men alleen den onwaren en niet den aantrekkeiyken, bekoorljjken kant ziet een modevoortbrengsel van louter handigheid. Mede door aankoop verkregen, vinden we hier nog 4 schilderyen. Ten eerste een werk van den Utrechtenaar Abr. Blpemaert, een interieur met figuren, waarin we vooral de sobere schil dering van vloer, mnren en zoldering kunnen bewonderen en den mooierj, breeden licht-inval die een ongewone ruimte aan dit schilderij geeft. . Dan een heel curieus stilleven van de Vlaamsche schilderes Clara Peters, of een stil leven, als we 'daar aan het begrip van com positie verbinden, is dit schilderijtje eigenljjk riet. Eenvoudig naast elkaar vinden we eenige visschen en voorwerpen afgebeeld, maar elk ding afzonderlek bekeken, zjjn we gauw met dit paneeltje verzoend. Hoe prachtig los en toch uiterst uitvoerig en meesterlijk van stof uitdrukking z\jn b.v. die oesterschelpen en die aal op den achtergrond dingen, waar men aldoor meer schoons in gaat zien. Een klein, weelderig stukje vanVinckeboon's, een voornaam, feestvierend gezelschap in den voorhof van een paleis of groot buitenhuis, dat we op den achtergrond zien, is mede een goede aanvulling van 't geen het museum van dezen merk vaardigen, vroegen meester bezit. Er zit veel geest en leven in, al is de schilderwijze wat ruw en hard. Bjj nader bekyken blyft het aantrekkelijker dan het laatste der vier aan gekochte schilderijen, een kerk van een zes tiend -eeeuwschen Vlaming, een vreemde voor stelling van Jeztu, die een groep menschen in zestiende eenwsche kleedjj toespreekt in een Gatiscbe kerk, een meer merkwaardig dan mooi schilder^. Van meer belang is het stuk j a in bruikleen van den heer M. Leembruggen, een fragment van een luik waarschijnlijk, de kop van een voornaam heer en die van een heilige er achter. De laatjte is wat zoetelijk geschilderd, lang zoo vast en rijp niet als de eerste, die, hoewel hier en daar bijgeschilderd, een mooi staal van ond-Nederlandsche kunst is. Ten slotte moeten we nog melding maken van twee stukjes van J. Jelgerhuis Rz, door de Vereenig. van het Geschiedkundig, MedischPharmaceutisch Museum in bruikleen afge staan. Jelgerhuis is nog wel de meest geniet bare van zijn tjjdgenooten. Wat we hier zien staat m. i. achter bij den boekwinkel, dien het museum reeds heeft, die trouwe, zuivere weergave van zoo'n deftige inrichting uit zjjn tyd; by de twee stukjes, die we hier zien is door licht-effecten meer ge tracht behagelijke schilderijtjes te maken en ze zijn ook werkelijk prettig van aspect al bereikt hy by dit streven niets buitengewoons. Dit neemt niet weg, dat ze ons weer heel goed in den tijd verplaatsen en een interessant kijkje geven van de artsenij-bereiding *n ne' begin der vorige eeuw en dat zy als historische documenten, die tevens aangenaam zjjn om te zien, hun waarde hebben. Ea hiermee hebban we de aandacht gevestigd op al h tgeen er weer aan nieuws en gelukkig ook moois in het museum is bijgekomen. J. W. N. Tentoonstelling m HollauMe kunst te Krefeli De belangstelling der Duitschers voor de Hollandsche kunst, tentoongesteld in het Eaiser- Wilhelm -Museum te Krefeld, neemt eer toe dan af. Er wordt zelfs veel verkocht, vooral van het koper- en vaatwerk. Aan beschouwingen ontbreekt het niet. Het tijdschrift: >Die Rheinlande" heeft het Juninummer gewijd aan Hollandsche kunst. Een ?Nederdnitsche" schilder trakteert den lezer op bespiegelingen, waarnemingen, hoe Holland sche kunst ter tentoonstelling te Erefeld, op zijn Nederduitsch oog zich heeft afgespiegeld en zijn Nederduitsch gemoed aangedaan. Ter verduidelijking heeft hij 16 reproducties der tentoongestelde werken aan zijn opstel toege voegd Het tijdschrift bevat voorts, op afzon derlijk blad, een reproductie van een der beste batiks vanLibeau; vertalingen van Nachtliedjes van dr. F. van Eeden; overzettingen van werk van Multatuli door Spohr, en bespiegelingen over Hollandsche lyrische poëzie door Hauser. Belangrijk is de bijdrage van dr. Schafer over de tentoonstelling, in 't bijzonder wat betreft kunst toegepast op nijverheid. Op den omslag van den Juni-aflevering van ?Die Rheinlande", prijkt de reproductie van Jan Veth's: Jozef Israëls, Voor den ezel. De namen der inzenders, vermeld in het nommer van 7 Juni van dit blad, zijn niet voltallig. Er ontbraken nog aan, onder de schil ders : Paul J. Gabriel, Seheveningen; Arend Hyner, Den Haag; Jacobus van Looy, Soest (Utrecht), en onder de beeldhouwers: Jozef Mendes da Costa, Amsterdam. J. H. RÖSSING. 4IIIIIIIMIIIIIHII De stem die verklonk.,., door GEKARD VAN ECKBKBN. C. L. G. Veldt, Amsterdam. Gerard van Bekeren durft, dat staat vast. Weinig las ik van hem, maar wat ik las, 'en schets in de Gids van 'en diepgezonken schooiersfamilie; 'en Streuvels-achtige schets «Ouderdom" nu weer in Groot-Nederland, de historie van 'en oud boortje, die z'n onafhankelikheid als eigen-erfde wil handhaven, het koste wat het wil en zich toch oud, te oud voelt worden; die, juist als hu weer op nieuw trouwen gaat om de hoeve 'en meesteres te geven, sterft; en dan noch de bovengenoemde roman, ze vormen een tegenstelling niet alleen met elkaar maar ze lijken zo op 't oog ook helemaal geen stof voorde ongeveer 23-jarige jongeman die zich achter deze naam verschuilt. Die jonge man van deftige ouders, wonende aan 'en stil-stemmig oud-Hollands grachtje, thuis in 'en schooiers- en boerewereld I Hoe is het mogelik I En toch is het zo: de indruk van het eerste was wel wat rauw, als ik me goed herinner ; het slot van «Ouderdom", waar die boer sterft, maar hoe ? door het onweer getroffen, van schrik door ouderdom ? We weten het niet, het lijkt zo wat om van hem af te zijn zonder moord. Kortom, het slot is ook Strenvehachtig vreemd; toch verplaats ik me goed in het denken van dat keuterboertje. Weer anders vreemd vind ik deze roman voor hem. Ik geloof echter, dat het komt door vol komen onbekendheid met de overige werken van dezelfde schrijver. Kende ik die, de schakel van de 6 jaar, dat ik de schrijver niet meer op het gymnasium heb, zon allicht ingelast worden. Nu is er voor mij geen verband meer tussen de leer ling van de 4e klas, die 's middags om vier uur nableef, ekspres, noch wel 'en uur, haast tot het helemaal donker was, in de wintermaanden van 1896 op '97, met noch 'en paar anderen om mij te bestrijden en m'n theorieën over het wezen van de taal in al z'n verscheidenheid b\j de verschillende mensen; tussen die in z'n taal door de tradietsie konservatieve jonge van ik denk 16, 17 jaar en deze taalrealist, die 'en te zwaar onderwerp aandurft. Toch voel ik hier meer de persoonlikheid van de schrijver, dan in die schetsen HU is, lijkt me toe, so gaan denken als domienee Walberg en nu hult hjj zijn eigen-ik in het domieneeslijf en kleed, om zich daarna in het geval te verdiepen. Dat geval is het wederkerig verliefd worden van 'en ortodoks prediekact, die voor z'n gezondheid op 'en zeebadplaats moet zijn, en 'en jonge dame uit de Haagse wereld, de jonge dame zou ik kunnen zeggen, want zij, Corry Verspeyck, hoort tot de fine fleur van de Haagse uitgaande wereld. Dat geval is zeker niet alledaags en of de schrijver het aannemelik gemaakt heeft, ik bedoel niet de verliefdheid van zijn kant, maar de hare, dat betwijfel ik wel. Het is in elk geval 'en heel onbezonnen verloving, onder de indruk van godsdienstig gevoel gesloten, niet uit hartstochtelik zich aan elkaar geven, maar onder de lens: «Zullen we dan samen strijden Corry... altijd samen ? ..." Die verloving van domienee en leerling, maar van 'n dorpsdomienee met 'en veel uitgaand stadsmeisje, dat hij noch even van te voren zag, >vaag, als door een nevel van raadsel", is door en door onbezonnen ook van zijn kant. Te verklaren met die personen 1 Bij hem, die weinig in aanraking kwam met vrouwen beter dan bij haar, in wie toch altijd de kille kern van de moeder zit, het in-de-wereld-en z'n-schijn opgaande, die zelfs lachen kon later toen >de stem verklonken was" met 'en fat die ze haatte, omdat h\j alle domienees schijnheilig noemde Z(j die later zegt van zich zelf: »ik wil niet anders dan een pop zijn, hoor je, ik wil niet. Ik weet wel dat het slecht ia zoo te spreken, maar de wereld heeft mij zoo gemaakt en ik moet mee met den stroom. Daarom zegt me mijn verstand ook dat ik je wel vergeten zal.... later.... na eenige jaren hoe vreeselyk het me nu ook lijkt.... Dan zal ik met een ander trouwen met een van die fatten die ik veracht en haat maar die mij genot zal willen geven, en weelde " Dat zo iemand zich zo zal laten meeslepen door de bekoring van 'en prediekant, niet als mens maar als prediekant, dat wil er by my niet in. Het kan natuurlik gebeurd zijn, maar dan is dit ware toch niet waarschynlik. Dat het uit zal gaan ligt voor de hand en daarmee is dan ook de inhoud van dit boek weergegeven. Terecht komt er verzoening voor Walberg, ten slotte, uit z'n dageliks werk na gedwongen rustpose weer hervat, en uit deze tekst: «Want mijne gedachten zijn niet ulieder gedachten, en uwe wegen zyn niet myne wegen, spreekt de Heer, Want gelijk de hemelen hooger zyn dan de aarde, alzoo zijn mijne wegen hooger dan uwe wegen, en mijne gedachten dan ulieder ge dachten " Of ik met het voorgaande bedoel de roman af te breken ? Bij eerste lezing dacht ik wel dat het er van komen zon, omdat het onwaarschynlike van het geval mij pijn deed. Ik dacht toen: «het zon wijzer van Gerard van Eckeren zijn als hu de kracht, die in hem is, opspaarde totdat alles er in n groot massief werk van eigen leven uit te voorschijn kwam;" maar by her lezen vond ik meer het persoonlike van Gerard van Eckeren zelf en z'n denken-over-veel terug in domienee Walberg en dat waardeer ik nu: 'en mens groeit en verandert en er ligt'en heel veld van denken tnsschen het grauwe schooiersverhaal en deze denkenswereld van hoopvol groen overspannen door diep blauw van de Hemel. Wie dat beide schreef, moet wel ver anderd zijn en elk werk dat 'n toestand van 'en schrijver weergeeft, moet alleen daarom al gewaardeerd worden. Toch is er meer waarom het verdient ge lezen te worden, maar laat my' eerst 'en paar foutjes aanwijzen. In de Gids waar de schikgodheden Scharten?Antink zo menige schrijvers-levensdraad afknippen, of liever, want dit beeld spreekt van grote rechtvaardig heid, waar zij als de rechters van de Septembermoorden zitting houden; daar is ook zijn werk veroordeeld omdat er hier en daar te veel als stond, zodat de beelden zelf niet op ons afstormden, maar vergelijkingen bleven en daardoor van veel zwakker werking. Ik voel dat mee en voeg er aan toe: «Langzaam, met trage stappen, ah voelde hij zijn beenen zwaar onder zich, zijn oogen vóór zich op het pad, ging hu verder." (blz. 3). Dat als verslapt die zin dunkt me. Maar daarom noch geen doodvonnis *)! Ook niet om het min of meer gezochte, gewilde, of vreemde dat staat op blz. 18 onderaan, blz. 33 onder en 34 boven aan; of dit b v. op blz. 34: «In den nacht nu spande de s'ilte, als een boog van glas, die wankelde". Dit laatste, my vrij onbegrijpelike ik zie het ook niet moet dan de terugslag zijn op het slotwoord van de inlei ding ; en ook daarin kan ik toch die «weemoed die hy (Walberg) niet doorzag, doch voelde, als van dat leven wordende de wijding en de Hooge Ernst ", maar niet begrijpen by Walberg. De schryver die Walberg laat op treden weet natuurlik hoe het met hem aflo pen moet en zegt dat hier maar moest het niet in Walbergs eigen denken leggen. Op blz. 35 £rygt Walberg de sombere ingeving, dat het vonnis van de kemel en het oog van 'en naald «teder sterveling omsloot, omdat zy in hunne zonden, zich toch allen rykdommen verworven hadden, aan eer, aan roem, aan beschaving van den geest...." Dus ook op hem. Walberg. Ik vind nu, dat zyn onmiddellik volgend leven niet bewijzen geeft dat hy' heftig getroffen wordt door dit gruwelike vonnis en dat ver wachtte ik niet van hem. Maar er is meer te waarderen als het al te stoute pogen: en dat zyn de talrijke schetsjes: nit het dorpsleven in het begin en aan 't slot, waarin ik met grote waardering glimlachen moest om die jonges in sleetjes «zich voortprikkend als razende apen;" en ook fijne idilliese trekjes; uit het badplaatsleven als de stormdag en het bal daartegen in; nit het Haagse leven ook, ofschoon wy daarvan al weer zoveel hebben gezien bij Couperus (Eline Vere), in Jeanne Reyneke v. Stuwe (Harts tocht) ; toch weer anders als de teevieziete by Corrie in 't boudoir, de vertoningen van de Moiren, al deed deze mij ook aan Freddy's optreden denken uit Eline Vere; het winkelen met Corry enz. Alleen het slot* van de verloving! Als z bezweken is voor de verleiding van haar moeder en naar de Faust wil gaan en hem dan in heel, heel veel woorden veel te veel zegt hoe haar denken geweest is, dat vind ik minder gelukkig weer. Dat kon wel anders gezegd worden, dunkt me. Het is zo'n lange speech en dat op zo'n ogenblik! Maar al ge noeg! Ik wou alleen m'n oud-leerling maar tonen, dat ik als vroeger zyn werk met waar dering en zonder vooringenomenheid heb trach ten te bezien. Haarlem. J. B. SCHEPERS. *) Ik wil alleen noch op meer van die plaat sen «ijzen ter verbetering, zie blz. 55, enige malen. Orer Hooger en gymnasiaal onderwijs. I. Dr. Sormanft brochure en nog iets. Nichts halb zu thun ist guter Geister Art. W i el a n d, Oberon. IL- (Slot.) Maar om op Dr. S. terug te komen. Wat wil hij nu eigenlijk? Het nieuwe gymnasium op oude fundamenten optrekken? Een opgelapt gebouw met wat minder klassieke en wat meer moderne ramen gaan bewonen? Het blijkt nog niet, dat Dr. S. een bepaald doel nastreeft. Ik zoek te vergeefs naar een krachtige persoonlijk heid, naar den man, die weet wat hij wil. Zoolang ik niet zeker ben van de deugde lijkheid der fundamenten, d. i. het universitair onderwijs, zoolang laten mij alle détailkwesties betreffende het gymnasium koud. Voor groote principieele kwesties voel ik veel. Dr. S. roert ook een dezer kwesties terloops aan. Immers hij zou er niet tegen opzien om desnoods een der moderue talen facult»tief te stellen. Zeker is 't voor zeer, zeer velen beter twee moderne talen goed, dan drie matig te kennen. Als men niet van allen alles eischt, maar de besten veel goeds kan aanbieden 1), dan zullen de resultaten over 't algemeen beter zijn. Geen kinderachtige, bureaucratische of zuinigheidbeoogende argumenten mogen in den weg worden gesteld. Voorzitten moet de wil om het Gymnasium tot hooger en mooier peil te verheffen. Alles moet beheerscht worden door de eischen van algemeene gezonde opvoedings principes, die ieder kaa eerbiedigen, de eischen van voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, de eischen van den tijd. Zou me a dan ook niet eens wat meer denken aan de behoeften van de tegenwoordige spes patriae dan aan zijn eigen jeugd? Kent ieder onze jeugdige vaderlanders wel? Ik bstwijfel het. Nu maakt zich van menigeen een onaange naam gevoel meester, als hij hoort spreken van sluiten van gymnasia, afschaffen van faculteiten, opheffen van eene Universiteit. Men wil het getal liever nog uitbreiden. Er wordt zelfs aan een handels- en landbouw-hoogeschool gedacht. Nog meer versnippering van krachten, eerst van fiaancieele! En waar moeten de intellectueele vandaan komen? Gebrek hier en gebrek daar. Wat hebben we aan povere gymnasia en onvolledige of onvoldoende faculteiten ? Moeten we nog meer half heden op de been houden? Half werk is immers geen werk, vooral niet bij het onderwijs. Het gymnasium kan veel meer aan den bloei van onze wetenschap en van onze kunst, zeer ruim opgevat, wotdea dienstbaar gemaakt, ook aan de ontwikkeling van oog en oor 2). Een hoogere ontwikkeling moet harmonisch zijn. Ea de opleiding aan het gymnasium is onhar monisch en niet mooi. Dat kan niet genoeg worden rondgebazuind. Dat moet ieder, die met de wetenschap in 't algemeen en met hooger- en gymnasiaal onderwijs in 'tbijzotder te maken heeft, onophoudelijk in de ooren worden getoeterd! En eischt men eenanalyse, dan zal die gegeven worden. Dr. S. is veel te optimistisch. Is er dan niets goed, zal hij vragen, noch in het univer sitair cl. philologisck ocderwijs noch aan 't gym nasium? Welzeker, er zijn gelukkig ook licht punten. Maar die zijn van vrij recenten datum of niet alge ineen. Wij zijn in een overgangs periode. De oude sleur is nog overal merkbaar, het nieuwe is nauwelijks in voorbereiding. Laten we toch vooral niet schromen de wonde plekken aan te wijzen, om des te eerder de mid delen tot verbetering te kunnen vinden. Er is zeer veel arbeidskracht en tijd voor niets aangewend n door professoren n door ons n door de gymnasiasten. En daarvan komt natuur lijk veel op rekening van ons gebrekkig uni versitair onderwijs en de afwezigheid van een practische vooropleiding. Ziehier n voorbeeld: Iemand begon + 1880 als tijdelijk leeraar aan een gymnasium op een 3e en 4e klasse (N.B.), die niet al te best gedisciplineerd waren. Hier moest hij dadelijk Isocrates, (Panegyricus! !), Homerus (4°) en Xenophon (3°) doceeren. Daarna heeft men hem, waarom weet hij niet, bij zijn vaste benoeming 12 jaren lang in de laagste klassen vastgehouden. Paedagogiek, me thodiek, didactiek moest hij aan 't gymnasium opdoen. Een goede wetenschappelijke methode moest hij later eigenlijk nog uitvinden omdat 't Univ. onderwijs te eenzijdig was geweest. Dit is iemands toekomst in de waagschaal en zijn energie op een te harde proef stellen. Bovendien waagt men de jeugd aan alle moge lijke experimenten. Ea al behaalden sommigen ten slotte de overwinning op de omstandigheden, er werden htel wat nederlagen geleden. Verande ring of verbetering is wel afgestuit op de taaie vasthoudendheid of den onwil van een rector en de onmacht der curatoren en van den in specteur. Het is reeds opgemerkt, dat Dr. S. de zaak te veel als classicus beschouwt. Als dezen het heft in deze zaak in handen krijgen, vrees ik voor een doodgeboren vrucht. Het is te hopen, dat ook anderen hun stem krachtig zullen laten hooren. Dr. S. laat zijn voorliefde sterk spreken, zonder 't zelf te voelen. Hij herinnert zich ergens, dat er ook Nederlandsch en Geschiedenis op de urenlijst voorkomen (p. 12): » Vermeld worden slechts, dat ik geen noemenswaardige veran dering van 't urental gewenscht acht." Dat urental is voor Nederlandsch op alle klassen 2 (op de Ie 3 uur) en op de 6e n heel uur. Dat is een bespotting in dezen tijd. En Dr. S. spreekt toch met zoo'n treffende sympathie van zijn klein maar lief vaderland" (p. 15). Ik herinner mij eens in dat boek van Haym over het leven van Herder (p. 25) het volgende gelezen te hebben, dat ik noteerde: Der Gelehrte der fremde Sprachen weiss und in seiner eigenen ein Barbar bleibt, der bis auf die kleinste pro sodische Eigenheiten mit Anakreon und Lukrez vertraut ist und darüber die neueren Dichter seines Vaderlandes verabtaumt ist heutzutage nichts als ein lactierlicher Vielwisser. Entzünden und bereichern und beweglich machen sollen wir unseren Geist an dem Studium fremder Sprachen, aber der Leitfaden durch das Labyrinth derselben ist die Muttersprache. In elk geval is er thans geen tijd genoeg beschikbaar om goed en mooi de moedertaal en de moderne talen te doceeren. Het is een idyllisch rectorsidee (p. 12) om raan de leerlingen de gewoonte bij te brengen, Hj elke lectuur, vooral bij die der dagbladen (Pluralis!) hun woordenboek en atlas te ge bruiken. Ik zie de jongelui reeda druk bezig. Wij hebben dat natuurlijk ook altijd zoo gedaan en doen 't nog. Nu, af en toe zal 't wel eens gebeuren. In den regel is er een kortere weg voor den jongen. Hij vraagt bv. zija vader, moeder, broer of zuster: wat is dat, of waar ligt dat? Of hij loopt er overheen. Naar aan leiding van hetgeen deze rector wenscht, zou ik alleen willen opmerken, dat in de meeste gevallen veel belangrijker dingen over 't hoofd werden gezien. Dan komt de overlading! Hierover zegt Dr. S. veel waars. Er zijn overdreven voorstellingen in omloop. Men vergeet al te vaak, dat, als de jongens te veel te doen hebben, ze er wel een mouw weten aan te passen. Van overlading is vooral sprake in het begin van den cursus, als de docent hard van stapsl loopt en de leerling veel vergeten is. Dan, als leeraren de bijzaken niet van de hoofdzaken weten te onderscheiden. 't Komt ook voor, dat men een verwaarloosde nalatenschap moet beredderen of dat er in een klas te veel zwakke broeders zitten. En ten slotte komt alles neer op gebrek aan goede vooropleiding en op het feit, dat er te veel aan de gymnasia zijn (leeraren zoowel als leer lingen), die elders beter op hun plaats zouden wezen. Voeg hierbij de verkeerde inrichting onzer gymnasia zelf en ge weet precies, waar de over lading vandaan komt. Als alles meer ,uormaal" is, zal het overladings-proces wel verzwakken. Bij abnormale onderwijsmethoden en toestanden en onharmonische inrichtingen moeten zich wel ziekelijke verschijnselen voordoen. De ergste overlading is altijd nog het eind-examen, waar aan elk jaar van staatswege behoorlijk de hand wordt gehouden. Veel klachten over antiqui teiten en geschiedenis en over de inrichting van het examen, over 't examineeren onder con trole enz. Het is waarlijk te hopen, dat het nieuwe gymnasium »nieuw" worde in velerlei, ik zou liever zeggen, in alle opzichten. Wat heeft onze tijd noodig? wat is het best voor de jongeren van onzen tijd? Geen dorre kennis en onnutte wijsheid! Nuttige wetenschap, mooie kennis, waaraan ze altijd wat hebben, frischheid en geestdrift*. Wat kunnen we onzen jongeren beter geven ? De meest ideale opvoeding is die, welke ons later 't leven en werken tot een genot maakt. Met dankbaarheid herinner ik mij deze woorden van een man, wiens geestdrift en goede smaak zoo vaak terecht zijn geroemd en wiens methode en wijze van voordragen als academisch docent ik in latere jaren heb leeren waardeeren: De toekomst," zegt hij ergens, van ons volk ver langt mannen der wetenschap, die van de over tuiging doordrongen zijn, dat zonder samenwer king lusschen universiteit en school wel knappe specialisten gekweekt, maar geen docenten gevormd kunnen worden, die ruimte van blik paren aan degelijke vakkennis;zij verlangt echter ook leeraren aan gymnasia en middelbare scholen, die naast de practische bekwaamheid van hun ambt met wetenschappelijke vrijheid beschikken over hun leervak, om 't frisch en met geestdrift, ge adeld door hun persoonlijkheid, te kunnen bieden aan de jeugd." J. W. BECK. 1) Niet multa, ook niet rnultum, maar multum boni, pulchri, utile en omnia non omnibus, sed optimis. 2) De klacht: zij hebban oo/en en zien niet, ze htb'oeu ooren en hooren rkt", is zoowel hier Ris elders meermalen »eu t. Een eigenaard systeem yan leeszalen en een woordje yoor de pracie. Hebben wij een ander keer gezien hoe uitnemend de gemeentelijke bibliotheken in Engeland zijn ingericht en hoe groot hun aantal is, ditmaal wilde ik gaarne een geheel verschillend systeem van deze in richtingen, die altijd tevens leeszalen zijn, beschrijven, zooals ze voorkomen in de Engelsche fabriekstad Leeds. De gemeenteraad aldaar kwam op de volgende vondst. Hij zei: «Bibliotheken voor het groote publiek opgericht, hebben voornamelijk 's avonds grooten toeloop. Waarom zouden wij dus een duur gebouw gaan stichten, nu wij iooveel scholen hebben, die van 's namiddags af' leeg staan ? En, ziehier een nieuw voordeel van het gebruik dier schoollokalen: Wij hebben er in Leeds 38 over de stad verspreid. Wij kunnen dus 38 bibliotheken hebben met minimum-kosten, wanneer wij om de week de in acht en dertigen versnipperde boekenrijtjes ver plaatsen." Men deed aldus. ledere school kreeg een vaste verzameling van de allervoornaamste boeken, een Shakespeare, een Schiller, een Ruskin, een Crusoe, eenencyclopaedie,dictionnaires,landkaarten, enz., enz , kortom een flinke middelsoortige Engelsche bibliotheek. Alle verdere boeken waren echter in gedurige wandeling. Het voordeel van deze wijze van biblio theken-inrichten is natuurlijk dadelijk dit, dat gén inwoner van het groote Leeds meer dan G minuten te loopen heeft, wil hij in een rustig vertrek zich aan lectuur verpoozen. Het nadeel is ... voor de groote menigte niet groot. Wie een liefhebber van lezen is wordt gauw stamgast van zijn naaste leeszaal, en dan is er geen nieuw uitgekomen boek, of' het komt hem op zijn tijd onder oogen. Verder zorgt de stad, dat de beambten der 38 bibliotheken op de hoogte zijn van 't geen iedere nieuwe week in de verschil lende inrichtingen aanwezig is, zoodat ieder altijd een overzicht heeft van wat er is en waar het is. Een heetgebakerd lezer kan zich dan altijd naar het aangewezen lokaal be geven. Maar men vraagt: de 38 beambten ... de 38 vaste bibliotheken ... de 38 verza melingen periodieken en kranten... waar moet net heen met de kosten ? De beambten noemde ik echter slechts def'tigheidshalve aldus, want de stad stelt voor het werk van bibliothecaris het onder wijzend personeel zelf aan en betaalt het extra voor deze uren buiten de les. Zij «zitten" om de beurt een avond, en zij heb ben het niet druk, daar het aantal te beheeren boeken vanzelf beperkt is. De noodzakelijke aanwezigheid van 38 kleine boekerijen is natuurlijk kostbaar, ook wordt het vrijwel om de kosten on mogelijk een redelijk stel couranten en tijdschriften in alle die 38 te hebben. Maar... ondanks een storm van critiek heeft Leeds zijn inrichting gehandhaafd en wij moeten dus wel besluiten, dat de stad zelve haar zoo kwaad en kostbaar niet vindt. Een andere' in Engeland inheemsche verspreiding van lectuur is die vroor het platteland: travelling libraries, reizende bibliotheken. Menschenvrienden hebbeu reeds sedert tientallen jaren het lieve idee gehad boeken, die zij voor een tijdje missen konden, in kisten te pakken en naar dorpsnotabilen, meestal den dominee, te zenden met het beleefde verzoek »door te sturen om eindelijk terug te zenden." Dit is langzamerhand veelvuldiger ge daan, en vele vereenigingen voor volks beschaving hebben er zich voorgespannen. Zij hebben een apart soort bibliotheekkisten uitgevonden, practisch ingericht, zooals men dat gewend is aan aan de overzij van 't Kanaal. Ik durf vragen : wie begint in Holland ? Er _zijn zooveel jonge vrouwen, die graag nuttig zijn, alleen dikwijls het hoe en wat niet weten. Zou deze vingerwijzing haar kunnen helpen ? Op onze dorpen, daar ben ik zeker van, zou zulk een streven met vreugde worden begroet. TlEOES. NIEUWE UITGAVEN, trans Coenen Jr., door L VAN DEÏSSEL. Amsterdam, L. J. Veen. Huisvesting van arm'-n te Amsterdam, door Jon A. TER MEULEN. Haarlem, H. D. Tjeenk Willink & Zoon. GTJIDO GEZELLE'S dichtwerken. Rymsnoer. Eerste deel. Amsterdam, L. J. Veen. Nederlandsch- Fransch Handelswoordenboek, door H.L. HBIJKOOP Zutphen,W.J.Thieme& Co. Vraagboek voor ouders en voogden by de keuze van eene betrekking voor hunne zonen en pupillen, door J. HENDRIKSZ. Medemblik, K. H. Idema. Bobert Fruin's verspreide geschriften. Afl. 42. Den Haag, Martinus Nyhoff. De leugen der eer, door HENBI BOHEL. Amsterdam, P. N. v Kampen & Zn. Leerboek voor machineschry ven volgens Wéry's tienvingersysteem, (blindschrjjven), door J. L WÉEY. Uitgegeven door den schryver. Jaarboekje van de Vereeniging van handelsbedienden »Mercnrius", afdeeling Amster dam. 1903. De Aprilstaking, tegenover een jong sociaaldemocraat, beoordeeld door H. J. L. P. VAN MALSUM Amsterdam, J. A Fortuin. Verleden, drama in drie bedrijven, door INA BOÜDIEE BAKKEE, Amsterdam, Van Holkema & Warendorf. Brieven over opvoeding, door J. KLEEFSTBA. Hilversum, J Reddingius Handleiding by het gebruik van de vereen voudigde schrijftaal, door P. H. MULDER. Groningen, Scholtens & Zoon. Ada's huwelijk, door CHBIBTINE Fais. Amster dam, Van Holkema en Warendorf. Zomers buiten, door HENNON BANG. Amers foort, Valkhoff & Co. De gemeentelijke electrische centrale en electra, door N. VAN HARPEN. Amsterdam, B. van Mantgem. Weekblad voor het Spoor- en Tramwegpersoneel. Ie jaarg. No. 1. Verschynt Zaterdags. Redactie: J. OUDKGEEST, Nieuwe Grncht 143, Utrecht. Japansche Vereen, door J. K. RENSBÜRG. Rotterdam, Johan Pieterse 1903.1. Foedzji. No. Hana Een kleine Wonderwereld, Natuur en kunst in onze woning, all. 2. Baarn, Hollandia drukkery. Handleiding b\j het gebruik van de vereen voudigde schryftaal, door P. H. MDLDBB. Wasdom, door OOLBEKKING. Joh. Pieterse, Rotterdam. 40 eenti per r«g«l. tot fl 3.7O per Meter! Franco en vr|j van invoerrechten toegezonden! Stalen ommegaand; evenzoo van zwarte, witte en gekleurde Henneberg-Zflde" van 6O et tot fl 11.35 per Meter. G. Henneberg, Zijde-Fabr. (k. & k. Hof).), Zürich. Rijwielen zijn de beste voor ?100 met 2 jaar garantie. Vraagt ge:illustreerden Prftscourant aan de Hoofdagentt n A. DRUKKER & Co, Amsterdam, O. Z. Voorburgwal 242 en 248 b/d Damstraat. FIJNSTE LIKEUE. Mtépotitairet: B. A. EIPPING & Co., Amst. Cacao, Biscuits en Chocolade. Herhaalde malen bekroond. Piano-, Oriel- en MnMtalel nEYROOS «t KALSHOVEB» Arnhem, Koningsplein. VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en in Hm». Raparaaran 8t«mman Rullet

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl