Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1358
en het interieur van een paleis. Als zoodanig
een heel knap en leerrijk werk, maar leven
moet men er niet in zoeken?'t ie een ver
tooning van a tot z.
Een Thomas van Wqck is het minste van
de vier. Er wordt een romantisme in gehul
digd, waarvan men alleen den onwaren en niet
den aantrekkeiyken, bekoorljjken kant ziet
een modevoortbrengsel van louter handigheid.
Mede door aankoop verkregen, vinden we hier
nog 4 schilderyen. Ten eerste een werk van
den Utrechtenaar Abr. Blpemaert, een interieur
met figuren, waarin we vooral de sobere schil
dering van vloer, mnren en zoldering kunnen
bewonderen en den mooierj, breeden licht-inval
die een ongewone ruimte aan dit schilderij
geeft.
. Dan een heel curieus stilleven van de
Vlaamsche schilderes Clara Peters, of een stil
leven, als we 'daar aan het begrip van com
positie verbinden, is dit schilderijtje eigenljjk
riet. Eenvoudig naast elkaar vinden we eenige
visschen en voorwerpen afgebeeld, maar elk
ding afzonderlek bekeken, zjjn we gauw met
dit paneeltje verzoend. Hoe prachtig los en
toch uiterst uitvoerig en meesterlijk van stof
uitdrukking z\jn b.v. die oesterschelpen en die
aal op den achtergrond dingen, waar men
aldoor meer schoons in gaat zien.
Een klein, weelderig stukje vanVinckeboon's,
een voornaam, feestvierend gezelschap in den
voorhof van een paleis of groot buitenhuis, dat
we op den achtergrond zien, is mede een goede
aanvulling van 't geen het museum van dezen
merk vaardigen, vroegen meester bezit. Er zit
veel geest en leven in, al is de schilderwijze
wat ruw en hard. Bjj nader bekyken blyft het
aantrekkelijker dan het laatste der vier aan
gekochte schilderijen, een kerk van een zes
tiend -eeeuwschen Vlaming, een vreemde voor
stelling van Jeztu, die een groep menschen
in zestiende eenwsche kleedjj toespreekt in
een Gatiscbe kerk, een meer merkwaardig dan
mooi schilder^.
Van meer belang is het stuk j a in bruikleen
van den heer M. Leembruggen, een fragment
van een luik waarschijnlijk, de kop van een
voornaam heer en die van een heilige er achter.
De laatjte is wat zoetelijk geschilderd, lang zoo
vast en rijp niet als de eerste, die, hoewel
hier en daar bijgeschilderd, een mooi staal
van ond-Nederlandsche kunst is.
Ten slotte moeten we nog melding maken
van twee stukjes van J. Jelgerhuis Rz, door
de Vereenig. van het Geschiedkundig,
MedischPharmaceutisch Museum in bruikleen afge
staan. Jelgerhuis is nog wel de meest geniet
bare van zijn tjjdgenooten.
Wat we hier zien staat m. i. achter bij
den boekwinkel, dien het museum reeds heeft,
die trouwe, zuivere weergave van zoo'n deftige
inrichting uit zjjn tyd; by de twee stukjes, die
we hier zien is door licht-effecten meer ge
tracht behagelijke schilderijtjes te maken en
ze zijn ook werkelijk prettig van aspect al
bereikt hy by dit streven niets buitengewoons.
Dit neemt niet weg, dat ze ons weer heel
goed in den tijd verplaatsen en een interessant
kijkje geven van de artsenij-bereiding *n ne'
begin der vorige eeuw en dat zy als historische
documenten, die tevens aangenaam zjjn om te
zien, hun waarde hebben.
Ea hiermee hebban we de aandacht gevestigd
op al h tgeen er weer aan nieuws en gelukkig
ook moois in het museum is bijgekomen.
J. W. N.
Tentoonstelling m HollauMe kunst
te Krefeli
De belangstelling der Duitschers voor de
Hollandsche kunst, tentoongesteld in het
Eaiser- Wilhelm -Museum te Krefeld, neemt
eer toe dan af. Er wordt zelfs veel verkocht,
vooral van het koper- en vaatwerk.
Aan beschouwingen ontbreekt het niet. Het
tijdschrift: >Die Rheinlande" heeft het
Juninummer gewijd aan Hollandsche kunst. Een
?Nederdnitsche" schilder trakteert den lezer
op bespiegelingen, waarnemingen, hoe Holland
sche kunst ter tentoonstelling te Erefeld, op
zijn Nederduitsch oog zich heeft afgespiegeld
en zijn Nederduitsch gemoed aangedaan. Ter
verduidelijking heeft hij 16 reproducties der
tentoongestelde werken aan zijn opstel toege
voegd Het tijdschrift bevat voorts, op afzon
derlijk blad, een reproductie van een der beste
batiks vanLibeau; vertalingen van Nachtliedjes
van dr. F. van Eeden; overzettingen van werk
van Multatuli door Spohr, en bespiegelingen
over Hollandsche lyrische poëzie door Hauser.
Belangrijk is de bijdrage van dr. Schafer over
de tentoonstelling, in 't bijzonder wat betreft
kunst toegepast op nijverheid.
Op den omslag van den Juni-aflevering van
?Die Rheinlande", prijkt de reproductie van
Jan Veth's: Jozef Israëls, Voor den ezel.
De namen der inzenders, vermeld in het
nommer van 7 Juni van dit blad, zijn niet
voltallig. Er ontbraken nog aan, onder de schil
ders : Paul J. Gabriel, Seheveningen; Arend
Hyner, Den Haag; Jacobus van Looy, Soest
(Utrecht), en onder de beeldhouwers: Jozef
Mendes da Costa, Amsterdam.
J. H. RÖSSING.
4IIIIIIIMIIIIIHII
De stem die verklonk.,., door GEKARD VAN
ECKBKBN. C. L. G. Veldt, Amsterdam.
Gerard van Bekeren durft, dat staat vast.
Weinig las ik van hem, maar wat ik las, 'en
schets in de Gids van 'en diepgezonken
schooiersfamilie; 'en Streuvels-achtige schets
«Ouderdom" nu weer in Groot-Nederland, de
historie van 'en oud boortje, die z'n
onafhankelikheid als eigen-erfde wil handhaven, het
koste wat het wil en zich toch oud, te oud
voelt worden; die, juist als hu weer op nieuw
trouwen gaat om de hoeve 'en meesteres te
geven, sterft; en dan noch de bovengenoemde
roman, ze vormen een tegenstelling niet alleen
met elkaar maar ze lijken zo op 't oog ook
helemaal geen stof voorde ongeveer 23-jarige
jongeman die zich achter deze naam verschuilt.
Die jonge man van deftige ouders, wonende
aan 'en stil-stemmig oud-Hollands grachtje,
thuis in 'en schooiers- en boerewereld I Hoe
is het mogelik I En toch is het zo: de indruk
van het eerste was wel wat rauw, als ik me
goed herinner ; het slot van «Ouderdom", waar
die boer sterft, maar hoe ? door het onweer
getroffen, van schrik door ouderdom ? We
weten het niet, het lijkt zo wat om van hem
af te zijn zonder moord. Kortom, het slot is
ook Strenvehachtig vreemd; toch verplaats ik
me goed in het denken van dat keuterboertje.
Weer anders vreemd vind ik deze roman voor
hem. Ik geloof echter, dat het komt door vol
komen onbekendheid met de overige werken van
dezelfde schrijver. Kende ik die, de schakel van
de 6 jaar, dat ik de schrijver niet meer op het
gymnasium heb, zon allicht ingelast worden. Nu
is er voor mij geen verband meer tussen de leer
ling van de 4e klas, die 's middags om vier uur
nableef, ekspres, noch wel 'en uur, haast tot
het helemaal donker was, in de wintermaanden
van 1896 op '97, met noch 'en paar anderen
om mij te bestrijden en m'n theorieën over het
wezen van de taal in al z'n verscheidenheid
b\j de verschillende mensen; tussen die in z'n
taal door de tradietsie konservatieve jonge
van ik denk 16, 17 jaar en deze taalrealist,
die 'en te zwaar onderwerp aandurft. Toch
voel ik hier meer de persoonlikheid van de
schrijver, dan in die schetsen HU is, lijkt
me toe, so gaan denken als domienee Walberg
en nu hult hjj zijn eigen-ik in het
domieneeslijf en kleed, om zich daarna in het geval te
verdiepen. Dat geval is het wederkerig verliefd
worden van 'en ortodoks prediekact, die voor
z'n gezondheid op 'en zeebadplaats moet zijn,
en 'en jonge dame uit de Haagse wereld,
de jonge dame zou ik kunnen zeggen, want
zij, Corry Verspeyck, hoort tot de fine fleur
van de Haagse uitgaande wereld. Dat geval
is zeker niet alledaags en of de schrijver het
aannemelik gemaakt heeft, ik bedoel niet de
verliefdheid van zijn kant, maar de hare, dat
betwijfel ik wel. Het is in elk geval 'en heel
onbezonnen verloving, onder de indruk van
godsdienstig gevoel gesloten, niet uit
hartstochtelik zich aan elkaar geven, maar onder
de lens: «Zullen we dan samen strijden Corry...
altijd samen ? ..." Die verloving van domienee
en leerling, maar van 'n dorpsdomienee met
'en veel uitgaand stadsmeisje, dat hij noch
even van te voren zag, >vaag, als door een
nevel van raadsel", is door en door onbezonnen
ook van zijn kant.
Te verklaren met die personen 1 Bij hem,
die weinig in aanraking kwam met vrouwen
beter dan bij haar, in wie toch altijd de kille
kern van de moeder zit, het in-de-wereld-en
z'n-schijn opgaande, die zelfs lachen kon later
toen >de stem verklonken was" met 'en fat die
ze haatte, omdat h\j alle domienees schijnheilig
noemde Z(j die later zegt van zich zelf: »ik
wil niet anders dan een pop zijn, hoor je,
ik wil niet. Ik weet wel dat het slecht ia zoo
te spreken, maar de wereld heeft mij zoo
gemaakt en ik moet mee met den stroom.
Daarom zegt me mijn verstand ook dat ik je
wel vergeten zal.... later.... na eenige
jaren hoe vreeselyk het me nu ook lijkt....
Dan zal ik met een ander trouwen met
een van die fatten die ik veracht en haat
maar die mij genot zal willen geven, en
weelde "
Dat zo iemand zich zo zal laten meeslepen
door de bekoring van 'en prediekant, niet als
mens maar als prediekant, dat wil er by my
niet in. Het kan natuurlik gebeurd zijn, maar
dan is dit ware toch niet waarschynlik.
Dat het uit zal gaan ligt voor de hand en
daarmee is dan ook de inhoud van dit boek
weergegeven. Terecht komt er verzoening voor
Walberg, ten slotte, uit z'n dageliks werk
na gedwongen rustpose weer hervat, en uit
deze tekst: «Want mijne gedachten zijn niet
ulieder gedachten, en uwe wegen zyn niet
myne wegen, spreekt de Heer,
Want gelijk de hemelen hooger zyn dan de
aarde, alzoo zijn mijne wegen hooger dan uwe
wegen, en mijne gedachten dan ulieder ge
dachten "
Of ik met het voorgaande bedoel de roman
af te breken ?
Bij eerste lezing dacht ik wel dat het er van
komen zon, omdat het onwaarschynlike van
het geval mij pijn deed. Ik dacht toen: «het
zon wijzer van Gerard van Eckeren zijn als
hu de kracht, die in hem is, opspaarde totdat
alles er in n groot massief werk van eigen
leven uit te voorschijn kwam;" maar by her
lezen vond ik meer het persoonlike van Gerard
van Eckeren zelf en z'n denken-over-veel terug
in domienee Walberg en dat waardeer ik nu:
'en mens groeit en verandert en er ligt'en heel
veld van denken tnsschen het grauwe
schooiersverhaal en deze denkenswereld van hoopvol
groen overspannen door diep blauw van de
Hemel. Wie dat beide schreef, moet wel ver
anderd zijn en elk werk dat 'n toestand van
'en schrijver weergeeft, moet alleen daarom
al gewaardeerd worden.
Toch is er meer waarom het verdient ge
lezen te worden, maar laat my' eerst 'en
paar foutjes aanwijzen. In de Gids waar de
schikgodheden Scharten?Antink zo menige
schrijvers-levensdraad afknippen, of liever,
want dit beeld spreekt van grote rechtvaardig
heid, waar zij als de rechters van de
Septembermoorden zitting houden; daar is ook zijn werk
veroordeeld omdat er hier en daar te veel
als stond, zodat de beelden zelf niet op ons
afstormden, maar vergelijkingen bleven en
daardoor van veel zwakker werking. Ik voel
dat mee en voeg er aan toe: «Langzaam,
met trage stappen, ah voelde hij zijn beenen
zwaar onder zich, zijn oogen vóór zich op
het pad, ging hu verder." (blz. 3). Dat als
verslapt die zin dunkt me. Maar daarom noch
geen doodvonnis *)! Ook niet om het min
of meer gezochte, gewilde, of vreemde dat
staat op blz. 18 onderaan, blz. 33 onder en
34 boven aan; of dit b v. op blz. 34: «In den
nacht nu spande de s'ilte, als een boog van
glas, die wankelde". Dit laatste, my vrij
onbegrijpelike ik zie het ook niet moet dan
de terugslag zijn op het slotwoord van de inlei
ding ; en ook daarin kan ik toch die «weemoed
die hy (Walberg) niet doorzag, doch voelde,
als van dat leven wordende de wijding en de
Hooge Ernst ", maar niet begrijpen by
Walberg. De schryver die Walberg laat op
treden weet natuurlik hoe het met hem aflo
pen moet en zegt dat hier maar moest het niet
in Walbergs eigen denken leggen. Op blz. 35
£rygt Walberg de sombere ingeving, dat het
vonnis van de kemel en het oog van 'en naald
«teder sterveling omsloot, omdat zy in hunne
zonden, zich toch allen rykdommen verworven
hadden, aan eer, aan roem, aan beschaving
van den geest...." Dus ook op hem. Walberg.
Ik vind nu, dat zyn onmiddellik volgend leven
niet bewijzen geeft dat hy' heftig getroffen
wordt door dit gruwelike vonnis en dat ver
wachtte ik niet van hem.
Maar er is meer te waarderen als het al te
stoute pogen: en dat zyn de talrijke schetsjes:
nit het dorpsleven in het begin en aan 't slot,
waarin ik met grote waardering glimlachen
moest om die jonges in sleetjes «zich
voortprikkend als razende apen;" en ook fijne
idilliese trekjes; uit het badplaatsleven als de
stormdag en het bal daartegen in; nit het
Haagse leven ook, ofschoon wy daarvan al
weer zoveel hebben gezien bij Couperus (Eline
Vere), in Jeanne Reyneke v. Stuwe (Harts
tocht) ; toch weer anders als de teevieziete by
Corrie in 't boudoir, de vertoningen van de
Moiren, al deed deze mij ook aan Freddy's
optreden denken uit Eline Vere; het winkelen
met Corry enz.
Alleen het slot* van de verloving! Als z
bezweken is voor de verleiding van haar moeder
en naar de Faust wil gaan en hem dan in
heel, heel veel woorden veel te veel
zegt hoe haar denken geweest is, dat vind ik
minder gelukkig weer. Dat kon wel anders
gezegd worden, dunkt me. Het is zo'n lange
speech en dat op zo'n ogenblik! Maar al ge
noeg! Ik wou alleen m'n oud-leerling maar
tonen, dat ik als vroeger zyn werk met waar
dering en zonder vooringenomenheid heb trach
ten te bezien.
Haarlem. J. B. SCHEPERS.
*) Ik wil alleen noch op meer van die plaat
sen «ijzen ter verbetering, zie blz. 55, enige
malen.
Orer Hooger en gymnasiaal onderwijs.
I. Dr. Sormanft brochure en nog iets.
Nichts halb zu thun ist guter
Geister Art.
W i el a n d, Oberon.
IL- (Slot.)
Maar om op Dr. S. terug te komen. Wat
wil hij nu eigenlijk? Het nieuwe gymnasium
op oude fundamenten optrekken? Een opgelapt
gebouw met wat minder klassieke en wat meer
moderne ramen gaan bewonen? Het blijkt nog
niet, dat Dr. S. een bepaald doel nastreeft. Ik
zoek te vergeefs naar een krachtige persoonlijk
heid, naar den man, die weet wat hij wil.
Zoolang ik niet zeker ben van de deugde
lijkheid der fundamenten, d. i. het universitair
onderwijs, zoolang laten mij alle détailkwesties
betreffende het gymnasium koud. Voor groote
principieele kwesties voel ik veel. Dr. S. roert
ook een dezer kwesties terloops aan. Immers
hij zou er niet tegen opzien om desnoods een
der moderue talen facult»tief te stellen. Zeker
is 't voor zeer, zeer velen beter twee moderne
talen goed, dan drie matig te kennen. Als
men niet van allen alles eischt, maar de besten
veel goeds kan aanbieden 1), dan zullen de
resultaten over 't algemeen beter zijn.
Geen kinderachtige, bureaucratische of
zuinigheidbeoogende argumenten mogen in den weg
worden gesteld. Voorzitten moet de wil om
het Gymnasium tot hooger en mooier peil te
verheffen. Alles moet beheerscht worden door
de eischen van algemeene gezonde opvoedings
principes, die ieder kaa eerbiedigen, de eischen
van voorbereidend wetenschappelijk onderwijs,
de eischen van den tijd. Zou me a dan ook niet
eens wat meer denken aan de behoeften van de
tegenwoordige spes patriae dan aan zijn eigen
jeugd? Kent ieder onze jeugdige vaderlanders
wel? Ik bstwijfel het.
Nu maakt zich van menigeen een onaange
naam gevoel meester, als hij hoort spreken van
sluiten van gymnasia, afschaffen van faculteiten,
opheffen van eene Universiteit. Men wil het
getal liever nog uitbreiden. Er wordt zelfs aan
een handels- en landbouw-hoogeschool gedacht.
Nog meer versnippering van krachten, eerst
van fiaancieele! En waar moeten de
intellectueele vandaan komen? Gebrek hier en gebrek
daar. Wat hebben we aan povere gymnasia en
onvolledige of onvoldoende faculteiten ? Moeten
we nog meer half heden op de been houden?
Half werk is immers geen werk, vooral niet bij
het onderwijs.
Het gymnasium kan veel meer aan den bloei
van onze wetenschap en van onze kunst, zeer
ruim opgevat, wotdea dienstbaar gemaakt, ook
aan de ontwikkeling van oog en oor 2). Een
hoogere ontwikkeling moet harmonisch zijn.
Ea de opleiding aan het gymnasium is onhar
monisch en niet mooi. Dat kan niet genoeg
worden rondgebazuind. Dat moet ieder, die
met de wetenschap in 't algemeen en met
hooger- en gymnasiaal onderwijs in 'tbijzotder
te maken heeft, onophoudelijk in de ooren
worden getoeterd! En eischt men eenanalyse,
dan zal die gegeven worden.
Dr. S. is veel te optimistisch. Is er dan
niets goed, zal hij vragen, noch in het univer
sitair cl. philologisck ocderwijs noch aan 't gym
nasium? Welzeker, er zijn gelukkig ook licht
punten. Maar die zijn van vrij recenten datum
of niet alge ineen. Wij zijn in een overgangs
periode. De oude sleur is nog overal merkbaar,
het nieuwe is nauwelijks in voorbereiding.
Laten we toch vooral niet schromen de wonde
plekken aan te wijzen, om des te eerder de mid
delen tot verbetering te kunnen vinden.
Er is zeer veel arbeidskracht en tijd voor niets
aangewend n door professoren n door ons n
door de gymnasiasten. En daarvan komt natuur
lijk veel op rekening van ons gebrekkig uni
versitair onderwijs en de afwezigheid van een
practische vooropleiding. Ziehier n voorbeeld:
Iemand begon + 1880 als tijdelijk leeraar aan
een gymnasium op een 3e en 4e klasse (N.B.),
die niet al te best gedisciplineerd waren. Hier
moest hij dadelijk Isocrates, (Panegyricus! !),
Homerus (4°) en Xenophon (3°) doceeren.
Daarna heeft men hem, waarom weet hij niet,
bij zijn vaste benoeming 12 jaren lang in de
laagste klassen vastgehouden. Paedagogiek, me
thodiek, didactiek moest hij aan 't gymnasium
opdoen. Een goede wetenschappelijke methode
moest hij later eigenlijk nog uitvinden omdat
't Univ. onderwijs te eenzijdig was geweest.
Dit is iemands toekomst in de waagschaal en
zijn energie op een te harde proef stellen.
Bovendien waagt men de jeugd aan alle moge
lijke experimenten. Ea al behaalden sommigen
ten slotte de overwinning op de omstandigheden,
er werden htel wat nederlagen geleden. Verande
ring of verbetering is wel afgestuit op de taaie
vasthoudendheid of den onwil van een rector
en de onmacht der curatoren en van den in
specteur.
Het is reeds opgemerkt, dat Dr. S. de zaak
te veel als classicus beschouwt. Als dezen het
heft in deze zaak in handen krijgen, vrees ik
voor een doodgeboren vrucht. Het is te hopen,
dat ook anderen hun stem krachtig zullen laten
hooren. Dr. S. laat zijn voorliefde sterk spreken,
zonder 't zelf te voelen. Hij herinnert zich ergens,
dat er ook Nederlandsch en Geschiedenis op de
urenlijst voorkomen (p. 12): » Vermeld worden
slechts, dat ik geen noemenswaardige veran
dering van 't urental gewenscht acht." Dat
urental is voor Nederlandsch op alle klassen 2
(op de Ie 3 uur) en op de 6e n heel uur.
Dat is een bespotting in dezen tijd. En Dr. S.
spreekt toch met zoo'n treffende sympathie
van zijn klein maar lief vaderland" (p. 15).
Ik herinner mij eens in dat boek van Haym
over het leven van Herder (p. 25) het volgende
gelezen te hebben, dat ik noteerde: Der Gelehrte
der fremde Sprachen weiss und in seiner eigenen
ein Barbar bleibt, der bis auf die kleinste pro
sodische Eigenheiten mit Anakreon und Lukrez
vertraut ist und darüber die neueren Dichter
seines Vaderlandes verabtaumt ist heutzutage
nichts als ein lactierlicher Vielwisser. Entzünden
und bereichern und beweglich machen sollen
wir unseren Geist an dem Studium fremder
Sprachen, aber der Leitfaden durch das Labyrinth
derselben ist die Muttersprache. In elk geval
is er thans geen tijd genoeg beschikbaar om
goed en mooi de moedertaal en de moderne
talen te doceeren.
Het is een idyllisch rectorsidee (p. 12) om
raan de leerlingen de gewoonte bij te brengen,
Hj elke lectuur, vooral bij die der dagbladen
(Pluralis!) hun woordenboek en atlas te ge
bruiken. Ik zie de jongelui reeda druk bezig.
Wij hebben dat natuurlijk ook altijd zoo gedaan
en doen 't nog. Nu, af en toe zal 't wel eens
gebeuren. In den regel is er een kortere weg
voor den jongen. Hij vraagt bv. zija vader,
moeder, broer of zuster: wat is dat, of waar
ligt dat? Of hij loopt er overheen. Naar aan
leiding van hetgeen deze rector wenscht, zou
ik alleen willen opmerken, dat in de meeste
gevallen veel belangrijker dingen over 't hoofd
werden gezien.
Dan komt de overlading! Hierover zegt Dr. S.
veel waars. Er zijn overdreven voorstellingen
in omloop. Men vergeet al te vaak, dat, als de
jongens te veel te doen hebben, ze er wel een
mouw weten aan te passen. Van overlading is
vooral sprake in het begin van den cursus, als
de docent hard van stapsl loopt en de leerling
veel vergeten is. Dan, als leeraren de bijzaken
niet van de hoofdzaken weten te onderscheiden.
't Komt ook voor, dat men een verwaarloosde
nalatenschap moet beredderen of dat er in een
klas te veel zwakke broeders zitten. En ten
slotte komt alles neer op gebrek aan goede
vooropleiding en op het feit, dat er te veel
aan de gymnasia zijn (leeraren zoowel als leer
lingen), die elders beter op hun plaats zouden
wezen. Voeg hierbij de verkeerde inrichting onzer
gymnasia zelf en ge weet precies, waar de over
lading vandaan komt. Als alles meer ,uormaal"
is, zal het overladings-proces wel verzwakken.
Bij abnormale onderwijsmethoden en toestanden
en onharmonische inrichtingen moeten zich wel
ziekelijke verschijnselen voordoen. De ergste
overlading is altijd nog het eind-examen, waar
aan elk jaar van staatswege behoorlijk de hand
wordt gehouden. Veel klachten over antiqui
teiten en geschiedenis en over de inrichting van
het examen, over 't examineeren onder con
trole enz.
Het is waarlijk te hopen, dat het nieuwe
gymnasium »nieuw" worde in velerlei, ik zou
liever zeggen, in alle opzichten. Wat heeft onze
tijd noodig? wat is het best voor de jongeren
van onzen tijd? Geen dorre kennis en onnutte
wijsheid! Nuttige wetenschap, mooie kennis,
waaraan ze altijd wat hebben, frischheid en
geestdrift*. Wat kunnen we onzen jongeren beter
geven ? De meest ideale opvoeding is die,
welke ons later 't leven en werken tot een
genot maakt.
Met dankbaarheid herinner ik mij deze woorden
van een man, wiens geestdrift en goede smaak
zoo vaak terecht zijn geroemd en wiens methode
en wijze van voordragen als academisch docent
ik in latere jaren heb leeren waardeeren: De
toekomst," zegt hij ergens, van ons volk ver
langt mannen der wetenschap, die van de over
tuiging doordrongen zijn, dat zonder samenwer
king lusschen universiteit en school wel knappe
specialisten gekweekt, maar geen docenten
gevormd kunnen worden, die ruimte van blik
paren aan degelijke vakkennis;zij verlangt echter
ook leeraren aan gymnasia en middelbare scholen,
die naast de practische bekwaamheid van hun
ambt met wetenschappelijke vrijheid beschikken over
hun leervak, om 't frisch en met geestdrift, ge
adeld door hun persoonlijkheid, te kunnen
bieden aan de jeugd."
J. W. BECK.
1) Niet multa, ook niet rnultum, maar multum
boni, pulchri, utile en omnia non omnibus, sed
optimis.
2) De klacht: zij hebban oo/en en zien niet,
ze htb'oeu ooren en hooren rkt", is zoowel
hier Ris elders meermalen »eu t.
Een eigenaard systeem yan leeszalen
en een woordje yoor de pracie.
Hebben wij een ander keer gezien hoe
uitnemend de gemeentelijke bibliotheken
in Engeland zijn ingericht en hoe groot
hun aantal is, ditmaal wilde ik gaarne een
geheel verschillend systeem van deze in
richtingen, die altijd tevens leeszalen zijn,
beschrijven, zooals ze voorkomen in de
Engelsche fabriekstad Leeds.
De gemeenteraad aldaar kwam op de
volgende vondst. Hij zei: «Bibliotheken
voor het groote publiek opgericht, hebben
voornamelijk 's avonds grooten toeloop.
Waarom zouden wij dus een duur gebouw
gaan stichten, nu wij iooveel scholen hebben,
die van 's namiddags af' leeg staan ? En,
ziehier een nieuw voordeel van het gebruik
dier schoollokalen: Wij hebben er in Leeds
38 over de stad verspreid. Wij kunnen dus
38 bibliotheken hebben met
minimum-kosten, wanneer wij om de week de in acht
en dertigen versnipperde boekenrijtjes ver
plaatsen."
Men deed aldus.
ledere school kreeg een vaste verzameling
van de allervoornaamste boeken, een
Shakespeare, een Schiller, een Ruskin, een Crusoe,
eenencyclopaedie,dictionnaires,landkaarten,
enz., enz , kortom een flinke middelsoortige
Engelsche bibliotheek. Alle verdere boeken
waren echter in gedurige wandeling.
Het voordeel van deze wijze van biblio
theken-inrichten is natuurlijk dadelijk dit,
dat gén inwoner van het groote Leeds
meer dan G minuten te loopen heeft, wil
hij in een rustig vertrek zich aan lectuur
verpoozen.
Het nadeel is ... voor de groote menigte
niet groot. Wie een liefhebber van lezen
is wordt gauw stamgast van zijn naaste
leeszaal, en dan is er geen nieuw uitgekomen
boek, of' het komt hem op zijn tijd onder
oogen. Verder zorgt de stad, dat de beambten
der 38 bibliotheken op de hoogte zijn van
't geen iedere nieuwe week in de verschil
lende inrichtingen aanwezig is, zoodat ieder
altijd een overzicht heeft van wat er is en
waar het is. Een heetgebakerd lezer kan zich
dan altijd naar het aangewezen lokaal be
geven.
Maar men vraagt: de 38 beambten ...
de 38 vaste bibliotheken ... de 38 verza
melingen periodieken en kranten... waar
moet net heen met de kosten ?
De beambten noemde ik echter slechts
def'tigheidshalve aldus, want de stad stelt
voor het werk van bibliothecaris het onder
wijzend personeel zelf aan en betaalt het
extra voor deze uren buiten de les. Zij
«zitten" om de beurt een avond, en zij heb
ben het niet druk, daar het aantal te
beheeren boeken vanzelf beperkt is.
De noodzakelijke aanwezigheid van 38
kleine boekerijen is natuurlijk kostbaar,
ook wordt het vrijwel om de kosten on
mogelijk een redelijk stel couranten en
tijdschriften in alle die 38 te hebben.
Maar... ondanks een storm van critiek
heeft Leeds zijn inrichting gehandhaafd en
wij moeten dus wel besluiten, dat de stad
zelve haar zoo kwaad en kostbaar niet
vindt.
Een andere' in Engeland inheemsche
verspreiding van lectuur is die vroor het
platteland: travelling libraries, reizende
bibliotheken.
Menschenvrienden hebbeu reeds sedert
tientallen jaren het lieve idee gehad boeken,
die zij voor een tijdje missen konden, in
kisten te pakken en naar dorpsnotabilen,
meestal den dominee, te zenden met het
beleefde verzoek »door te sturen om eindelijk
terug te zenden."
Dit is langzamerhand veelvuldiger ge
daan, en vele vereenigingen voor volks
beschaving hebben er zich voorgespannen.
Zij hebben een apart soort
bibliotheekkisten uitgevonden, practisch ingericht,
zooals men dat gewend is aan aan de overzij
van 't Kanaal.
Ik durf vragen : wie begint in Holland ?
Er _zijn zooveel jonge vrouwen, die graag
nuttig zijn, alleen dikwijls het hoe en wat
niet weten.
Zou deze vingerwijzing haar kunnen
helpen ? Op onze dorpen, daar ben ik zeker
van, zou zulk een streven met vreugde
worden begroet.
TlEOES.
NIEUWE UITGAVEN,
trans Coenen Jr., door L VAN DEÏSSEL.
Amsterdam, L. J. Veen.
Huisvesting van arm'-n te Amsterdam, door
Jon A. TER MEULEN. Haarlem, H. D. Tjeenk
Willink & Zoon.
GTJIDO GEZELLE'S dichtwerken. Rymsnoer.
Eerste deel. Amsterdam, L. J. Veen.
Nederlandsch- Fransch Handelswoordenboek,
door H.L. HBIJKOOP Zutphen,W.J.Thieme& Co.
Vraagboek voor ouders en voogden by de
keuze van eene betrekking voor hunne zonen
en pupillen, door J. HENDRIKSZ. Medemblik,
K. H. Idema.
Bobert Fruin's verspreide geschriften. Afl. 42.
Den Haag, Martinus Nyhoff.
De leugen der eer, door HENBI BOHEL.
Amsterdam, P. N. v Kampen & Zn.
Leerboek voor machineschry ven volgens Wéry's
tienvingersysteem, (blindschrjjven), door J. L
WÉEY. Uitgegeven door den schryver.
Jaarboekje van de Vereeniging van
handelsbedienden »Mercnrius", afdeeling Amster
dam. 1903.
De Aprilstaking, tegenover een jong
sociaaldemocraat, beoordeeld door H. J. L. P. VAN
MALSUM Amsterdam, J. A Fortuin.
Verleden, drama in drie bedrijven, door INA
BOÜDIEE BAKKEE, Amsterdam, Van Holkema &
Warendorf.
Brieven over opvoeding, door J. KLEEFSTBA.
Hilversum, J Reddingius
Handleiding by het gebruik van de vereen
voudigde schrijftaal, door P. H. MULDER.
Groningen, Scholtens & Zoon.
Ada's huwelijk, door CHBIBTINE Fais. Amster
dam, Van Holkema en Warendorf.
Zomers buiten, door HENNON BANG. Amers
foort, Valkhoff & Co.
De gemeentelijke electrische centrale en
electra, door N. VAN HARPEN. Amsterdam, B.
van Mantgem.
Weekblad voor het Spoor- en
Tramwegpersoneel. Ie jaarg. No. 1. Verschynt Zaterdags.
Redactie: J. OUDKGEEST, Nieuwe Grncht 143,
Utrecht.
Japansche Vereen, door J. K. RENSBÜRG.
Rotterdam, Johan Pieterse 1903.1. Foedzji.
No. Hana
Een kleine Wonderwereld, Natuur en kunst
in onze woning, all. 2. Baarn, Hollandia
drukkery.
Handleiding b\j het gebruik van de vereen
voudigde schryftaal, door P. H. MDLDBB.
Wasdom, door OOLBEKKING. Joh. Pieterse,
Rotterdam.
40 eenti per r«g«l.
tot fl 3.7O per Meter! Franco en
vr|j van invoerrechten toegezonden!
Stalen ommegaand; evenzoo van zwarte, witte
en gekleurde Henneberg-Zflde" van
6O et tot fl 11.35 per Meter.
G. Henneberg, Zijde-Fabr. (k. & k. Hof).), Zürich.
Rijwielen zijn de beste voor ?100
met 2 jaar garantie.
Vraagt ge:illustreerden Prftscourant aan de
Hoofdagentt n
A. DRUKKER & Co, Amsterdam,
O. Z. Voorburgwal 242 en 248 b/d Damstraat.
FIJNSTE LIKEUE.
Mtépotitairet:
B. A. EIPPING & Co., Amst.
Cacao, Biscuits en Chocolade.
Herhaalde malen bekroond.
Piano-, Oriel- en MnMtalel
nEYROOS «t KALSHOVEB»
Arnhem, Koningsplein.
VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en in Hm».
Raparaaran 8t«mman Rullet