De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 5 juli pagina 7

5 juli 1903 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

Jso. 1358 DE A M S T ER DA MM ER W -ftL AD R NEDER L A N D. O U WiffcU N\£ T. De beteekenis Tam moderne . praktische bouwkunde. Wij beginnen er ons eindelijk zoo tame lijk wel van bewust te worden, dat onze tnd niet kan bogen op het bezit eener ideale bouwkunst, eener monumentale architectuur. Wij weten nu, dat er geen tijdperk in de geschiedenis bekend is, waarin de bouwkunst beschouwd als geestelijke kunst op een zoo lagen trap van ontwikkeling stond als heden. Met deze »wij" worden hier de architecten bedoeld. Zij beginnen zich er namelijk zoo vrij wel, van te doordringen, dat hunne werken vergeleken bij de koninklijke kunstwerken uit vroegere perioden niet den geringsten schijn van vergelijking kunnen doorstaan'. En daar er voor hen, natuurlijk, op de allerlaatste plaats aan leiding kan zijn, datgene te minachten wat zij zelf voortbrengen, spreekt het als «en boek, dat men ervan overtuigd mag zijn, dat xij gelijk hebben. Deze betreurenswaardige stand van zaken ?op het gebied der monumentale architec tuur is echter niet speciaal Nederlandsen. Integendeel! We hebben het recht, ons te vleien met de overtuiging, dat het hier met de edele bouwkunst nog wél zoo goed ge schapen staat als in de andere landen der beschaafde wereld. In het groot genomen ?echter, is de toestand overal dezelfde. En wanneer er eenige troost in kan zijn gelegen (zij het ook een eigenaardige «n schrale!) zich in dezelfde positie als anderen te bevinden, dan is dit voorzeker hier het geval. Het is overal (op de eene plaats wat meer dan op de andere; doch over het geheel genomen met luttel weinig verschil): »£roeder, geef me de hand." »In het land der blinden is «eenoog koning." Deze, in de wereld der bouwkunstenaars, steeds meer veld winnende overtuiging van -eigen geestelijke onmacht, dient niettemin te worden beschouwd als een verblijdend teeken. Bewustheid van een toestand toch is een eerste vereischte tot verbetering ?ervan. En het is ook om deze reden, dat we ons er niet van terughouden, zoo in het algemeen over dien toestand te spreken. Nu zijn er velen onder de bouwkunste?naars die er evenzoo over denken. ' de conclusie) »dat ook daarom in dezen tijd nog geen opperst kunstwerk mogelijk is, omdat, daar stijl is orde, is nheid in de veelheid, er noodzakelijk ook maat schappelijke orde, d.i. eenheid in de veelheid moet zijn. En . nu worden wij er dagelijks aan herinnerd, dat die nood zakelijke orde, d. i. rust, d. i. dus ook tevre denheid, er waarlijk D iet is. »Wat wil het socialisme ? Het streeft naar economi sche gelijkheid voor allen,zooals reeds de politieke en religieuse ge lijkheid is ver kregen, om daardoor ook mogelijk te maken datalle menseden gelegenheid hebben zich geestelijk te ontwikkelen, waardoor een opperste uiting van menschelijk kunnen zoowel in we tenschap als in kunst mogelijk wordt. »Het is nu een tijd van zuiver indivi dualisme. De eenling moet het nu doen, hetgeen mee brengt haat en wangunst tegen den eenling; een strijd van allen tegen n, van n tegen allen. Daarom is ook samenwerking onmoge lijk, omdat samenwerking opoffering eigent; en deze cynische tijd kent geen opoffering; voor een periode van rust moeten hebben plaats gemaakt. «Tegelijk met de vervorming der maat schappelijke verhoudingen, is ook de kunst be.zig zien te vervormen; kortom alles. Schoolgebouw van >de Nieuwe. Schoolvereeniging" te Amsterdam. »Er wordt gestreefd naar een heidin de samenleving, d.i. eenheid in de veelheid, naar orde, dus naar rust, dus naar stijl. Ik vind het mooi te kunnen spreken van stijl in de samenleving, ofschoon het artistieke vermooiing dezer toekomstige samenleving voor te bereiden. Die gelooven haasten niet. Want is het aan den eenen kant wel droevig te moeten weten, dat wij van dien beteren tijd niets meer zullen zien, aan den anderen kant blijft toch de groote troost der illusie, dat uit den chaos van leelijkheid onderlinge haat en mate rieel cynisme van dezen tijd, zal verrijzen, als een feniks uit zijn asch, een samenle vingvan meer waardeering en onderlinge samenwerking, die dan zal hebben een monumentalen stijl, waartoe wij nu niet anders kunnen doen, dan de fundamenten te leggen". Tot zoover de architect Berlage. Men zal toegeven dat hij in deze woorden den algemeenen toestand juist heeftgeschetst. Trouwens het is een beschou wing, gelijk die eveneens ver kondigd wordt door de beste hedendaagsche kunstenaars van alle landen. De eenige grief die wij tegen deze beschouwing van Berlage hebben, is, dat hij te veel die ongelukkige toestanden het gevolg doet zijn van tijdsomstandigheden, en schetst n. m. slechts den algemeenen toestand. Waarmee dus niet wordt ge zegd, dat daarop geen uitzonderingen kun nen zijn, en dat niemand zich boven dien algemeenen toestand zou kunnen verheffen. Waartoe het Algemeen niet in staat is, dat bereikt soms de Eenling; de Geschie denis is daar om dit te bewijzen. En het is maar gelukkig, dat dit zoo is. Waar zou het anders heen moeten met de kunst, die in haar beste uitingen steeds boven haar tijd pleegt te staan. Zoo te werken is echter niet iedereen gegeven. Die zoo werken naderen het tijdelooze de onsterfelijkheid. * * Mag dus uit het bovenstaande de con clusie worden getrokken, dat er op heden in het algemeen nog geen sprake kan zijn van een ideale architectuur: in n opzicht zijn we vroegere kunsttijdperken vér vooruit. Het is op het gebied der practische bouwkunde. De vlucht, door de moderne weten schappen gedurende de afgeloopen eeuw fenornen, heeft vele nieuwe en ingewikelde vraagstukken aan de beoefenaars der hedendaagsche architectuur ter oplossing gesteld. Zij heeft vraagstukken in het leven geroepen, waarvan de bouwmeesters uit vroegere perioden nooit zullen hebben gedroomd. De moderne eischen van inrichting en indeeling van gebouwen, de voorschriften der hygiëne op elk gebied der samenleving; de vraagstukken van verlichting, verwarming, ventilatie; de ver schillende ingewikkelde functies, die de bouwwerken tegenwoordig te vervullen hebben; in n woord hun praktische doel matigheid vraagt heel wat uitgebreider studie, dan die verbonden was aan werken van vroegere kunstperioden. En hierdoor is een geheele serie van nieuwe bouwwerktypen ontstaan. Tot deze categorie behooren o.a. de verschillende inrichtingen voor algemeene ontwikkeling, als daar zijn: academies, hooge scholen, scholen voor middelbaar en lager onderwijs, elk met zijn aparte eischen; verder: laboratoria, musea, bibli otheken, publieke lees- en vergaderzalen. Dan zijn er de inrichtingen voor maat schappelijke gezondheidsverpleging, als gast- of ziekenhuizen, herstellingsoorden, Gymnastieklokaal. (Naar Zweedsch systeem). Een der Slöjdlokalen. Zoo hield o.a. de architect Berlage kort geleden voor het Genootschap »Architectura et Amicitia" een voordracht, waarin ook door hem de huidige stand der bouwkunst ter sprake werd gebracht. Velen zullen het wellicht belangrijk vin den, te vernemen hoe deze architect, die in den laatsten tijd zoo dikwijls hevige kritiek om zijn werken moest doorstaan, zelf denkt over den ontwikkelingestaat onzer moderne architectuur. Daarom laten wij hier een kort woor delijk relaas volgen van hetgeen hij o.a. in die voordracht heeft gesproken. Voor namelijk doen wij dit; daar zijn woorden in ruimer kring dan die der bouwkundigen verdienen bekend te zijn: ».... Want, beschouwt men de geheele geweldige maatschappij en wat zij bezig is in dezen tijd door te maken, dan kan men een werkelijk architectonisch kunst werk, ik bedoel een van opperste monu mentale uiting, niet alleen niet eischen, maar nog veel minder verwachten. Ik acht het ontstaan daarvan vooralsnog voor een onmogelijkheid. ?Eenheid in de veelheid, dit is rust, dit is orde, dit is stijl, die was in hoogste uiting aanwezig in een Egyptischen tempel, in een Griekschen tempel, in een Romaanschen Dom, in den Hindoe-tempel, in een ?Gothischen Dom, in een Renaissance Raad huis. Die was in allerlei nuancen van hooger en lager orde aanwezig in de kunst werken van die heerlijke tijden. Maar nu ? >En hier ben ik vanzelf gekomen aan het laatste punt van beschouwing .... de in deze tijden veel besproken economische verhoudingen, m.a.w. het socialisme, in ver band met de architectuur, eventueel kunst. ».... Beschouwt men op een hoog plan de geheele samenleving, d.w.z. de afhan kelijkheid van alle dingen die de samen leving bepalen onderling" (dan kom ik tot en omdat samenwerking onmogelijk is, daarom is ook een monumentale kunst niet mogelijk. Deze ontstaat allén bij onderlinge samenwerking; in laatste instan tie is zij niet anders dan een opperst kunnen van heel het volk. . . . »Zal er ooit zulk een tijd komen waarin een ander de vies zal gelden; en wel met het tegenoverge stelde van het bovengenoem de, n.l.én voor allen, allen voor n ? »Het is in dezen tijd niet zoo gemakke lijk nog een illusie te heb ben; maar toch acht ik het mogelijk te verwachten, dat er weer een periode zal komen meteen monumentale kunst. »Maar die periode is nog ver af; en na het hierboven ontwikkelde verwacht ik, het duidelijk te hebben doen uitkomen waarom. Daartoe zal die evolutie, waarvan wijnu getuigen zijn, eenigszins vreemd klinkt. »En die moet er komen, en die zal er komen. >En nu is voor ons, kunstenaars, en ik bedoel daarmee niet alleen de architecten, maar de beoefenaars van alle technische kunsten, die prachtige taak weggelegd, de Fröbelklasse. hen niet genoeg beschouwt als het gevolg van de individuen zelven. Het is een gevaarlijke beschouwing, die de individuen het gevolg doet zijn van hunnen tijd. Voor ons berust op heel wat solieder gronden een beschou wing, welke de tijd het gevolg doet zijn van de handelingen der individuen, in massa geno men.Trouwens een tijd iets te verwijten iseen tamelijk on schuldige lief hebberij. Het baat echter niet veel. En dit is maar jammer van een, overigens zeer menschlievende be schouwing. Meenen we deze bemer king niet ach terwege te mo gen laten wat betreft de ap preciatie van deoorxakendie tot dezen toe stand hebben geleid die toestand zelf echter achten we in het bovenstaande zeer duidelijk geschilderd, wanneer men nog slechts n zaak daarbij in 't oog wil houden: Zij speciale gestichten, badhuizen, desinfecteerinrichtingen, hygiënische woningen. Verder: inrichtingen voor handel en verkeer: sta tions, admiaistratiegebouwen, hotels, tabrieken, magazijnen, winkels, beurzen, enz. enz. Dit zijn alle zeer onderscheiden vraagstuk ken die enorme studie eischen van den modernen architect, die eenig verantwoorde lijkheidsgevoel bezit voor zijn werken ... Natuurlijk zijn het niet alle, louter nieuwe bouwwerktypen die wij hier hebben opge somd ; een groot deel bestond ook reeds in vroegere perioden. Doch welk een verschil van eischen, tegenwoordig aan inrichting en bestemming ervan gesteld, bij vroeger vergeleken! Nu spreekt het van zelf, dat het voor 't meerendeel der architecten niet mogelijk is, zich met al deze uiteenloopende vraag stukken in het bizonder bezig te houden. Velen maken daarom studie van een bizonder deel ervan. En zoo dan is in de architectuur, evenals bij zooveel andere beroepen, het speciali teiten-systeem ontstaan. Zoo zijn er tegenwoordig speciale schoolarchitecten, magazijn- en winkelinrichting architecten, spoorweg-, ziekenhuis-, kerk- en ook moderne kippenhok-architecten (ook wel «cottage"- of buitenhuis-architecten ge noemd. Deze laatsten zijn de makers van de lieve duiventillen, die men tegenwoordig buiten overal tusschen het groen verborgen vindt). En zoo ziet men hoe de vele gecompli ceerde eischen der moderne samenleving er als vanzelf toe voeren, ook op het gebied der architectuur specialiteiten aan te kweeken. Het spreekt van zelf, dat dit systeem, gelijk dat eveneens 't geval is bij alle andere beroepen, naast veel goede, ook veel verkeerde toestanden met zich brengt. (Vervolg op blz. 8). * * *

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl