Historisch Archief 1877-1940
JT. 1359
DE AMSTEKDAMMER
A°. 1903
WEEKBLAD VOOK NEDERLAND
Onder Redactie van J. DE KOO en JüSTÜS VAN MAURIK Jr.
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.65
Voor Indiëper jaar , » mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.121/»
Dit blad is Yerkrügbur Kio»k 10 Boulevard dw Ctpaonw tegenoTer h«t Grand C»fé, te Ptrqt.
Zondag 12 Juli.
Advertentiën van 1?5 regels f 1.10, elke regel meer f 0.20
Reclames per regel 0.40
Annoncei uit Daitecbiand, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen do«r
, de firma RU DOLF MOSSK te Keulen en dool alle filialen dezer firma.
I H H O V Di
VAN VEKRE EN VAN NABIJ:
Spellingquaesties," door mr. J. A. Levy. Onde^ de
Vroede Mannen, door N. v. H. De positie der
sociaal-democraten in den nienwen Daitscheu
Bpsdag. KON8T EN LETTEEEN: Een kokje
op de tentoonstelling Den Haag" in de XlXe
eenw, in het voormalig Paleis Bnitenrust, IV,
(Slot), door Piet Moreelse. Jörn Dhl, een roman
van Gastav Frenssen, (met portret), beoordeeld
door G. M. Vissering. Onze bloemen in den
tuin, door F. J. v. Uildriks en dr. Vitas Brninsma,
beoordeeld door Jac. P. Th. Znid-Af, ikaanse
studenten in Nederland, door dr. J. B. Schepers.
FEUILLETON: Onzichtbare wrekers, door
Stefanoös, II. BECLAMES. VOOB DAMES :
Internationale kinderlitterataar, door J. L.
Koawenaar en N. y. Hichtum. Allerlei, door
Caprice. UIT DE NATÜB, door E. Heimans.
FDÏANCIEELE EN OEOONOMI8CHE KBONIEK,
door D. Stigter.?P. Domela Nieuw enhuis, Typen,
door P. H. Hngenholtz Jr. SCHAAKSPEL.
PEN- EN POTLOODKBASSEN.
ADVEBTENTIEN.
JvSpelling-quaesties."
Amst., 6 Juli 1903.
Waarde Redactie,
Naar aanleiding uwer boetpreek, in het
jongste nummer, een paar opmerkingen.
Zie ik wél, zij staat op twee beenen, die
preek, en toen wankelt zij, heusch, zij
wankelt. Ik vermoed, dat het ding topzwaar
is, doordien gij op «spelling-quaesties" zoo
laag neerziet, hetgeen u het gewicht eener
regeeringahandeling doet verkleinen.
Dit is echter niet mijn tekst, of liever,
uw gemis aan tekst.
Gjj schijnt te meenen, en dit is uw
eerste houvast dat ik »een gansene groep
van achtbare personen" (door u met name
genoemd) «verwaandheid ten laste leg." Wees
verzekerd, dat niets minder in mijne bedoe
ling lag of ligt. Op den eigen oogenblik,
dat gn, _op den Olymp, u terugtrekt, om mij
uw: bij Zeus, naar het schuldige hoofd te
slingeren, schreef ik, in De Nieuwe Courant,
ochtendblad van 4 Juni jl., dus gelijktijdig
met uw blad verschenen, het volgende:
i »Zelfs wanneer een letterkundige (ik
?noem Tlujm 'voor het verleden; voor
»het tegenwoordige vult ge den naam
«zelf wel in) onze taal ietwat
wanlui«dend en vreemdsoortig hanteert, denk
»ik allicht: un grand seigneur qui se
«passéune fantaisie."
Het wil mij voorkomen, dat, noch naar
de oude, noch naar de nieuwe spelling, in
deze zinsnede, iets van «verwaandheid" is
te bepeuren.
Exit «verwaandheid" alzoo I
En nu, de tweede stut van uw epistel:
de wensch om ontslag gesteld te zien. Die
wensch verlevendigt bij u het genoegen, dat
gelijksoortige apostrophe, uit
«Standaard"kringen, mij deed, en nu reeds, verkneukelt
rij u in het vooruitzicht, hoe men, in dier
bare omgeving, zich vermeien zal, met dezen
nieuwen uitval. Ja, zelfs waart ge toe
schietelijk genoeg, om er de illustratie bij
te leveren. «Een brallende brani", dat is
un cadet de Gascogne. Ik zie mg reeds
met baret en haneveer, rapier en bande
lier, galmend, trotseerend, braveerend. Wie
weet, wat er nog gebeurt, zoo uw
teekenaar, die Aller-guiten-heilige, een handje
helpt!
Edoch, distinguons, distinguons, gelijk
de philosoof, bij Molière, zeggen zou.
Hier en nu, wil ik waarlijk en werkelijk
ontslag gesteld zien, waarop ? Het ietwat
laconische redebeleid, dat gij bezigt: («het
«Ned. onder w.-genootschap heeft dezer dagen,
«bij een referendum, met 561 tegen 284
«voor de nieuwe spelling zich verklaard")
bemoeilijkt u het antwoord op deze vraag.
Zie het hier. Noch de voorkeur, noch het
referendum, noch het eigen gebruik, maar
de invoering van de nieuwigheid op de
vollesschool, zou ik, in dier voege, bestraft willen
nebben. Ligt deze mijne bedoeling zoo diep,
dat zij, bij eenig nadenken, voor u onvind
baar ware?
Of, verdedigt gij, in allen ernst, de stelling,
dat het den onderwijzers geoorloofd is,
eigener autoriteit, bij het onderricht, met
taal- en spelregels, onder voorwendsel van
«vereenvoudiging", naar believen om te
springen? Wilt het gevolg van dezen u wen
vrijbrief u voorstellen.
Ingevoerd op de school, dra in school
boeken gehuisvest, lijdt het niet lang, dit
zult gij toegeven of de zegswijs vindt
ingang bij het deel van ons volk, dat het
minst tot eigen oordeel bekwaam is. Meent
nu niet, dat gij, het ontslag van taal- en
spelregels verleenend, de algeheele
andeloosheid, die daarvan het natuurlijk en
noodwendig gevolg is, bezweren kunt.
Daartoe zijt ge buiten staat, omdat men
immers ex hypothesi mits «phonetisch",
spellen en schrijven mag, naar goeddunken.
Buiten staat zijt ge er tevens toe, omdat
niemand verhinderen kan, dat een beginsel,
zijn eigen logica volgend, ten einde toe
doorwerkt. Wat antwoordt gij den man van
geringe ontwikkeling, die zijn dialect, hoe
plat, ten gehoore brengt, en, berispt, vol
verbazing, u te gemoet voert: gedraag ik
mij niet naar uwe aanwijzing ?
Meent evenmin, dat de verwoesting zich
.afbakenen laat. Evenals dit verzeker
ik u voor velen met mij, over de zoo
genaamd nieuw gespelde pennevruchten,
een waas van yulgariteit is gespreid, dat,
van kennisneming, tenzij bij dringende
noodzakelijkheid, afschrikt, vindt, om
gekeerd, het kind, straks de man, aan die
schrijfwijs gewoon, alleen daarin zich
huislijk. Weldra, zal hem stadhuistaai gaan
lijken, hetgeen in beschaafden vorm is
gegoten. Van die opvatting, tot onthouding,
is slechts ne schrede. Resultaat: ons volk
in tweeën gesplitst, waarvan het eene deel, op
geestelijk gebied, het andere niet bereikt.
Prachtige uitkomst voor u, die met mij, ónder
gezon de democratie, vóór all es, gemeen schaps
zin en gemeenschapsgevoel verstaat! Acht
gij het al of niet plicht, zoodanige onver
mijdelijke toekomst te verhoeden, zoo noodig,
door regeeringsgebqd ?
Gij scheidt spelling, van taal, en maakt
er mij een grief van, dat ik het naliet.
Voorzeker, in abstracto, maar ook zóó
alleen, hebt gij gelijk. Spelling is vorm en
taal is inhoud. Bedenkt evenwel, dat, zoo
ergens, de regel: la forme emporte Ie fond,
hier, geldt. Monistisch gesproken, gelijk
hier voegt, is spelling het concaaf, taal, het
convex.^spelling, de buiten-, taal, de binnen
kant. Zoozeer is spelling met taal
saamgeweven, daaraan, als een Nessus-hemd,
zoo innig verknocht, dat men de kunst
bewerking der abstractie te baat nemen
moet, om de tweelingzusters te scheiden.
Als ware het bij intuïtie, heeft dan ook
de Vereeniging zelve, die gij noemt, en voor
wie gij achter: «maar spelling-quaesties" u
verschuilt, den naam aangenomen van
Vere(e)niging tot vereenvoudiging van onze
SCHRIJFTAAL. Niet van onze spelling, maar
van onze taal, naar gij ziet.
Nu hebben, of krijgen wij ik zeide het
reeds,maar het trok uwe aandacht niet een
Woordenboek der Nederlandsche taal, door
bevoegden, saamgesteld. Tevens, zijn wij de
gelukkige bezitters van een onvolprezen
referendum, van welks referendarissen het
pessimisme zou zijn, te meenen, dat de lin
guïstiek hun slapelooze nachten bezorgt,
doch welks toepassing het uitzicht opent,
dat, allereerst,bedoeld Woordenboek van de
school en het onderricht wordt ge
weerd.'.' Wat dunkt u: zouden de goede
Boeotiërs, tuk. op hunne welverdiende faam,
de domste Hellenen te zijn, om dezen inval,
ons niet hebben benijd P
Gij vraagt: «duchtige argumenten aan
>de taal, aan het onderwijs, aan de ge
schiedenis, aan het maatschappelijk leven
«ontleend". In het voorafgaande, heb ik mij
bevlijtigd.aan dezen uwen wensch te voldoen.
De taal gaat te gronde. Het onderwijs
werkt slordigheid in de hand en wekt tot
gemakzucht op: sloven, in huis, brekebeenen,
er buiten. Het maatschappelijk leven
erlangt, langzaam maar zeker, een beginsel
van desorganisatie.
Blijft over: de geschiedenis, waarmede
wel bedoeld zal zijn: het historisch goed
recht, dus het innerlijk gehalte der voorge
stelde knutselarij. Welnu, laat ons, daarover,
hooien een man van den allereersten rang,
die aan «De taal" een standaardwerk, in
drie deelen, heeft gewijd. 1) Ik schrijf af
het oordeel, dat hij, in zijns tweeden deels,
zevende hoofdstuk, (blz. 284 vlg.), geeft over:
*Phonetiek":
»Eene der nieuwste wetenschappen is de
«phonetiek. Wij allen zijn Alexandrijnen
«genoeg, om over de fraaie slotsommen dezer
«trompettenleer ons te verheugen. Toetsen
«wij echter, tot welk doel deze onderafdeeling
»in het leven werd geroepen, dan ziet het,
«met de bereiking er van, droevig uit.
«De taalweteD schap stond voor het feit,
«dat de menschelijke taaiklanken, welke
«men als de geniaalste schepping van
«den anonymen maker: de ziel,
bewon«dert, eenerzijds, de, uit de physica
be«kende, geluidsgolvingen zijn, dat, aan den
«anderen kant, de trompet (long, luchtpijp,
«keelkop, mond- en neusholten) een
physi«ologisch instrument is. Naardien de
taal«wetenschap, langs historischen en
psycho«logischen weg, hare beide
ondoorgronde«lijke vragen: die, naar den oorsprong, en
«die, naar de ontwikkeling der taal, niet kon
«beantwoorden, beproeft zij het nu, gelijk
«de andere geesteswetenschappen met de
«natuurwetenschap. De Egyptische koning,
«bij Herodotus, die kinderen, buiten
men«schelijken omgang, onder geiten, liet
op«groeien, ten einde den oorsprong der taal
»te bestudeeren, en die een soort van
«Egyptisch gei ten-blaten tot antwoord kreeg,
>?deze koning nam ten minste stoute
«proeven. Onze phonetiek-aanhangers
expe«rimenteeren voorzichtig, met den
keelkop«spiegel en de duizendmaal vergroote
«staniool-plaat van den phonograaf, maar
«zij zullen het niet eens tot een blaten,
-waarop men gerust zijn kan, brengen.
«Goede kleine gebruiksaanwijzingen van
«aardige kleine waarnemingen zijn er, maar
«onze kennis der zaak verhoogen zij niet."
Ik kan Mauthner's striemende persi
flage, te dezer plaatse, niet verder vervol
gen. Vermeld zij nog slechts zijne slotsom,
waarop ik uwe aandacht vestig, omdat
zij een fundamenteel beginsel ontvouwt:
«De bewegingen der taaiwerktuigen zijn
«niet physiologie, en van de ontwikkeling
«der taalwerktuigen, welke verondersteld
«moet worden, weten wij niets." (t. a. p.
«blz. 284.)
Dit is een belangrijke streep, door de
rekening der materialistische taaiopvatting,
welke lijn, Wundt nog ietwat meer komt
aandikken.
Duitschland's wellicht eerste physioloog
namelijk, verdedigt, in zijn jongste werk: «de
«stelling als geldig: iedere klankverandering
ns een psychophysiseh voorval' 2), en is van
oordeel, wat de klankuabootsing betreft:
«de betrekking tusschen klank en
beteeke«nis, kan niet eene vooraf gewilde, maar
»sleehts achteraf ontstaan %ijn." 3) Gij gevoelt,
dat, met deze beschouwing, het materia
lisme op taalgebied al even weinig is ge
diend. Immers, van dit, gelijk van trouwens
ieder materialisme, is physiologische han
teering, met algeheele uitsluiting van psycho
logische momenten, de kern.
In zijne polemiek met Delbrück 4), ver
klaart zich Wundt dan ook tegen: «het
«denkbeeld, dat, in de taal, datgene slechts
«gebruikelijk worden kan,dat ooispronkelijk
^individueel geweest, alzoo van een enkele
«uitgegaan is, welk denkbeeld, deels, op eene
«o verschatting van zoodanige uitzonderingen,
«deels echter, op eene ongeoorloofde
toe«passing van de, op zich zelf natuurlijk
«juiste, gedachte berust, dat de taal, zoomin
«buiten den spreker, als eene menschelijke
«maatschappij, buiten de individuen, die haar
«samenstellen, een zelfstandig bestaan leidt.
?Consequent, ten einde toe doorgedacht, zou
«deze gedachte schier onvermijdelijk
weder»om terugvoeren naar de voorstelling, dat
«taal, mythe, zeden oorspronkelijk
uit«vindingen 'zijn van enkelen". 5)
In het licht dezer betoogen, begint het
zoo langzamerhand duidelijk te worden,
dat «de spelling-quaesties" heel wat minder
onnoozel zijn, dan zij schijnen. Wij staan,
hier, voor een proefneming van
materialistischen huize, bewust of onbewust gedaan,
om het even. En, let wél, eene proef neming
die, in de onderstelling, welke ik bestrijd,
een gewelddadig karakter heeft. Laat,
krachtens het referendum, aan een volk de
«phonetische" spelling opgedrongen en
opgedwongen worden, straks zal het materia
lisme, op schijngronden, een fictieve zege
hebben behaald. Acht gij dit wanschelijk?
Ik niet. Valete,
t. v.
J. A. LEVY.
1) Frits Mauthner, I. Sprache und Psycho
logie, (Stuttgart 1901), II. Zur Sprachwissen
schaft, (Stuttgart 1901>. III. Zur Grainmatik
und Logik., (Stuttgart 1902).
2) W. Wnndt, Völkerpsychologie, I, 1. Die
Sprache, (Lsipzig 1900), blz. 471.
3) W. Wundt, t. a p., blz. 321.
4) B. Delbrück, Grundfragen der
Sprachforscbung, (Strassbnrg 1901), waartegen, W.
Wundt, Sprachgeschichte und
Sprachpsychologie, (Leipzig 1901).
5) W. Wundt, t.l.a.p., blz. 63.
*, *
Mr. Levy heeft ons alzoo op den preek
stoel zien staan en ons naar den Olymp
zien verhuizen, maar dat hij behoorlijk
geluisterd heeft naar hetgeen wij hem van
beide verhevenheden luide hebben toege
roepen ... jammer genoeg, het tegendeel
blijkt nu.
Allereerst hebben wij hem onder 't oog
trachten te brengen, dat hij zich met mr.
Loeff belachelijk maakte, waar hij dezen
hartelijke gelukwenschen zond. met de
terechtwijzing aan den B. van Ned. Ond.
toegediend, toen Z. Exc. de vereen
voudigde spelling aanzag voor een stel
taalfouten; thans blijft elke verdediging van
djt bedenkelijk avontuur eens ministers
uit; alleen heet het dat wij het «gewicht
eener regeeringshandeling verkleinen",
wat dus, in dit geval, het gewicht zou zijn
van een allerakeligste blunder !
»Dit echter is mijn tekat niet", zegt Levy.
't Is te begrijpen ... Maar waarom nu niet
eenvoudig zijn fout erkend en hersteld?
De heer Levy heeft in een artikel, uit
sluitend handelend over de Bode en de
Ned. Onderwijzers, die voorstanders van
vereenvoudige spelling zijn, dezen menschen
verwaandheid ten laste gelegd; die spelling
een product van betweterij
en»Wichtigmacherei" genoemd... Wij hebben hem daarop
verweten, dat hij een gansche groep van
achtbare personen verwaandheid ten laste
legde. Wat doet Levy nu ? Hij schrijft:
«Zelfs wanneer een letterkundige (ik noem
Thijm voor het verleden; voor het tegen
woordige vult ge den naam zelf wel in)
onze taal ietwat wanluidend en vreemd
soortig hanteert, denk ik allicht: un grand
seigneur qui se passéune fantaisie," en dan
zegt hij: »Het wil mij voorkomen, dat, noch
naar de oude, noch naar de nieuwe spelling,
in deze zinsnede, iets van «verwaandheid" is
te bespeuren. Exit «verwaandheid" alzoo!"
De 564 onderwijzers vormen dus, volgens
Levy, niet een groep van achtbare personen;
voor hem blijft de verwaandheid bestaan.
»Het wil" mr. Levy «voorkomen... dat
in deze (de aangehaalde zinsnede) niets van
verwaandheid is te bespeuren". Neen,
daar heeft de schrijver voor gezorgd; die
zinsnede is zuiver; maar het artikel, waar
over wij schreven... was er vol van.
Waarom neemt mr. Levy dit beleedigende
woord niet terug?
De volgende tirade hebben wij mis
verstaan.
«Zal, nu het nog tijd is, dit voort
woekerende ziekteproces, door het
machtwoord der regeering, worden gestuit, en zal
zij onverbiddelijk ontslag stellen, op de daad
van hem, die, uit gemakzucht of betweterij
met de taal- en spelregels knutselt, ten
einde ons nationaal geestelijk eigendom in
den grond te bederven ?"
Och, zegt mr. Levy, dit sloeg alleen »op
de invoering van de nieuwigheid op de volks
school".
Waarom wij dit niet hebben bedacht?
Het antwoord ligt voor de hand: Ie
omdat in die woorden gevraagd wordt een
middel, om het «voortwoekerend ziekte
proces" een proces tot dusver buiten de
school te stuiten; 2e omdat de daad
van hem, die naar mr. L's opvatting, uit
gemakzucht, betweterij, verwaandheid, enz.
met spelregels knutselt, *ten einde" dat
is dus, met het doel, met het bewust opzet,
om «ons nationaal eigendom in den grond
te bederven" een soort van individuen
doet onderstellen, waarvoor ontslag eer een
te lichte dan te zware straf zou zijn.
Onderwijzers worden, ook door geestver
wanten van mr. Levy, tegenwoordig nogal
vaak ontslagen, alleen om hetgeen zij ver
richten buiten de school; 3e omdat mr. L.
deze reden voor het geven van ontslag reeds
in het begin van zijn artikel had behandeld,
in de volgende woorden: Geschiedde %ij op
de school er zou terecht, uit hoofde van
onbekwaamheid, ontslag volgen". Nu, alzoo
bij den aanvang van mr. L's schrijven het
ontslag, als iets dat van zelf spreekt, reeds
vast stond,viel hettoch moeilijk,om bij Levy's
bede, voor de toepassing van een krachtig
medicijn om het ziekteproces te stuiten, te
denken aan het oude middel, dat Levy al in
zijn zak had. Te minder daar hij bovendien
nog schreef: «Moge de thans gegeven waar
schuwing, in die lichting, een gunstig
voorteeken zijn," een richting, zou men
zoo zeggen, die nog tot iets anders leidde,
dan tot het geven van ontslag als de
invoering der taalverknoeiing, «geschiedde
op de school".
Geen wonder alzoo dat de Nieuwe Courant
de woorden heeft opgevat, evenals wij.
Toch nemen wij gaarne aan, dat mr. Levy,
met zijn rhetorisch slot, niets anders heeft
bedoeld, dan hij nu zegt. Gelijk wij het
ook niet zouden betwijfelen, wanneer de
geleerde schrijver ons verzekerde, dat de
meeste zijner uitspraken in zijn artikel
?Een waarschuwing", hem wat al te vlug
uit zijn pen zijn gerold, om in haar gewone
beteekenis te worden opgevat; aangezien hij,
voor 't eerst van zijn leven, eens de proef'geno
men heeft met het schrijven van een opstel,
waaraan wel een slot, maar geen zin, is.
* *
Voor de vrijheid van den onderwijzer,
om te vereenvoudigen, zooals dien dat in
het hoofd mocht komen, hebben wij nooit het
opgenomen. De onderwijzers volgen de spel
ling van Kollewijn. Mr. Levy weet het. Zij
sluiten zich bij bevoegden aan. Wij hebben
hem namen genoeg genoemd. Ook een
vereenvoudigde-spelling-woordenlijst zal
weldra verschijnen. En waarlijk de heeren
doen niet minder hun best, om met hun
geschoold brein te overwegen, dan b. v. de
geleerden van het Groote Woordenboek,
waarbij Levy zich voorneemt te zweren.
Hoe ernstig zij die taak opvatten blijkt
o. a. uit hun streven, om tot een goeden
regel voor de spelling van vreemde woor
den te komen. Alleen reeds voor dit
onderdeel werd in 1901 besloten aan een
commissie van deskundigen advies te vra
gen. Daartoe werden door het Hoofdbestuur
van de Vereeniging tot Vereenvoudiging van
de Schrijftaal uitgenoodigd: Marcellus
Emants, H. J. Emous, dr. Salverda de
Grave, prof. dr. A. G. v. Hamel, dr.
Hesseling, prof. Kern, (te Leiden), dr. Kolle
wijn, mr. Th. Ruys J.Pzn. en prof. dr. J.
Vercoullie. Zoo werd een regeling van
bastaardwoorden en de ie- (i)spelling met
overgroote meerderheid door de V. v- V. S.
aangenomen.
Maar, vraagt Levy, «Wat antwoordt gij
den man van geringe ontwikkeling, die zijn
dialect, hoe plat, ten gehoore brengt, en,
berispj, vol verbazing, u te gemoet voert:
gedraag ik mij niet naar uwe aanwijzing ?"
Ja wat wij dan zeggen zouden? Nu, ga je
gang maar, n bonte kraai geeft nog
geen harden winter. En mocht hij ons
daarop nog verder lastig vallen, om van
hem af te komen zouden wij hem toevoegen:
vriend, bestudeer de fonetiek, laat u on
derrichten door Wundt, Mauthner, Del
brück en Levy.
» * *
De splitsing van ons volk in twee deelen,
waarvan het eene deel op geestelijk gebied
het andere niet bereikt ten gevolge van
de invoering van een vereenvoudigde spelling
heeft steviger betoog noodig dan Levy's !
verzekering, hoeveel gewicht men haar ook :
toeschrijve; en ook daarom vroegen wij hier j
duchtige argumenten aan de geschiedenis j
en het maatschappelijk leven ontleend
Hierop hebben Mautner, Wundt en Del
brück het antwoord niet gegeven, tenzij
Levy zich vergist heeft in de bladzijden die
hij citeerde. Immers, hoe belangrijk de
thans aangehaalde zinsneden ook op zich
zelf zijn, over het al of niet wenschelijke,
om de spelling eener taal te vereenvoudi
gen, die het onderscheid tusschen het
mannelijk en vrouwelijk geslacht heeft
verloren, en wier spelling een aantal wij
zigingen kan ondergaan, zonder dat er
ook maar een enkel verschil met de geldende
uitspraak zal ontstaan, geven zij'niet de
geringste aan wijziging.
De fonetiek ter verklaring van taaiwor
dingen taalontwikkeling raakt defonetische
spelling niet. Wel geeft Levy te verstaan,
dat beide van materialistischen aard zijn,
maar elk bewijs ontbreekt.
Wij hebben allen eerbied voor Wundt's en
Mauthner's wetenschappelijken zin, maar het
zotte gebruik, dat mr. Levy van hun
uitspraken maakt, wekt... onzen lachlust.
* *
*
Tot ons genoegen weerspreekt mr. Levy
onze meening, dat de vereenvoudigde spel
ling die der toekomst is, geenszins. Trou
wens, wie belooft zich een voordurend
behoud van de oude spelling, tengevolge
van kunst- en vliegwerk; al stond dan
ook de Regeering aan het hoofd der machine,
met Levy als adviseur. Reeds De\ lyd
schreef' in haar nr. van Zondag 5 Juli:
«Als Kollewijn ons nu eens verlost had
van de twee e's en twee o's, als hij de ge
slachten wat vereenvoudigd had, naar de
wijze van de Engelschen bijvoorbeeld, dan
had hij een goed werk gedaan en bleef er
voor net nageslacht ook nog wat te ver
eenvoudigen over" en Poeihekke in het
Centrum gaat nog verder!
Welnu, waar door een bla,d ah de lijd
zooveel steenen van den vestingmuur wor
den prijsgegeven, hoe groot zal dan de bres
binnen korten tijd niet worden ?
Onder de Vroede Mannen.
De Stadsdrukkerij.
Het oudste gemeentebedrijf der hoofdstad
heeft een lange lijdensgeschiedenis, die in
de jongste raadszitting nog een beetje is
verlengd.
De oude drukkerij in de Nes naast de
oude vischmarkt was nu enkele jaren ge
leden, zoowel wat het gebouw als de inven
taris betreft, in een toestand geraakt, die
noodzakelijk verbetering eischte. Er ont
brak bovendien een deskundig beheer,
iedereen speelde er zoo wat de baas,
terwijl de administratie op een voet was
ingericht dat een behoorlijk overzicht van
de exploitatie moeilijk te verkrijgen werd.
In den Raad was een breede strooming
voor opheffing van dit bedrijf, waarin men
een groote bezuiniging zag. Vooral de
heeren Sutorius en Wormser waren voor die
opheffing om twee voorname redenen.
In de eerste plaats meenden zij, dat,
indien men tot een reorganisatie kwam,
niet alleen zou blijken dat de inventaris,
vooral de machines, weinig waarde zou
blijken te bezitten en dus nagenoeg geheel
vernieuwd zou moeten worden, maar dat
ook het gebouw niet aan billijke eischen
zou kunnen voldoen en men ver van het
stadhuis een nieuw gebouw zou moeten
betrekken.
Maar vooral was men overtuigd, dat
indien de gemeente haar drukwerk bij
particulieren liet maken, de groote kosten
aan extra-correctie, waardoor het drukwerk
zeer duur werd, aanzienlijk zouden ver
minderen.
B. en W. bleven echter het was nog
onder burgemeester Meinesz aan een
eigen drukkerij gehecht.
Ten einde met kennis van zaken te
kunnen oordeelen.wenschte men een rapport
van een deskundige de heer Wiersmade
eenige drukker in den Raad, had nog geen
zitting waarvoor de heer H. C. A. Thieme
van Nijmegen werd uitgenoodigd die een
zeer lijvig rapport indiende waarvan de
voorstellen echter zoo kostbaar waren, dat
B. en W. meenden den Raad daartoe niet
te kunnen bewegen.
De kritiek op dit rapport was aanleiding
dat een tweede deskundige, mr. Ch. En
schedévan Haarlem werd uitgenoodigd,
die met behoud van het gebouw, dat eenige
verbouwing behoefde, aannemelijke voor
stellen deed.
In de vergadering van 20 Juni 1900
werd na een warme discussie besloten de
stadsdrukkerij te verbouwen en de inrich
ting van het bedrijf door aanschaffing van
materiaal te verbeteren.
Aan B. en W. werd een crediet verleend
van ? 37,000 waarvan ? 11,000 voor verbou
wing en ? 26,000 voor aanschaffing van
materialen (persen, letters enz.).
De administratie werd i n tusschen gewij
zigd, een directeur benoemd.
De verbouwing is thans haar voltooiing
genaderd en het bleek dat de kosten zoo
tegengevallen zijn, dat de toegestane som
van ? 11,000 met ? 8700 is overschreden
Daarvoor vroegen B. en W. een nieuw cre
diet, zonder dat de overschrijdingskosten
behoorlijk werden verantwoord, waartegen
verschillende leden, waarvan mr. Caroli zich
tot tolk maakte, in verzet kwamen. De bur
gemeester, tot wiens afdeeling de drukkerij
schijnt te behooren, kon de overschrijdings
kosten niet voldoende motiveeren en zag
zich genoodzaakt eerstens den Raad toe te
geven, dat men bij den Raad had behooren
te komen, toen bleek dat het toegestane
crediet niet voldoende bleek, ten tweede
dat een meer gemotiveerde toelichting
wenschelijk was.
B. en W. namen dan ook de voordracht
terug.
De werkzaamheden zijn in eigen beheer
uitgevoerd en het zal dus bij de strooming
die in den Raad bestaat om het stelsel
van uitbesteding voor dat van het bouwen
in eigen beheer te laten varen, van het
grootste belang zijn, dat blijkt waaraan de
overschrijding der begrooting moet worden
toegeschreven.
De afdeeling P. W. is tot dusver, niet
tegenstaande het verzoek van den burge
meester, in gebreke gebleven. Een ? 3000
heeft men niet weten te verantwoorden.
Meer licht is hier dus wel wenschelijk
om meer dan n reden.
De directeur van de drukkerij had boven
dien gevraagd de gelden voor het aan
schaffen van twee linieermachines en een