Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.1359
grootste belang zyn, dat blijkt waaraan de
overschrijding der begrooting moet worden
toegeschreven.
De aideeling P. W. is tot dusver, niet
tegenstaande net verzoek van den burge
meester, in gebreke gebleven. Een ? 3000
heeft men niet weten te verantwoorden.
Meer licht is hier dus wel wenschelijk
om meer dan n reden.
De directeur van de drukkerij had boven
dien gevraagd de gelden voor het aan
schaffen van twee linieermachines en een
machine voor het drukken van
tramkaartjes enz.
Door het eenige deskundige lid werd
aangetoond, dat deze voorstellen niet alleen
een gewaagde onderneming waren, maar dat
zij bovendien de gemeente geen voordeel
zouden geven, althans indien zn niet op
deugdelijker gronden gemotiveerd werden.
De heer Wiersma die zelf natuurlijk
niet leveren mag aan de gemeente ver
klaarde zich een voorstander van gemeente
exploitatie, ook van dit bedrijf, nadat de
heer Sutorius verklaard had, dat hij slechts
voorstander was van die bedrijven, waarvan
db gemeente het monopolie bezit, mits zjj
bovendien economisch geëxploiteerd worden.
Ik zou zoo zeggen, dat de heer Wiersma
zelf het bewijs heeft geleverd voor de stelling
van den heer Sutorius, tenzij B. en W.
alsnog de aanschaffing der nieuwe machines
beter Kunnen motiveeren. Want hier hebben
we met een bedrijf te doen waarvoor tech
nische kennis een der eerste voorwaarden
is voor een goed beheer.
En bjj het eerste voorstel dat de directeur
doet, vindt hjj een vakgenoot tegenover
zich, die zijn motieven en cijfers totaal
omverredeneert.
Blijkt nu dat de heer Wiersma gelijk heeft,
dan blijkt daaruit tevens, dat in weerwil
van de adviezen en rapporten van des
kundigen en een deskundig beheer, een
drukkerij een bedrijf is, dat men zeker niet
om financieele voordeelen in eigen exploi
tatie behoorde te nemen.
De vraag is echter of er geen andere
redenen zijn dia, in weerwil van meerdere
kosten, het noodzakelijk maken, een eigen
drukkerij te bezitten.
Amsterdam staat in dit opzicht vrij wel
alleen, daarom is het wel wenschelijk, dat
als straks de drukkerij weer aan de orde
komt, ook dezen kant van de zaak eens wordt
bekeken. Want het motief van den heer
Henri Polak, dat de gemeente dit bedrijf
in eigen beheer moet houden, omdat het
anders voor het drukkersbedrijf bestekbe
palingen voor de werklieden in het leven
zou moeten roepen gaat niet op. Immers
dan zou men consequent willende bl.,ven
die bepalingen moeten maken voor alle
vakken die min of meer erooteleverantiën
aan de gemeente doen. Waarvan de con
sequentie weer zou zijn, dat men alles
zoowat in eigen beheer zou moeten nemen.
Een consequentie, die de heer Henri Polak
misschien wel zou willen onderschrijven,
doch waarvoor de meerderheid van den
Raad vooreerst nog wel niet te vinden
zal zijn.
N. v. H.
Depositie der sociaal-democraten
in den nieuwen Dnitschen
Egksdag.
De verkiezingen voor den Duitschen
Rijksdag hebben de sociaal-democraten in
dit lichaam gemaakt tot de tweede partij
in volgorde van getalsterkte. En volgens
de usantie in het Rijksparlement behoort
dus een lid van het Centrum de sterkste
partij te worden benoemd tot voorzitter,
en een sociaal-democraat tot ondervoor
zitter van den Rijksdag.
De heer Von Vollmar heeft reeds ver
klaard, dat de sociaal-democratie volkomen
bereid was, haar aandeel in de verant
woordelijkheid (voor de leiding der zaken)
te aanvaarden. »Zij zal derhalve onge
twijfeld bij de bijeenkomst van den Rijks
dag hare aanspraken op de plaats van
tweeden voorzitter met den meesten nadruk
doen gelden, zonder zich door bedenkingen
van vormelijken aard van de wijs te laten
brengen."
De ondervoorzitter van den Rijksdag
heeft niet slechts, bij ontstentenis vanden
voorzitter, de vergaderingen van dit lichaam
te leiden, op hem rusten ook zekere repre
sentatieve plichten, aan welke hij zich
moeielijk kan onttrekken, en die hem
bijvoorbeeld met den keizer zelf in persoon
lijke aanraking kunnen brengen. Dat de
herhaalde scherpe uitvallen van den keizer
tegen de sociaal-democratie de verhouding
tusschen den monarch en den eventueelen
sociaal-democratischen dignitaris niet ge
makkelijk zullen maken, ligt voor de hand.
In tusschen zal ook de keizer, niettegen
staande zijn impulsieve natuur hem een
anderen weg aanwijst, zich wel genood
zaakt zien, met de veranderde omstandig
heden rekening te houden, en zullen de
sociaal-democraten, in hun eigen belang,
eveneens genoodzaakt zijn hunne vroegere
demonstratief-intrangigente houding tegen
over den monarch op te geven. Men kan
zich moeielijk denken, dat een lid van
het bureau van den Rijksdag weigert aan
eene officieele ontvangst bij den keizer
deel te nemen, of de zaal van den Rijks
dag verlaat, wanneer, bij het sluiten eener
zitting, het traditioneele Hoch op den
keizer door den Rijksdag wordt uitgebracht.
Het is bekend, dat keizer Wilhelm, als
kantteekening op een aan hem overgelegd
regeeringsstuk; geschreven heeft: «Hadden
wij hier ook maar een Millerand!" In het
Fransche ministerie heeft de socialist Mille
rand zich een zeer verdienstelijk lid van
het Kabinet getoond. Of evenwel een
Duitsch sociaal-democraat bereid zou wor
den gevonden eene plaats in een
Rijksministerie te aanvaarden, betwijfelen wij
zeer. Want een ministerieele verantwoor
delijkheid, in den constitutioneelen zin van
het woord, bestaat in Duitschland alleen
voor den Rijkskanselier. En ten slotte
geldt eigenlijk voor dezen, even als voor
de aan hem ondergeschikte hoofden van
departementen, de leer, dat zij gaan en
komen niet ten gevolge van een Kamer
votum, maar uitsluitend tengevolge van
een wilsuiting van den keizerlijken »Heer
en Meester." In zulk eene positie kunnen
wij een overtuigd en invloedrijk sociaal
democraat moeielijk denken.
Bismarck heeft reeds de vraag onder de
oogen gezien. Ia 1895 bevatten de Ham
burger Naehrichten de volgende, door den
oud-rijkskanselier geïnspireerde verklaring:
«Wij bonden het roor eene taktbche fout
van de overige fractiëu, er niet op te hebben
aangedrongen, dat aan de sociaal-democratie,
ah op n na de sterkste p irtij in den Rijksdag
na bet Centrum, eene voorzittersplaats moest
toegekend worden. Het is volgens onze op
vatting de taak der andere parlementaire fractie»,
de sociaal-democratische partij door alle parle
mentaire middelen te dwingen tot onthulling
van hare toekomstplannen. Wanneer de sociaal
democratie genoodzaakt wordt, het beeld van
de sociaal-democratische toekomst des volks in
duidelijker omtrekken d au tot dusver aan de
openbare kritiek prijs te geven, dan zal hare
gevaarlijkheid aanmerkelijk verminderd en het
geloof aan hare RegitrungifaMglceit geheel ver
nietigd worden. Het is de taak der andere
partijen, de leiders der sociaal-democratie langs
dezen weg ad abrurdvm te voeren. Het
hoofdsucces der sociaal-democratie berus1; ia hare
taktiek om alles te kritiseereu wat in den Staat
geschiedt, maar steeds te verzwijgen, hoe zij
zelven den Staat zouden inrichten, zoowel in
het algemeen, als in het economisch leven. De
kritiek is gemakkelijk, de kunst is moeielijk,
ook de regeeriogskunst. Dat weten de leiders der
sociaal-democratie; maar hoe zij zouden moeten
regeereo, wanneer zij aan het roer kwamen,
weten wij niet, en wanneer zij gedworgen
waren, zich daarover uit te laten, zouden zij
bun toeloop verliezen. Op den weg om de
sociaal-democratie te dwingen tot blootlegging
van haar toekomstprogram en ran haar
regeeriogsbedoelingen, zou het een nuttige voor
uitgang zijn geweest, als aan deze partij de
eisch-ware gesteld, een der ha-en voor president
van den Rijksdag aan te wijzen. Dat zij dit
zoolang mogelijk weigert te dosn, is begrijpelijk,
want in de positie van president kunnen zich
vele toestanden voordoen, door welke een socia
listische president zou kunnen worden gedwongen,
het masker een weinig op te lichten, waarmede
hij zij c e toekomstpolitiek bedekt."
Er is ongetwijfeld iets waars in deze
beschouwing van den Oud-Rijkskanselier.
Maar wij zouden daartegenover, of liever
daarnaast, de vraag kunnen stellen:
Welke partij in den Rijksdag zou niet
ad absurdum worden gevoerd, wanneer zij
geroepen werd om hare denkbeelden en
beginselen, wij zeggen niet eens: te ver
wezenlijken maar in een practisch
bruikbaar regeeringsprogram samen te
voegen ?
!e politiek der Düitsche regeering heeft
zich in den laatsten tijd bewogen in
conservatief-liberale richting, met afwisselende
zijsprongen naar rechts en naar links.
Zelfs Bismarck, een politiek genie, tevens
een practicus bij uitnemendheid, was ge
noodzaakt, zich eene meerderheid »von
Fall zu Fall" samen te stellen. En wanneer
gedurende de laatste kwart eeuw liberale
maatregelen zijn tot stand gekomen, is dit
zeker niet het gevolg van den invloed der
liberale fractiën, want die invloed is van
jaar tot jaar afgenomen. Willig of onwillig,
bewust of onbewust, heeft de geheele Rijks
dag den drang naar links, die van de
sociaal-democraten uitgaat, ondervonden
en daaraan geen weerstand kunnen bieden.
En nu spreken wij alleen van den Rijks
dag; maar indien de kiesdistricten in het
Rijfc niet op zoo onrechtvaardige wijze
waren ingedeeld, meer nog, indien er pro
portioneel kiesrecht bestond, zouden de
sociaal-democraten zeker de invloedrijkste
partij in den Rijksdag zijn geworden, en
zelfs het Centrum in getalsterkte aan
merkelijk hebben overtroffen.
De meening van den heer Von Vollmar,
van welke wij boven melding maakten.
is voor de sociaal-democratische partij
zeker niet «maszgebend''. Deze Beiersche
afgevaardigde is een zeer intelligent man
en bezit in alle opzichten den moed zijner
overtuiging, maar hij treedt vaak op als
franc-tireur. Met belangstelling moet dus
worden afgewacht, welke houding zijne
partijgenooten in den Rijksdag zullen aan
nemen. Indien zij zich trachten te ont
trekken aan de verantwoordelijkheid eener
positie, die men hun thans gunt maar
zeker niet met de voor hen meest wel
willende bedoelingen zal men het hun
niet al te kwalijk kunnen nemen. Want
zij zelven zijn te vaak het voorwerp van
uitzonderingsmaatregelen geweest, om niet
geneigd te zijn nu eens in hun eigen
taktisch belang een uitzondering te maken
op een regel, die toch eigenlijk niet meer
is dan eene parlementaire usance.
Hiiiiniiimiii
LITTIHL*
Een kjjkje op de Tentoonstelling
Den Haag" in de XlXe eeuw,
in het voormalig Paleis
Buitenrust.
IV. (Slot.)
De particuliere huilen, die nu volgen, geven
enkele mooie geveltjes te zien. 't Zyn veelal
huizen, die een geschiedenis hebben. Het huis
Kneuterdijk hoek Hooge Nieuwstraat, verleden
jaar gesloopt, behoorde in de 17e eeuw aan
eeu aanzienlijke Haagsche dame, de Vrouwe van
Noortwyck, die haar knappe dochter Sofia liet
prostitueeren, welke droeve geschiedenis Van
Lennep in zy'n Moeder en de Magistraat1'
uitvoerig verhaalt.
De eigenaars van 't huis 't Wapen van Rome"
op 't Buitenhof hadden 't recht om op verjaarda
gen van de stadhouders met kanonnetjes te schie
ten omdat zy' in den patriottentyd de prinsgezin
den door hun winkel toegang hadden verschaft
tot het daarnaast gelegen caféwaar zij hunne
bijeenkomsten hielden. Dit caféde Belvédère"
tevens hotel ' dat eenige jaren geleden
van bestemming veranderde, sal bij enkele
jongelui van beiderlei kunne het spreekwoord
in herinnering brengen: Eén nar van onbe
dachtzaamheid enz.
Opmerkelijk is verder een potloodteekening
van Smits van de woning van den scherprechter
aan de Trekv-iart.
De standbeelden en monumenten z\jn weer
weinig verkwikkelyk.
Het ongelukkige standbeeld van koning
Willem II op het Buitenhof dat van zekere zijde
bezien (bij de heeren natuurlijk, de dames
weten het niet) den lachlust van landgenoot
en vreemdeling opwekt. Het grafmonument van
hertog Karel Bernard van Saksen Weimar in
het Lange Voorhout, het lang niet onver
dienstelijke standbeeld van Baruch d'Espinoza
op de thans gedempte Paveljoensgracht, dat er
evenwel alleen op gemaakt is om tegen een
achtergrond aan te staan. Weinig bekend is
een steendrnk van het standbeeld van prins
Willetn I op het Plein met den geest van wijlen
koning Willem II tusichen de boomeu. Curieus
is een oranjekleurige zakdoek waarop een niet
uitgevoerd plan voor een monument op het
Plein 1813 door Koolman.
Wüzijn intusschen genaderd tot het Haag
sche losch. Aardige krijtteekeningen van Van
Drielst geven een kijkje hoe het bosch er uitzag
omstreeks 1800 toen het op lage plaatsen een
groot gedeelte van het jaar onder water stond.
Eerst nadat Ary v. d. Spuy in 1819 begonnen
was met het graven ? der vijvers en voor een
behoorlijken afvoer had zorggedragen, werd
het bosch op alle tijden van het jaar toegan
kelijk. Een fotografie herinnert aan den ge
denksteen dien men voor dezen verdienstelijken
man in de Tent heeft geplaatst.
Van een krijtteekening van Willem Maria
is niet veel te zien.
Op het bosch volgt Scheveningen. Talrijk zy'n
de kijkjes op den toegang tot het strand tus
schen het oude badhótel van Maas, nu Zeerust,
en het oude buitenhuisje Elba, waar thans
Rauch staat, met het zoogenaamde Kalbuis, waar
de Scheveningers bij ruw weer schuilden en
een praatje hielden.
Elba, voorheen Soetenburg geheeten, naar
den eersten eigenaar Soetens, die het in 1650
had gesticht. Het was in Huygens' ty'd beroemd
om z\jn viscbdiners.
Het opmerkelijkst is het oude badhuis] e door
Pronk in 1818 gesticht en in stand gebleven
tot 1828, met het interieur van een badkamertje
en eenbadkoets. Men»telde toen aan het leven
nog niet zulke hooge eischen als wij tegen
woordig. Het stedelijk badhótel dat in 1828,
werd geopend met de linnen muziektent op het
terras, was ook nog vrij primitief. En toch spre
ken de echte oude Hagenaars er nog met den
grootsten lof over. Zij kunnen het den
toenmaligen burgemeester Patyn maar niet vergeven
dat hij dat goede oude badhuis aan een combi
natie van vreemdelingen heeft overgedaan, die
er een Kurhaus van maakten waar men zich
moet abonneeren, en waar men zonder entree
te betalen niet binnen kan komen. En daar zit
de kneep. Voor het oude badhuis mocht ieder
zoo maar gaan zitten, hy kreeg de muziek
gratis en betaalde alleen maar voor zijn geheele
familie 2 personen thee.
De minder styfhoofdige Hagenaars en vooral
de ontwikkelde Scheveningers zijn met die ver
andering ten zeerste ingenomen, want sinds het
zoo gesmaalde Kurhaus in betere exploitatie is
gebracht is Scheveningen met reuzensuhreden
vooruitgegaan.
De 16e af deeling: Omtrek, kunnen w\j ge
voegelijk overslaan, alleen willen wij hier ver
melden een fraai perspectief van den Haag dat
de bekwame docoratieschilder Sommer voor
deze gelegenheid heeft geschilderd en dat in
de rotonde tegenover den ingang uitstekend
voldoet.
Wij komen nu aan de Gebeurtenissen waar
aan den Haag in de afgeloopen eeuw zoo rijk
is geweest.
De bekende proclamaties van Nov. 1813, die
tot deze rubriek behooren, en de eenige stukken
zyn, die hier zyn opgenomen, brengen beter
dan eenige beeltenis een gebeurtenis in gedachte,
die voor ons volk van zoo groote beteekenis is
geweest.
JJe terugkomst van den Prins van Oranje (die
liever als Willem VI dan als Willem I het
bewind had willen aanvaarden) is op verschil
lende wyze gereproduceerd. Vermakelyk is een
gekleurde kopergravure waar de Prins, gezeten
in een vreemdsoortige sjees, den Haag doorrijdt
met een steek in de hand de voorbijgangers
vriendelijk groetend.
't Zijn intochten, begrafenissen,
doopplechtigheden, onthullingen van standbeelden, die
elkander afwisselen. Een aardige schets in
waterverf geeft Van Hove van de opening der
spoortrein den Haag?Rotterdam op 3 Juni
1847.
Da beruchte Pinksterstorm van 1869, die in
het bosch zulke groote verwoestingen aanrichtte
vormt een scherp contrast met de beide
Pinkaterdagen die pas achter ons liggen.
Vry zeldzaam is de voorstelling van den
plechtigen optocht van koning Willem I tot
opening der zitting van de Staten Generaal en
van de groote magonnieke vergadering by het
gouden jubelfeest van prins Frederik op 27
November 1866 in het gebouw der Loge aan
den Fiuweelen Burgwal.
De militaire plechtigheden, minder emotievol
dan de gebeurtenit-sen hebben in den Haag
steeds een groote rol gespeeld. De voornaamste
zyn evenwel in olieverf vereeuwigd Curieus zyn
een paar steendrukken van de inspectie der
Haagsche schuttery onder bevel van den
luit.kolonel Boreel voor haar vertrek naar Breda
in 1830 en van een kamp in de Maliebaan
in 1806.
In de volgende afdeeling: Groepen trekt
vooral de aandacht een groep Haagsche schil
ders aan de Kegelbaan in den tuin van het
Hofje van Nieuwkoop by- gelegenheid van den
80sn verjaardag van Schelfhout in 1867. 't Zijn
de bekende typen uit die dagen, die voor zoo
ver zy niet met hun blooten knikker staan,
reusachtige hooga hoeden dragen.
De tentoonstellingen en fancy-fairs bieden
niet veel opmerkelybs aan. Aardiger is de af
deeling amusementen. Oud en jong kan zich
hier nog eens vergasten.
't Is merkwaardig dat alle inrichtingen voor
vermaak in de verschillende nuances waarin zy
zich vertoonen Schevecingen alleen uitge
zonderd steeds een kwijnend bestaan hebben
geleid. Men zou werkelijk geneigd zyn te gaan
gelooven dat de Hagenaars serieuse menschen
zyn. Het Koninklyk Zoölogisch Botanisch Ge
nootschap van Acclimatatie, opgericht in 1862,
heeft nooit een bloeiperiode gekend; een plan
voor een concertzaal en tuin in de Bazarstraat
werd vóór de geboorte gesmoord ; het panorama
gebouw aan den Bezuidenhoutschen weg kon
zich slechts een jaar of 5 staande houden.
Twee renbanen op Scheveningen, n voor
paarden- en n voor wielersport, verdwenen
na een kortstondig bestaan. De administratie
van het groote sportterrein aan de Laan van
Nieuw Oast-IndiS ging failliet. De Victoria
Scating Hink van Puls op den hoek van den
Scheveningschen weg en Duinstraat ontaardde
spoedig in een scharrel caféen stierf een
ontijdigen dood. Talrijke caféchantants, waaron
der zeer gerenommeerde, moesten het opgeven,
ja zelfs café's met kellnerinnen-bediening om
van andere inrichtingen nog niet te spreken,
konden hier niet tieren en verdwenen den een
na den andere. Wat hiervan de oorzaak is ?
Ik heb het nooit kunnen doorgronden.
Op de amusementen volgen de feesten.
Een van de aardigste prentjes is een
aquatint van een volksfeest in het Malieveld ter
gelegenheid van den intocht in de residentie
van den Prins van Oranje en Anna Paulowna
na hnn huwelijk op 16 September 181 <. Op
merkelijk vooral voor de volksspelen uit die
dagen en voor de kleederdrachten. Voor den
aandachtigen beschouwer trekken inzonderheid
de sportcostumes van de balletteuses zeer de
aandacht. Vermakelijk is ook een charge door
Bauer van den feestmaaltijd van de leden van
Pulchri Studio ter gelegenheid van het 20jarig
bestaan der Hollandsche Teekenmaatschappy
waar de onsterfelijke Tonie Offermans staat te
oreeren.
Van de uniformen hebben wij reeds by de
inzending van de koningin het belangrijkste
genoemd.
De afd. varia geeft ons eenige Haagsche
typen. De oude Breggeman, vrachtrijder van den
Haag op Monster, van Nikken, het zooge
naamde Haagsen doet", penteekening van
Smits, en een zeer populair type uit dezen tijd :
Blok met zijn boekenstalletje op de Groote
Markt.
Da catalogus eindigt met een serie
nieuwjaarsprenten van deken en hoofdlieden van de
waagwerkers, boter- en vischkruiers,
fittersknechts van het loopend gas, coaksry'ders, trom
petters van den Haagschen Toren, daarna
torenwachters, de klapwakers, brandbythakkers,
vullers en aanstekers der lantaarnen, asch- en
vuilnislieden en ten slotte de heilwenschen van
het beroemde turidragersgilde het meest
orangistische der Haagsche bevolking.
En wie nu dit alles heeft aanschouwd zal,
al is hij nog zoo'n verwoed liefhebber van oude
prenten, zich haasten naar de ruime serre waar
de bij alle Hagenaars welbekende wed.
Houtmeyers de marquise hem een lafenis zal
inschenken.
En dan een wandeling in 't park waar 't
prachtig jonge groen de vermoeide oogen tot
rust brengt. Ver kan de wandeling zich evenwel
niet uitstrekken want het eigenlijke Zorgvliet
is met een hek van dit park afgesloten. Het
beloofde land" kan hy slechts in de verte zien
liggen. Een oogeblikje rust onder de mooie
kastanjeboom, een geliefkoosd plekje van Anna
Paulowna, is intusschen wel verdiend.
Van tijd tot ty'd is er concert in het park
en dan wemelt de tuin van bezoekers en de
kellners draven dan heen en weer.
Als Anna Paulowna dat eens wist!; z\j zou
zich omkeeren in haar graf.
PIET MOREEL«E.
tllllltltlHIIIIIIHIMIlni
mi iiniimiimiiiiiiiiiiiiiiliiiimiiiillllil
Jörn TJhl, een roman van GÜSTAV FRENSSEN.
Dit is geen kritiek. Het zou mijn werk niet
zyn, een zoo voortreffelijk boek te kritieseeren. 1)
Ik heb Jörn Uhl genomen, zonder veel ver
wachting, doch toen ik eenige bladzijden had
gelezen, heeft Jörn Uhl mij genomen, zonder
mij weer los te laten.
Ik heb dit boek gelezen, zooals men leest
als men kind i»: met geheel zyn hart en
geheel zy'ne ziel. Ik heb het gelezen, zooals
iemand loopt, die buiten adem is, en maar
altijd doorloopt om toch einde te bereiken.
In dit boek heb ik het leven gelezen.
Br is gezegd, dat Jürn Uhl ouderwetsch is.
Ik zou willen vragen, waarom ? Omdat er
geen nieuwerwetsche zaken in worden be
handeld ? Omdat wat er in doorleefd wordt
ook vy'ftig jaar geleden had kunnen doorleefd
zyn?
Ik mesn dat het zou kunnen gebeuren, dat
er na de verschijning van Jörn Uhl, boeken
zullen worden geschreven, op de manier van
Jörn Uhl. Want dit is een boek met volkomen
eigen stempel; een oorspronkelijk boek; niet
omdat er iets ongekends of nieuws in wordt
geopenbaard, maar omdat het gekende en het
oude er met een eigen ziel en een eigen stem
in wordt uitgesproken.
Jörn Uhl is een ryk boek, geschreven door
een aristocraat naar den geest. Het is een
boek zonder eeaige grofheid, waarin toch de
dingen van het leven, gezond en waar zijn
uitgezegd.
Het karakterbeeld van den hoofdpersoon
wordt hoog geprezen. Dit is niet wat mij het
meest heeft getroffen. Jörn Uhl staat in dit
boek, als een mensen in het leven; wat om
hem heen leeft is niet minder belangwekkend
dan hij; er is eenheid in het groeien der
dingen door en tot elkaar. Maar er is meer;
er is humor en vroomheid, fijn diep gevoel;
er is liefde voor de menschen en vereering
voor de natuur. En de geschiedenis ? Die
is maar eenvoudig. Zy geeft slechts het kleine
leven, indien er van klein of groot in het
leven gesproken kan worden; het lijden en
strijden, werken en zwoegen, van een jongen
man in een eenzame landstreek.
Jörn Uhl is de *oon van Klaus Uhl, een
ryke boer, die slecht oppast, en van Greta
Thieszen, die by de geboorte van haar dochtertje
Elsbe sterft; hy' heeft nog drie oudere broeders,
die den weg van den vader volgen. De kleine
Jörn en Elsbe groeien samen op, met Fiete
Krey, het kind van een daglooner, en Liesbeth
1) Het is slechts myn wensch, nu de
Nederlandsche vertaling by' Holkema & Warendorf.
is verschenen, nogmaals de aandacht op dit
mooie gezonde boek te vestigen.
Jonker, het kleindochtertje van den dorp
schoolmeester. Het boek geeft het leven dezer
vier ich ontwikkelende menseden, waarvan
Fiete Krey zich opwerkt tot rijk grondbezitter
in Amerika, Elsbe in de schaduwzijde van het
leven komt, Liesbeth en Jörn, ieder naar «eer
verschillenden aard, zich door het leren
heen slaan.
Naast deze groep van vier kinderen staan
twee menschen, de goede geniussen van hnn
leven; Wieten Penn, een oude dienstbode, en
Thiesz Thiessen, de broer van Jörns moeder.
Met groote liefde en buitengewoon talent, zijn
deze beide figuren door den auteur geschilderd.
Wieten Penn is een van die schepselen van
louter goedheid, die in het verborgene groot
zijn. Ik zal op de kinderen passen, zoo waar
ik hier sta, daarvan kunt ge zeker zijn, vrouw
Uhl, heaft zij tot Jörns moeder op haar sterf
bed gezegd. De menschen meenden, dat zy
een bijzonder verstand had, en helder-ziende
was, en zoogenaamde verschijningen zag; want
een week voordat Jörns moeder stierf, was zij
's avonds van het dorp gekomen, en had in
de pronkkamer kaarslicht gezien, en de kaarsen
stonden zoo, alsof zy' om een doodenbaar
waren geplaatst en hadden een rooden schijn
gehad. Wieten leefde een leven vol rijke
fantasie en gaf daarvan aan de kinderen mee.
Niet minder eigenaardig is de persoonlijk
heid van oom Thiesz; ook die heeft zijne
fantasieën ; als jongen werd hij bij een scheeps
timmerman in de leer gedaan; totdat hy' aan
de kiel van een schip werkte ging alles goed,
maar werd de eerste plank gelegd, dan was
het of die tot hem sprak: >ga liggen Thiesz l"
en Thiesz ging liggen en sliep. Zy-n leven is
een strijd tusschen twee tegenovergestelde
idealen ; een onbegrensde behoefte aan rust, en
een even onbegrensd verlangen naar reizen ;
doch hij bl\jft op z\jn boerderij den Heeshof,
zitten, en behelpt zich met atlassen en reis
verhalen ; en de reizen die bij in verbeelding
maakt, teekent hij op de witgekalkte maren
van zijn slaapkamer. Thiesz staat onder de
menschen van dit boek, als de persoon van
een sprookje; voor de wereld ontbrekt hem
een zekere mate van verstand, maar bij bezit
wijsheid van gevoel en zuivere intuïtie voor
wat goed is en kwaad. Aan het geopende graf
van Klaus Uhl zegt hij tot Jörn: »Weet je wat
ik dezen man het meest kwalijk heb genomen?
Niet zyn gooien met geld, ook niet zyn zui
pen, maar zijn lachen, hij lachte alle menschen
toe, alleen mijn arme kleine zuster niet." En
tot Elsbe heeft hy eens gezegd, «wanneer twee
menschen elkaar zeer lief hebben, dan zijn
zij als echtgenooten voor God;" en als het
meisje, wier lenze luidt: >een mensen zijn wil
is zijn hemelrijk", deze woorden te letterlijk
opvat, wordt de schuld van haar misstap, de
last van zyn leven. Het oordeel van Thiesz
en het oordeel van de wereld, honden geen tred.
Het leven van Jörn Uhl staat in een rechte
lijn voor ons. Zyn jeugd is eenzaam, maar toch
gelukkig, om.dat ieder krachtig gezond kind,
zijn eigen kindergeluk maakt. De winteravonden
brengt h\j met Eisbe en Fiets Krey, die over
dag met den hondewagen loopt om borstels en
heibezems te verkoopen, in Wietens kamer
door; Wieten vertelt dan sprookjes. Zomers
gaan de kinderen naar den Heeshof, Liesbeth
Junker gaat dan altijd mee; zy loopen over
de hei en eten by Thiesz Ditmarscher
meelkoeken, brengen het paard naar de weide en
hooren oom Thiesz met plechtige stem voor
lezen, welke reizen hy heeft gemaakt; en als
de zon onder gaat brengt Thiesz de kinderen
tot aan den rand van het bosch en keert terug
naar het oude huis, met het lange stroodak.
?Je hebt net een hoofd als je huis", zegt
Elsbe vaak ; en het kind heeft ontegenzeggelijk
gelijk ; want het hoofd van Thiesz is lang en
smal, en het lange donkere haar hangt over
het voorhoofd tot op de glinsterende oogen, en
het huis van Thiesz is lang en smal, met een
hoog donker stroodak, boven de kleine
glinsterende vensters. Sobere fijne kunst,
zyn deze hoofdstukken over de kinderen; vol
teederheid, naïveteit en humor; een zoo heerlijke
mengeling van realiteit en fantasie, zooals bet
leven der kinderen is.
Jörn zal gaan studeeren; hij krijgt les by'
meester Peeters, de grootvader van Liesbeth
Junker. Hy ziet Liesbeth veel, en gaat aardig
en vriendelijk met haar om, zooals een goed
verstandig mensch altijd doet, wanmer een
rog betere zijn kameraad is; zijn omgang met
dit meisje, dat al het teedere en goede in hem
wakker boudt, is in deze jaren zyn bijzonder
geluk. Dan komt de eerste groote teleurstelling.
Jörn geeft zyn toekomst op, om knecht te
worden op den Uhl. Als Wieten hem vraagt,
waarom by zyn vast voornemen, om te gaan
studeeren, opgeeft, luidt zyn antwoordt: Nie
mand zorgt op den Uhl, als ik ook weg ga,
zal alles verkeerd gaan. Dan is het goed dat
je bly'fr, mijn jongen, zegt Wieten. Maar hij
snikt; denk je dat ik het graag doet? Nu zal
ik niets meer leeren; geen boek meer in han
den hebben! Nu blyf ik zoo dom, als ai de
anderen! Dit is de eerste daad van kracht,
van den kleinen Jörn; de eerste sterke uiting
van karakter, die de richting aan zijn leven
geeft. Strijden en zwoegen, zal nu het wacht
woord van dat leven zijn: vandaag ploegen,
morgen zaaien, overmorgen zwaar werken in
huis; louter moeite en zorg, 's morgens de
eerste, 's avonds de laatste. Zoo gaat het leven
eenige jaren voort; door ijver en vlijt, krijgt
hy den verloopen boel weer eenigszins in het
spoor. Dan gaat Jürn onder dienst; als hy na
twee jaar teiug keert vindt hy' op de hoeve
alles holder den bolder. Zyn vader en broeders
hebben hun feestgelagen van het dorp naar hun
eigen huis overgebracht, Elsbe staat er niet
geheel meer buiten.
Dit onderwerp wordt door den auteur met
fluweelen hand behandeld; wij krygen van
dit ruwe leven even iets te hooreu, nimmer
iets te zien. Jörn voelt zich verantwoordelijk
voor zijn zuster. Hy maakt korte metten en
stuurt haar naar den Heeshof. »Ik zou haar
ah een patrijshond willen bewaken," schrijft
hy aan Thiesz, »maar de nacht is lang en
donker, en ik slaap zoo vast. Haar tijd is
gekomen en ge weet hoe het op den hof toe
gaat als het Mei wordt; de geheele stal is in
onrust; daarom breng ik haar maar liever
op een andere weide en gy kry'gt het toezicht."
Jörn Uhl is man geworden; de jaren van
eigengerechtigheid zyn aangebroken; er is niets
op de wereld, dat kruipt of vliegt, juicht of
treurt, rond is of vierkant, jas draagt of rok,
óf Jörn Uhl heeft er zijn eigengerechtig ge
streng oordeel over. Maar dan komt het
leven met de slagen van het lot; eerst het
diep schrijnend leed om Elsbe, daarna de
ontzetting van den oorlog... en Jörn Uhl
wordt mensch I
Als Jörn na den oorlog, op een avond terug
komt op de hoeve, vindt hij Wieten in de
keuken; in den gchy'n van het vuur ziet hij
een meisje, groot en sterk, met statigen gang.
«Wie is dat ?" vraagt hij »Dat is Lena Tam."