Historisch Archief 1877-1940
DE A M S T E R D A M M E R W E E K B L A D T O O R NEDERLAND.
No.1360
in bruikleen te verstrekken ? Welk redelijk
bezwaar .kan .daartegen worden aangevoerd?
De minieme kosten, daaraan voor het Rijk
verbonden, komen niet in vergelijking met
de ,groote tegemoetkoming, daardoor aan
ouders en voogden bewezen.
Men zal ons tegenwerpen, dat de cadets
aanspraak hebben op deze
gratis-verstrekking, aangezien te hunnen behoeve, althans
voorzoover zij bestemd zijn voor den dienst
hier te lande, eene bijdrage wordt betaald.
Ja, eene bijdrage, dat ia wél de naam l
Want, wij vragen, komt dat bedrag ook
maar eenigszins in vergelijking met de
kosten, door het Rijk aan hunne opleiding
besteed, per cadet nog onlangs bij het
afdeeüngsonderzoek der oorlogsbegrooting
op niet minder dan f 1497 geraamd ?
Bovenkleeding, ondergoed, alles in ruime
mate en van de degelijkste kwaliteit wordt
hun verstrekt, ja, zelfs nog zakgeld toe.
En dan, wat is men aan hoogerhand
niet kwistig met het verleenen van
algeheele of gedeeltelijke vrijstelling van het
betalen dier bijdrage! Wij zijn er verre
van, zulks den betrokken ouders te mis
gunnen. Doch juist daardoor springt de
groote achterafstelling der cursusleerlingen
temeer in bet oog.
Heeft de cadet geenerlei bemoeienis met
de eigenlijke dierstverrichtingen en strek
ken die, waaraan hij deelneemt, enkel en
alleen om hem voor zijne militaire taak
te bekwamen, de onderofficier, leerling van
een cursus, moet in het tijdvak van l
October tot ultimo Februari, eenmaal 's weeks,
in de morgenuren aan de practische
diensten deelnemen, van l Maart tot 15
Juli woont hij dagelijks óf een
morgenof een middagdienst bij.
En waren die diensten nu maar
practisch! Doch, hoe dikwijls loopt hij bij de
oefening mee, zonder daarbij eene taak
te hebben, waardoor hij iets leert, waar
door hij geoefend wordt. Zijne geringe
ancieniiiteit, die de eenigszins meer ver
antwoordelijke commando's van zelf voor
hem uitsluit, is daarvan de onmiddellijke
oorzaak. Ons zijn gevallen bekend, waarin
de onderoffleier-cursiaan de geheele «oefe
ning" had meegemaakt, ingedeeld als
overcompleet in het opsluitend gelid. Ja,
nog sterker, waarin bij in 't geheel niet
aan de eigenlijke dienstverrichting had
deelgenomen, aangezien het uur, waarop
voor tem de lessen weer begonnen, zijn
onverwijlden terugkeer naar de kazerne
noodzakelijk maakte! De kostbare tijd
was alzoo met loopen verkwist.
De zeer ongelijke opvatting die te hun
nen aanzien bestaat betreffende hun deel
nemen aan den practischen dienst, schept
wederom nieuwe onbillijkheden. Bij de eene
compagnie worden hun faciliteiten verleend
in den vorm van vrijstellingen van
weekdienst als anderszins, terwijl men bij de
andere zich aan de letter der bestaande
bepalingen houdt en hen geheel op dezelfde
lijn stelt met de beroepsonderofficieren.
?De onderofficier-cursiaan, die belast
wordt met het fcevel over eene sectie en
daarvoor in allen deele verantwoordelijk
wordt gesteld, kan onmogelijk zich geheel
wijden aan zijne studie. Daarvoor moet
bij veel te veel zijne aandacht schenken
aan allerlei bijzonderheden van den
inwendigen dienst, details waarvan de min
ste verwaarloozing hem straf kan doen
beloopen. En eene opeenhooping van elk
op zich zelf heel onbeduidende straffen
kan voor hem uitsluiting tot deelneming
aan het vergelijkend toelatingsexamen tot
den hoofdcursus tengevolge hebben.
Wat nu de regeling der cursusexamens
aangaat, hierin is werkelijk in de laatste
jaren eenige verbetering gekomen. Op
dezelfde dagen en uren namelijk worden
aan alle adspiranten voor den cursus de
zelfde vragen ter beantwoording opgege
ven, die bij ernstigen twijfel aan gaande
de beoordeeling door eene centrale com
missie kunnen worden herzien. Doch
wederom half werk. Waarom eene soort
gelijke regeling niet getroffen ten aanzien
van het overgangsexamen naar het tweede
studiejaar, zoodat ook daarbij overeen
stemming in de eischen wordt verkregen.
Ons dunkt, dat hiertegen geen enkel
bezwaar kan worden aangevoerd en de
zoozeer gewenschte eenheid wordt er door
bevorderd. Zooals de toestand thans be
staat, kunnen de eischen tot toelating in
het tweede studiejaar vrij ver uiteenloopen.
Het is van algemeene bekendheid, hoe
elastisch een examenprogramma is en het
onbillijke, gelegen in het verschil van het
gehalte der op de zeven cursussen gestelde
examenvrageu, wordt door eene regeling,
als hierboven aanbevolen, geheel wegge
nomen.
* *
*
Hebben de deuren van den hoofScursus
te Kampen zich voor den cursiaan ont
sloten, dan begint eene zeer groote ver
betering in zijne positie. Met den
inwendigen dienst heeft hij weinig of geen
bemoeienis meer, de eigenlijke vakopleiding
neemt een aanvang en na twee jaren kan
hij nu den officiersrang hebben bereikt.
De eerste opmerking, die wij aangaande
de positie van den onderofficier, leerling
van den hoofdcureus, wenschen te maken
betreft de regeling van zijn zakgeld.
Wat de soldij betreft, is hij namelijk ge
lijk gesteld met den minst bezoldigden
sergeant der infanterie; hij geniet n.1. eene
soldij van ?0.82 per dag.
Zij, die wegens langdurigen dienst, ver
hooging genoten, moeten die thans missen!
Waarom? Komt het Rijk hun dan nu
zoozeer tegemoet in de onvermijdelijke
Vosten aan hunne plaatsing op den hoofd
cursus verbonden? Wij zullen zien.
De leerling van den H.C. moet in het
bezit zijn van drie pakken, namelijk n
voor inspectie, n om uit te gaan en een
derde pak. Van dit laatste wordt gezegd,
dat »het het daglicht niet behoeft te zien",
m. a. w. het kan een oud pak zijn, als
het maar heel is.
Nu is het duidelijk, dat de bedoelde
onderofficieren deze kleedingstukken bijeen
particulieren kleermaker laten vervaardi
gen, daar waar hun vergund wordt
uniformkleeding van fijner laken en snit te
dragen, zooals te hunnen aanzien geschiedt.
Wat betreft het aanschaffen van boeken,
schrijf- en teekengereedschap, de onkosten
daarvan bedragen voor de beide studio
jaren samen ruim honderd gulden!
En waarom moet de leeiling van den
hoofdcursus aldaar wachtdienst verrichten ?
Kan dit niet door andtr personeel ge
schieden, zooals aan de Militaire Academie
en aan de Cadettenechool geschiedt? De
onderofficier-leerling, die op wacht komt,
wordt eerst gedurende 24 uren aan de
lessen onttrokken.
Komt hij \iiQ wacht, dan heeft hij, be
grijpelijkerwijze al zeer weinig lust in de
studie voor den volgenden dag; de ver
moeidheid sluit hem dan meestal vroeg
tijdig de oogen.
Waarom teekent geen enkel
onderscheidingsteeken den onderofficier, leerling van
den hoofdcursus? De granaat die door alle
aan speciale inrichtingen verbonden mili
tairen wordt gedragen, kan toch bezwaar
lijk als zoodanig gelden ! Zeker is het niet
te veel gevraagd, als de onderofficier op
den hoofdcursus zich gaarne ziet onder
scheiden van zijne collega's de beroeps
onderofficieren. Den nieuwbenoemden cadet
te Alkmaar onderkent een ieder als zoo
danig; niemand ziet in den leerling te
Kampen den arJspirant officier, nochtans
zooveel dichter bij zijne bestemming.
Herhaaldelijk werd om een
onderscheidingsteeken verzocht, doch steeds bleef
inwilliging achterwege.
* *
Volgens de Naam- en Ranglijst der
officieren van het Nederlandscne leger
bedroeg in den aanvang van dit jaar het
incompleet van tweede luitenants bij het
wapen der infanterie h. t. 1. niet minder
dan 57! Het staat in de toekomst te
voorzien, dat dit tekort nog aanmerkelijk
zal stijgen. De Militaire Academie toch is
niet bij machte alleen in de aanvulling
van het officierskorps te voorzien. Dit blijkt
duidelijk uit het aantal der geplaatsten
op de Cadetten school te Alkmaar, de in
richting, waarvan de Bredasche Academie
hare adspirant-tfficieren overneemt. Dit
jaar werden van de 60 opengestelde plaat
sen slechts 42 aangevuld, waaronder
nog 25 jongelieden waren, die uitsluitend
voor den dienst in Oost Indiëworden op
geleid. Alzoo werden van de 35 voor den
dienst h. 1.1. beschikbaar gestelde plaatsen
slechts 17 aangevuld, d. i. de helft. Tenge
volge van het bedanken voor eene plaat
sing aan de Cadettengcho;>l door eenige
jongelieden die eveneens met gunstig gevolg
het examen voor Willemsoord hadden
afgelegd en aan de opleiding voor den
zeedienst de voorkeur gaven, heeft dit
jaar bij den aanvang van den nieuwen
cursus te Alkmaar het aantal der nieuw
benoemde cadets de deriig slechts even
overschreden ! Uit deze cijfers blijkt duide
lijk de gebiedende noodzakelijkheid van
het behoud der opleiding tot dtn officiers
rang langs de gelederen.
n hoe is het nu gesteld met het aan
tal der onderofficieren, die de cursussen
bevolken? Ook daarbij valt groote ver
mindering te constateeien; klassen van
zeven tot tien leerlingen zijn geen zeldzaam
heid meer, daar waar vóór eenige jaren
een twintigtal werden aangetre ffen. Wat
is hiervan de oorzaak? Naar on ze besliste
overtuiging de verminderde lust tot officier
worden bij Neerlands jongelingschap.
En wat is daarvan weer de reden? De
beantwoording van deze vraag zou ons
thans te ver voeren, wellicht komen wij
daarop later nader terug. Doch, dit staat
voor ons vast: de ellendige fmanciëele
positie van den Nederlandschen luitenant
gepaard met liet totaal gemis aan billijke
vooruitzichten vormt de hoofdzaak,
* *
*
«Hoog tijd" zoo schreven wij hierboven.
En wij herhalen : hoog lijd wordt het, dat
de Staat beter ga bjhartigen de belangen
der jongelieden, bij de korpsen in dienst
getreden met het voornemen officier
te worden. Wij doen een beroep op de
vele ouders in ons land, die na een ver
blijf onder de wapenen van eenige jaren
van hunne zonen deze als mislukt onder
het ouderlijk dak zagen terugkeeren. En
dan vragen wij, of wij overdreven hebben ?
Vele ouders zagen hunne zoons op 1G a
17 jarigen leeftijd naar Kampen gaan,
om aldaar als volontair bij het
InstructieBataillon in dienst te treden. Behoorden
zij daar niet zeer spoedig tot de besten
onder de goeden, zoo werden zij al heel
vlug naar de korpsen gezonden om aldaar
voor verreweg helgrootste gedeelte te
mitlukken wegens totaal gemis aan eenige leiding.
De tijden zijn lang voorbij, waarin de
opleiding tot officier langs de gelederen
als een groote gunst moest worden be
schouwd. Wel degelijk hebben de onder
officieren eenmaal als leerling tot den cursus
toegelaten, recht op behartiging hunner
belangen. En daartoe neme men geen
halve maatregelen, waaronder wij rekenen
de vermeerderde vrijstelling van dienst
gedurende de wintermaanden.
Wij herhalen met klem: te veel onder
officieren, leerlingen der cursussen misluk
ken, een grondige reorganistie dier instel
lingen is eene onafwijsbare eisch.
De tegenwoordige toestand kan noch
mag langer voortduren. De goede onder
wijskrachten, die het leger gelukkig nog
onder zijne officieren telt, moeten worden
benut. Leiding en belangstelling moeten
in de plaats treden van onverschilligheid.
Voor verbetering is het nog tijd, doch
»hoog tijd."
Den nieuw opgetreden Inspecteur van
het Militair Onderwijs wacht in dezeeene
nieuwe, wellicht moeilijke, doch tevens
zeer dankbare taak.
Door aan deze dringende aangelegen
heid zijne volle aandacht te schenken zal
deze autoriteit werkzaam zijn niet alleen
in het belang van het leger, doch in dat
van het geheele volk!
D.
Een dwaas boek!
De heer Penning heeft gemeend zijne
denkbeelden omtrent de reconstructie eener
Nederlandsche Zeemacht door een boekske
wereldkundig te moeten ranken Het voert den
weideenen titel «Bitavus! Waar zijn uwe
Ga'joener. ?'?' Hat koet'? l en is gedrukt bij
Vai Mantgem en De Does te Ansterdam.
Hat is moeilijk het werk te bespreken; het
hangt toch aan e kinder van utopiën, van
ongezonde en vage begrippen in zake het
onderwerp door den schrijver behandeld en
de dwaaste dingen dragen het masker van den
grootsten ernst.
De lezer oordeele zelf l
Schrijver is »Mahar,ist" Dat wil zeggen brj
is door lezing van de werken van den
Aiierikaanschen zeeoffhier A T Mahan imperi
alist geworden, hetgeen zich brj hem evenals
bij zijn leermeester uit op marirmtiseb, gebied.
Opgevoerd moet Nederland worden tot de
eerste zeamogendheid van den 2 m rang I
De vloot! De vloot l Daarmede drijft of zinkt
het gansche land. In zijn extase voorziet de
schrijver reeds een oorlog in onze O ast tegen
het vereenigde Engeland en Japan, droomt dat
een West-Indisch eekader het Moederland zal
haien uit een te feilen kneep van Duitsche
eskalers, j t zelfs een tweede tocht naar
Ciatham staat op het program. De stellingen
van kolonel Mahan opgemaakt voor Amerika,
worden door den schrijver op verkleicde schaal
toepasselijk geacht op Nederlard, en zoodoende
komt bij tot zijn overdreven voorstellingen van
een zeeënbeheerscbend Nederland dat in oor
logstijd zijn vloten dirigeert naar Oost en West
met versterkte kolenstations op meerdere
punten. Ge ziet den schrijver rondspartelen
in de Mahansche ideeëa, die hij in zich heeft
opgenomen maar niet verwerkt, blijkens z\jn
onoordeelkundige taepassing en van het impe
rialisme ziet hij den vergulden schijn maar
niet de rotte kern. Schrijvers imperialisme
zoude verzacht kunnen worden dcor zijn
idealisme, immers hij acht de vloot noodigals
tastbaar ideaal waaromheen allen zich kunnen
groepeeren als middelpunt, omdat de vloot is
de uitdrukking onzer energie en kracht en
van ons wel en wee, omdat de vloot belichaamt
het beste deel onzer historie en traditie; maar
dat onze veronderstelling onjuist is blijke nit
de bijvoeging dat deze kant eerst te voorschijn
komt als geen Orarjavorst meer op den troon
zal zijn. Alzoo verwarrirg van denkbeelden in
stede van een degelijk tastbaar ideaal. Ean
nationaal Vorstenhuis, dat behoort te staan
boven de partijen, op n lijn gesteld met de
vloot, een instrument in handen der diplomatie,
deze d&t huis vervangend ! .
Ontrent den tegenwoordigen minister van
Oorlog zegt schrijver:
»Hst groote struikelblok, belaas, is dus ook
hier, dat het bestede geld geen vrucht draag',
dat niet blyvend eeu degelijk leider, zooals
wij er r.u een hebben, tevens bekwaam regeer
der en doortastend, schoon zachtzinnig, eerlijk
en rechtschapen militair de teugels voert,
iemand die over ruime middelen kan beschik
ken en het vertrouwen verovert, omdat hij
weet wat bij wil en wil wat hij weet, een
onpartijdige, geen partijganger, een figuur geen
figurant.'
Later krijgen wij wellicht nog een dicta'or
o .'er de vloot erbij, die bij referendum zal
worden benoemd en een aanstelling voor zijn
leven krijgt, tenzij onverhoopt bij tijd en wijle
een referendum hem weer terzijde zet. De
man beeft zoowat onbeperkte macht, doet
uitsluitend voordrachten van benoemingen,
met het alleenig resultaat natuurlijk van
onbruikbaren schepen, overtollige werven en
even ontevreden personeel. Verder gaan wij
daardoor rechtstreeks naar een familie- of
regentenregeering. En tot wat dit alles leidt,
leert den huidigen toestand. Want dank zij
de onverschilligheid onzer Kamerleden in zake
marine-aangelegenheden, de Heer
Hugenholtz blijve buiten beschouwing?is de leiding
onzer zeemacht vrij wel in handen van per
sonen met een bijkans onbeperkte macht. En
bij zooveel hervormingen kan ook nog wel
een grondwetswijziging. Die heeft spreker
noodig. De huidige grondwet leat toch gelukkig
de toepassing van zijne verdwaasde begrippen
niet toe
Al deze voorstellen acht schrijver
vereenigbaar met een hoopvolle nationale defensie,
berustende op een opgewekt militair leven,
zonder militair overwicht en zonder militaire
aanmatiging, het volkseigen opwekkende, be
stendigende en beschermende tegen een te
wilde evolutie.
Geachte schryver, mag ik U uitnoodigen
eerfet eens enkele jaren in het werkelijke
volksleven rond te zien alvorens ge verdere
stappen zet op den ingeslagen weg V
Allerleukst babbelt spreker over de ver
hoogde oorlogs- en marinebegrooting, die van
zijne plannen het gevolg zijn. Jaarlijks zoude
aan de defensie 60 millioen gulden zijn te
besteden, terwijl voor eens een leening zoude
moeten worden gesloten van 50 millioen gul
den. Hier ortpopt de schrijver zich als een
finantieel genie. Hij leent de 50 millioen
tegen 2 pCt, verwerkt in de eerste jaren van
dit bedrag zeer weinig en maakt van de rest
3 pCt; biet middel is probaat voor hem die
van de interest van zijn schuld wil leven. Ik
stel den schryver voor het op zyn particuliere
fiaantiên toe te passen, het is de weg om te
komen op de lijst der hoogstaangeslagenen en
verder om het te prodameeren als uuiverseele
inkomstenbron voor Nederland. Verder moet
er komen een marinefonds onafhankelijk van
het budget. By' partijtjes en feestjes moet
aan dat fonds gedacht worden, kinderen moeten
er hunne spaarcenten in (ffarer, enz. Voor
wat, hoort wat! en ik stel daarom als bewijs
van dankbaarheid voor dat bij het opstapel
zetten van elk schip er zal zijn een nationale
chocolade- en krentenbollendag voor de Nederl.
jeugd. Ook de «haute finance" zal in het
gareel moeten loopen, zonder er groote som
men aan te verdienen. Moeten de bankiers
de leening zonder provisie emitteeren ?
Helpen geen spaarpotten en pro Deo
emitteerende bankiers, dan is spreker gansch niet
afkeerig van de belastingschroef wat aan te
zetten, hij geeft vrijwel een geheele reorgani
satie van de indirecte belastingen. Weelde op
elk gebied wil bij belasten, zoo o. a. fijne
wijnen en champagne. Ik zoude vooral Bour
gogne wijnen sterk belast willen zien, dat ia
toch alleen drank voor de groote epicuristen,
bovendien kunnen weinig magen het verdragen
en de belasting werkt dus ook menschlievend.
Voor de andere merken moet ik
mijnpryacourant nog eens naslaan, maar de Moet &
Chandon zoude ik vrij laten uitgaan, dat is
een drank voor de Jtleine burgerij bij bruiloften
en bij die luidj-ts meet ge er de stemming
inhouden. P.ano'a kunnen, vind ik, eveneerjs
worden belast, met uitzondering van die in
tin gel tap ge Is, want die behooren tot de
oitmiebare volksvermakelykheden, welke indirect
genoeg werken door de vlootidee te rloen
propagandeeren door gedecolteerde jiffjrtjas in
matrozen pakjes enz.
Da schrijver vraagt geen waardeering voor
zyn arbeid, maar slechts voor het doel van
zijn ar,leid.
Dat zij hem gegund!
Verder zij hem deze welwillende raad ge
geven van denkbeelden als die welke hij thans
heeft gepubliceerd liever te debiteeren op een
vroolijke kroegiool. Zijn redeneertrant zal daar
welverdiend applaus verwerven en opwekken
tot warm debat, dat de jool zal doen rekken
tot laat in den morgen.
Ook kan schryver zich opgeven als humo
ristisch spreker. Y.
Onder de vroede mannen.
Geheime zittingen.
Dinsdagavond zijn de geabonneerden op
het gemeenteblad opgeschrikt door esn
nota van het Raadslid Mr. Z. van den
Bergh, waarin een tipje werd opgelicht van
een sluier, die gespreid zou liggen over
een nog geheim gehouden verrassing, die
der burgerij eerlang bereid zal worden in
den vorm van nieuwe eischen, die de
medische faculteit aan onze Universiteit
stelt. Waarom dit tot dusver voor de burgerij
verborgen is moeten blijven, is een vraag,
die misschien beantwoord kan worden als
door de nota-vau den Bergh wat meer
licht wordt verspreid, wat Woensdagavond
geschied is. Men schijnt trouwens teil
stadhuize weder den zoo lang en zoo vaak
veroordeelden weg van geheimzinnigheid
op een onrustbarende wijze in toepassing
te brengen.
Ten aanzien van onze Electrische Cen
trale zijn door deskundigen verschillende
bezwaren in de dagbladen geopperd, o.a.
tegen de 220 volts-spanning, waarin niet
zij alleen maar de meest gezaghebbende
electro technici gevaar zien. Da directeur
van het electrisch bedrijf te 's Hage o.a.,
de heer Singels, waarschuwt er op zeer
krasse wijze tegen in zijn onlangs ver
schenen rapport aan B. en W. van den
Haag tot oprichting van een Electrische
Centrale in de Hofstad.
Onze directeur schijnt er echter geen
bezwaar in te zien en hij heeft dit in een
rappoit aau B. en W. nog eens uiteengezet.
Dat rappoit echter, dat de vrees van
het publiek zou moeten wegnemen, werd
ter visie van den Raad gelegd en zal
eerst nu, na een beslissing van den Raad,
gepubliceerd worden, een manier van doen
die m. i. niet strookt met den rechtmatigen
eisch dat de publieke zaak publiek moet
behandeld worden.
Het schijnt echter dat de argumenten
van den heer Ressing tegen de geopperde
bezwaren zoo overtuigend zijn, dat de
Raad het zelfs niet noodig geoordeeld
heeft die in openbare zitting te noemen.
Deze houding is des te verrassender na
de ondervinding die men nog zoo kort
geleden ten opzichte van de officieele
deskundige adviezen in zake de water
leiding heeft opgedaan. Of is nu reeds
gebleken, dat die deskundigen toen toch
gelijk gehad hebben, en dat de Raad ver
standig doet, om technische zaken, waar
van hij geen verstand heeft, maar niet aan
te roeren ?
Aan de discussie die bij het vaststellen
van de tarieven voor het electrisch bedrijf
werden gevoerd of beter die niet werden
gevoerd, zou men mogen afleiden, dat er
aan de openbare behandeling een geheime
was voorafgegaan, waarin de bezwaren
tegen het lage tarief afdoende zijn weerlegd.
Immers de Raad heeft op voorstel van
den heer Gerritsen die tarieven nog lager
gesteld, zonder zich rekenschap te geven
van wat dat gaat kosten.
Wat bovendien op een geheime zitting
wijst is, dat er met geen enkel woord
gerept werd over de mogelijkheid of onmoge
lijkheid om met de Electra te onderhandelen,
hetzij tot overname van het bedrijf, hetzij
tot het vaststellen van de tarieven in
onderling overleg waartoe men te Weenen,
na twee jaren, reeds is moeten komen.
Noch door den heer Ijzerman, die in de
zitting van 22 Nov. 1890 verklaarde het
ongewenscht te achten met Electra te
concurreeren ;noch door den heer Van Leeuwen,
toen nog wethouder voor de financiën, die in
dezelfde zitting de voorstanders van onder
handelen paaide met de mededeeling, dat
later een verstandig woord over die onder
handelingen kon worden gesproken; noch
de heer Katnerlingh Onnes, die meermalen
op onderhandeling aandrong, is daarvan nu
een woord gerept. De heer Ijzerman, die
in 1S90 niet wilde concurreeren, heeft thans
zelfs een mislukte poging gewaagd om
hen, die z;ch voor 31 December 1905 als
verbruikers aanmelden slechts het halve
tarief te doen betalen.
En dat alles geschiedt om zoo spoedig
en zooveel mogelijk klanten te krijgen.
Dat dit een zeer practische manier kan
zijn om zoo spoedig mogelijk dit bedrijf,
dat de eerste jaren eeu verlies van 2 a Ijr
ton zal opleveren op economische voeten
te zetten, worde toegegeven. Maar men
erkenne, dat men, omdat doel te bereiken
eerst de concurrent Electra in den grond
wenscht te boren.
Want eerst dan zal men, wat de «des
kundigen" verwachten, de vrije hand hebben
om een tarief vast te stellen waarnjee
eenige winst kan worden behaald.
Ik blijf dan ook overtuigd, wat ik in
mijn brochure heb trachten aan te toonen,
dat het economisch voordeeliger zou zijn
geweest om de Electra voor een prijsje
over te nemen.
Nu zal deze concessionaris, de laatste der
Mohikanen, zich natuurlijk met de uiterste
middelen trachten te verdedigen en het
gevolg van den te verwachten
tarievenoorlog kon wel eens zijn, dat de verbrui
kers van eleciriclteit tot het inzicht kwamen,
dat zij alleen op den duur een
goedkoop tarief kunne n behou
den, wanneer zij het particu
liere bedrijf zooveel mogelijk
steunen, opdat deze de concur
rentie kan blijven volhouden.
De motieven echter waarom de Raad
thans zóó gehandeld heefr, zal de burgerij
nimmer kunnen beoordeelen; we weten al
leen, dat het tarief zóó laag, lager dan
ergens in het buitenland gesteld is, om niet
tegen Electra te willen concurreeren. Die ge
heimzinnigheid moge misschien heel aange
naam zijn voor sommige raadsleden, voor de
belangstelling in de publieke zaak bij de
burgerij, die reeda zoo bedroevend gering is,
kan het systeem van geheime zittingen niet
bevorderlijk zijn. Onder den bestaanden
financieelen toestand onzer gemeente kan
dat onder-onfje-spelen niet ande's dan de
reactie steunen, die zich bij de jongste
verkiezingen voor den Raad reeds zoo
sterk geopenbaard heeft.
Want dit is toch opmerkelijk ; men ont
houdt der burgerij een nota van den oud
ingenieur Van Niftrik, inzake de zoo
belangrijke quaestie van het in exploitatie
brengen van de gronden aan den overkant
van het IJ, men publiceert een antwoord
van den directeur van het Electrisch
Bedrijf op hoogst ernstige bezwaren in
het publiek geuit, nadat de Raad op dit
rapport een besluit genomen heeft; men
verzwijgt de eischen van de medische
faculteit die de geheele universiteit in ge
vaar kunnen brengen ; en alleen tegen dit
laatste wordt door de heeren Van den
Bergh en Gerritsen geprotesteerd.
Waarom niet tegen die andere geheim
zinnigheden ?
Am s t., 15 Juli 1903. N. v. H.
miiiiiiMtiiiiiiiitiititiMiiiiiiiiiiimititifiitnRfiaiwiniiiiiMiiiiniiiiiiiM
Sociale
MiiiiiiiiMiiiimMMiiiiiiiiiBiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiitiiiimiiii
Een berwffiiiigspropin voor tel
wcüinpraagstiil
i.
Er is wellicht geen enkel land, waar de
nadcelige gevolgen van slechte woningtoestanden
meer de aaidacht trekken en meer aanleiding
geven tot onderzoekingen, hoe hierin virbtterir g
zal zijn te brengen, dan Duitschland, wat
weilicht in hoofdzaak zal moeten worden toege
schreven aan de omstandigheid, dat die gevolgen
zich daar meer algemeen dan elders doen ge
voelen, all bat s dat een groot er deel der bevolking
er de nadeelen van ondervindt. Hiermede wordt
n'et zcoieer beditld dat de volkshir'svestirjg er
in het a'gemeen zoozeer bij andere landen zou
ten achter staan, doch meer dat voor bijna file
klassen der bevolking, althans in de grootere
steden, het aanbad van woningen in den regel
bij de vraag ten achter is gebleven, wat niet
alleen een g'heel abnormale strg'ng der huren
heeft veroorzaakt-, doch tevens aaaleidiug heeft
gegeven tot huurovereenkomsten, waarbij de
huurders vrijwel aan de genade van den huis
eigenaar war<u overgeleverd. Het lan zeker
niet gezegd worden dat men werkeloos hier tegen
over heeft gestaan. Gemeentebesturen, ver
zekeringsinstellingen, groot-industrieelen, cc
pera'ieve eu andere ten algemeene nutte werkende
bouwvereenigingen heb* en in den laatste n tijd
een ia mei ij; opz:c'it verdienstelijken arbeid
verricht, terwijl ook langs den weg der wetgeving
in enkele bondsstaten zoowel repressieve als
preventieve maatregelen ter beteugelitg van het
kwaad zijn getreffen, waarbij Hessen zeker s\s
navolgenswaardig voorbeeld in de eerste plaats
mag worden genoemd. Alleen het uitsche Rijk
als zoodanig heeft zich nog weinig aan het
woningvraagstuk laten gelegen liggen, terwijl
toch naar veler oordeel alleen de rijkswet-gever
in staat if, op afdoende wijze verbetering aan.
te brengen. D:e overtuiging heeft voor enkele
J!.r!-n geleid tot de oprichting eener vereeuiging,
welke vóór alles beoogt de bestrijding van
slechte woiiogtoestandtn bh n?n de bemoeiingen
van den rijkswetgever te trekken, waaraan zij
ui'ing hreft gegeven door als naam aan te nemen
Vereeniging ,/Rijkswonirjgwet." Htt is c'eze
vereeniging, die zich in de eerste plaats onledig
heeft gehouden met een algemeen program te
ontwerpen, dat als maatslaf zal kuriten dienen
voor de op dit gebied van overr eidswege
getreffen maatregelen, wrartoe haar stichter, tevens
haar penvoerder, dr. K. van Mangoldt een voor
ontwerp heeft uitgewerkt, hetwelk onlangs in
Braun's Arclüv is openbaar gemaakt. Hoewel
strict genomen niet gezegd kan worden, dat
daarbij zeer veel nieuwe denkbeelden worden
te berde gebracht en de zeer beknopte wijze,
waarop de gewenschte hervormingsmEatregelen
worden omschreven, nog ruimte laten voor veel
vragen, op details van uitvoering betrekking
hebbende, kan toch dit onVwerp-program vooral
om zijn veelzijdigheid op waardeering aanspraak
maken en om die reden ook wellicht buiten de
grerzen van het gebied, waarvoor het bestemd
is te werken, eenige belangstelling verdienen.
Het program gaat uit van de gedachte, dat
ingrijpende verbetering van woningtoestanden
voor alle klassen der bevolking noodig is en dat
zoowel voor de steden als voor het platte land.
Hierbij moet nut alleen het oog gericht worden.
op deii toestand der woidngen, doch de geheele
wijze van huisvesting der bevolking behoort
verbetering te ondergaan. Alles wat op dit ge
bied tot dusver is geschied, moge als
voorarbeid ziju nuttige zijde hebben, voor het scheppen
van een bevredigenden toestand wordt dit toch
ten cenenmale onvoldoende geoordeeld en worden
algemeene maatregelen van verre strekking on
ontbeerlijk geacht. Dat alles valt slechts te
bereiken door samenwerking van Overheid e
particulieren. Eenerzijds hebben, zoowel het Rijt