De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 19 juli pagina 2

19 juli 1903 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE A M S T E R D A M M E R W E E K B L A D T O O R NEDERLAND. No.1360 in bruikleen te verstrekken ? Welk redelijk bezwaar .kan .daartegen worden aangevoerd? De minieme kosten, daaraan voor het Rijk verbonden, komen niet in vergelijking met de ,groote tegemoetkoming, daardoor aan ouders en voogden bewezen. Men zal ons tegenwerpen, dat de cadets aanspraak hebben op deze gratis-verstrekking, aangezien te hunnen behoeve, althans voorzoover zij bestemd zijn voor den dienst hier te lande, eene bijdrage wordt betaald. Ja, eene bijdrage, dat ia wél de naam l Want, wij vragen, komt dat bedrag ook maar eenigszins in vergelijking met de kosten, door het Rijk aan hunne opleiding besteed, per cadet nog onlangs bij het afdeeüngsonderzoek der oorlogsbegrooting op niet minder dan f 1497 geraamd ? Bovenkleeding, ondergoed, alles in ruime mate en van de degelijkste kwaliteit wordt hun verstrekt, ja, zelfs nog zakgeld toe. En dan, wat is men aan hoogerhand niet kwistig met het verleenen van algeheele of gedeeltelijke vrijstelling van het betalen dier bijdrage! Wij zijn er verre van, zulks den betrokken ouders te mis gunnen. Doch juist daardoor springt de groote achterafstelling der cursusleerlingen temeer in bet oog. Heeft de cadet geenerlei bemoeienis met de eigenlijke dierstverrichtingen en strek ken die, waaraan hij deelneemt, enkel en alleen om hem voor zijne militaire taak te bekwamen, de onderofficier, leerling van een cursus, moet in het tijdvak van l October tot ultimo Februari, eenmaal 's weeks, in de morgenuren aan de practische diensten deelnemen, van l Maart tot 15 Juli woont hij dagelijks óf een morgenof een middagdienst bij. En waren die diensten nu maar practisch! Doch, hoe dikwijls loopt hij bij de oefening mee, zonder daarbij eene taak te hebben, waardoor hij iets leert, waar door hij geoefend wordt. Zijne geringe ancieniiiteit, die de eenigszins meer ver antwoordelijke commando's van zelf voor hem uitsluit, is daarvan de onmiddellijke oorzaak. Ons zijn gevallen bekend, waarin de onderoffleier-cursiaan de geheele «oefe ning" had meegemaakt, ingedeeld als overcompleet in het opsluitend gelid. Ja, nog sterker, waarin bij in 't geheel niet aan de eigenlijke dienstverrichting had deelgenomen, aangezien het uur, waarop voor tem de lessen weer begonnen, zijn onverwijlden terugkeer naar de kazerne noodzakelijk maakte! De kostbare tijd was alzoo met loopen verkwist. De zeer ongelijke opvatting die te hun nen aanzien bestaat betreffende hun deel nemen aan den practischen dienst, schept wederom nieuwe onbillijkheden. Bij de eene compagnie worden hun faciliteiten verleend in den vorm van vrijstellingen van weekdienst als anderszins, terwijl men bij de andere zich aan de letter der bestaande bepalingen houdt en hen geheel op dezelfde lijn stelt met de beroepsonderofficieren. ?De onderofficier-cursiaan, die belast wordt met het fcevel over eene sectie en daarvoor in allen deele verantwoordelijk wordt gesteld, kan onmogelijk zich geheel wijden aan zijne studie. Daarvoor moet bij veel te veel zijne aandacht schenken aan allerlei bijzonderheden van den inwendigen dienst, details waarvan de min ste verwaarloozing hem straf kan doen beloopen. En eene opeenhooping van elk op zich zelf heel onbeduidende straffen kan voor hem uitsluiting tot deelneming aan het vergelijkend toelatingsexamen tot den hoofdcursus tengevolge hebben. Wat nu de regeling der cursusexamens aangaat, hierin is werkelijk in de laatste jaren eenige verbetering gekomen. Op dezelfde dagen en uren namelijk worden aan alle adspiranten voor den cursus de zelfde vragen ter beantwoording opgege ven, die bij ernstigen twijfel aan gaande de beoordeeling door eene centrale com missie kunnen worden herzien. Doch wederom half werk. Waarom eene soort gelijke regeling niet getroffen ten aanzien van het overgangsexamen naar het tweede studiejaar, zoodat ook daarbij overeen stemming in de eischen wordt verkregen. Ons dunkt, dat hiertegen geen enkel bezwaar kan worden aangevoerd en de zoozeer gewenschte eenheid wordt er door bevorderd. Zooals de toestand thans be staat, kunnen de eischen tot toelating in het tweede studiejaar vrij ver uiteenloopen. Het is van algemeene bekendheid, hoe elastisch een examenprogramma is en het onbillijke, gelegen in het verschil van het gehalte der op de zeven cursussen gestelde examenvrageu, wordt door eene regeling, als hierboven aanbevolen, geheel wegge nomen. * * * Hebben de deuren van den hoofScursus te Kampen zich voor den cursiaan ont sloten, dan begint eene zeer groote ver betering in zijne positie. Met den inwendigen dienst heeft hij weinig of geen bemoeienis meer, de eigenlijke vakopleiding neemt een aanvang en na twee jaren kan hij nu den officiersrang hebben bereikt. De eerste opmerking, die wij aangaande de positie van den onderofficier, leerling van den hoofdcureus, wenschen te maken betreft de regeling van zijn zakgeld. Wat de soldij betreft, is hij namelijk ge lijk gesteld met den minst bezoldigden sergeant der infanterie; hij geniet n.1. eene soldij van ?0.82 per dag. Zij, die wegens langdurigen dienst, ver hooging genoten, moeten die thans missen! Waarom? Komt het Rijk hun dan nu zoozeer tegemoet in de onvermijdelijke Vosten aan hunne plaatsing op den hoofd cursus verbonden? Wij zullen zien. De leerling van den H.C. moet in het bezit zijn van drie pakken, namelijk n voor inspectie, n om uit te gaan en een derde pak. Van dit laatste wordt gezegd, dat »het het daglicht niet behoeft te zien", m. a. w. het kan een oud pak zijn, als het maar heel is. Nu is het duidelijk, dat de bedoelde onderofficieren deze kleedingstukken bijeen particulieren kleermaker laten vervaardi gen, daar waar hun vergund wordt uniformkleeding van fijner laken en snit te dragen, zooals te hunnen aanzien geschiedt. Wat betreft het aanschaffen van boeken, schrijf- en teekengereedschap, de onkosten daarvan bedragen voor de beide studio jaren samen ruim honderd gulden! En waarom moet de leeiling van den hoofdcursus aldaar wachtdienst verrichten ? Kan dit niet door andtr personeel ge schieden, zooals aan de Militaire Academie en aan de Cadettenechool geschiedt? De onderofficier-leerling, die op wacht komt, wordt eerst gedurende 24 uren aan de lessen onttrokken. Komt hij \iiQ wacht, dan heeft hij, be grijpelijkerwijze al zeer weinig lust in de studie voor den volgenden dag; de ver moeidheid sluit hem dan meestal vroeg tijdig de oogen. Waarom teekent geen enkel onderscheidingsteeken den onderofficier, leerling van den hoofdcursus? De granaat die door alle aan speciale inrichtingen verbonden mili tairen wordt gedragen, kan toch bezwaar lijk als zoodanig gelden ! Zeker is het niet te veel gevraagd, als de onderofficier op den hoofdcursus zich gaarne ziet onder scheiden van zijne collega's de beroeps onderofficieren. Den nieuwbenoemden cadet te Alkmaar onderkent een ieder als zoo danig; niemand ziet in den leerling te Kampen den arJspirant officier, nochtans zooveel dichter bij zijne bestemming. Herhaaldelijk werd om een onderscheidingsteeken verzocht, doch steeds bleef inwilliging achterwege. * * Volgens de Naam- en Ranglijst der officieren van het Nederlandscne leger bedroeg in den aanvang van dit jaar het incompleet van tweede luitenants bij het wapen der infanterie h. t. 1. niet minder dan 57! Het staat in de toekomst te voorzien, dat dit tekort nog aanmerkelijk zal stijgen. De Militaire Academie toch is niet bij machte alleen in de aanvulling van het officierskorps te voorzien. Dit blijkt duidelijk uit het aantal der geplaatsten op de Cadetten school te Alkmaar, de in richting, waarvan de Bredasche Academie hare adspirant-tfficieren overneemt. Dit jaar werden van de 60 opengestelde plaat sen slechts 42 aangevuld, waaronder nog 25 jongelieden waren, die uitsluitend voor den dienst in Oost Indiëworden op geleid. Alzoo werden van de 35 voor den dienst h. 1.1. beschikbaar gestelde plaatsen slechts 17 aangevuld, d. i. de helft. Tenge volge van het bedanken voor eene plaat sing aan de Cadettengcho;>l door eenige jongelieden die eveneens met gunstig gevolg het examen voor Willemsoord hadden afgelegd en aan de opleiding voor den zeedienst de voorkeur gaven, heeft dit jaar bij den aanvang van den nieuwen cursus te Alkmaar het aantal der nieuw benoemde cadets de deriig slechts even overschreden ! Uit deze cijfers blijkt duide lijk de gebiedende noodzakelijkheid van het behoud der opleiding tot dtn officiers rang langs de gelederen. n hoe is het nu gesteld met het aan tal der onderofficieren, die de cursussen bevolken? Ook daarbij valt groote ver mindering te constateeien; klassen van zeven tot tien leerlingen zijn geen zeldzaam heid meer, daar waar vóór eenige jaren een twintigtal werden aangetre ffen. Wat is hiervan de oorzaak? Naar on ze besliste overtuiging de verminderde lust tot officier worden bij Neerlands jongelingschap. En wat is daarvan weer de reden? De beantwoording van deze vraag zou ons thans te ver voeren, wellicht komen wij daarop later nader terug. Doch, dit staat voor ons vast: de ellendige fmanciëele positie van den Nederlandschen luitenant gepaard met liet totaal gemis aan billijke vooruitzichten vormt de hoofdzaak, * * * «Hoog tijd" zoo schreven wij hierboven. En wij herhalen : hoog lijd wordt het, dat de Staat beter ga bjhartigen de belangen der jongelieden, bij de korpsen in dienst getreden met het voornemen officier te worden. Wij doen een beroep op de vele ouders in ons land, die na een ver blijf onder de wapenen van eenige jaren van hunne zonen deze als mislukt onder het ouderlijk dak zagen terugkeeren. En dan vragen wij, of wij overdreven hebben ? Vele ouders zagen hunne zoons op 1G a 17 jarigen leeftijd naar Kampen gaan, om aldaar als volontair bij het InstructieBataillon in dienst te treden. Behoorden zij daar niet zeer spoedig tot de besten onder de goeden, zoo werden zij al heel vlug naar de korpsen gezonden om aldaar voor verreweg helgrootste gedeelte te mitlukken wegens totaal gemis aan eenige leiding. De tijden zijn lang voorbij, waarin de opleiding tot officier langs de gelederen als een groote gunst moest worden be schouwd. Wel degelijk hebben de onder officieren eenmaal als leerling tot den cursus toegelaten, recht op behartiging hunner belangen. En daartoe neme men geen halve maatregelen, waaronder wij rekenen de vermeerderde vrijstelling van dienst gedurende de wintermaanden. Wij herhalen met klem: te veel onder officieren, leerlingen der cursussen misluk ken, een grondige reorganistie dier instel lingen is eene onafwijsbare eisch. De tegenwoordige toestand kan noch mag langer voortduren. De goede onder wijskrachten, die het leger gelukkig nog onder zijne officieren telt, moeten worden benut. Leiding en belangstelling moeten in de plaats treden van onverschilligheid. Voor verbetering is het nog tijd, doch »hoog tijd." Den nieuw opgetreden Inspecteur van het Militair Onderwijs wacht in dezeeene nieuwe, wellicht moeilijke, doch tevens zeer dankbare taak. Door aan deze dringende aangelegen heid zijne volle aandacht te schenken zal deze autoriteit werkzaam zijn niet alleen in het belang van het leger, doch in dat van het geheele volk! D. Een dwaas boek! De heer Penning heeft gemeend zijne denkbeelden omtrent de reconstructie eener Nederlandsche Zeemacht door een boekske wereldkundig te moeten ranken Het voert den weideenen titel «Bitavus! Waar zijn uwe Ga'joener. ?'?' Hat koet'? l en is gedrukt bij Vai Mantgem en De Does te Ansterdam. Hat is moeilijk het werk te bespreken; het hangt toch aan e kinder van utopiën, van ongezonde en vage begrippen in zake het onderwerp door den schrijver behandeld en de dwaaste dingen dragen het masker van den grootsten ernst. De lezer oordeele zelf l Schrijver is »Mahar,ist" Dat wil zeggen brj is door lezing van de werken van den Aiierikaanschen zeeoffhier A T Mahan imperi alist geworden, hetgeen zich brj hem evenals bij zijn leermeester uit op marirmtiseb, gebied. Opgevoerd moet Nederland worden tot de eerste zeamogendheid van den 2 m rang I De vloot! De vloot l Daarmede drijft of zinkt het gansche land. In zijn extase voorziet de schrijver reeds een oorlog in onze O ast tegen het vereenigde Engeland en Japan, droomt dat een West-Indisch eekader het Moederland zal haien uit een te feilen kneep van Duitsche eskalers, j t zelfs een tweede tocht naar Ciatham staat op het program. De stellingen van kolonel Mahan opgemaakt voor Amerika, worden door den schrijver op verkleicde schaal toepasselijk geacht op Nederlard, en zoodoende komt bij tot zijn overdreven voorstellingen van een zeeënbeheerscbend Nederland dat in oor logstijd zijn vloten dirigeert naar Oost en West met versterkte kolenstations op meerdere punten. Ge ziet den schrijver rondspartelen in de Mahansche ideeëa, die hij in zich heeft opgenomen maar niet verwerkt, blijkens z\jn onoordeelkundige taepassing en van het impe rialisme ziet hij den vergulden schijn maar niet de rotte kern. Schrijvers imperialisme zoude verzacht kunnen worden dcor zijn idealisme, immers hij acht de vloot noodigals tastbaar ideaal waaromheen allen zich kunnen groepeeren als middelpunt, omdat de vloot is de uitdrukking onzer energie en kracht en van ons wel en wee, omdat de vloot belichaamt het beste deel onzer historie en traditie; maar dat onze veronderstelling onjuist is blijke nit de bijvoeging dat deze kant eerst te voorschijn komt als geen Orarjavorst meer op den troon zal zijn. Alzoo verwarrirg van denkbeelden in stede van een degelijk tastbaar ideaal. Ean nationaal Vorstenhuis, dat behoort te staan boven de partijen, op n lijn gesteld met de vloot, een instrument in handen der diplomatie, deze d&t huis vervangend ! . Ontrent den tegenwoordigen minister van Oorlog zegt schrijver: »Hst groote struikelblok, belaas, is dus ook hier, dat het bestede geld geen vrucht draag', dat niet blyvend eeu degelijk leider, zooals wij er r.u een hebben, tevens bekwaam regeer der en doortastend, schoon zachtzinnig, eerlijk en rechtschapen militair de teugels voert, iemand die over ruime middelen kan beschik ken en het vertrouwen verovert, omdat hij weet wat bij wil en wil wat hij weet, een onpartijdige, geen partijganger, een figuur geen figurant.' Later krijgen wij wellicht nog een dicta'or o .'er de vloot erbij, die bij referendum zal worden benoemd en een aanstelling voor zijn leven krijgt, tenzij onverhoopt bij tijd en wijle een referendum hem weer terzijde zet. De man beeft zoowat onbeperkte macht, doet uitsluitend voordrachten van benoemingen, met het alleenig resultaat natuurlijk van onbruikbaren schepen, overtollige werven en even ontevreden personeel. Verder gaan wij daardoor rechtstreeks naar een familie- of regentenregeering. En tot wat dit alles leidt, leert den huidigen toestand. Want dank zij de onverschilligheid onzer Kamerleden in zake marine-aangelegenheden, de Heer Hugenholtz blijve buiten beschouwing?is de leiding onzer zeemacht vrij wel in handen van per sonen met een bijkans onbeperkte macht. En bij zooveel hervormingen kan ook nog wel een grondwetswijziging. Die heeft spreker noodig. De huidige grondwet leat toch gelukkig de toepassing van zijne verdwaasde begrippen niet toe Al deze voorstellen acht schrijver vereenigbaar met een hoopvolle nationale defensie, berustende op een opgewekt militair leven, zonder militair overwicht en zonder militaire aanmatiging, het volkseigen opwekkende, be stendigende en beschermende tegen een te wilde evolutie. Geachte schryver, mag ik U uitnoodigen eerfet eens enkele jaren in het werkelijke volksleven rond te zien alvorens ge verdere stappen zet op den ingeslagen weg V Allerleukst babbelt spreker over de ver hoogde oorlogs- en marinebegrooting, die van zijne plannen het gevolg zijn. Jaarlijks zoude aan de defensie 60 millioen gulden zijn te besteden, terwijl voor eens een leening zoude moeten worden gesloten van 50 millioen gul den. Hier ortpopt de schrijver zich als een finantieel genie. Hij leent de 50 millioen tegen 2 pCt, verwerkt in de eerste jaren van dit bedrag zeer weinig en maakt van de rest 3 pCt; biet middel is probaat voor hem die van de interest van zijn schuld wil leven. Ik stel den schryver voor het op zyn particuliere fiaantiên toe te passen, het is de weg om te komen op de lijst der hoogstaangeslagenen en verder om het te prodameeren als uuiverseele inkomstenbron voor Nederland. Verder moet er komen een marinefonds onafhankelijk van het budget. By' partijtjes en feestjes moet aan dat fonds gedacht worden, kinderen moeten er hunne spaarcenten in (ffarer, enz. Voor wat, hoort wat! en ik stel daarom als bewijs van dankbaarheid voor dat bij het opstapel zetten van elk schip er zal zijn een nationale chocolade- en krentenbollendag voor de Nederl. jeugd. Ook de «haute finance" zal in het gareel moeten loopen, zonder er groote som men aan te verdienen. Moeten de bankiers de leening zonder provisie emitteeren ? Helpen geen spaarpotten en pro Deo emitteerende bankiers, dan is spreker gansch niet afkeerig van de belastingschroef wat aan te zetten, hij geeft vrijwel een geheele reorgani satie van de indirecte belastingen. Weelde op elk gebied wil bij belasten, zoo o. a. fijne wijnen en champagne. Ik zoude vooral Bour gogne wijnen sterk belast willen zien, dat ia toch alleen drank voor de groote epicuristen, bovendien kunnen weinig magen het verdragen en de belasting werkt dus ook menschlievend. Voor de andere merken moet ik mijnpryacourant nog eens naslaan, maar de Moet & Chandon zoude ik vrij laten uitgaan, dat is een drank voor de Jtleine burgerij bij bruiloften en bij die luidj-ts meet ge er de stemming inhouden. P.ano'a kunnen, vind ik, eveneerjs worden belast, met uitzondering van die in tin gel tap ge Is, want die behooren tot de oitmiebare volksvermakelykheden, welke indirect genoeg werken door de vlootidee te rloen propagandeeren door gedecolteerde jiffjrtjas in matrozen pakjes enz. Da schrijver vraagt geen waardeering voor zyn arbeid, maar slechts voor het doel van zijn ar,leid. Dat zij hem gegund! Verder zij hem deze welwillende raad ge geven van denkbeelden als die welke hij thans heeft gepubliceerd liever te debiteeren op een vroolijke kroegiool. Zijn redeneertrant zal daar welverdiend applaus verwerven en opwekken tot warm debat, dat de jool zal doen rekken tot laat in den morgen. Ook kan schryver zich opgeven als humo ristisch spreker. Y. Onder de vroede mannen. Geheime zittingen. Dinsdagavond zijn de geabonneerden op het gemeenteblad opgeschrikt door esn nota van het Raadslid Mr. Z. van den Bergh, waarin een tipje werd opgelicht van een sluier, die gespreid zou liggen over een nog geheim gehouden verrassing, die der burgerij eerlang bereid zal worden in den vorm van nieuwe eischen, die de medische faculteit aan onze Universiteit stelt. Waarom dit tot dusver voor de burgerij verborgen is moeten blijven, is een vraag, die misschien beantwoord kan worden als door de nota-vau den Bergh wat meer licht wordt verspreid, wat Woensdagavond geschied is. Men schijnt trouwens teil stadhuize weder den zoo lang en zoo vaak veroordeelden weg van geheimzinnigheid op een onrustbarende wijze in toepassing te brengen. Ten aanzien van onze Electrische Cen trale zijn door deskundigen verschillende bezwaren in de dagbladen geopperd, o.a. tegen de 220 volts-spanning, waarin niet zij alleen maar de meest gezaghebbende electro technici gevaar zien. Da directeur van het electrisch bedrijf te 's Hage o.a., de heer Singels, waarschuwt er op zeer krasse wijze tegen in zijn onlangs ver schenen rapport aan B. en W. van den Haag tot oprichting van een Electrische Centrale in de Hofstad. Onze directeur schijnt er echter geen bezwaar in te zien en hij heeft dit in een rappoit aau B. en W. nog eens uiteengezet. Dat rappoit echter, dat de vrees van het publiek zou moeten wegnemen, werd ter visie van den Raad gelegd en zal eerst nu, na een beslissing van den Raad, gepubliceerd worden, een manier van doen die m. i. niet strookt met den rechtmatigen eisch dat de publieke zaak publiek moet behandeld worden. Het schijnt echter dat de argumenten van den heer Ressing tegen de geopperde bezwaren zoo overtuigend zijn, dat de Raad het zelfs niet noodig geoordeeld heeft die in openbare zitting te noemen. Deze houding is des te verrassender na de ondervinding die men nog zoo kort geleden ten opzichte van de officieele deskundige adviezen in zake de water leiding heeft opgedaan. Of is nu reeds gebleken, dat die deskundigen toen toch gelijk gehad hebben, en dat de Raad ver standig doet, om technische zaken, waar van hij geen verstand heeft, maar niet aan te roeren ? Aan de discussie die bij het vaststellen van de tarieven voor het electrisch bedrijf werden gevoerd of beter die niet werden gevoerd, zou men mogen afleiden, dat er aan de openbare behandeling een geheime was voorafgegaan, waarin de bezwaren tegen het lage tarief afdoende zijn weerlegd. Immers de Raad heeft op voorstel van den heer Gerritsen die tarieven nog lager gesteld, zonder zich rekenschap te geven van wat dat gaat kosten. Wat bovendien op een geheime zitting wijst is, dat er met geen enkel woord gerept werd over de mogelijkheid of onmoge lijkheid om met de Electra te onderhandelen, hetzij tot overname van het bedrijf, hetzij tot het vaststellen van de tarieven in onderling overleg waartoe men te Weenen, na twee jaren, reeds is moeten komen. Noch door den heer Ijzerman, die in de zitting van 22 Nov. 1890 verklaarde het ongewenscht te achten met Electra te concurreeren ;noch door den heer Van Leeuwen, toen nog wethouder voor de financiën, die in dezelfde zitting de voorstanders van onder handelen paaide met de mededeeling, dat later een verstandig woord over die onder handelingen kon worden gesproken; noch de heer Katnerlingh Onnes, die meermalen op onderhandeling aandrong, is daarvan nu een woord gerept. De heer Ijzerman, die in 1S90 niet wilde concurreeren, heeft thans zelfs een mislukte poging gewaagd om hen, die z;ch voor 31 December 1905 als verbruikers aanmelden slechts het halve tarief te doen betalen. En dat alles geschiedt om zoo spoedig en zooveel mogelijk klanten te krijgen. Dat dit een zeer practische manier kan zijn om zoo spoedig mogelijk dit bedrijf, dat de eerste jaren eeu verlies van 2 a Ijr ton zal opleveren op economische voeten te zetten, worde toegegeven. Maar men erkenne, dat men, omdat doel te bereiken eerst de concurrent Electra in den grond wenscht te boren. Want eerst dan zal men, wat de «des kundigen" verwachten, de vrije hand hebben om een tarief vast te stellen waarnjee eenige winst kan worden behaald. Ik blijf dan ook overtuigd, wat ik in mijn brochure heb trachten aan te toonen, dat het economisch voordeeliger zou zijn geweest om de Electra voor een prijsje over te nemen. Nu zal deze concessionaris, de laatste der Mohikanen, zich natuurlijk met de uiterste middelen trachten te verdedigen en het gevolg van den te verwachten tarievenoorlog kon wel eens zijn, dat de verbrui kers van eleciriclteit tot het inzicht kwamen, dat zij alleen op den duur een goedkoop tarief kunne n behou den, wanneer zij het particu liere bedrijf zooveel mogelijk steunen, opdat deze de concur rentie kan blijven volhouden. De motieven echter waarom de Raad thans zóó gehandeld heefr, zal de burgerij nimmer kunnen beoordeelen; we weten al leen, dat het tarief zóó laag, lager dan ergens in het buitenland gesteld is, om niet tegen Electra te willen concurreeren. Die ge heimzinnigheid moge misschien heel aange naam zijn voor sommige raadsleden, voor de belangstelling in de publieke zaak bij de burgerij, die reeda zoo bedroevend gering is, kan het systeem van geheime zittingen niet bevorderlijk zijn. Onder den bestaanden financieelen toestand onzer gemeente kan dat onder-onfje-spelen niet ande's dan de reactie steunen, die zich bij de jongste verkiezingen voor den Raad reeds zoo sterk geopenbaard heeft. Want dit is toch opmerkelijk ; men ont houdt der burgerij een nota van den oud ingenieur Van Niftrik, inzake de zoo belangrijke quaestie van het in exploitatie brengen van de gronden aan den overkant van het IJ, men publiceert een antwoord van den directeur van het Electrisch Bedrijf op hoogst ernstige bezwaren in het publiek geuit, nadat de Raad op dit rapport een besluit genomen heeft; men verzwijgt de eischen van de medische faculteit die de geheele universiteit in ge vaar kunnen brengen ; en alleen tegen dit laatste wordt door de heeren Van den Bergh en Gerritsen geprotesteerd. Waarom niet tegen die andere geheim zinnigheden ? Am s t., 15 Juli 1903. N. v. H. miiiiiiMtiiiiiiiitiititiMiiiiiiiiiiimititifiitnRfiaiwiniiiiiMiiiiniiiiiiiM Sociale MiiiiiiiiMiiiimMMiiiiiiiiiBiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiitiiiimiiii Een berwffiiiigspropin voor tel wcüinpraagstiil i. Er is wellicht geen enkel land, waar de nadcelige gevolgen van slechte woningtoestanden meer de aaidacht trekken en meer aanleiding geven tot onderzoekingen, hoe hierin virbtterir g zal zijn te brengen, dan Duitschland, wat weilicht in hoofdzaak zal moeten worden toege schreven aan de omstandigheid, dat die gevolgen zich daar meer algemeen dan elders doen ge voelen, all bat s dat een groot er deel der bevolking er de nadeelen van ondervindt. Hiermede wordt n'et zcoieer beditld dat de volkshir'svestirjg er in het a'gemeen zoozeer bij andere landen zou ten achter staan, doch meer dat voor bijna file klassen der bevolking, althans in de grootere steden, het aanbad van woningen in den regel bij de vraag ten achter is gebleven, wat niet alleen een g'heel abnormale strg'ng der huren heeft veroorzaakt-, doch tevens aaaleidiug heeft gegeven tot huurovereenkomsten, waarbij de huurders vrijwel aan de genade van den huis eigenaar war<u overgeleverd. Het lan zeker niet gezegd worden dat men werkeloos hier tegen over heeft gestaan. Gemeentebesturen, ver zekeringsinstellingen, groot-industrieelen, cc pera'ieve eu andere ten algemeene nutte werkende bouwvereenigingen heb* en in den laatste n tijd een ia mei ij; opz:c'it verdienstelijken arbeid verricht, terwijl ook langs den weg der wetgeving in enkele bondsstaten zoowel repressieve als preventieve maatregelen ter beteugelitg van het kwaad zijn getreffen, waarbij Hessen zeker s\s navolgenswaardig voorbeeld in de eerste plaats mag worden genoemd. Alleen het uitsche Rijk als zoodanig heeft zich nog weinig aan het woningvraagstuk laten gelegen liggen, terwijl toch naar veler oordeel alleen de rijkswet-gever in staat if, op afdoende wijze verbetering aan. te brengen. D:e overtuiging heeft voor enkele J!.r!-n geleid tot de oprichting eener vereeuiging, welke vóór alles beoogt de bestrijding van slechte woiiogtoestandtn bh n?n de bemoeiingen van den rijkswetgever te trekken, waaraan zij ui'ing hreft gegeven door als naam aan te nemen Vereeniging ,/Rijkswonirjgwet." Htt is c'eze vereeniging, die zich in de eerste plaats onledig heeft gehouden met een algemeen program te ontwerpen, dat als maatslaf zal kuriten dienen voor de op dit gebied van overr eidswege getreffen maatregelen, wrartoe haar stichter, tevens haar penvoerder, dr. K. van Mangoldt een voor ontwerp heeft uitgewerkt, hetwelk onlangs in Braun's Arclüv is openbaar gemaakt. Hoewel strict genomen niet gezegd kan worden, dat daarbij zeer veel nieuwe denkbeelden worden te berde gebracht en de zeer beknopte wijze, waarop de gewenschte hervormingsmEatregelen worden omschreven, nog ruimte laten voor veel vragen, op details van uitvoering betrekking hebbende, kan toch dit onVwerp-program vooral om zijn veelzijdigheid op waardeering aanspraak maken en om die reden ook wellicht buiten de grerzen van het gebied, waarvoor het bestemd is te werken, eenige belangstelling verdienen. Het program gaat uit van de gedachte, dat ingrijpende verbetering van woningtoestanden voor alle klassen der bevolking noodig is en dat zoowel voor de steden als voor het platte land. Hierbij moet nut alleen het oog gericht worden. op deii toestand der woidngen, doch de geheele wijze van huisvesting der bevolking behoort verbetering te ondergaan. Alles wat op dit ge bied tot dusver is geschied, moge als voorarbeid ziju nuttige zijde hebben, voor het scheppen van een bevredigenden toestand wordt dit toch ten cenenmale onvoldoende geoordeeld en worden algemeene maatregelen van verre strekking on ontbeerlijk geacht. Dat alles valt slechts te bereiken door samenwerking van Overheid e particulieren. Eenerzijds hebben, zoowel het Rijt

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl