Historisch Archief 1877-1940
Nb. 1360
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
en de afzonderlijke sla'en als de provinciale en
gemeentelijke besturen hierbij een tsak te ver
vallen, anderzijds behoort een beroep te worden
fedaftn op de medewerking van alle part'culiere
metten; van wie in deze eenige hulp kan
worden verwacht. De algemeene leiding behoort
daarbij echter aan het Rijk te verblijven, dat
inzonderheid heeft téBargen voor eene syste
matische verdeeltng van aen arbeid. Als orgaan
*ftn deze leiding wordt ten
Rijkswoningscommissie verlangd, die in de eenta plaats zal hebben
te zoïgen voor het vaststellen van een algemeen
program van werkzaamheid.
Bij de te treffen maatregelen moet in het oog
worden gehouden, dat het gebeele tot eece
oplossing te brengen vraagstuk zich splitst in
twee belangrijke onclerdeelen, naarmate er sprake
ia= van de huisvesting der stedelijke (iadnstneelf)
of der landelijke bevolking, al zu)l;n ook deze
beide onderdeelen in menig opzicht met elkacder
Verband houden en datgene wat ten behoeve der
eene groep verricht wordt, zijn invloed ook
dikwijls op de andere doen gevoelen. Waar
ietueschen de huisvesting ten platten lande deel
uitmaakt van het geheele agraihche vraagstuk,
ook ia verband met den trek naar de steden,
kan met het nemen van maatregelen ten behoeve
van verbetering van stedelijke wotingtoestanden
niet gewacht worden, tot al'e wenschelijk ge
achte agrarische hervoimingen tot s* and gekomen
zij D. Evenmin mag het eerste afhankelijk gesteld
worden van eene algemsene verheffiig van den
eeonomischen toestand der miögegoeden al mag
niet uit het co* worden verloren, dat dit als een
noodzakelijke voorwaarde voor blijvende ver
betering moet worden beschouwd. B.j de verdere
uitwerking van het program wordt uitgegaan
Van de gedachte, dat de snelle vermeerJerirg
der stedelijke bevolking, waarfan uitschland
in dé' laatste jaren getuige is geweest, zich ook
in de toekomst zal blijven dcen gevoelen. Waar
door de te nemen maatregelen veelal particuliere
belangen zullen worden geschaad, wat ia ei.kele
gevallen tot onbillijkheden althans tot hardheid
zou kunnen leiden, wordt de mogelijkheid voor
zien, in zulke gevallsn eetijje schadeloosstelling
te' verleenen, waartoe een deel der gelden zouden
kunnen bts'emd worden, welke door een betere
belasting der grondwaarde, inzonderheid der
waardevermeerdering in de schatkist zullen
Vloeier. Zoodanige schadevergoeding moet echter
altijd het karakter van een gun t behouden,
waarop nimmer rechten aanspraak kan worden
gemaakt.
Du maatregelen welke speciaal voor verbetering
van stedelijke wonirgtoestanden worden aanbe
volen zijn als volgt in grove trekken omschreven:
algemeene invoering eeter woningsinspectie
voor kleinere woningen benevers invoering van
zöieonteigening van bebouwde blokken om de
opruiming van ongezonde stadsgedeelten mogelijk
te maken;
grondige herziening van alle bouwverorde
ningen en bebouwirgèplanien; bestrijding der
huurkazernes; bevordering van vlakke bebouwing
door het stellen van gunstige voorwaarden voor
d«n bouw van kleine woningen; onderscheiding
tusschen verkeers- en woonstraten en in ver
band daarmede het stellen van verschillende
eischen, waaraan deze zullen hebben te voldoen ;
tegengaan van opdrijving der grondprijzen;
aanmoediging der bevolking, om zich in de
buitenwijken te vestigen, door deze dóór aanleg
van plantsoenen en dergelijke een vriendelijk
aanzien te geven;
oprichting van provinciale openbare
woningbanken, welke als middelpunt van
geldvertehaffiog en voorlichting kunnen d enen voor
sdlen ten algemeenen nutte verrichten woning
bouw; in afwachting daarvan ontwikkeling der
Jandsverzelerings instellingen in deze richting.
Daarnaast openbare staats-instellingen, welke
tot taa-k hebben, in aanvulling van bet door
deiden te veis'.rekken bouwciediet, in het iog
bénoodigde deel der bouwkosten te voorzien;
vestiging van gemeentelijke logementen, om
het euvel der particuliere s'aap- en kostgangers
tegen te gaan;
uitbreiding en ontwikkeling der coöperatieve
en andere ten algen, eenen nutte werkende
bouwyereenigingen, ook door openbare ondersteuning.
Met dit alles wordt beoogd het verkrijgen
Van een ruimer aanbod van goede en goedkoope
ONZICHTBARE WREKERS,
3) DOOB
STEFANOTIS.
Ala ze daar zijn, ziet de oppasser schuw om
zich heen, met innerlijken afkeer luisterend
naar de geluiden die hem overal vervolgen,
zoodra hjj alleen is ... korte, vreemde tikken,
harde kloptohen, spotlachen EU en dan, die
hem het benaü*end gevoel geven, dat hij voort
durend omringd is door n of meer wezeis, wier
bestaan hij vóór dezen nooit had vermoed. Hij
voelt dat ze hem sarren met ds hoorbare
bewijzen van hun nabijheid, dat ze hem geen
oogenblik rust gunnen sa zijn duistere daad.
En niets ziet h\j, nooit heelt hij kunnen ontdek
ker), wat de eigenlijke oorzaak is van al
dat gedruisch, en dat maakt zjjn woede en
weerzin nog grocter tegen het slachtoffer van
zijn wraaklust, dat hij van alles beschuldigt.
Nu de heeren blijven stilstaan en hij dus
gedwongen is dit ook te doen, luistert bij scherp
of hij niets hoort van de hem zoo welbekende
geluiden. Neen, 't blijft alles stil. Het schijnt
dat de gevloekte, ongeziene plaaggeesten, die
hem het leven zoo zuur maken, zich niet doen
booren zoolang anderen bij hem zijn.
Geen mensch weet van die geluiden,
dan alleen z'ri vrouw en de oudste kinderen.
Maar die durVën er niet over beginnen; ze
zijn bang dat ze uitgelachen zullen worden.
Zij welen ook niet wat hun vader gedaan heeft
en dat 't geklop en getik pas begonnen is na
Toderdft's dood; 's Nachts spookt 't kompleet in huis,
't is of ze den heelen rommel afbreken ... een
gegooi on gesmvjt dat je denkt alles aan
gruizelementen te zullen vinden, en als ja gaat
kijken, is 'r niks niemendal. Probeer je dan te
slapen, dan begint 't opnieuw. Z'n vrouw slaapt
'r meestal doorheen. Ze heeft ook 'n gerost
geweten ... maar hij...
Dan 't plotselinge toornen over dat verlies
van z\jn rust, zijn slachtoffer beschuldigend als
eenige oorzaak van al die ellende.
Vervloekte bliksem l heb je me nog r iet
genoeg getreiterd bij je leren ? Moet 't zoo
nou eeuwig duren ?" mompelt hij in zichzelf;
dan bezint hij zich dat hij niet allén is, de
dokter spreekt hem toe.
Ei} héft niet verstaan wat hem gevraagd
werd ; dédokter herhaalt zijn vraag, en Jansen
geeft onderdanig antwoord.
Voor '{ oogenblik althans gerustgesteld dat
woningen, alsmede eene verbetering van het
hypothecair crediet.
Naast bovengenoemde practische maatregelen
hebben echter de openbare machten ook nog
een andere taak te vervullen, welke in Int
algemeen gekenschetst wordt door de om
schrijving, dat alle op het grondvraagstuk be
trekking hebbende wettelijke of administratieve
maatregelen de belangen van den bewoner
moeten bevorderen en niet die van den eigenaar.
Om die reden mag de uitleg der steden niet
langer als een particuliere aangelegenheid der
bouwondernemers worden beschouwd, inzonder
heid met het oog op de wenschelijkheid, van
Wat de ontwerper noemt de stad^verjonging of
kleinere decentralisatie, waaromtrent hieronder
nog eenige bijzonderheden volgen.
De gemeentelijke grondpolitiek behoort zich
vooral te laten leiden door den weasch, de
stijging der grondp ijzen zooveel mogelijk tegen
te gaan, waartoe een ruim ainbod van gemeen
telijk grondgebied op niet te bezwarende voor
waarden het meest doeltreffende middel wordt
geacht. De gemeenten behooren zich daarom
zooveel mogelijk den eigendom te verzekeren
der gronden, die voor siadsuitleg het eerst in
aanmerking komen, en deze nimmer te ver
vreemden. Uitgifte in erfpacht wordt aanbe
volen. Voorts dient de particuliere bouw te
worden aangemoedigd, waarbij in het bijzonder,
op grootere vrijheid van straataanleg en verlof
om aan voorloopig aangelegde straten te bouwen
aangedrongen wordt. Ook de bouwverorde
ningen kunnen hieraan dienstbaar worden ge
maakt. De Staat behoort naast het oefenen
van invloed of de handelingen der gemeente
besturen vooral door middel van belasting
heffing in de goede richting te werken, waarbij
eene belasting op de waardevermeerdering van
den bodem als nieuw te taffen maatregel wordt
aanbevolen, terwijl voorts de verkoopwaarde in
stede van de opbretgst als maatstaf van htfïig
behoort te worden aangenomen. Eene betere
regeling der taxitieztl hiermede gepaard moeten
gaan. Orerigens moet ook langs den weg van
ontwikkeling van het erfpachtsrecht alsmede
door eene doelmatige exploitatie van het
domeinbezit (vettiiggioLden) aan de vraag naar bouw
terrein voor goede en goedkoope woningen
worden tegemoet gekomen.
Ook de bepalingen van het burgerlijk recht,
die betrekking hebben op de huurovereenkomst,
alsmede op de gerechtelijke uitwirnuag, behoeven
herziening in dezen zin, dat aan den huurder
meerdere rechten tegenover den eigenaar worden
toegekead, waarbij echter alleen jets valt te be
reiken met voorschriften, die eeu dwingend
kartkter hebben. Ten einde huurders in deze
met raad en daad ter zijde te staan, wordt de
oprichting aanbevolen van stedelijke bureaux
van informatie in woningaangelegenbeden, welke
ook als woningbeurzen zouden kunnen optreden.
De voor particuliere krachten te verrichten
taak wordt bebalve in wetenschappelijken ai beid
hoofdzakelijk gezocht in de opvoeding der be
volking, opdat deze de groote beteekenis eener
goede woning beterleere schatten, waarbij wenken
behooren te worden gegeven op de bewoning en
het onderhoud der huizen betrekking hebbende.
Ook de ontwikkeling van eenvoudige kunstbe
grippen in verband met den bouw der woningen,
net geven van wenken, betrekking hebbende op de
het best voor toepassing in aanmerking komende
bouwmaterialen, aanleg van proeftuinen en
dergelijke zou hieriiiele gepaard moeten gaan. Een
en ander zou behalve van de woniugsinspectie
behooren uit te gaan van de ten algemeenen
nutte werkende bouwvereenigingen, welke voor
bijzondere ondersleunirg van overheidswege in
aanmerking behooren te komen, waartos ook
wijziging en uitbreiding der wettelijke bepalingen
op de coöperatie in overweging dient te worden
ganomen. Bjstrijd ng van den bouwzweadel
zou hiermede gtpaard moeten gaan.
De bovengebezigde uitdiukking
j,stadverjonging" heeft betrekking op de vestiging der
stadabevolkirg iu aan de grco'.e steden grenzende
buitengemeenten, wat als kleine decentralisatie
wordt aaageduid, vermoedelijk in tegtnstell 11»
met de maatregelen ter bevorderiig van den
terugkeer der stedelijke bevolking naar het platte
land, hetwelk ech'er als onderdeel van het groote
agrarische vraagstuk in dit program niet in bij
geen geluiden hem nu verbolgen, gaat hij achter
de beide heeren het vertrek uit.
Dan eensklaps wordt hij vuurrood.
Daar was 't weer, dat sarrend lachen,
tarrender dan ooit, vlak aan zijn oor.
Een vloek mompelend trekt hij de deur
hard achter zich dicat.
De anderen schijnen niets gehoord te hebben.
Op eenigen afstand volgt Jansen hen, ver
zonken in gedachten; nijdige, vreesachtige
wanhoopsgedachten . .. zija trouwe geleiders nu
bij lederen stap dien hij doet; op ieder oogen
blik dat hij wakker is, hem wekkend uit den
slaap, hem ontstelend alle rust, hem vervol
gend met demonische volharding.
Z'n vrouw heeft er 'n doekoen bijgehaald .. .
die nonna's zijn allemaal krek eender met 'r
bijgeloof en 'r vertrouwen dat zoo'n
kampongvent 'r wat van af weet. Hij heelt 'r d'r gang
maar laten gaan ... 'r overtuigen dat 't alle
maal gekheid is en niks niemendal helpt, kan
ie toch niet. De doekoen heeft wat van dat
goed in 'n potje met vuur gebrand, en wat
gebeden gepreveld, en gezegd dat 't orang
aloes" zijn die daar iederen nacht dat helsch
lawaai schoppen. Toen ie wegging zei die dat
't nou wel uit zou wezen. Jawel... 's nachts
begon 't lieve leren weer... nog veel harder zou
ie haast zeggen. Z'n vrouw riep de doekoen
weer; toen begon dezelfde komedie van vuilig
heid branden en gebeden prevelen, totdat 't 'm
begon te vervelen en hij de kerel 't huis heeft
uitgetrapt, 'c Is om zelf gek van te worden.
Da dokter zegt Jansen nu dat hij wel aan
zijn bezigheden kan gaan, dat hij hem niet
meer noodig heeft.
Beleefd groetend verwijdert de verpleger zich.
Maar nu hij met haastigen stap de galerijen
doorloopt, weet hij dat zijn plaaggeesten hem
weer nabij zijn. De welbekende kloptonen zijn
hoorbaar, vlak boven zijn hoofd... uit den
muur komend waarlangs hij gaat... soms op
twee, drie verschillende plaatsen tegelijk ...
hem benauwend met het voor hem onoplosbare
raadsel, hoe dat kan, -«at hem daar sart en
vervolgt zonder ophouden ...
Woedende vrees, heeft voor 't oogenblik
de oveihand boven weerzin en ergernis, zij
banevelt zijn zoekenden blik ... doet hem de
sterke handen tot vuisten ballen in een krank
zinnigen lust die steenen muren te vernielen,
dat zinken dak neer te halen, om eindelijk uit
te vinden wat de oorzaak is van dat geheim
zinnige doen ... te weten te komen, wie ze
maken, die hem en hém alleen vervolgende
geluiden...
* *
*
Orer 't maanlichte erf voor zijn woning, loopt
Jansen met wijde, gehaaste stappen en
schuwzonderheden wordt uitgewerkt. Die
stadverjonging zou moeten worden aangemoedigd, door
laogsden weg der bouwverordening te bevorderen,
dat deze buitengemeenten een vriendelijker aan
leg verkregen, dan in da stadscentra mogelijk
is, waartoe vooral htt bouwen van vrij staande
huizen met tuinen in aanmerking komt. Voorts
zou zorg moeten worden gedragen dat de
voordeeler, die het verblijf in de steden voor de
minder bemiddelden afwerpt, ten opzichte van
armenzorg, ziekenverpleging en dergelijke, ook
in die buitengemeenten konden worden genoten.
Tegen de vestiging ven fabrieken aldaar zou
tehooren te word»n gemaakt, terwijl de ver
plaatsing van eventueel reeds bestaande ir>
ric'jtingen zou moeten worden bevorderd door
daartce van staatswege elders terreinen beschik
baar te steller. Een goede ontwikkeling van
verkeersmiddelen tusschen centrum en buiten
wijken zou hiermede gepaard moeten gaan,
waartoe de exploitatie daarvan in handen der
gemeenschap moet berusten. Hierbij moet de
gedachte voorzitten, dat de aanleg van verkeers
middelen Liet moet wachten tot de behoefte
daaraan blijkt, doch dat deze juist het verkeer
moeten mogelijk maker, waarbij nochtans zal
dienen gezorgd te worden, dat eerst maatregelen
worden getrcffen, die eene goede bebouwing
waarborgen, daar anders Let sch> ppen van slech e
toestanden ook in daarvan nog vrij ge'ileven
wijken door die verkeersmiddelen in de hand
zou kunnen worden gewerkt.
Als organen, waarvan alle boven geschetste
maatiegelen zullen moeten uitgaar, wordt in
de eerste plaa's gedacht aan een
Rijkswoiiingcollege, benevens nrnistrieele afdeelingen voor
woniugaangelegenheden bij de afzonderlijke staten,
voorts woninginspecteurs e n gemeentelijke
woningbeambten, openbare wonirgbanken,
scheidsgerechten in huuraangelfgenheci^n, alsmede staats.
commissarissen, in bet bijzonder belast met de
uitvoering van aiaatregelen in het belang der
sladsverj'üging. Daarnaast zouden dan particu
liere vereenigicgen, hetzij bouwvereemgingen,
hetzij acdere ten algemeene nutte werker.de
corporaties hunne diensten kunnen verkenen,
terwijl ook het voortbestaan eener centrale
vereenig ng in deri geest van den Verein
lleicksWahnungsgesetz wenschelijk wtrit geacht.
De functies, die deze verschilltnde organen
zouden hebben uit te oefenen, zijn in liet boven
st aaride reeds voldoende omschreven.
Ten opzichte van het vraagstuk der huisvesting
van de landelijke bevolking wordt in hoofdzaak
verwezen naar een la'er ter band te nemen
regeling der agrarische kwestie. In afwachting
daarvan zouden enkele der voor de staden.
geldende maatregelen, als woningssnsp^ctie, her
ziening der bouwverordeningen het mff;n vai
voorzorgen in het belar g der hygiëne, bevordering
van het gebruik van goede bouwmaterialen en
dergelijke goede diensten kunnen bewijzen.
In het bovenstaande is de inhoud van het
program in hoofdzaak weergegeven. In een
volgend opstel denk ik nog eenige belangstelling
te vragen voor enkele beschouwingen, waartos
die inhoud mij aanleiding geeft.
C. v. D.
IIIIIMIIIIIIHIIMIIIIIIllllltllIlllllllltlII
IIMIMIIMIIIIIIMHHIIMII
MïizieldieoorileüiQp.
A. H. AJIOEY. Und Morgen wird es Fiiïling
sein I Herbst. Op 46 No. 3 en 2. Zwei
Lieder von L, Rafael für eine liefere
Slimme met Klavierbegeleitung. Gebr.
Wagenaar, Arnhem
KOR KUILER In Mei. Op 16 No. 1. gedicht
van Helene Swarth. Centrale
Muziekhandel (L Bokelman) Zwolle.
EMILE VON BRCCKEN FOCK. Li lune blanche,
Poésie de Paul Verlaine chant et piano,
ditée par »la Vie Musicale1' Journal
Hebdomodaire, Paris.
glurende blikken, die hem het uiterlijk ?an een
vervolgde geven.
't Is reeds laat, en de oppasser is vermoeid
van een dag zwarcn arbeid; vermoeider nog
door dat voortdurend ingespannen luisteren, dat
pijnlijk afwachten, wanneer het even stil is om
hem heen, van het zich i ijdig en bevreesd
maken wanneer de onzichtbare wrekers naast
en boven hem dreigen of waarschuwen.
Jansen verlangt naar rust en wenscht den
avondmaaltijd reeds afgeloopen, dat bij slapen
kan ... en vergeten.
Hij meert nu wel te kunnen slapen, hij is
zoo dood-cp !
Hij gaat zijn huia binnen, de voorgalerij door,
waar niemand is om hem te begroeten ; naar
achteren waar stemmengegons, het harde neer
zetten van schalen en borden hem zeggen, dat
inen slechts op hem wacht met eten.
Zijn vrouw ziet bij zijn binnenkomen niet op
van haar bezigheid, de borden vol te tcheppen
met rijst voor de kleinste kinderen Ze neemt
alleen notitie van zijn thuiskomst, door een kort
bevel in 't Maleisch, aan de nog spelende kin
deren, om eerst aan tafel te komen.
Zor.der groet zet Jansen zich op zijn
plaats aan tafel; ziet knorrig naar de kleinen
die luidruchtig spelen en kibbelen, snauwt hen
toe dat ze stil zullen zijn, want dat vader moe is.
Luid krassend met de stoelpooten over den
steenen vloer, gehoorzaamt het woelige troepje
aan moeders herhaald bevel om aan tafel te gaan.
Even r.og wordt het gekibbel tu3schen twee
zusjes op fluistertoon voortgezet, met een schuw
kijken naar vader.
Een booze opslag van diens oogen naar hun
kant; dan opeten de kindermondjes zich alleen
nog maar om te eten.
De moeder zit zwijgend, met haar onver
schillig, lusteloos gezicht, ziet geen enkele maal
haar man aan, spreekt hem niet toe. Nu en
dan berispt ze n der kinderen of beknort de
dienende baboe als deze iets vergeet.
Ook de kinderen zijn nu allen stil, gedrukt
als ze doorgaans zijn in vaders nabyheid, door
zijn boos, lijdend gezicht, zijn snauwerig ver
bieden.
Een poos lang wordt niets gehoord dan 't
tikken van vorken pp borden, 't luide smak
ken der kindermondjes.
O per allen ligt een ban van oneenigheid,
onverdraagzaamheid en wrevel, die het samenzijn
tot een kwelling maakt.
Jansen heeft 't eerst zijn bord leeg. Zonder
te wachten totdat de anderen met eten gedaan
hebben, zonder nachtgroet, schuift hij zijn stoel
van tafel en gaat met gebukte houding de achter
galerij uit. Een oogenblik later zegt het
nesrvallend geluid van driftig uitgeschopte
schoeLEO MICHIELSEN. Zwei Lieder far
Frauenstimme en Drei Lieder. De Algemeene
Muziekhandel, Amsterdam.
ADELIK FEEMIN. Deutsche Lieder
Niederliindischer Meister. G. U. van Eek,
's Gravenbage.
WILLEMSFONDS Nederlandsche zangstuk
ken met klavierbegeleiding van ver
schillende componisten. Negentiende
reeks van tien liederen. J. Vuylsteke,
Gant.
Gilijk steeds in de zomermaanden, is de
stapel muziek, die op een bespreking wacht,
tot eea aanzienlijken omvang gewassen en ook
ditmaal zijn het liederen, welke onze compo
nisten in hooge mate schijnen aangetrokken
te hebben.
DJ Arnhamsche componist Amory geeft ons
in de twee nummers van zija
zea-en-veertigste opus, mooie, breede gezangen, die uit
muntend den tekst weergeven. Het eerste stuk
begint met een aanhef »im Zaitmass eines
Trauermarsches", welke volkomen goed den
eersten versregel »Sie haben ihn zu Grab
getragen" voorbereidt. De begeleiding en de
zangstem zijn beiden van edel gehalte en
treffend van steaimirg. In het middengedeelte,
bij de woorden >Hoch, oben ruft dar L^uz:
es werd e l' had ik de laatste worden
eenigszins anders gedeclameerd willen hebben
breeder en met een muzikale cesuur. Het
slot is wederom heel mooi van toon. Ojk
het tweede lied »Herbst'' ia voornaam van
karakter en volkomen in overeenstemming
met de beteekenis der stemmingsvolle woorden.
Ik acht op. 46 van Amory een aanwinst voor
onze liederen-litteraiuur. Onze zangers en
zangeressen die over een expressieve
middenstem beschikken, wil ik gaarne attent maken op
deze liederen.
Met »In Mei", n dier fraaie, welluidende
gedichten waarmede Hel. L'ipidoth Swarth ons
voor.durend verblijdt, bewijst Kor Kuiler dat
hij gestadig voorwaarts streeft. Ditmaal heeft
hij zijn melodie met een schitterende begelei
ding omgeven, die wel niet gemakkelijk maar
zeer datkbaar voor den pianist is. Of daar
mede r.u steeds de geest der wooiden wordt
weergegeven ? Waar sprake is van vogelgekweel
en ritselend riet zeker wel; maar het maakt
een eenigszir.s vreemden indruk de woorden
»'k lig onbeweeglijk in 't bloeiende gras" be
geleid te zien met dartele en snelle arpeggio's.
Overigens verdient hst streven naar eenheid
in melodiebouw waardeering.
Mejufr'rousr Bardenis van Bjrlikom heeft
reeds vroeger hare groote bewondering voor
den bagaat'Jen componist Eoaile v, Bi-ucken
Fock getoond, door hier en daar artikelen
te schrijven, waarin zy de a indacht vestigt op
's componisten liederen. IQ het nummer van
12 Maart van het weekblad Li vie Musicale
heeft zij een goed geslaagde beschrijving ge
geven van 's componisten acht liederen, die
vroeger reeds door mij besproken zijn, Von
Brucken Koek doet deze bijdrage vergezeld
gaan van een lied »la lune blanche" waarin
hij weder op hoogst a tistieke en moderne
wyze het pcëtische vers van Verlaine illustreert.
Vooral de melodierinding bij de verschillende
varianten der diverse strophen is zeer schoon
en de harmoniseericg is ryk en interessant.
Het lied verdient een ander lol dan gewoonlijk
aan een iijdsciirift len deel valt, n.1, na de
kennismaking Ier zijde te worden gelegi.
Ia L<?o Michielsen geloof ik een jong lyrisch
componisl Ie mogen begroeten, die toegerust
is met muzikaal talent en met fijnen zin om
de dichterlijke ii lesses van een vers muzikaal
te schilderen. Wol vindt men in het eerste
lied »G!üek" (op woorden van Otto Ernsl)
een breedheid m de bewerking der begeleiding,
weike het mï/e van den tekst dreigt te ver
drukken; daarvoor is echter de zargpartij weer
losser behandeld en vooral zeer goed gedecla
meerd. In het»Schlummerliedchen"(vanRichard
Leander) heeft de componist een zeer geschikt
gebruik gemaakt van een asrdi? begeleidings
motief. Een mooie intentie heefc de componist
zich laten ontgaan, door geen verband aan te
brengen tusschen de regels »ein sclcnen Gruss
vom lieben G»tt" en »Bring wieder einen Gruss
nach Haus'' benevens de tweemalen
voorkoiiimiiiiiimiimiiimimiiiriiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiii
ren, dat hij zich te bed begeeft.
Nu zijn aanwezigheid hen niet meer angstig
doet zwijgen, beginnen de zusj >s opnieuw te
kibbelen, schreeuwt het jongste broertjs omdat
een ander zusje hem geknepen heeft, wordt
het eensklaps rumoerig en druk.
Maar vaders vloekende atem uit de slaapkamer
werkt opnieuw als een domper op de kriesverige
levendigheid der kinderen ; alleen 't geknepen
broertje huilt dreiuerig door.
Weer wordt vaders stem gehoord, die zijn
vrouw een vloekend verwijt maakt, of ze niet
kan zorgen dat 't stil is ... dat hij slapen wil.
Dan tilt de moeder, nijdig eensklaps, het
dreinende kiiid u^t zijn btoel, en brengt 't
naar bed.
Als ze terugkeert beveelt ze de andere kin
deren dat ze zullen gaan slapen.
Nog een poos wordt het kibbelen der beide
zusjes op fluistertoon in bed voortgezet,
zeurdreint het slaperige broertje Eindelijk zwy'gen
ook die geluiden en heerscht diepe stilte in
Jansens woning.
Hij slaapt, doodmoe, een diepe, droomlooze
slaap. Kutt en donkerte in de verschillende
kamers ; alleen in de kamer waar de kinderen
slapen brandt een klein nachtpitje.
Jansens vrouw ligt met open oogen te staren
in het duister, luisterend naar z'n zware
aiemhalicg; terwijl ze zich afvraagt of de orang
aloes" hem dezen nacht met rust zullen laten.
Dan keert ze zich op zijde, denkt gerust
gesteld dat 't haar weinig hindert, al maken
ze nog zoo'n leven. Een oogenblik later bewijst
haar rustige ademhaling dat ook zij is ingeslapen.
En alsof hierop slechts gewacht is, klopt het
eensklaps boven in de houten zoldering, binnen
de muren dicht bij Jansens bed. Eerst licht
aantikkend hier en daar, als om de slaapster
niet te wekken. Dan luider opklinkend met
korte, harde slagen, verward dooreen, zelfs
opstijgend uit den vloer, in langgerekte, scherpe
kraVingen in de meubels.
Jansen ligt op den rug. luid snurkend met
open mond ; de verschillende uitdrukkingen van
woede, angst en weerzin, waarvan zy'n gelaat
in wakenden toestand zoo onmiskenbaar de spo
ren draagt, zijn nu in den slaap nog verscherpt.
En boven en rondom hem schijnen levénlooze
voorwerpen met mysterieus leven bezield ...
nemen de geluiden toe in kracht en vlugheid...
is de nachtstilte op onverklaarbare wijze ver
broken.
Een dreunende bons als het vallen van een
zwaar voorwerp, gevolgd door het kletterend
geluid van brekend glaswerk, doffe slagen, als
werd raet krachtige vuist op houten voor
werpen gebeukt.
Jansen ontwaakt l In angstige spanning ligt
mende phrase »es stecke keins die Beinchen
raus unter seine Deck e". Ware hier een of
andere gemeenschappelijke melodiewending aan
wezig geweest o£ een uniforme begeleidings
figuur opgetreden, dan zou zulks de eenheid
in de compositie belangrijk verhoogd hebben.
De as in de vijfde maat moet gis wezen.
In »der Seligen Furcht" van A. Gaiger heeft
de componist een breede, fraaie melodie in
rustige sextolenbeweging met zelfstandig
gevoerden melodieusen klaviorbas gegeven. Het
is jammer dat in Heine's lied >Nocht liegt auf
den fremden Wegen" in de negende en tiende
maat een paar onhandigheden voorkomen;
vooral de octaven tusschen bas en zangstem
(van a tot bes) kunnen er niet mee door;
anders zou ik dit lied als het rijpste en best
geslaagde aanmerken, Hat laatste nummer »Dar
Preis" is frisch en schwungvol in levendige
beweging. Al zyn nu de se liederen van
Michielsen nog niet allen even rijp, er spreekt
talent uit en daarom wil ik de liederen gaarne
aanbevelen en dea componist aanmoedigen tot
verder arbeiden.
Da liederen van Adelin Fermin richten
zich blijkbaar tot het groote publiek; zij
zijn op effact berekend en missen diepte.
Zij moeten met pathos worden voorgedragen,
zoo ongeveer als de liederen van wylen Küolien
en Abt en zijn dan zeker van een dankbaar
publiek. Ik bad eigenlijk gedacht dat dit genre
reeds dood was en begraven. 0?er een paar
harmonische ongerechtigheden in maat 7 9
van het tweede en in maat 11 van het derde
lied zal ik den componist maar niet te hard
vallen.
Het Willemsfonds te Gent heeft zich raeds
sinds j»ren bezig gehouden met het uitgeven
van verzamelingen liederen van Noord- en
ZuidNederlansche meesters. Ik herinner jnij menig
lied uit het Willemsfonds, dat zich in een groote
populariteit mocht verheugen; b.v. het be
roemde »Ik ken een lied" van Willem de Mol,
hetwelk reeds meer dan vijf en twintig her
drukken beleefde, »Twee kerelen" en »Pachter
Jan" van Banoit, «Pailips van Artevelde" van
Gavaert, en verschillend^ liederen van onze
Noaid- Nederlandache componisten Hol, Nicolai,
Cith. v. R «mes, Brandts Buys enz. enz.
Thans ligt de negentiende reeks voor mij. Mij
dunkt dit getal spreekt meer dan een dorre
opsommitg van componisten, of dichtercamen
ot titels vsn liederen. liet is duidelyk, dat bij
een zoo groot aantal bundels en een zoo enorm
aantal muziekstukken, alle nummers rieteven
belangrijk kunnen zijn. Toih kon de com
missie, ie beUist over de opname der liederen,
af. en toe nog strenger zijn in hare eischen.
Zoo meen ik dat de «MoederzanR" van Paul
d'Acosta en «Slape, Slape Doe" van G. Antheunis
niet in aanmerkiag hadden behooren te komen
voor den bundel. Hat eerste stuk is geheel
diletlanlisch in zija factuur en het tweede
is nuchter-eenvoudig.
Eerstgenoemde componist was mij onbekend.
Antheunis echter heeft veel beter werk gele
verd. Ojk het derde nummer, van Moeremans
»Jeugd en liefde" op woorden van Ta. Cjopmans
is, hoewel beter dan de beide reeds genoemde
liederen, nog niet rijp gecoeg voor dez<m
bundel. Vooral de declamatie is slecht verzorgd.
IQ dit opzicht heeft ook Cjrn. v. Oosterzee
zich schuldig gemaakt aan een paar fouten,
die men van een zoo fijngewelend kunstenares
niet zou verwachter, stijven mij is de lucht
als een lief gelaat" wordt door da componiste
gedeclameerd met het accent op is; ever.zoo
sluit ik bij de woorden »Ei binnen in mij
woidt het nu zoo stil'' op een valsch accent
op het woordje in. Blijkbaar heeft de com
poniste de declamatie opgecffird aan de mooie
melodie die zij heeft gevonden en die, in haar
cobelen stijl, overigens een voornaam
weldadigen indruk maakt.
»De eerste kus" heet het gedicht van Fr.
de Cort, waarop vroeger Jan B andts Buya
zijn bekend lied heeft gecomponeerd en dat
thans ook den G3Etschen toondichter Emile
Mathieu heeft gtïaspireerd tot compositie.
Mathieu heeft bij de wojrden een echt schil-'
derende, beschrijvende muziek gecomponeerd,
met een karaktervolle pianobegeleiding. Uit
alles blijkt dat de toondichter van alle aardige
iimiiiiniiiiMNiiiiiftiiiiiiiiimiitmuiiMe
hij te luisteren naar het rumoer, dat zich
iederen nacht heraaalt, dat hem geen nacht
rust schijnt te gunnen.
Hij richt zich op, steunt op zijn elleboog, en
tracht weer uit te vorschen wie hem wekten.
Want 't moet op natuurlijke wijze te verklaren
zijn, aan geesten gilooft hij niet.
Het geraas komt uit de achtergalerij. Vloe
kend springt hij 't bed uit, neemt een stok,
die steeds Bereed staat, en sluipt
op bloote voeten caar de plaats, waar het
rumoer het hevigst is. Met een ruk opent hij
de deur ; alles is eensklaps stil. Niets dan bleek
maanlicht stroomt in breeden lichtvloed de
achtergalerij binnen, waar alles ordelijk en
onaangeroerd staat... met in de hoeken don
kere schaduwen ... van le?ende wezens geen
spoor.
Jansen gaat raar bulten, den stok stepig in
de hand geklemd.
Hij laat geen plekje ondoorzocht; nu knielt
hij om onder den divan te zien; dan sluipt
hij voorzichtig vooruit en doet met den stok
een woesten slag in den blinde, naar een don
keren hoek.
Zïlf een onrustige geest gelijkend, zoekt hij
in 't rond, met machtelooze woade in 't hart
en gesmoorde vloeken op de lippen. .. . totdat
hij overtuigd is dat al zijn zoeken te vergeefs
is en blijft... dat die onruststokers bij dagen
nacht hem steeds te slim af zijn.
Dan gaat hij weer naar binnen, gooit de
deur nijdig in 't slot, valt kreunend neer naast
zijn vrouw, wie al 't rumoer niet heeft kun
nen wekken.
Nauwelijks ligt hij, of het gevloekte geraas
in de achtergalerij begint opnieuw, heviger no
dan daarstraks.
Zinnend hoe aan dat alles een einde tema
ken, onrustig woelend, wacht Jansen totdat de
morgen komen zal, en daarmee voor hem, bij
tusscheupoozen althans, kortstondige rust. '
Zilverblank maanlicht rust in breede vlekken
op den steenen vloer der open achtergalery,
van waaruit het onverklaarbaar rumoer den
luisterende in zijn bed onophoudelijk blijft
kwellen.
Zilverblank maanlicht stroomt zacht op strui
ken en boomen en glanst, als het symbool van
vrede boven op het dak, waaronder een zoo
verbitterend leed, geboren uit wroeging en
wraaklust, wordt geleden door n, voor wien
geen vrede meer mogelijk schijnt.
volgt).