De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 19 juli pagina 3

19 juli 1903 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

Nb. 1360 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. en de afzonderlijke sla'en als de provinciale en gemeentelijke besturen hierbij een tsak te ver vallen, anderzijds behoort een beroep te worden fedaftn op de medewerking van alle part'culiere metten; van wie in deze eenige hulp kan worden verwacht. De algemeene leiding behoort daarbij echter aan het Rijk te verblijven, dat inzonderheid heeft téBargen voor eene syste matische verdeeltng van aen arbeid. Als orgaan *ftn deze leiding wordt ten Rijkswoningscommissie verlangd, die in de eenta plaats zal hebben te zoïgen voor het vaststellen van een algemeen program van werkzaamheid. Bij de te treffen maatregelen moet in het oog worden gehouden, dat het gebeele tot eece oplossing te brengen vraagstuk zich splitst in twee belangrijke onclerdeelen, naarmate er sprake ia= van de huisvesting der stedelijke (iadnstneelf) of der landelijke bevolking, al zu)l;n ook deze beide onderdeelen in menig opzicht met elkacder Verband houden en datgene wat ten behoeve der eene groep verricht wordt, zijn invloed ook dikwijls op de andere doen gevoelen. Waar ietueschen de huisvesting ten platten lande deel uitmaakt van het geheele agraihche vraagstuk, ook ia verband met den trek naar de steden, kan met het nemen van maatregelen ten behoeve van verbetering van stedelijke wotingtoestanden niet gewacht worden, tot al'e wenschelijk ge achte agrarische hervoimingen tot s* and gekomen zij D. Evenmin mag het eerste afhankelijk gesteld worden van eene algemsene verheffiig van den eeonomischen toestand der miögegoeden al mag niet uit het co* worden verloren, dat dit als een noodzakelijke voorwaarde voor blijvende ver betering moet worden beschouwd. B.j de verdere uitwerking van het program wordt uitgegaan Van de gedachte, dat de snelle vermeerJerirg der stedelijke bevolking, waarfan uitschland in dé' laatste jaren getuige is geweest, zich ook in de toekomst zal blijven dcen gevoelen. Waar door de te nemen maatregelen veelal particuliere belangen zullen worden geschaad, wat ia ei.kele gevallen tot onbillijkheden althans tot hardheid zou kunnen leiden, wordt de mogelijkheid voor zien, in zulke gevallsn eetijje schadeloosstelling te' verleenen, waartoe een deel der gelden zouden kunnen bts'emd worden, welke door een betere belasting der grondwaarde, inzonderheid der waardevermeerdering in de schatkist zullen Vloeier. Zoodanige schadevergoeding moet echter altijd het karakter van een gun t behouden, waarop nimmer rechten aanspraak kan worden gemaakt. Du maatregelen welke speciaal voor verbetering van stedelijke wonirgtoestanden worden aanbe volen zijn als volgt in grove trekken omschreven: algemeene invoering eeter woningsinspectie voor kleinere woningen benevers invoering van zöieonteigening van bebouwde blokken om de opruiming van ongezonde stadsgedeelten mogelijk te maken; grondige herziening van alle bouwverorde ningen en bebouwirgèplanien; bestrijding der huurkazernes; bevordering van vlakke bebouwing door het stellen van gunstige voorwaarden voor d«n bouw van kleine woningen; onderscheiding tusschen verkeers- en woonstraten en in ver band daarmede het stellen van verschillende eischen, waaraan deze zullen hebben te voldoen ; tegengaan van opdrijving der grondprijzen; aanmoediging der bevolking, om zich in de buitenwijken te vestigen, door deze dóór aanleg van plantsoenen en dergelijke een vriendelijk aanzien te geven; oprichting van provinciale openbare woningbanken, welke als middelpunt van geldvertehaffiog en voorlichting kunnen d enen voor sdlen ten algemeenen nutte verrichten woning bouw; in afwachting daarvan ontwikkeling der Jandsverzelerings instellingen in deze richting. Daarnaast openbare staats-instellingen, welke tot taa-k hebben, in aanvulling van bet door deiden te veis'.rekken bouwciediet, in het iog bénoodigde deel der bouwkosten te voorzien; vestiging van gemeentelijke logementen, om het euvel der particuliere s'aap- en kostgangers tegen te gaan; uitbreiding en ontwikkeling der coöperatieve en andere ten algen, eenen nutte werkende bouwyereenigingen, ook door openbare ondersteuning. Met dit alles wordt beoogd het verkrijgen Van een ruimer aanbod van goede en goedkoope ONZICHTBARE WREKERS, 3) DOOB STEFANOTIS. Ala ze daar zijn, ziet de oppasser schuw om zich heen, met innerlijken afkeer luisterend naar de geluiden die hem overal vervolgen, zoodra hjj alleen is ... korte, vreemde tikken, harde kloptohen, spotlachen EU en dan, die hem het benaü*end gevoel geven, dat hij voort durend omringd is door n of meer wezeis, wier bestaan hij vóór dezen nooit had vermoed. Hij voelt dat ze hem sarren met ds hoorbare bewijzen van hun nabijheid, dat ze hem geen oogenblik rust gunnen sa zijn duistere daad. En niets ziet h\j, nooit heelt hij kunnen ontdek ker), wat de eigenlijke oorzaak is van al dat gedruisch, en dat maakt zjjn woede en weerzin nog grocter tegen het slachtoffer van zijn wraaklust, dat hij van alles beschuldigt. Nu de heeren blijven stilstaan en hij dus gedwongen is dit ook te doen, luistert bij scherp of hij niets hoort van de hem zoo welbekende geluiden. Neen, 't blijft alles stil. Het schijnt dat de gevloekte, ongeziene plaaggeesten, die hem het leven zoo zuur maken, zich niet doen booren zoolang anderen bij hem zijn. Geen mensch weet van die geluiden, dan alleen z'ri vrouw en de oudste kinderen. Maar die durVën er niet over beginnen; ze zijn bang dat ze uitgelachen zullen worden. Zij welen ook niet wat hun vader gedaan heeft en dat 't geklop en getik pas begonnen is na Toderdft's dood; 's Nachts spookt 't kompleet in huis, 't is of ze den heelen rommel afbreken ... een gegooi on gesmvjt dat je denkt alles aan gruizelementen te zullen vinden, en als ja gaat kijken, is 'r niks niemendal. Probeer je dan te slapen, dan begint 't opnieuw. Z'n vrouw slaapt 'r meestal doorheen. Ze heeft ook 'n gerost geweten ... maar hij... Dan 't plotselinge toornen over dat verlies van z\jn rust, zijn slachtoffer beschuldigend als eenige oorzaak van al die ellende. Vervloekte bliksem l heb je me nog r iet genoeg getreiterd bij je leren ? Moet 't zoo nou eeuwig duren ?" mompelt hij in zichzelf; dan bezint hij zich dat hij niet allén is, de dokter spreekt hem toe. Ei} héft niet verstaan wat hem gevraagd werd ; dédokter herhaalt zijn vraag, en Jansen geeft onderdanig antwoord. Voor '{ oogenblik althans gerustgesteld dat woningen, alsmede eene verbetering van het hypothecair crediet. Naast bovengenoemde practische maatregelen hebben echter de openbare machten ook nog een andere taak te vervullen, welke in Int algemeen gekenschetst wordt door de om schrijving, dat alle op het grondvraagstuk be trekking hebbende wettelijke of administratieve maatregelen de belangen van den bewoner moeten bevorderen en niet die van den eigenaar. Om die reden mag de uitleg der steden niet langer als een particuliere aangelegenheid der bouwondernemers worden beschouwd, inzonder heid met het oog op de wenschelijkheid, van Wat de ontwerper noemt de stad^verjonging of kleinere decentralisatie, waaromtrent hieronder nog eenige bijzonderheden volgen. De gemeentelijke grondpolitiek behoort zich vooral te laten leiden door den weasch, de stijging der grondp ijzen zooveel mogelijk tegen te gaan, waartoe een ruim ainbod van gemeen telijk grondgebied op niet te bezwarende voor waarden het meest doeltreffende middel wordt geacht. De gemeenten behooren zich daarom zooveel mogelijk den eigendom te verzekeren der gronden, die voor siadsuitleg het eerst in aanmerking komen, en deze nimmer te ver vreemden. Uitgifte in erfpacht wordt aanbe volen. Voorts dient de particuliere bouw te worden aangemoedigd, waarbij in het bijzonder, op grootere vrijheid van straataanleg en verlof om aan voorloopig aangelegde straten te bouwen aangedrongen wordt. Ook de bouwverorde ningen kunnen hieraan dienstbaar worden ge maakt. De Staat behoort naast het oefenen van invloed of de handelingen der gemeente besturen vooral door middel van belasting heffing in de goede richting te werken, waarbij eene belasting op de waardevermeerdering van den bodem als nieuw te taffen maatregel wordt aanbevolen, terwijl voorts de verkoopwaarde in stede van de opbretgst als maatstaf van htfïig behoort te worden aangenomen. Eene betere regeling der taxitieztl hiermede gepaard moeten gaan. Orerigens moet ook langs den weg van ontwikkeling van het erfpachtsrecht alsmede door eene doelmatige exploitatie van het domeinbezit (vettiiggioLden) aan de vraag naar bouw terrein voor goede en goedkoope woningen worden tegemoet gekomen. Ook de bepalingen van het burgerlijk recht, die betrekking hebben op de huurovereenkomst, alsmede op de gerechtelijke uitwirnuag, behoeven herziening in dezen zin, dat aan den huurder meerdere rechten tegenover den eigenaar worden toegekead, waarbij echter alleen jets valt te be reiken met voorschriften, die eeu dwingend kartkter hebben. Ten einde huurders in deze met raad en daad ter zijde te staan, wordt de oprichting aanbevolen van stedelijke bureaux van informatie in woningaangelegenbeden, welke ook als woningbeurzen zouden kunnen optreden. De voor particuliere krachten te verrichten taak wordt bebalve in wetenschappelijken ai beid hoofdzakelijk gezocht in de opvoeding der be volking, opdat deze de groote beteekenis eener goede woning beterleere schatten, waarbij wenken behooren te worden gegeven op de bewoning en het onderhoud der huizen betrekking hebbende. Ook de ontwikkeling van eenvoudige kunstbe grippen in verband met den bouw der woningen, net geven van wenken, betrekking hebbende op de het best voor toepassing in aanmerking komende bouwmaterialen, aanleg van proeftuinen en dergelijke zou hieriiiele gepaard moeten gaan. Een en ander zou behalve van de woniugsinspectie behooren uit te gaan van de ten algemeenen nutte werkende bouwvereenigingen, welke voor bijzondere ondersleunirg van overheidswege in aanmerking behooren te komen, waartos ook wijziging en uitbreiding der wettelijke bepalingen op de coöperatie in overweging dient te worden ganomen. Bjstrijd ng van den bouwzweadel zou hiermede gtpaard moeten gaan. De bovengebezigde uitdiukking j,stadverjonging" heeft betrekking op de vestiging der stadabevolkirg iu aan de grco'.e steden grenzende buitengemeenten, wat als kleine decentralisatie wordt aaageduid, vermoedelijk in tegtnstell 11» met de maatregelen ter bevorderiig van den terugkeer der stedelijke bevolking naar het platte land, hetwelk ech'er als onderdeel van het groote agrarische vraagstuk in dit program niet in bij geen geluiden hem nu verbolgen, gaat hij achter de beide heeren het vertrek uit. Dan eensklaps wordt hij vuurrood. Daar was 't weer, dat sarrend lachen, tarrender dan ooit, vlak aan zijn oor. Een vloek mompelend trekt hij de deur hard achter zich dicat. De anderen schijnen niets gehoord te hebben. Op eenigen afstand volgt Jansen hen, ver zonken in gedachten; nijdige, vreesachtige wanhoopsgedachten . .. zija trouwe geleiders nu bij lederen stap dien hij doet; op ieder oogen blik dat hij wakker is, hem wekkend uit den slaap, hem ontstelend alle rust, hem vervol gend met demonische volharding. Z'n vrouw heeft er 'n doekoen bijgehaald .. . die nonna's zijn allemaal krek eender met 'r bijgeloof en 'r vertrouwen dat zoo'n kampongvent 'r wat van af weet. Hij heelt 'r d'r gang maar laten gaan ... 'r overtuigen dat 't alle maal gekheid is en niks niemendal helpt, kan ie toch niet. De doekoen heeft wat van dat goed in 'n potje met vuur gebrand, en wat gebeden gepreveld, en gezegd dat 't orang aloes" zijn die daar iederen nacht dat helsch lawaai schoppen. Toen ie wegging zei die dat 't nou wel uit zou wezen. Jawel... 's nachts begon 't lieve leren weer... nog veel harder zou ie haast zeggen. Z'n vrouw riep de doekoen weer; toen begon dezelfde komedie van vuilig heid branden en gebeden prevelen, totdat 't 'm begon te vervelen en hij de kerel 't huis heeft uitgetrapt, 'c Is om zelf gek van te worden. Da dokter zegt Jansen nu dat hij wel aan zijn bezigheden kan gaan, dat hij hem niet meer noodig heeft. Beleefd groetend verwijdert de verpleger zich. Maar nu hij met haastigen stap de galerijen doorloopt, weet hij dat zijn plaaggeesten hem weer nabij zijn. De welbekende kloptonen zijn hoorbaar, vlak boven zijn hoofd... uit den muur komend waarlangs hij gaat... soms op twee, drie verschillende plaatsen tegelijk ... hem benauwend met het voor hem onoplosbare raadsel, hoe dat kan, -«at hem daar sart en vervolgt zonder ophouden ... Woedende vrees, heeft voor 't oogenblik de oveihand boven weerzin en ergernis, zij banevelt zijn zoekenden blik ... doet hem de sterke handen tot vuisten ballen in een krank zinnigen lust die steenen muren te vernielen, dat zinken dak neer te halen, om eindelijk uit te vinden wat de oorzaak is van dat geheim zinnige doen ... te weten te komen, wie ze maken, die hem en hém alleen vervolgende geluiden... * * * Orer 't maanlichte erf voor zijn woning, loopt Jansen met wijde, gehaaste stappen en schuwzonderheden wordt uitgewerkt. Die stadverjonging zou moeten worden aangemoedigd, door laogsden weg der bouwverordening te bevorderen, dat deze buitengemeenten een vriendelijker aan leg verkregen, dan in da stadscentra mogelijk is, waartoe vooral htt bouwen van vrij staande huizen met tuinen in aanmerking komt. Voorts zou zorg moeten worden gedragen dat de voordeeler, die het verblijf in de steden voor de minder bemiddelden afwerpt, ten opzichte van armenzorg, ziekenverpleging en dergelijke, ook in die buitengemeenten konden worden genoten. Tegen de vestiging ven fabrieken aldaar zou tehooren te word»n gemaakt, terwijl de ver plaatsing van eventueel reeds bestaande ir> ric'jtingen zou moeten worden bevorderd door daartce van staatswege elders terreinen beschik baar te steller. Een goede ontwikkeling van verkeersmiddelen tusschen centrum en buiten wijken zou hiermede gepaard moeten gaan, waartoe de exploitatie daarvan in handen der gemeenschap moet berusten. Hierbij moet de gedachte voorzitten, dat de aanleg van verkeers middelen Liet moet wachten tot de behoefte daaraan blijkt, doch dat deze juist het verkeer moeten mogelijk maker, waarbij nochtans zal dienen gezorgd te worden, dat eerst maatregelen worden getrcffen, die eene goede bebouwing waarborgen, daar anders Let sch> ppen van slech e toestanden ook in daarvan nog vrij ge'ileven wijken door die verkeersmiddelen in de hand zou kunnen worden gewerkt. Als organen, waarvan alle boven geschetste maatiegelen zullen moeten uitgaar, wordt in de eerste plaa's gedacht aan een Rijkswoiiingcollege, benevens nrnistrieele afdeelingen voor woniugaangelegenheden bij de afzonderlijke staten, voorts woninginspecteurs e n gemeentelijke woningbeambten, openbare wonirgbanken, scheidsgerechten in huuraangelfgenheci^n, alsmede staats. commissarissen, in bet bijzonder belast met de uitvoering van aiaatregelen in het belang der sladsverj'üging. Daarnaast zouden dan particu liere vereenigicgen, hetzij bouwvereemgingen, hetzij acdere ten algemeene nutte werker.de corporaties hunne diensten kunnen verkenen, terwijl ook het voortbestaan eener centrale vereenig ng in deri geest van den Verein lleicksWahnungsgesetz wenschelijk wtrit geacht. De functies, die deze verschilltnde organen zouden hebben uit te oefenen, zijn in liet boven st aaride reeds voldoende omschreven. Ten opzichte van het vraagstuk der huisvesting van de landelijke bevolking wordt in hoofdzaak verwezen naar een la'er ter band te nemen regeling der agrarische kwestie. In afwachting daarvan zouden enkele der voor de staden. geldende maatregelen, als woningssnsp^ctie, her ziening der bouwverordeningen het mff;n vai voorzorgen in het belar g der hygiëne, bevordering van het gebruik van goede bouwmaterialen en dergelijke goede diensten kunnen bewijzen. In het bovenstaande is de inhoud van het program in hoofdzaak weergegeven. In een volgend opstel denk ik nog eenige belangstelling te vragen voor enkele beschouwingen, waartos die inhoud mij aanleiding geeft. C. v. D. IIIIIMIIIIIIHIIMIIIIIIllllltllIlllllllltlII IIMIMIIMIIIIIIMHHIIMII MïizieldieoorileüiQp. A. H. AJIOEY. Und Morgen wird es Fiiïling sein I Herbst. Op 46 No. 3 en 2. Zwei Lieder von L, Rafael für eine liefere Slimme met Klavierbegeleitung. Gebr. Wagenaar, Arnhem KOR KUILER In Mei. Op 16 No. 1. gedicht van Helene Swarth. Centrale Muziekhandel (L Bokelman) Zwolle. EMILE VON BRCCKEN FOCK. Li lune blanche, Poésie de Paul Verlaine chant et piano, ditée par »la Vie Musicale1' Journal Hebdomodaire, Paris. glurende blikken, die hem het uiterlijk ?an een vervolgde geven. 't Is reeds laat, en de oppasser is vermoeid van een dag zwarcn arbeid; vermoeider nog door dat voortdurend ingespannen luisteren, dat pijnlijk afwachten, wanneer het even stil is om hem heen, van het zich i ijdig en bevreesd maken wanneer de onzichtbare wrekers naast en boven hem dreigen of waarschuwen. Jansen verlangt naar rust en wenscht den avondmaaltijd reeds afgeloopen, dat bij slapen kan ... en vergeten. Hij meert nu wel te kunnen slapen, hij is zoo dood-cp ! Hij gaat zijn huia binnen, de voorgalerij door, waar niemand is om hem te begroeten ; naar achteren waar stemmengegons, het harde neer zetten van schalen en borden hem zeggen, dat inen slechts op hem wacht met eten. Zijn vrouw ziet bij zijn binnenkomen niet op van haar bezigheid, de borden vol te tcheppen met rijst voor de kleinste kinderen Ze neemt alleen notitie van zijn thuiskomst, door een kort bevel in 't Maleisch, aan de nog spelende kin deren, om eerst aan tafel te komen. Zor.der groet zet Jansen zich op zijn plaats aan tafel; ziet knorrig naar de kleinen die luidruchtig spelen en kibbelen, snauwt hen toe dat ze stil zullen zijn, want dat vader moe is. Luid krassend met de stoelpooten over den steenen vloer, gehoorzaamt het woelige troepje aan moeders herhaald bevel om aan tafel te gaan. Even r.og wordt het gekibbel tu3schen twee zusjes op fluistertoon voortgezet, met een schuw kijken naar vader. Een booze opslag van diens oogen naar hun kant; dan opeten de kindermondjes zich alleen nog maar om te eten. De moeder zit zwijgend, met haar onver schillig, lusteloos gezicht, ziet geen enkele maal haar man aan, spreekt hem niet toe. Nu en dan berispt ze n der kinderen of beknort de dienende baboe als deze iets vergeet. Ook de kinderen zijn nu allen stil, gedrukt als ze doorgaans zijn in vaders nabyheid, door zijn boos, lijdend gezicht, zijn snauwerig ver bieden. Een poos lang wordt niets gehoord dan 't tikken van vorken pp borden, 't luide smak ken der kindermondjes. O per allen ligt een ban van oneenigheid, onverdraagzaamheid en wrevel, die het samenzijn tot een kwelling maakt. Jansen heeft 't eerst zijn bord leeg. Zonder te wachten totdat de anderen met eten gedaan hebben, zonder nachtgroet, schuift hij zijn stoel van tafel en gaat met gebukte houding de achter galerij uit. Een oogenblik later zegt het nesrvallend geluid van driftig uitgeschopte schoeLEO MICHIELSEN. Zwei Lieder far Frauenstimme en Drei Lieder. De Algemeene Muziekhandel, Amsterdam. ADELIK FEEMIN. Deutsche Lieder Niederliindischer Meister. G. U. van Eek, 's Gravenbage. WILLEMSFONDS Nederlandsche zangstuk ken met klavierbegeleiding van ver schillende componisten. Negentiende reeks van tien liederen. J. Vuylsteke, Gant. Gilijk steeds in de zomermaanden, is de stapel muziek, die op een bespreking wacht, tot eea aanzienlijken omvang gewassen en ook ditmaal zijn het liederen, welke onze compo nisten in hooge mate schijnen aangetrokken te hebben. DJ Arnhamsche componist Amory geeft ons in de twee nummers van zija zea-en-veertigste opus, mooie, breede gezangen, die uit muntend den tekst weergeven. Het eerste stuk begint met een aanhef »im Zaitmass eines Trauermarsches", welke volkomen goed den eersten versregel »Sie haben ihn zu Grab getragen" voorbereidt. De begeleiding en de zangstem zijn beiden van edel gehalte en treffend van steaimirg. In het middengedeelte, bij de woorden >Hoch, oben ruft dar L^uz: es werd e l' had ik de laatste worden eenigszins anders gedeclameerd willen hebben breeder en met een muzikale cesuur. Het slot is wederom heel mooi van toon. Ojk het tweede lied »Herbst'' ia voornaam van karakter en volkomen in overeenstemming met de beteekenis der stemmingsvolle woorden. Ik acht op. 46 van Amory een aanwinst voor onze liederen-litteraiuur. Onze zangers en zangeressen die over een expressieve middenstem beschikken, wil ik gaarne attent maken op deze liederen. Met »In Mei", n dier fraaie, welluidende gedichten waarmede Hel. L'ipidoth Swarth ons voor.durend verblijdt, bewijst Kor Kuiler dat hij gestadig voorwaarts streeft. Ditmaal heeft hij zijn melodie met een schitterende begelei ding omgeven, die wel niet gemakkelijk maar zeer datkbaar voor den pianist is. Of daar mede r.u steeds de geest der wooiden wordt weergegeven ? Waar sprake is van vogelgekweel en ritselend riet zeker wel; maar het maakt een eenigszir.s vreemden indruk de woorden »'k lig onbeweeglijk in 't bloeiende gras" be geleid te zien met dartele en snelle arpeggio's. Overigens verdient hst streven naar eenheid in melodiebouw waardeering. Mejufr'rousr Bardenis van Bjrlikom heeft reeds vroeger hare groote bewondering voor den bagaat'Jen componist Eoaile v, Bi-ucken Fock getoond, door hier en daar artikelen te schrijven, waarin zy de a indacht vestigt op 's componisten liederen. IQ het nummer van 12 Maart van het weekblad Li vie Musicale heeft zij een goed geslaagde beschrijving ge geven van 's componisten acht liederen, die vroeger reeds door mij besproken zijn, Von Brucken Koek doet deze bijdrage vergezeld gaan van een lied »la lune blanche" waarin hij weder op hoogst a tistieke en moderne wyze het pcëtische vers van Verlaine illustreert. Vooral de melodierinding bij de verschillende varianten der diverse strophen is zeer schoon en de harmoniseericg is ryk en interessant. Het lied verdient een ander lol dan gewoonlijk aan een iijdsciirift len deel valt, n.1, na de kennismaking Ier zijde te worden gelegi. Ia L<?o Michielsen geloof ik een jong lyrisch componisl Ie mogen begroeten, die toegerust is met muzikaal talent en met fijnen zin om de dichterlijke ii lesses van een vers muzikaal te schilderen. Wol vindt men in het eerste lied »G!üek" (op woorden van Otto Ernsl) een breedheid m de bewerking der begeleiding, weike het mï/e van den tekst dreigt te ver drukken; daarvoor is echter de zargpartij weer losser behandeld en vooral zeer goed gedecla meerd. In het»Schlummerliedchen"(vanRichard Leander) heeft de componist een zeer geschikt gebruik gemaakt van een asrdi? begeleidings motief. Een mooie intentie heefc de componist zich laten ontgaan, door geen verband aan te brengen tusschen de regels »ein sclcnen Gruss vom lieben G»tt" en »Bring wieder einen Gruss nach Haus'' benevens de tweemalen voorkoiiimiiiiiimiimiiimimiiiriiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiii ren, dat hij zich te bed begeeft. Nu zijn aanwezigheid hen niet meer angstig doet zwijgen, beginnen de zusj >s opnieuw te kibbelen, schreeuwt het jongste broertjs omdat een ander zusje hem geknepen heeft, wordt het eensklaps rumoerig en druk. Maar vaders vloekende atem uit de slaapkamer werkt opnieuw als een domper op de kriesverige levendigheid der kinderen ; alleen 't geknepen broertje huilt dreiuerig door. Weer wordt vaders stem gehoord, die zijn vrouw een vloekend verwijt maakt, of ze niet kan zorgen dat 't stil is ... dat hij slapen wil. Dan tilt de moeder, nijdig eensklaps, het dreinende kiiid u^t zijn btoel, en brengt 't naar bed. Als ze terugkeert beveelt ze de andere kin deren dat ze zullen gaan slapen. Nog een poos wordt het kibbelen der beide zusjes op fluistertoon in bed voortgezet, zeurdreint het slaperige broertje Eindelijk zwy'gen ook die geluiden en heerscht diepe stilte in Jansens woning. Hij slaapt, doodmoe, een diepe, droomlooze slaap. Kutt en donkerte in de verschillende kamers ; alleen in de kamer waar de kinderen slapen brandt een klein nachtpitje. Jansens vrouw ligt met open oogen te staren in het duister, luisterend naar z'n zware aiemhalicg; terwijl ze zich afvraagt of de orang aloes" hem dezen nacht met rust zullen laten. Dan keert ze zich op zijde, denkt gerust gesteld dat 't haar weinig hindert, al maken ze nog zoo'n leven. Een oogenblik later bewijst haar rustige ademhaling dat ook zij is ingeslapen. En alsof hierop slechts gewacht is, klopt het eensklaps boven in de houten zoldering, binnen de muren dicht bij Jansens bed. Eerst licht aantikkend hier en daar, als om de slaapster niet te wekken. Dan luider opklinkend met korte, harde slagen, verward dooreen, zelfs opstijgend uit den vloer, in langgerekte, scherpe kraVingen in de meubels. Jansen ligt op den rug. luid snurkend met open mond ; de verschillende uitdrukkingen van woede, angst en weerzin, waarvan zy'n gelaat in wakenden toestand zoo onmiskenbaar de spo ren draagt, zijn nu in den slaap nog verscherpt. En boven en rondom hem schijnen levénlooze voorwerpen met mysterieus leven bezield ... nemen de geluiden toe in kracht en vlugheid... is de nachtstilte op onverklaarbare wijze ver broken. Een dreunende bons als het vallen van een zwaar voorwerp, gevolgd door het kletterend geluid van brekend glaswerk, doffe slagen, als werd raet krachtige vuist op houten voor werpen gebeukt. Jansen ontwaakt l In angstige spanning ligt mende phrase »es stecke keins die Beinchen raus unter seine Deck e". Ware hier een of andere gemeenschappelijke melodiewending aan wezig geweest o£ een uniforme begeleidings figuur opgetreden, dan zou zulks de eenheid in de compositie belangrijk verhoogd hebben. De as in de vijfde maat moet gis wezen. In »der Seligen Furcht" van A. Gaiger heeft de componist een breede, fraaie melodie in rustige sextolenbeweging met zelfstandig gevoerden melodieusen klaviorbas gegeven. Het is jammer dat in Heine's lied >Nocht liegt auf den fremden Wegen" in de negende en tiende maat een paar onhandigheden voorkomen; vooral de octaven tusschen bas en zangstem (van a tot bes) kunnen er niet mee door; anders zou ik dit lied als het rijpste en best geslaagde aanmerken, Hat laatste nummer »Dar Preis" is frisch en schwungvol in levendige beweging. Al zyn nu de se liederen van Michielsen nog niet allen even rijp, er spreekt talent uit en daarom wil ik de liederen gaarne aanbevelen en dea componist aanmoedigen tot verder arbeiden. Da liederen van Adelin Fermin richten zich blijkbaar tot het groote publiek; zij zijn op effact berekend en missen diepte. Zij moeten met pathos worden voorgedragen, zoo ongeveer als de liederen van wylen Küolien en Abt en zijn dan zeker van een dankbaar publiek. Ik bad eigenlijk gedacht dat dit genre reeds dood was en begraven. 0?er een paar harmonische ongerechtigheden in maat 7 9 van het tweede en in maat 11 van het derde lied zal ik den componist maar niet te hard vallen. Het Willemsfonds te Gent heeft zich raeds sinds j»ren bezig gehouden met het uitgeven van verzamelingen liederen van Noord- en ZuidNederlansche meesters. Ik herinner jnij menig lied uit het Willemsfonds, dat zich in een groote populariteit mocht verheugen; b.v. het be roemde »Ik ken een lied" van Willem de Mol, hetwelk reeds meer dan vijf en twintig her drukken beleefde, »Twee kerelen" en »Pachter Jan" van Banoit, «Pailips van Artevelde" van Gavaert, en verschillend^ liederen van onze Noaid- Nederlandache componisten Hol, Nicolai, Cith. v. R «mes, Brandts Buys enz. enz. Thans ligt de negentiende reeks voor mij. Mij dunkt dit getal spreekt meer dan een dorre opsommitg van componisten, of dichtercamen ot titels vsn liederen. liet is duidelyk, dat bij een zoo groot aantal bundels en een zoo enorm aantal muziekstukken, alle nummers rieteven belangrijk kunnen zijn. Toih kon de com missie, ie beUist over de opname der liederen, af. en toe nog strenger zijn in hare eischen. Zoo meen ik dat de «MoederzanR" van Paul d'Acosta en «Slape, Slape Doe" van G. Antheunis niet in aanmerkiag hadden behooren te komen voor den bundel. Hat eerste stuk is geheel diletlanlisch in zija factuur en het tweede is nuchter-eenvoudig. Eerstgenoemde componist was mij onbekend. Antheunis echter heeft veel beter werk gele verd. Ojk het derde nummer, van Moeremans »Jeugd en liefde" op woorden van Ta. Cjopmans is, hoewel beter dan de beide reeds genoemde liederen, nog niet rijp gecoeg voor dez<m bundel. Vooral de declamatie is slecht verzorgd. IQ dit opzicht heeft ook Cjrn. v. Oosterzee zich schuldig gemaakt aan een paar fouten, die men van een zoo fijngewelend kunstenares niet zou verwachter, stijven mij is de lucht als een lief gelaat" wordt door da componiste gedeclameerd met het accent op is; ever.zoo sluit ik bij de woorden »Ei binnen in mij woidt het nu zoo stil'' op een valsch accent op het woordje in. Blijkbaar heeft de com poniste de declamatie opgecffird aan de mooie melodie die zij heeft gevonden en die, in haar cobelen stijl, overigens een voornaam weldadigen indruk maakt. »De eerste kus" heet het gedicht van Fr. de Cort, waarop vroeger Jan B andts Buya zijn bekend lied heeft gecomponeerd en dat thans ook den G3Etschen toondichter Emile Mathieu heeft gtïaspireerd tot compositie. Mathieu heeft bij de wojrden een echt schil-' derende, beschrijvende muziek gecomponeerd, met een karaktervolle pianobegeleiding. Uit alles blijkt dat de toondichter van alle aardige iimiiiiniiiiMNiiiiiftiiiiiiiiimiitmuiiMe hij te luisteren naar het rumoer, dat zich iederen nacht heraaalt, dat hem geen nacht rust schijnt te gunnen. Hij richt zich op, steunt op zijn elleboog, en tracht weer uit te vorschen wie hem wekten. Want 't moet op natuurlijke wijze te verklaren zijn, aan geesten gilooft hij niet. Het geraas komt uit de achtergalerij. Vloe kend springt hij 't bed uit, neemt een stok, die steeds Bereed staat, en sluipt op bloote voeten caar de plaats, waar het rumoer het hevigst is. Met een ruk opent hij de deur ; alles is eensklaps stil. Niets dan bleek maanlicht stroomt in breeden lichtvloed de achtergalerij binnen, waar alles ordelijk en onaangeroerd staat... met in de hoeken don kere schaduwen ... van le?ende wezens geen spoor. Jansen gaat raar bulten, den stok stepig in de hand geklemd. Hij laat geen plekje ondoorzocht; nu knielt hij om onder den divan te zien; dan sluipt hij voorzichtig vooruit en doet met den stok een woesten slag in den blinde, naar een don keren hoek. Zïlf een onrustige geest gelijkend, zoekt hij in 't rond, met machtelooze woade in 't hart en gesmoorde vloeken op de lippen. .. . totdat hij overtuigd is dat al zijn zoeken te vergeefs is en blijft... dat die onruststokers bij dagen nacht hem steeds te slim af zijn. Dan gaat hij weer naar binnen, gooit de deur nijdig in 't slot, valt kreunend neer naast zijn vrouw, wie al 't rumoer niet heeft kun nen wekken. Nauwelijks ligt hij, of het gevloekte geraas in de achtergalerij begint opnieuw, heviger no dan daarstraks. Zinnend hoe aan dat alles een einde tema ken, onrustig woelend, wacht Jansen totdat de morgen komen zal, en daarmee voor hem, bij tusscheupoozen althans, kortstondige rust. ' Zilverblank maanlicht rust in breede vlekken op den steenen vloer der open achtergalery, van waaruit het onverklaarbaar rumoer den luisterende in zijn bed onophoudelijk blijft kwellen. Zilverblank maanlicht stroomt zacht op strui ken en boomen en glanst, als het symbool van vrede boven op het dak, waaronder een zoo verbitterend leed, geboren uit wroeging en wraaklust, wordt geleden door n, voor wien geen vrede meer mogelijk schijnt. volgt).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl