Historisch Archief 1877-1940
fcDE AMSTERDAMMER WEEKBLAD YOOR NEDERLAND.
No. 1360
zetten nit het vers heeft willen party trekken
en wanneer de voordracht berust in handen
van een zanger >die geheel doorkneed is ia
de geheimen . der voordracht en van een
pianist, die aan alle figuren der pianoparty het
noodige relief weet te verleenen, dan moet
het lied wel een geestig e ff act te weeg brengen
op den toehoorder; maar toch geloof ik niet
dat het de populariteit van Brandts Buy s' lied
zal kunnen evenaren; daarvoor is het te
recitativisch gehouden, terwijl aan het andere
een volksliedachtige melodie ten grondslag ligt.
Eveneens op een gedicht van Fr. de Gort
»In het zonnige hoveken", is het zesde lied
uit den bande], door FJ. v. Duyse gecompo
neerd. Ik zou dit lied willen stellen als model,
als type voor de bijdragen der liederen van
het Willemsfonds Hier vindt men ongekun
stelde, vloeiende muziek, voornaam en toch
bevattelijk in een niet te moeilijk maar met
zeer veel zorg bewerkt accompagnement. Met
genoegen heb ik dat lied leeren kenner.
Het onderwerp dat den heer de Burbure de
Wesembeek diende tot motief voor zijn ge
moedsuitstorting, ligt ons Noord-Nederlanders
niet na. Het gedicht van H. J. Rsyns bezingt
het vaderland waar Maas en Schelde «vloek",
maar doet dit niet zonder af te geven op de
landen, waar »de Seine vloeit" of »waar d'Elbe
ry'ke zoomen kust." Overigens i» de muziek
krachtig en fier en flink geharmoniseerd.
Bij het voorspel van het nu volgend lied leest
men : »by deze maten maken de jongans telkens
eenige vroolyke passen en slaan daarby in de
handen." Me dunkt, dat men niet larg behoeft
te raden, om er achter te komen, dat Citharina
van Rennes hier aan het woord is. Het ia
een vaderlandsch lied van Michiel de Ruyter
voor kinderkoor. De woorden zyn van H. J.
Schimmel. Het lied zelf is zoo als ie com
poniste het wenscht voorgedragen n.l. «lustig
en pittig".
«Msederlied" van Mar. A- Brandts Buya
op woorden van Anthennis heeft wel enkele
geslaagde momenten; doch het geheel is voor
rurjn gevoel op ietwat te nuchteren toon ge
houden.
»\fjjn Moeders L'ed" (woorden van Fred.
H Greb) van V. Stevens, is niet onverdienstelrjk
"gedacht; alleen leidt de melodie wat aan
monotonie van den rbythmus; tegen het einde
had de componist anders moeten declameeren;
de woorden »Mijn geest te boeien aan den toon
van moet. era smeltend lied" eischen een
melodischen climax waarby aan >toon" een accent
ten deel moet vallen. Bij dezen componist
krijgt »aan" het accent.
Zooals ik reeis zeide, de bundels van het
.Willemsfonds" verdienen de grootste
belanggtellirg. Moge de censuur bij de twintigste
reeks iets strenger worden toegepast. Het
gehalte zal er slechts bij winnen l
Am. AVEBKAMP.
bmiliillliimiiimiliiniiiiiini'11""'»"""""""""""""""" """
Tentoonstelling Tan onde portretten ia gen
Haalben Knnstïrinf.
i.
De zeer belangrijke tentoonstelling van oude
portretten, die op het oogenblik in dea
?Haagschen Kunstkring" op de Heeregracht
gehouden wordt, mag als een heuglijk feit
aangemerkt worden in de annalen der
kunstberichter. De organisatie dezer tentoonstelling,
opgedragen aan eene commissie, hesft haar
welslagen voornamelijk te danken aan de
persoonlijke bemoeiingen van dr. Bredius, wiens
zevenmijlsarmen nel gekozen grepen hebben
gedaan uit de private collecties vaa zijne
knnstvi lenden van heinde en verre, terwijl zy'n
adjudant dr. Martin het omvangrijk werk van
het secretariaat op zich genomen heefc om het
tot stand komen der tentoonstelling te
bespoediger.
Eunstgeleerden en kunstenaars schonken
bovendien hunne medewerking met de daad
en met den naam; zoodat l Juli de opening
plaats had, wat zeker eene voldoening zal
geschonken hebben aan de wakkere mannen,
die het mooie plan hebben opgezet, doorgezet
en ten uitvoer gebracht.
Wel mijmeren in een klein hoekje der ten
toonstellingszaal eenige oogen met een glans
van middeleeuwsche mystiek, wel is er een
wand, waar de 18e eeuw&che slapte en
geeffacteerdheid met de eigenaardige bekoring van
dien tijd, even om den hoek komen kijken;
maar voornamelijk zijn het de oud- Hollandsche
degelijkheid, de voorname deftigheid, het kloeke.
voorkomen, het vast en sterk karakter der 17e
eeuwers, die ons van de wanden toespreken
?en ons in stemming brengen. Enkele Vlamin
gen, een enkele Italiaan, Franschman of
Duitscher, staan te midden van die oud Hollanduche
bent, en sluiten er zich by aan. Alleen het
decoratieve portret van Rubens met zyne
flamboyante kleuren en zwierige teekening contras
teert met den deftigen kleureneenvoud en kalme
voordracht der oud-Hollandsche portretten.
Een toch ietwat vreemd portret, dat van Rubens :
wat onvast zou ik zeggen, heelemaal niet dat
pootig-magistrale van het Dominicaner portret
uit het Manritshuis, noch die vastheid van toets,
die elk plan juist en raak naast zy'n buurman
zet, een onberispelijk modelévormend; de
linkerhand ziet er wat heel erg onbeholpen uit
voor Rubens. Maar gloed is er in den toon, de
vleeschkleur schittert goudachtig tegen de
warmblauwe lucht en de vlammend roode dra
perie, en schenktaan dit portret iets van bijzon
dere schoonheid.
Wanneer wrj daar zoo in het rond knken,
en wrj zien die gezichten van onze voorvaders,
dan treft het ons, dat de verschillende raslypen,
die wy in de portretten onderscheiden, heden
ten dage nog bestaan. Maar zy zien er schijn
baar anders uit, omdat zy in kleederdracht
verschillen, omdat zy' in andere omgevingen
onder andere omstandigheden gezien worden.
Zoo zyn andere opvattingen ontstaan in het
weergeven van den mensch, al naar gelang zyne
levensomstandigheden zich wijzigden. Het waren
juist die omstandigheden, die de kunstenaars
er toe brachten de menschen anders te bekijken,
waardoor die belangrijke verschillen ontstonden,
die het portret plaatsen in de sfeer van zyn
tnd, en het kenmerken.
Zoo'n 17e eeuwsche portrettist was voor alles
een schilder, die rijkdom in eenvoud zocht.
Hu plaatste den persoon, die hem in opdracht
gaf zijn portret te schilderen, zóó, dat de kop
mooi verlicht werd, dat het gelaat sprekend
werd door het licht, dat er over heen gleed,
dat de vormen een sterk relief vertoonden. En
omdat hij zoo goed zyn ambacht verstond,
behoefde hy ook niet zoo te zwoegen; zyn
toets was raak, zyn palet kende hy, en hy
wist, wat er mee te maken was; met de meest
eenvoudige middelen bereikte hy het hoogste
effect. Al die menschen, die wy zoo afgebeeld
zien, zn kijken rustig en vast, kalm en bedaard
is hun blik, en zoo spiegelen zy den rusteen
gemoedstoestand van den schilder weer.
Alleen by Frans Hals voelt men een nervenser,
sterker bewogen leven, by Rembrandt het com
plex zyn er vreemde natuur, het bovennatuur
lijke zijner visie. Rembrandt gaf de menschen
weer als zonnekinderen, die licht uitstraalden
en wier oogen, gemagnetiseerd door zijn
leeuwenblik, ons nog aanstaren met al de intensiteit,
die het leven geven kan. Voor hen, die de
voornaamste werken van Rembrandt gezien
hebben, zyn de tentoongestelde schilderyen
toch in zooverre belangrijk, dat, al openbaren
zij niets nieuws, zy den schilder toch van ver
schillende kanten doen kenner. No. 113, het
levensgroote portret eener dame, gedateerd
1632, vertoont in de behandeling veel over
eenkomst met het portret van het bleekzucbtige
rneifje uit het Mauritshuis; ook hier die blanke
bleekrose rt fl acties in de schaduwpartijen van het
vleescb, dezelfde koele toon overgaand in violette
toonaard zooals by de zichtbare hand. De
veifliag is dun en hier en daar schemert de
grondtoon van het paneel door de dunne glacie.
Het is een deftig, voornaam en sprekend por
tret, vol leven, sober van uitvoering, een
heerlyk, mooi, rustig schil ierstuk, om er lang
op te bijken; maar het mist nog dat zonnige,
dien mysterieusen lichtgloed, dien wy by'v.
kunnen waarnemen in eeu portretje, dat er
naast hangt Het stelt een jongen voor met
blond haarjen liggenden kraag en is in denzelfden
goudachtigen toon geschilderd als het overheer
lijke portret van de dame met den waaier uit
het Buckingbam Palace. Kan het misschien
uit denzelfden tyd dagteekenen en dus van
omstreeks 1641 ? No. 116, het portret van een
knaap, een kantige schets met vette
lichthoogsels, is machtig van lichtwerking en is
waarschynly'k uit den lateren tyd van den schilder,
het is expressief door de tegenstelling van
licht en donker. No. 111. Ean zelfportret van
den schilder met dezelfde goddelijke uitdruk
king eener byna waanzinnige grimas, die wy
zoo dikwerf terugvinden in de zelfportretten,
vooral in de etsen di hij maakte vóór zyn
huwelijk met de zonnige, rossige Saakis, die de
vreugde werd van zyn atelier, de mystieke
tempel van zyn goddelijke kunst. Die grimassen
van dien diep ernstigen denker, zooals hij alty'd
geweest moet zyn, het waren slechts middelen
om het lichtprobleem op te lossen, wat hem
zyn leven lang vervulde. Zyc flink gebouwde
vleezige kop was voor den schilder een prachtig
voorwerp oai te belichten; de verschillende
grimassen, die hy maakte veranderden de
verhoudingen van licht en donker op zij a ge
laat en deden onverwachte iichtspelingen ont
staan, die zyn graag oog opvingen en die hem
de zonnige verrukking gaven, welke EU nog
zyn werk aan den beschouwer mededeelt. Van
ze.fi genomenheid by' dien man geen sprake,
ofschoon dit wel eens beweerd is; daarvoor
was hy te groot, daarvoor stond hy te ver
boven dat soort menschen, die met dit lieftallige
gebrek behebt zyn. Rembrandt zag zich zelf
als het ware in den spiegel van Paoebus, en
dan vond hy zichzelf mooi.
Behalve de reeds vermelde werken van
Rsmbrandt zyn er nog vier portretjes, waaronder
ook nog een paar zelfportretten, n als knaap
en a op meer dan twintipj irigen leefiyd.
Een merkwaardig portret ii dat van den
monograsnmist R, een leversgroot kniestuk,
eene dame voorstellende. Ware het niet, dat
de Rembrandtkencers een bee'je angstvallig
zyn om dit portret aan Rarabrandt toe te
schryver, men zou even geneigd zyn aan hem ta
denken, waartoe dit inderdaad sterk
lichtgeverde schilderij van zelf aanleiding geeft.
Moge het al niet afkomstig zyn van het palet
van den zonneschilder, het moet dan toch een
kranig kunstenaar geweest zy'n, die zoo lich
tend en vast den vleeschtoon wist te schilderen,
die zoo heerlyk mooi zy'n figuur wist los te
maken van den achtergrond, zoo wist te om
hullen met dat goudachtige licht, hetwelk
Rembrandt en Guyp met de heerlyk diepe en
volle toonaarden van hun palet wisten te be
reiken. Wanneer inderdaad die R den naam
verbergt van een bestaand hebbend persoon,
dan kunnen de kunsthistorici een goed werk
doen, om den naam van dien kunstenaar uit
het verleden op te speuren, zoo mogely'k meer
werk van zijne hand aan te wy'zen en
zoodoeide de vergeten persoonlijkheid van den
schilder doen herleven.
(Slot volgt). L. LACOMBLK.
De tentoonstelling blyft geopend tot l
September.
Van Goyen-tentoonstelling.
Donderdag was de eerste bezichtigingsdag
van de interessante Van Goyan-tentoon,telling
in het Stedelijk Museum, door de firma Frederik
Muller & CP. georganiseerd. Zy omvat op 't
oogenblik reeds een 50-tal zeer belangrijke
schilderijen van den meester en een groot aantal
teekeningen. Er worden echter dezer dagen
nog eenige goede stukken verwacht, zoodat
de uitgaaf van den catalogus no» eenige dagen
is uitgesteld. Met het oog op den korten duur
dezer tentoonstelling, raden wy ieder aan zoo
spoedig mogely'k een ky'kje te gaan nemen.
AiiiiiiiiiiiiMHiiiiiiiiimiminiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiii
iiiiiuiiiiiiiiimi
Oeer boeken en seJirijvers, Subjectieve
opstellen, door ANNA DE SAVORNIN
LOHJIAN. P. N. van Kampen & Zoon,
Amsterdam.
Het 'ijkt me wel heel moeiely'k niet subjec
tief over een artistiek of litterair werk te
oordeelen. Op wetenschappelijk of sociologisch
gebied heeft de beoordeelaar ten minste den
onpartijdigen grondslag van betrekkelijk vaste
regels en wetten, maar welke algemeene regels
of wetten zal men toepassen op iets zóó indi
vidueels, iets dat zoo weinig vaste regels en
wetten duldt als de kunst ?
Subjectieve opstellen" heeft Anna de Savornin
Lohman haar werk genoemd. EQ al is deze
toelichting (by haar vooral) wel overbodig,
toch lykt het ray een eerlyk beginsel, dit in
de eerste plaats nog eens te verkondigen. Want
wat is de kritiek, ook de beste, de knapste
en de eerlykste (en hoeveel kennen wy er niet
die deze deugdelyke eigenschappen absoluut
missen) anders dan de oprechte uitspraak eener
individueele overtuiging ?" Esn recensent moest
eigenlyk, om billy'k te zy'n, maar in heel weinig
gevallen beslist durven zeggen: dit is goed,
en dat is niet goed"; maar wel integendeel
haast alty'd bekennen: volgens my'n, zeer
feilbare,individueele meening, is het zoo of zoo."
Anna Lohman gaat dus, en principe" van
een heel goed en waar standpunt uit. Maar,
vreemd genoeg, ook by haar, zoowel als by veel
anderen, volgt de praktijk al heel zelden de
stelsels van de theorie. Haar oordeel, volgens
haar eigen bekentenis, is in de hoogste maat
individueel en subjectief, en kan dus ook maar,
principieel en in haar eigen overtuiging, de
waarde eener individueele denkwijze hebben.
Hoe komt ze dan zoo kras en decisief op te
treden alsof ze algemeene, absolute waarheden
verkondigde, daar waar dit haar eigen oordeel
over 't werk van anderen zich laat gelden ?
Ik geloof wel dat ze 't goed en eerlyk meent,
maar dat ze zich doorgaans onbewaakt door
haar temperament laat meesleepen. Dit boek
is niet alleen subjectief, maar ook op vele
plaatsen agressief. Zy beschouwt en ontleedt
niet rustig genoeg de dingen die haar binderen
Zij maakt zich boos. Zij kent geen
kalme'philosofische ironie. Een werk dat haar goedkeuring
niet wegdraagt doet haar lyder, en in bitter
heid tegen den auteur uit zy dit gevoel. Onge
looflijk sterk zy'n haar sympathieën en anti
pathieën ; en daar deze laatste over 't algemeen
veel talry'ker zy'n dan de eerste, komen de
meeste schrijvers er by haar al heel treurig
vandaan. Sterk-subjectief als dit boek is, kan
het ook wel niet anders dan even zoo subjec
tief door den lezer beoordeeld worden, met dit
gevolg, dat zy'n eigen sympathieën en anti
pathieën hem onder de ledng om de beurt
ook veel genoegen en evenveel ergernis zullen
bezorgen.
Ik, voor my'n part, om volop subjectief te
bly'ven, beken met zeer veel genot de krasse
aftakeling van den pedanten Brasdes te hebben
gelezen. Die is ook een van mijn litteraire
vy'anden. Het uitvaren tegen wat freule Lohman
noemt het ploertige, vuile, opzettelijk in
smerigheden rondtastende van onze Holland
sche jongeren," heett my daarentegen door|zyn
onbillijke overdrevenheid ten zeerste gehinderd;
en (ik vraag wel excuus aan freule Lohman,
die zeker een heel ander resultaat heeft beoogd)
haar uitvallen tegen wat zy als gevaarlyke
lectuur" brandmerkt, hebben in de hoogste
maat my'n ongezonde nieuwsgierig heid opge
wekt om met die ondeugende boekjes nadere
kennis te maken. Ik gtloof niet dat Alice
Stockham en Anna Fischer-Iückelmann een
betere reclame voor haar zoogezegde onzede
lijke werken zouden kunnen wenschen, dan de
seherp-afbrekende kritiek die freule Lohman
er over geschreven heeft.
Intusschen verwondert het mij zeer dat een
zoo knappe schryfster en zoo fel-vry'gevochten
vrouw als freule Lohman, wier ideeëa en wier
durven ik herhaaldelyk (steeds
indi?idueelsubjactief) toegejuicht en bewonderd heb, nog
zoo hardnekkig zit vastgeklemd aan enkele ver
ouderde conventies en begrippen, als b.v. die
der ouderwetsche Hollandsche fattoenlykheid.
Voortdurend prikt en prikkelt ons dit niets
zeggend woord onder haar scherpe pen. Wat
bedoelt zy, de hoo^ boven de kleinzielige be
grippen van haar wereld staande vrouw, met
dat leege woord ? Ik denkt haast dat ze zie1!
verkeerd uitdrukt, en dat, wat zy fatsoen
noemt, feitely'k een intiem geralfiaeerd gevoel
van haar eigen kiesche jonkvrouweiijkbeil is,
een natuurlyk verschijnsel van haar afkomst
en opvoeding. Het zy'n by haar wellicht ais
heele fijne voelhorens die pijnlyk terugkritnpen
voor alles wat te ruw en te rauw is. Van daar
misschien haar overdreven, onbillyken, i;
stincttieven afkeer van het realisme, ji, v in de
gewone, natuuriyke, pbysiologieche waarheid
des levens, hetwelk gtdeeltelys voor haar ge
sloten blyft. Ik houd het er voor dat zy een,
door weinigen begrepen, en wellicht moeielijk te
verwezenlijken, maar teel heel mooi levensideaal
in zich omdrragf, iets zachts en goeds onder
haar oppervlakkige scherpheid, iets dat heel rein
en hoog tot een groot geluk zou kunnen op
bloeien, als het eenmaal de goede streeling van
harmonieus melevoelen mocht ontmoeten
Is dit haar ideaal van 't leven eener vrouw
niet een hoog en niooi en gezond ideaal:
Ik zie haar werk als daf. eener aanvulling,
eei er volmaking van het zy'ae ('len ma: ); en
dat in de allereerste plaat?, zoo ze zijn mag
de moeder en opvoedster zijner kinderen, die
ze van hem en door hem ontving Maar, z >o
haar dat hwgste vromvengeluk ontzegd b.eef,
dan als ds bescheiden, in het verborgen liefde
spreidende vriendin ; die weet te helpen en te
steunen op duizenderlei wy'zen ; wijzen die ze
zelve altijd wét te vinden, zoo ze rechtge
aarde vrouw, geen derde-geslachtsproduct is."
Ocer b-teken en sch'ij'iers lijkt mij een heel
eigenaardig, wel wat disparaat ensemble, met
veel moois tusschan het minder goede, dat
zeker geen enkelen lezer onverschillig zal
laten. CYKIBL BUÏ.SSB.
Pessimistische Innst *}.
Rotterdam, Juni 1903.
Mi/jnhetr de Redacteur!
In het Nieuws van den Dig van 23 Juni 11.
las ik de traditioneele feuilleton van J. van
den Oude: «Onze leestafel," waarin deze heer
ditmaal my'n laatste boek .Klein Laven" be
spreekt.
Ik begrijp Z86r Soe!* dat een teger.critiek
in uwe kolommen geen plaats zou vinden.
Deze te schrijven i« ook royne bedoeling niet,
daar des hearen Vun den Oude'a oordeel
ah a\le kritiek een kwestie van. smaak en
dus geheel individueel is, waarover verder
niet te twisten valt, en overigens my'n werk
voor zichzelf spreken moet.
Anders echter wordt 't, waar de heer v. d. O.
aan het eind van zyn opstel in den breede
over kunst'gaat theoretizeeren, en 't dus een
principieele kwestie wordt, waarmee de geaeele
internationale litteratuur der negentiende eeuw
te maken heeft. Voor die litteratuur op te
komen is myn bedoelen.
Ik hoop dat u my het recht daartoe niet
ontzeggen zult, en dat u ook om het lezend
publiek gelegenheid te geven de zaak eens
van een anderen kant te beschouwen deze
regelen zult willen opnemen in uwe kolommen,
waar gij den heer V. d. O. vry uit zijne meening
hebt laten verkondigen.
«Van pessimistische kunst te spreken is
eigenlyk alsof men sprak van verduisterend
licht, verkillende warmte, een in de diepte
gaande toren Pessimisme en kunst zy'n kort
weg antithesen" aldus decreteert de heer
V. d. O in bovenbedoelde feuilleton.
Pessimistische kunst zou dus zyn een samen
stel van twee tegenstrijdige hoedanigheden,
die elkaar opheffen: alzoo een onding, een
niets!
Maar weet de heer V. d. O. dan zóó weinig
van de literatuur zoowel binnen-als
buitealandsche af, dat hy niet begrypt, dat hy'
met de ie zyne besliste woorden een streep
zou halen door de geheele litteratuur der
negentiende eeuw, waaraan we juist zoo menig
machtig kunstwerk te danken hebben ? Al
moeten de lezers van het Nieuws van den Dag
langzamerhand reeds gewend geraakt zy'n aan
de apodictische uitingen des heeren V. d. O.
deze abnegatie van nagenoeg alle schoons in
de letteren der vorige eeuw zal menigeen toch
wel wat hél onbetamelijk vinden.
Immers wat is er door: Stendhal, Flaubert,
Balzac, Zola, Maeterlinck, Heine, Hauptmann,
Gorki, Ibsen, Knut Hamsen, Rudyard Kipling
*) Deze brief werd aan het N. v. d, D.
gezonden, maar kon niet worden opgenomen.
om maar eenigen der meest bekenden te
noemen anders geschreven dan pessimis
tische kunst ? We behoeven' zelfs geenszing
zooi er te zoeken: Vondel, de »vor»t onzer
dichters" heeft zy'n niet gering deel in de onver
gankelijke, de-moeite-des-levens-bezingende
verzen onzer eigen kleine literatuur !
En niet alleen de literatuur levert voorbeelden
zelfs uit de oudheid van pessimistische knnst.
van Michel Angelo is 't bekend dat zijn zwaar
moedigheid zich uitte in byna al zyn geweldige
creaties, waarvan zelfs sommige een
gruwetly'ken indruk maken op simpele zielen. o.
Rambrandtl de toch-wel algemeen-erkende,
wondere kunstenaar, die groote sombere zonder
ling, die geleefd heeft in het tydperk ven,
gezond en krachtig volksbewustzijn, het glorie'
tydperk onzer republiek, heeft die geen zwaar'
moedige ja zelfs huiveringwekkende schilderyen
gemaakt? Wat is zy'n wereldberoemde «Ana
tomische Les" bijvoorbeeld voor een groot
deel anders van een op-geniale manier-weer
gegeven, lugubere, platte realiteit? Zou de
heer v. d. O. ook dit schildery' als een
»jonggemoed-verduisterende ephemeride" beschou
wen, en 't als zoodanig geschrapt willen hebben
van het lijstje der kunstwerken, die de eeuwen
ons hebben nagelaten ? .
Dit toch is een zeer-voor-de-hand-liggende
conclusie, die echter vermoed ik zelfs
de beer v. d. O. niet zal aandurven.
Doch om op de literatuur terug te komen;
misschien zouden we, volgens de heer v. d. O.
tot Werumeus Büniug, C-emer of de Ganestet
moeten gaan, om verbeifiig, het echte leven,
kortom: waarachtige kunst in de literatuur te
vinden. Maar: tErnst ist das Laben" haalt
Maeterlinck een aloude duitsche snreuk aan
in zy'n opstel o?er Emereon (La Tiésor des
Humblep, pag. 140), en hy voegt er aan toe:
sla vie est grave, et au fond de notre eire
notre fine n'a pas encore souri."
Ik heb hier slechts erkele voorbeelden ge
geven, maar ze zy'n autoritair en trtffand genoeg
om des hebren i. d. Oade's oudbakken tirade
over verhsffande kunst en zy'n terdooddoemirg
van alie pessimistische kunst te niet te doen.
Overigens is dat afkeuren van zoogenaamde
pessimistische kurst een vreemd en helaas nog
te veelvuldig voorkomend verscbytiBel. Niemand
toch zal 't in zyn hocfJ krijgen schilderyen
van Jozef Israëls, Millet, Burne Jones en zoovele
anderen af te keuren om hun somberheid.
Waarom dan wel .de producten der
hedendaagsche en vorige-eeuwsche literatuur? Hun
karakter is toch beUalfJe, nanelyk : het leven
weer te ge en, zoo oprecht als men 't gevoelt,
en zoo volkomen als men 't kan. Is 't,
omdat woorden onniddellyker en harder trtffan
dan kleuren en lyr.er, of omdat in literatuur
ook ?&', genoemd wordt, wat nu niet iedereen
dagelijks gewaar worden... IsJn althans? Maar
alleen alleen een zeer oppervlakkig beoordeelaar
kan hierin een essentieel en overwPgend ver
schil tusschen schilder en woordkunst zien.
Met dit al zou men intusschen geneigd zyn,
de heer v. d. O. tot die zeer oppervlakkige
beoordeelaars te rekenen l
Nogmaals mynheer de redacteur, dat ik dit
alles hier weierom gereleveerd heb, is niet
voor de broeders-artisten of meer speciaal
voor m'n geestverwanten, om hun een eventueel
roodige riem onder bet hart te steken, want
zy', die het leven in alle lichtingen hebben
doorvorscht, weten 't allen, en onomstoote'ijk :
dat dit le^en in zyn diepste lagen altoos
ernstig, en dikwu'ls overweldigend somber is
maar 't is voor het groote publitk van uwe
onrant, dat zich allicht door des heeren v d.
Oude's oppervlakk;ge wijsgeerigheid zou laten
omleiden, en een verkeerd miskennend oor
deel zou vellen over die artisten, diejaisthet
ernstigst en oprechtst getracht hebben de
me;.schheid tot het waarachtige en trots alle
somberheid zoo mooie la/en nader te brengen.
Hoogachtend.
Uw dv.,
J. EVERTS.
aangegrepen dan men van zoo'n ^kapelletje" zou
vermoeden. Zij behield juist genoeg fysieke
kiaclit om den volgenden dag te trouwen, maar
toen ook kón zij niet meer. Zij werd bewuste
loos en toen ze weer bijkwam, was ze.,.,
krankzinnig.
Niet otfeergtelbaar echter, meende de dokter.
Bij goede verzorgirg zou te kunnen genezen.
Ze wordt tav de woning vanlïeurille vervoerd
en - kón ze, mocht ze anders? Woltera
neemt de verpleging op zich. Ze offert haar
studie et; haar toekomst daarvoo* op, maar dit
verhindert niet dat de laster ^baarkleed veift."
Over haar onderstelde verhouding' tot Neuville
wordt veel gebabbeld. Door de barones van
Bloemenhoven worden Woltera de venijnige;
geruchten medegedeeld'. Maar wie ziell ook van
haar plicht laat afbrengen, juffrouw Van A''meide
niet. Zij blijft haar Tfiendin geze'schaj»- houden
tot deze genoegzaam' hersteld is om baar te
kunnen missen. Het wwdt nu hoogtijd het huis
man Neuville te verlaten. Want meneer; we
hebben 't al gehoord, wordt bstig en Woltera
gelijkt in dit opzicht op vale meisjes, dat ze op
den duar niet ongevoelig'blijft voorde
bekoorlijfchfd'ea van een Don Juan. Tot haar eer moet
worden gezegd, dat zij baat liefde nooit heeft
verrader, allerminst aan Newille.
Woltera dan gaat naar Atewterdam OM haar
studie weer op te vatten, or overmaat van:
zenuwachtigbeid slaagt ze niet in baar ixameu.
en wordt au auteur. Za moet namelijk wat
gaan verdienen, baar klein kepHaaltje raakte op
en, behalve voor zichzelf, heeft ze te ze rgen voor
den zoon vain Neuville, door haar dit ligt in
den aard1 der Romantiek geadopteerd, althans
a's een eigen kind verpleegd en opgevoed.
Gedurerdi een kwarteeuw werkt zij van den
octteLd tot dca avond voor weinig of geen loon
en van haar succes als schrijfster zal ze eerst
op haar dooibed vernenun.
De critiek immers is voor heel veel auteurs
meedoogen'oo»..,.
Mejuffrouw Sratenus schijnt diarovt r te kun
nen meepraten. Ik weag het dan ook niet bier
ten oordeel over kaar laatsten roman reer te
schrijven. TsouweE?, de schrijfster van Plicht
is geen onbekende meer in de literaire wereld.
Zij heeft haar iepufa<ie en haar lezerskring
de lezers van 'ÏWeekblad mogin uit mijn over
zicht en mijn ftinhalinsen opmaken, of zij kans
loopt die met haar Plicht te verspeler.
Utrecht. W. FIK,
iiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiHiiiimmiiiiiiiiiniiittifiiiiiiiiiiiiHiiHiiMiHll^
By het Coaaitétot verzorging van kinderen
der slachtiffjrs der algemeene werkstaking,.
kwam sedert de laatste opgave in :
By den Algemeene Sacretaris J. de Haas,
Blasiusstraat 51: Wiebaut, Middelburg f 25';.
M. Z. T F. (bem. MPJ Hartoe)/25; Amsterd.
Oaierst. Comité/< M»; B. Mastéa, Goes/10;
by den heer J: L Biitz, Rachtboomsloot 8:
Ged. opbrengst prikkaarten / 50; dito ? 20;.
by M<j. Hartog, Blasinsstraat 64: Mej. Noest
/ 2.25; Bikker Hartog f 1; by Mtj. van,
Heeteren, de Génestetstraat 16 : van M. f 5.*
Door deze maken wy tevens bekend, dat
wij den bodem onzer geldkist zien, zoodat wy,
indien niet spoedige hulp komt, het bijltje er
bij neer moeten leggen. Bi wat moet er dan
van al die arme hongerende kleintjes worderv
dia wy tot nu toe van voedsel voorzagen en
voor wie de nood nog even hoog is ? Wij
doen das ten laatste een be:o>p op uwe
weldadigheidszin en zya zoo vry' u te verwy^en
naar de aanbeveling van ons Gxnitéeeniga
dagen geleden in de diverse bladen door
Mr. J. Ihngat, namens het Amsterdamsen
Oadersteunirgs Gomi . Wy hopen ala nog
u het ons zult mogely'k maken onze schoone
taak voort te zetten.
Name-'S het Cuiuté:
J, DE HAAS
Blasiusstraat 51. Aljem Secretaris.
LOI.-ISE STKATKXI s, Plicht. Amsterdam.
D. Buys Dz. 1Ü03.
»Maar ook uw hart zal dorsten naar liefde,"
sprak hij in eene opwelling van jaloezie: /,Gij
zijt vrouw, vrouwelijker dan wie ook. Gij zult
niet. bewaard blijven tegen den dorst naar geluk."
,Eu indien dat zoo ware, wat gaat het u aar,
mijnheer?' vroeg zij, zoo hooghartig, dat alle
hoop hem ontnomen werd. Ik ben Paulette's
vriecdin; zoo ik ooit de uwe wil worden, moet
gij dat nog eerst verdienen."
Dit is een proefje van dialoog, dat den roman
van mij. Stratenus karakteriseert.
Hij, die in een opwellirg van jaloezie in de
mooiste boeketaal van de wereld praat, is Gustaaf
de Neuville, die j-had gestudeerd in de rechten
en schitterende examens afgelegd, ofschoon
(N. B.!) hij rijk genoeg was om naar geen be
trekking te mceten solliciteeren/'
Zij, d'e, hooghartig rep ijeerenie, De Neuville
met gelijke munt betaalt, is Woltera van
Almeide, die ,haar tijd had verdeeld tusschen studie
en Let opzoeken der Scheveningsche a'meii"en
dus op 25-jarigen leeftijd buitengewoon ernstig
is." 't Verwondere daarom niemand dat ze .rem
blik vol toegevendheid toewerpt" aan een
20jarige vriendin, die aan den vooravocd van baar
trouwdag verklaart dat Gustaaf en zijn familie
al haar tijd in beslag cemen.
Paulette wist toen nog niet wat baar boven
't hoofd hing. Op den eigensten avond nog zou
ze iets vreeselijks vernemen. Een oude vrouw
komt hi-ar vertellen dat De Neuville vader is
van een 3-jarig jongetje, waarvan hij de moeder
aan baar lot heeft overgelaten en eischt (hm !)
als grootmoeder, dat de bruidegom zijn kind zal
erkennen, hem opvosden als zijn zoon, in zijn
eigen huis."
Paulette, hoewel hevig ontsteld, behoudt nog
lang genoeg haar verstand om naar Woltera te
gaan en te vragen, of ze met bem moet
breken."
Zoo hoog, meent de vriendin, hoeft ze de zaak
nu niet op te nemen. , Vergiffenis weigeren,"
zegt ze, moogt ge niet; maar gij hebt een
anderen plicht, te vervullen. ... Gij moet Neu
ville overhalen het kwaad te herstellen en hem
zelf daarin behulpzram zijn. Die vrouw heeft
gelijk, voor het kind moet gezorgd worden. Het
mag niet opgroeien tot een bedelaar. Paulette,
het zou een mooie, verheven daad zijp, indien
gij den kleine aannaamt."
Paulette Termonde evenwel bezit geen diepte
van ziel" eu wijst diea plicht beslist af. Ook
Neuville laat zich gemakkelijk door de moeder
van Pauhtte overtuigen dat de grootmoeder
meet worden afgesnauwd en met de politie ge
dreigd. Zelfs rustte de wereldwijze vrouw
mevrouw Temende n.l. niet alvorens het
vonnis was geveld, waardoor eens te meer een
vader zijn kind aan gebrek en aan de armoede
der onwetendheid prijs gdf."
Toch was de bruid door 't voorval heftiger
miiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiniittmiiiilriii
Reclames.
40 cents per regel.
Stof voor een compl.
Hwzijflen Japon fl 9 90
tot il 43.2.5. Franco en vr(J van
invoerrechten toegezonden! Stalen omme
gaand ; evenzoo van zwarte, witte en gekleurde
,,Heniieberg-Zij«le" van OO cent tot
llll.Söper Meter.
G. Henneberg, Zijde-Fabr. (k. &, k. Hofl.), Ziirieh.
Rij wielen zijn de beste voor ?100
mee 2 jaar garantie.
Vraagt geïllustreerden Frejicourant aan cfe
Hoofdagentm
A. DRUKKER & Co., Amsterdam,
O. Z. Voorburgwal 242 en 248 b/d Damstraat.
FIJNSTE LIKEUR.
Dèpositairei ?
B. A. EIPPING & Co., Amst.
Cacao, Biscuits en Chocolade.
Herhaalde malen bekroond.
Jan Rap *k C-., door ALF. LAÜDY,
180 blz. ? l, fr. p. p. ?1.10
Zwervers, door ALF. LAUDY, 188 blz.
? l, fr. p. p. ? 1.10.
Uitgave van
J. W. VAN LEEU WEN, Hoogewoerd 89, Leiden.
Piano-, Orsel- en
MKYROOH A KAI.KIIOVEÜ,
Arnhem, Zoningsplein.
VLEUGELS en PIANINO'S In Koop en In Ent*
Cepare«r*n Stammen
Ruilen