De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 19 juli pagina 4

19 juli 1903 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

fcDE AMSTERDAMMER WEEKBLAD YOOR NEDERLAND. No. 1360 zetten nit het vers heeft willen party trekken en wanneer de voordracht berust in handen van een zanger >die geheel doorkneed is ia de geheimen . der voordracht en van een pianist, die aan alle figuren der pianoparty het noodige relief weet te verleenen, dan moet het lied wel een geestig e ff act te weeg brengen op den toehoorder; maar toch geloof ik niet dat het de populariteit van Brandts Buy s' lied zal kunnen evenaren; daarvoor is het te recitativisch gehouden, terwijl aan het andere een volksliedachtige melodie ten grondslag ligt. Eveneens op een gedicht van Fr. de Gort »In het zonnige hoveken", is het zesde lied uit den bande], door FJ. v. Duyse gecompo neerd. Ik zou dit lied willen stellen als model, als type voor de bijdragen der liederen van het Willemsfonds Hier vindt men ongekun stelde, vloeiende muziek, voornaam en toch bevattelijk in een niet te moeilijk maar met zeer veel zorg bewerkt accompagnement. Met genoegen heb ik dat lied leeren kenner. Het onderwerp dat den heer de Burbure de Wesembeek diende tot motief voor zijn ge moedsuitstorting, ligt ons Noord-Nederlanders niet na. Het gedicht van H. J. Rsyns bezingt het vaderland waar Maas en Schelde «vloek", maar doet dit niet zonder af te geven op de landen, waar »de Seine vloeit" of »waar d'Elbe ry'ke zoomen kust." Overigens i» de muziek krachtig en fier en flink geharmoniseerd. Bij het voorspel van het nu volgend lied leest men : »by deze maten maken de jongans telkens eenige vroolyke passen en slaan daarby in de handen." Me dunkt, dat men niet larg behoeft te raden, om er achter te komen, dat Citharina van Rennes hier aan het woord is. Het ia een vaderlandsch lied van Michiel de Ruyter voor kinderkoor. De woorden zyn van H. J. Schimmel. Het lied zelf is zoo als ie com poniste het wenscht voorgedragen n.l. «lustig en pittig". «Msederlied" van Mar. A- Brandts Buya op woorden van Anthennis heeft wel enkele geslaagde momenten; doch het geheel is voor rurjn gevoel op ietwat te nuchteren toon ge houden. »\fjjn Moeders L'ed" (woorden van Fred. H Greb) van V. Stevens, is niet onverdienstelrjk "gedacht; alleen leidt de melodie wat aan monotonie van den rbythmus; tegen het einde had de componist anders moeten declameeren; de woorden »Mijn geest te boeien aan den toon van moet. era smeltend lied" eischen een melodischen climax waarby aan >toon" een accent ten deel moet vallen. Bij dezen componist krijgt »aan" het accent. Zooals ik reeis zeide, de bundels van het .Willemsfonds" verdienen de grootste belanggtellirg. Moge de censuur bij de twintigste reeks iets strenger worden toegepast. Het gehalte zal er slechts bij winnen l Am. AVEBKAMP. bmiliillliimiiimiliiniiiiiini'11""'»"""""""""""""""" """ Tentoonstelling Tan onde portretten ia gen Haalben Knnstïrinf. i. De zeer belangrijke tentoonstelling van oude portretten, die op het oogenblik in dea ?Haagschen Kunstkring" op de Heeregracht gehouden wordt, mag als een heuglijk feit aangemerkt worden in de annalen der kunstberichter. De organisatie dezer tentoonstelling, opgedragen aan eene commissie, hesft haar welslagen voornamelijk te danken aan de persoonlijke bemoeiingen van dr. Bredius, wiens zevenmijlsarmen nel gekozen grepen hebben gedaan uit de private collecties vaa zijne knnstvi lenden van heinde en verre, terwijl zy'n adjudant dr. Martin het omvangrijk werk van het secretariaat op zich genomen heefc om het tot stand komen der tentoonstelling te bespoediger. Eunstgeleerden en kunstenaars schonken bovendien hunne medewerking met de daad en met den naam; zoodat l Juli de opening plaats had, wat zeker eene voldoening zal geschonken hebben aan de wakkere mannen, die het mooie plan hebben opgezet, doorgezet en ten uitvoer gebracht. Wel mijmeren in een klein hoekje der ten toonstellingszaal eenige oogen met een glans van middeleeuwsche mystiek, wel is er een wand, waar de 18e eeuw&che slapte en geeffacteerdheid met de eigenaardige bekoring van dien tijd, even om den hoek komen kijken; maar voornamelijk zijn het de oud- Hollandsche degelijkheid, de voorname deftigheid, het kloeke. voorkomen, het vast en sterk karakter der 17e eeuwers, die ons van de wanden toespreken ?en ons in stemming brengen. Enkele Vlamin gen, een enkele Italiaan, Franschman of Duitscher, staan te midden van die oud Hollanduche bent, en sluiten er zich by aan. Alleen het decoratieve portret van Rubens met zyne flamboyante kleuren en zwierige teekening contras teert met den deftigen kleureneenvoud en kalme voordracht der oud-Hollandsche portretten. Een toch ietwat vreemd portret, dat van Rubens : wat onvast zou ik zeggen, heelemaal niet dat pootig-magistrale van het Dominicaner portret uit het Manritshuis, noch die vastheid van toets, die elk plan juist en raak naast zy'n buurman zet, een onberispelijk modelévormend; de linkerhand ziet er wat heel erg onbeholpen uit voor Rubens. Maar gloed is er in den toon, de vleeschkleur schittert goudachtig tegen de warmblauwe lucht en de vlammend roode dra perie, en schenktaan dit portret iets van bijzon dere schoonheid. Wanneer wrj daar zoo in het rond knken, en wrj zien die gezichten van onze voorvaders, dan treft het ons, dat de verschillende raslypen, die wy in de portretten onderscheiden, heden ten dage nog bestaan. Maar zy zien er schijn baar anders uit, omdat zy in kleederdracht verschillen, omdat zy' in andere omgevingen onder andere omstandigheden gezien worden. Zoo zyn andere opvattingen ontstaan in het weergeven van den mensch, al naar gelang zyne levensomstandigheden zich wijzigden. Het waren juist die omstandigheden, die de kunstenaars er toe brachten de menschen anders te bekijken, waardoor die belangrijke verschillen ontstonden, die het portret plaatsen in de sfeer van zyn tnd, en het kenmerken. Zoo'n 17e eeuwsche portrettist was voor alles een schilder, die rijkdom in eenvoud zocht. Hu plaatste den persoon, die hem in opdracht gaf zijn portret te schilderen, zóó, dat de kop mooi verlicht werd, dat het gelaat sprekend werd door het licht, dat er over heen gleed, dat de vormen een sterk relief vertoonden. En omdat hij zoo goed zyn ambacht verstond, behoefde hy ook niet zoo te zwoegen; zyn toets was raak, zyn palet kende hy, en hy wist, wat er mee te maken was; met de meest eenvoudige middelen bereikte hy het hoogste effect. Al die menschen, die wy zoo afgebeeld zien, zn kijken rustig en vast, kalm en bedaard is hun blik, en zoo spiegelen zy den rusteen gemoedstoestand van den schilder weer. Alleen by Frans Hals voelt men een nervenser, sterker bewogen leven, by Rembrandt het com plex zyn er vreemde natuur, het bovennatuur lijke zijner visie. Rembrandt gaf de menschen weer als zonnekinderen, die licht uitstraalden en wier oogen, gemagnetiseerd door zijn leeuwenblik, ons nog aanstaren met al de intensiteit, die het leven geven kan. Voor hen, die de voornaamste werken van Rembrandt gezien hebben, zyn de tentoongestelde schilderyen toch in zooverre belangrijk, dat, al openbaren zij niets nieuws, zy den schilder toch van ver schillende kanten doen kenner. No. 113, het levensgroote portret eener dame, gedateerd 1632, vertoont in de behandeling veel over eenkomst met het portret van het bleekzucbtige rneifje uit het Mauritshuis; ook hier die blanke bleekrose rt fl acties in de schaduwpartijen van het vleescb, dezelfde koele toon overgaand in violette toonaard zooals by de zichtbare hand. De veifliag is dun en hier en daar schemert de grondtoon van het paneel door de dunne glacie. Het is een deftig, voornaam en sprekend por tret, vol leven, sober van uitvoering, een heerlyk, mooi, rustig schil ierstuk, om er lang op te bijken; maar het mist nog dat zonnige, dien mysterieusen lichtgloed, dien wy by'v. kunnen waarnemen in eeu portretje, dat er naast hangt Het stelt een jongen voor met blond haarjen liggenden kraag en is in denzelfden goudachtigen toon geschilderd als het overheer lijke portret van de dame met den waaier uit het Buckingbam Palace. Kan het misschien uit denzelfden tyd dagteekenen en dus van omstreeks 1641 ? No. 116, het portret van een knaap, een kantige schets met vette lichthoogsels, is machtig van lichtwerking en is waarschynly'k uit den lateren tyd van den schilder, het is expressief door de tegenstelling van licht en donker. No. 111. Ean zelfportret van den schilder met dezelfde goddelijke uitdruk king eener byna waanzinnige grimas, die wy zoo dikwerf terugvinden in de zelfportretten, vooral in de etsen di hij maakte vóór zyn huwelijk met de zonnige, rossige Saakis, die de vreugde werd van zyn atelier, de mystieke tempel van zyn goddelijke kunst. Die grimassen van dien diep ernstigen denker, zooals hij alty'd geweest moet zyn, het waren slechts middelen om het lichtprobleem op te lossen, wat hem zyn leven lang vervulde. Zyc flink gebouwde vleezige kop was voor den schilder een prachtig voorwerp oai te belichten; de verschillende grimassen, die hy maakte veranderden de verhoudingen van licht en donker op zij a ge laat en deden onverwachte iichtspelingen ont staan, die zyn graag oog opvingen en die hem de zonnige verrukking gaven, welke EU nog zyn werk aan den beschouwer mededeelt. Van ze.fi genomenheid by' dien man geen sprake, ofschoon dit wel eens beweerd is; daarvoor was hy te groot, daarvoor stond hy te ver boven dat soort menschen, die met dit lieftallige gebrek behebt zyn. Rembrandt zag zich zelf als het ware in den spiegel van Paoebus, en dan vond hy zichzelf mooi. Behalve de reeds vermelde werken van Rsmbrandt zyn er nog vier portretjes, waaronder ook nog een paar zelfportretten, n als knaap en a op meer dan twintipj irigen leefiyd. Een merkwaardig portret ii dat van den monograsnmist R, een leversgroot kniestuk, eene dame voorstellende. Ware het niet, dat de Rembrandtkencers een bee'je angstvallig zyn om dit portret aan Rarabrandt toe te schryver, men zou even geneigd zyn aan hem ta denken, waartoe dit inderdaad sterk lichtgeverde schilderij van zelf aanleiding geeft. Moge het al niet afkomstig zyn van het palet van den zonneschilder, het moet dan toch een kranig kunstenaar geweest zy'n, die zoo lich tend en vast den vleeschtoon wist te schilderen, die zoo heerlyk mooi zy'n figuur wist los te maken van den achtergrond, zoo wist te om hullen met dat goudachtige licht, hetwelk Rembrandt en Guyp met de heerlyk diepe en volle toonaarden van hun palet wisten te be reiken. Wanneer inderdaad die R den naam verbergt van een bestaand hebbend persoon, dan kunnen de kunsthistorici een goed werk doen, om den naam van dien kunstenaar uit het verleden op te speuren, zoo mogely'k meer werk van zijne hand aan te wy'zen en zoodoeide de vergeten persoonlijkheid van den schilder doen herleven. (Slot volgt). L. LACOMBLK. De tentoonstelling blyft geopend tot l September. Van Goyen-tentoonstelling. Donderdag was de eerste bezichtigingsdag van de interessante Van Goyan-tentoon,telling in het Stedelijk Museum, door de firma Frederik Muller & CP. georganiseerd. Zy omvat op 't oogenblik reeds een 50-tal zeer belangrijke schilderijen van den meester en een groot aantal teekeningen. Er worden echter dezer dagen nog eenige goede stukken verwacht, zoodat de uitgaaf van den catalogus no» eenige dagen is uitgesteld. Met het oog op den korten duur dezer tentoonstelling, raden wy ieder aan zoo spoedig mogely'k een ky'kje te gaan nemen. AiiiiiiiiiiiiMHiiiiiiiiimiminiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiii iiiiiuiiiiiiiiimi Oeer boeken en seJirijvers, Subjectieve opstellen, door ANNA DE SAVORNIN LOHJIAN. P. N. van Kampen & Zoon, Amsterdam. Het 'ijkt me wel heel moeiely'k niet subjec tief over een artistiek of litterair werk te oordeelen. Op wetenschappelijk of sociologisch gebied heeft de beoordeelaar ten minste den onpartijdigen grondslag van betrekkelijk vaste regels en wetten, maar welke algemeene regels of wetten zal men toepassen op iets zóó indi vidueels, iets dat zoo weinig vaste regels en wetten duldt als de kunst ? Subjectieve opstellen" heeft Anna de Savornin Lohman haar werk genoemd. EQ al is deze toelichting (by haar vooral) wel overbodig, toch lykt het ray een eerlyk beginsel, dit in de eerste plaats nog eens te verkondigen. Want wat is de kritiek, ook de beste, de knapste en de eerlykste (en hoeveel kennen wy er niet die deze deugdelyke eigenschappen absoluut missen) anders dan de oprechte uitspraak eener individueele overtuiging ?" Esn recensent moest eigenlyk, om billy'k te zy'n, maar in heel weinig gevallen beslist durven zeggen: dit is goed, en dat is niet goed"; maar wel integendeel haast alty'd bekennen: volgens my'n, zeer feilbare,individueele meening, is het zoo of zoo." Anna Lohman gaat dus, en principe" van een heel goed en waar standpunt uit. Maar, vreemd genoeg, ook by haar, zoowel als by veel anderen, volgt de praktijk al heel zelden de stelsels van de theorie. Haar oordeel, volgens haar eigen bekentenis, is in de hoogste maat individueel en subjectief, en kan dus ook maar, principieel en in haar eigen overtuiging, de waarde eener individueele denkwijze hebben. Hoe komt ze dan zoo kras en decisief op te treden alsof ze algemeene, absolute waarheden verkondigde, daar waar dit haar eigen oordeel over 't werk van anderen zich laat gelden ? Ik geloof wel dat ze 't goed en eerlyk meent, maar dat ze zich doorgaans onbewaakt door haar temperament laat meesleepen. Dit boek is niet alleen subjectief, maar ook op vele plaatsen agressief. Zy beschouwt en ontleedt niet rustig genoeg de dingen die haar binderen Zij maakt zich boos. Zij kent geen kalme'philosofische ironie. Een werk dat haar goedkeuring niet wegdraagt doet haar lyder, en in bitter heid tegen den auteur uit zy dit gevoel. Onge looflijk sterk zy'n haar sympathieën en anti pathieën ; en daar deze laatste over 't algemeen veel talry'ker zy'n dan de eerste, komen de meeste schrijvers er by haar al heel treurig vandaan. Sterk-subjectief als dit boek is, kan het ook wel niet anders dan even zoo subjec tief door den lezer beoordeeld worden, met dit gevolg, dat zy'n eigen sympathieën en anti pathieën hem onder de ledng om de beurt ook veel genoegen en evenveel ergernis zullen bezorgen. Ik, voor my'n part, om volop subjectief te bly'ven, beken met zeer veel genot de krasse aftakeling van den pedanten Brasdes te hebben gelezen. Die is ook een van mijn litteraire vy'anden. Het uitvaren tegen wat freule Lohman noemt het ploertige, vuile, opzettelijk in smerigheden rondtastende van onze Holland sche jongeren," heett my daarentegen door|zyn onbillijke overdrevenheid ten zeerste gehinderd; en (ik vraag wel excuus aan freule Lohman, die zeker een heel ander resultaat heeft beoogd) haar uitvallen tegen wat zy als gevaarlyke lectuur" brandmerkt, hebben in de hoogste maat my'n ongezonde nieuwsgierig heid opge wekt om met die ondeugende boekjes nadere kennis te maken. Ik gtloof niet dat Alice Stockham en Anna Fischer-Iückelmann een betere reclame voor haar zoogezegde onzede lijke werken zouden kunnen wenschen, dan de seherp-afbrekende kritiek die freule Lohman er over geschreven heeft. Intusschen verwondert het mij zeer dat een zoo knappe schryfster en zoo fel-vry'gevochten vrouw als freule Lohman, wier ideeëa en wier durven ik herhaaldelyk (steeds indi?idueelsubjactief) toegejuicht en bewonderd heb, nog zoo hardnekkig zit vastgeklemd aan enkele ver ouderde conventies en begrippen, als b.v. die der ouderwetsche Hollandsche fattoenlykheid. Voortdurend prikt en prikkelt ons dit niets zeggend woord onder haar scherpe pen. Wat bedoelt zy, de hoo^ boven de kleinzielige be grippen van haar wereld staande vrouw, met dat leege woord ? Ik denkt haast dat ze zie1! verkeerd uitdrukt, en dat, wat zy fatsoen noemt, feitely'k een intiem geralfiaeerd gevoel van haar eigen kiesche jonkvrouweiijkbeil is, een natuurlyk verschijnsel van haar afkomst en opvoeding. Het zy'n by haar wellicht ais heele fijne voelhorens die pijnlyk terugkritnpen voor alles wat te ruw en te rauw is. Van daar misschien haar overdreven, onbillyken, i; stincttieven afkeer van het realisme, ji, v in de gewone, natuuriyke, pbysiologieche waarheid des levens, hetwelk gtdeeltelys voor haar ge sloten blyft. Ik houd het er voor dat zy een, door weinigen begrepen, en wellicht moeielijk te verwezenlijken, maar teel heel mooi levensideaal in zich omdrragf, iets zachts en goeds onder haar oppervlakkige scherpheid, iets dat heel rein en hoog tot een groot geluk zou kunnen op bloeien, als het eenmaal de goede streeling van harmonieus melevoelen mocht ontmoeten Is dit haar ideaal van 't leven eener vrouw niet een hoog en niooi en gezond ideaal: Ik zie haar werk als daf. eener aanvulling, eei er volmaking van het zy'ae ('len ma: ); en dat in de allereerste plaat?, zoo ze zijn mag de moeder en opvoedster zijner kinderen, die ze van hem en door hem ontving Maar, z >o haar dat hwgste vromvengeluk ontzegd b.eef, dan als ds bescheiden, in het verborgen liefde spreidende vriendin ; die weet te helpen en te steunen op duizenderlei wy'zen ; wijzen die ze zelve altijd wét te vinden, zoo ze rechtge aarde vrouw, geen derde-geslachtsproduct is." Ocer b-teken en sch'ij'iers lijkt mij een heel eigenaardig, wel wat disparaat ensemble, met veel moois tusschan het minder goede, dat zeker geen enkelen lezer onverschillig zal laten. CYKIBL BUÏ.SSB. Pessimistische Innst *}. Rotterdam, Juni 1903. Mi/jnhetr de Redacteur! In het Nieuws van den Dig van 23 Juni 11. las ik de traditioneele feuilleton van J. van den Oude: «Onze leestafel," waarin deze heer ditmaal my'n laatste boek .Klein Laven" be spreekt. Ik begrijp Z86r Soe!* dat een teger.critiek in uwe kolommen geen plaats zou vinden. Deze te schrijven i« ook royne bedoeling niet, daar des hearen Vun den Oude'a oordeel ah a\le kritiek een kwestie van. smaak en dus geheel individueel is, waarover verder niet te twisten valt, en overigens my'n werk voor zichzelf spreken moet. Anders echter wordt 't, waar de heer v. d. O. aan het eind van zyn opstel in den breede over kunst'gaat theoretizeeren, en 't dus een principieele kwestie wordt, waarmee de geaeele internationale litteratuur der negentiende eeuw te maken heeft. Voor die litteratuur op te komen is myn bedoelen. Ik hoop dat u my het recht daartoe niet ontzeggen zult, en dat u ook om het lezend publiek gelegenheid te geven de zaak eens van een anderen kant te beschouwen deze regelen zult willen opnemen in uwe kolommen, waar gij den heer V. d. O. vry uit zijne meening hebt laten verkondigen. «Van pessimistische kunst te spreken is eigenlyk alsof men sprak van verduisterend licht, verkillende warmte, een in de diepte gaande toren Pessimisme en kunst zy'n kort weg antithesen" aldus decreteert de heer V. d. O in bovenbedoelde feuilleton. Pessimistische kunst zou dus zyn een samen stel van twee tegenstrijdige hoedanigheden, die elkaar opheffen: alzoo een onding, een niets! Maar weet de heer V. d. O. dan zóó weinig van de literatuur zoowel binnen-als buitealandsche af, dat hy niet begrypt, dat hy' met de ie zyne besliste woorden een streep zou halen door de geheele litteratuur der negentiende eeuw, waaraan we juist zoo menig machtig kunstwerk te danken hebben ? Al moeten de lezers van het Nieuws van den Dag langzamerhand reeds gewend geraakt zy'n aan de apodictische uitingen des heeren V. d. O. deze abnegatie van nagenoeg alle schoons in de letteren der vorige eeuw zal menigeen toch wel wat hél onbetamelijk vinden. Immers wat is er door: Stendhal, Flaubert, Balzac, Zola, Maeterlinck, Heine, Hauptmann, Gorki, Ibsen, Knut Hamsen, Rudyard Kipling *) Deze brief werd aan het N. v. d, D. gezonden, maar kon niet worden opgenomen. om maar eenigen der meest bekenden te noemen anders geschreven dan pessimis tische kunst ? We behoeven' zelfs geenszing zooi er te zoeken: Vondel, de »vor»t onzer dichters" heeft zy'n niet gering deel in de onver gankelijke, de-moeite-des-levens-bezingende verzen onzer eigen kleine literatuur ! En niet alleen de literatuur levert voorbeelden zelfs uit de oudheid van pessimistische knnst. van Michel Angelo is 't bekend dat zijn zwaar moedigheid zich uitte in byna al zyn geweldige creaties, waarvan zelfs sommige een gruwetly'ken indruk maken op simpele zielen. o. Rambrandtl de toch-wel algemeen-erkende, wondere kunstenaar, die groote sombere zonder ling, die geleefd heeft in het tydperk ven, gezond en krachtig volksbewustzijn, het glorie' tydperk onzer republiek, heeft die geen zwaar' moedige ja zelfs huiveringwekkende schilderyen gemaakt? Wat is zy'n wereldberoemde «Ana tomische Les" bijvoorbeeld voor een groot deel anders van een op-geniale manier-weer gegeven, lugubere, platte realiteit? Zou de heer v. d. O. ook dit schildery' als een »jonggemoed-verduisterende ephemeride" beschou wen, en 't als zoodanig geschrapt willen hebben van het lijstje der kunstwerken, die de eeuwen ons hebben nagelaten ? . Dit toch is een zeer-voor-de-hand-liggende conclusie, die echter vermoed ik zelfs de beer v. d. O. niet zal aandurven. Doch om op de literatuur terug te komen; misschien zouden we, volgens de heer v. d. O. tot Werumeus Büniug, C-emer of de Ganestet moeten gaan, om verbeifiig, het echte leven, kortom: waarachtige kunst in de literatuur te vinden. Maar: tErnst ist das Laben" haalt Maeterlinck een aloude duitsche snreuk aan in zy'n opstel o?er Emereon (La Tiésor des Humblep, pag. 140), en hy voegt er aan toe: sla vie est grave, et au fond de notre eire notre fine n'a pas encore souri." Ik heb hier slechts erkele voorbeelden ge geven, maar ze zy'n autoritair en trtffand genoeg om des hebren i. d. Oade's oudbakken tirade over verhsffande kunst en zy'n terdooddoemirg van alie pessimistische kunst te niet te doen. Overigens is dat afkeuren van zoogenaamde pessimistische kurst een vreemd en helaas nog te veelvuldig voorkomend verscbytiBel. Niemand toch zal 't in zyn hocfJ krijgen schilderyen van Jozef Israëls, Millet, Burne Jones en zoovele anderen af te keuren om hun somberheid. Waarom dan wel .de producten der hedendaagsche en vorige-eeuwsche literatuur? Hun karakter is toch beUalfJe, nanelyk : het leven weer te ge en, zoo oprecht als men 't gevoelt, en zoo volkomen als men 't kan. Is 't, omdat woorden onniddellyker en harder trtffan dan kleuren en lyr.er, of omdat in literatuur ook ?&', genoemd wordt, wat nu niet iedereen dagelijks gewaar worden... IsJn althans? Maar alleen alleen een zeer oppervlakkig beoordeelaar kan hierin een essentieel en overwPgend ver schil tusschen schilder en woordkunst zien. Met dit al zou men intusschen geneigd zyn, de heer v. d. O. tot die zeer oppervlakkige beoordeelaars te rekenen l Nogmaals mynheer de redacteur, dat ik dit alles hier weierom gereleveerd heb, is niet voor de broeders-artisten of meer speciaal voor m'n geestverwanten, om hun een eventueel roodige riem onder bet hart te steken, want zy', die het leven in alle lichtingen hebben doorvorscht, weten 't allen, en onomstoote'ijk : dat dit le^en in zyn diepste lagen altoos ernstig, en dikwu'ls overweldigend somber is maar 't is voor het groote publitk van uwe onrant, dat zich allicht door des heeren v d. Oude's oppervlakk;ge wijsgeerigheid zou laten omleiden, en een verkeerd miskennend oor deel zou vellen over die artisten, diejaisthet ernstigst en oprechtst getracht hebben de me;.schheid tot het waarachtige en trots alle somberheid zoo mooie la/en nader te brengen. Hoogachtend. Uw dv., J. EVERTS. aangegrepen dan men van zoo'n ^kapelletje" zou vermoeden. Zij behield juist genoeg fysieke kiaclit om den volgenden dag te trouwen, maar toen ook kón zij niet meer. Zij werd bewuste loos en toen ze weer bijkwam, was ze.,., krankzinnig. Niet otfeergtelbaar echter, meende de dokter. Bij goede verzorgirg zou te kunnen genezen. Ze wordt tav de woning vanlïeurille vervoerd en - kón ze, mocht ze anders? Woltera neemt de verpleging op zich. Ze offert haar studie et; haar toekomst daarvoo* op, maar dit verhindert niet dat de laster ^baarkleed veift." Over haar onderstelde verhouding' tot Neuville wordt veel gebabbeld. Door de barones van Bloemenhoven worden Woltera de venijnige; geruchten medegedeeld'. Maar wie ziell ook van haar plicht laat afbrengen, juffrouw Van A''meide niet. Zij blijft haar Tfiendin geze'schaj»- houden tot deze genoegzaam' hersteld is om baar te kunnen missen. Het wwdt nu hoogtijd het huis man Neuville te verlaten. Want meneer; we hebben 't al gehoord, wordt bstig en Woltera gelijkt in dit opzicht op vale meisjes, dat ze op den duar niet ongevoelig'blijft voorde bekoorlijfchfd'ea van een Don Juan. Tot haar eer moet worden gezegd, dat zij baat liefde nooit heeft verrader, allerminst aan Newille. Woltera dan gaat naar Atewterdam OM haar studie weer op te vatten, or overmaat van: zenuwachtigbeid slaagt ze niet in baar ixameu. en wordt au auteur. Za moet namelijk wat gaan verdienen, baar klein kepHaaltje raakte op en, behalve voor zichzelf, heeft ze te ze rgen voor den zoon vain Neuville, door haar dit ligt in den aard1 der Romantiek geadopteerd, althans a's een eigen kind verpleegd en opgevoed. Gedurerdi een kwarteeuw werkt zij van den octteLd tot dca avond voor weinig of geen loon en van haar succes als schrijfster zal ze eerst op haar dooibed vernenun. De critiek immers is voor heel veel auteurs meedoogen'oo»..,. Mejuffrouw Sratenus schijnt diarovt r te kun nen meepraten. Ik weag het dan ook niet bier ten oordeel over kaar laatsten roman reer te schrijven. TsouweE?, de schrijfster van Plicht is geen onbekende meer in de literaire wereld. Zij heeft haar iepufa<ie en haar lezerskring de lezers van 'ÏWeekblad mogin uit mijn over zicht en mijn ftinhalinsen opmaken, of zij kans loopt die met haar Plicht te verspeler. Utrecht. W. FIK, iiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiHiiiimmiiiiiiiiiniiittifiiiiiiiiiiiiHiiHiiMiHll^ By het Coaaitétot verzorging van kinderen der slachtiffjrs der algemeene werkstaking,. kwam sedert de laatste opgave in : By den Algemeene Sacretaris J. de Haas, Blasiusstraat 51: Wiebaut, Middelburg f 25';. M. Z. T F. (bem. MPJ Hartoe)/25; Amsterd. Oaierst. Comité/< M»; B. Mastéa, Goes/10; by den heer J: L Biitz, Rachtboomsloot 8: Ged. opbrengst prikkaarten / 50; dito ? 20;. by M<j. Hartog, Blasinsstraat 64: Mej. Noest / 2.25; Bikker Hartog f 1; by Mtj. van, Heeteren, de Génestetstraat 16 : van M. f 5.* Door deze maken wy tevens bekend, dat wij den bodem onzer geldkist zien, zoodat wy, indien niet spoedige hulp komt, het bijltje er bij neer moeten leggen. Bi wat moet er dan van al die arme hongerende kleintjes worderv dia wy tot nu toe van voedsel voorzagen en voor wie de nood nog even hoog is ? Wij doen das ten laatste een be:o>p op uwe weldadigheidszin en zya zoo vry' u te verwy^en naar de aanbeveling van ons Gxnitéeeniga dagen geleden in de diverse bladen door Mr. J. Ihngat, namens het Amsterdamsen Oadersteunirgs Gomi . Wy hopen ala nog u het ons zult mogely'k maken onze schoone taak voort te zetten. Name-'S het Cuiuté: J, DE HAAS Blasiusstraat 51. Aljem Secretaris. LOI.-ISE STKATKXI s, Plicht. Amsterdam. D. Buys Dz. 1Ü03. »Maar ook uw hart zal dorsten naar liefde," sprak hij in eene opwelling van jaloezie: /,Gij zijt vrouw, vrouwelijker dan wie ook. Gij zult niet. bewaard blijven tegen den dorst naar geluk." ,Eu indien dat zoo ware, wat gaat het u aar, mijnheer?' vroeg zij, zoo hooghartig, dat alle hoop hem ontnomen werd. Ik ben Paulette's vriecdin; zoo ik ooit de uwe wil worden, moet gij dat nog eerst verdienen." Dit is een proefje van dialoog, dat den roman van mij. Stratenus karakteriseert. Hij, die in een opwellirg van jaloezie in de mooiste boeketaal van de wereld praat, is Gustaaf de Neuville, die j-had gestudeerd in de rechten en schitterende examens afgelegd, ofschoon (N. B.!) hij rijk genoeg was om naar geen be trekking te mceten solliciteeren/' Zij, d'e, hooghartig rep ijeerenie, De Neuville met gelijke munt betaalt, is Woltera van Almeide, die ,haar tijd had verdeeld tusschen studie en Let opzoeken der Scheveningsche a'meii"en dus op 25-jarigen leeftijd buitengewoon ernstig is." 't Verwondere daarom niemand dat ze .rem blik vol toegevendheid toewerpt" aan een 20jarige vriendin, die aan den vooravocd van baar trouwdag verklaart dat Gustaaf en zijn familie al haar tijd in beslag cemen. Paulette wist toen nog niet wat baar boven 't hoofd hing. Op den eigensten avond nog zou ze iets vreeselijks vernemen. Een oude vrouw komt hi-ar vertellen dat De Neuville vader is van een 3-jarig jongetje, waarvan hij de moeder aan baar lot heeft overgelaten en eischt (hm !) als grootmoeder, dat de bruidegom zijn kind zal erkennen, hem opvosden als zijn zoon, in zijn eigen huis." Paulette, hoewel hevig ontsteld, behoudt nog lang genoeg haar verstand om naar Woltera te gaan en te vragen, of ze met bem moet breken." Zoo hoog, meent de vriendin, hoeft ze de zaak nu niet op te nemen. , Vergiffenis weigeren," zegt ze, moogt ge niet; maar gij hebt een anderen plicht, te vervullen. ... Gij moet Neu ville overhalen het kwaad te herstellen en hem zelf daarin behulpzram zijn. Die vrouw heeft gelijk, voor het kind moet gezorgd worden. Het mag niet opgroeien tot een bedelaar. Paulette, het zou een mooie, verheven daad zijp, indien gij den kleine aannaamt." Paulette Termonde evenwel bezit geen diepte van ziel" eu wijst diea plicht beslist af. Ook Neuville laat zich gemakkelijk door de moeder van Pauhtte overtuigen dat de grootmoeder meet worden afgesnauwd en met de politie ge dreigd. Zelfs rustte de wereldwijze vrouw mevrouw Temende n.l. niet alvorens het vonnis was geveld, waardoor eens te meer een vader zijn kind aan gebrek en aan de armoede der onwetendheid prijs gdf." Toch was de bruid door 't voorval heftiger miiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiniittmiiiilriii Reclames. 40 cents per regel. Stof voor een compl. Hwzijflen Japon fl 9 90 tot il 43.2.5. Franco en vr(J van invoerrechten toegezonden! Stalen omme gaand ; evenzoo van zwarte, witte en gekleurde ,,Heniieberg-Zij«le" van OO cent tot llll.Söper Meter. G. Henneberg, Zijde-Fabr. (k. &, k. Hofl.), Ziirieh. Rij wielen zijn de beste voor ?100 mee 2 jaar garantie. Vraagt geïllustreerden Frejicourant aan cfe Hoofdagentm A. DRUKKER & Co., Amsterdam, O. Z. Voorburgwal 242 en 248 b/d Damstraat. FIJNSTE LIKEUR. Dèpositairei ? B. A. EIPPING & Co., Amst. Cacao, Biscuits en Chocolade. Herhaalde malen bekroond. Jan Rap *k C-., door ALF. LAÜDY, 180 blz. ? l, fr. p. p. ?1.10 Zwervers, door ALF. LAUDY, 188 blz. ? l, fr. p. p. ? 1.10. Uitgave van J. W. VAN LEEU WEN, Hoogewoerd 89, Leiden. Piano-, Orsel- en MKYROOH A KAI.KIIOVEÜ, Arnhem, Zoningsplein. VLEUGELS en PIANINO'S In Koop en In Ent* Cepare«r*n Stammen Ruilen

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl