De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 26 juli pagina 2

26 juli 1903 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No.1361. koning, destijds nog prins van Wales, een goede vijftien jaren geleden in Ierland werd ontvangen, maakt de hartelijkheid van de ontvangst, die hem en zijne gemalin nu ten deel valt, daarmede een verrasend en weldadig contrast. Toch is het doel de verzoening van. Ierland en Engeland nog bij lange na niet bereikt. Wij schreven in het bedoelde artikel: »Een andere vraag is, of bij de aan neming van het wetsontwerp het Home .RwZe-vraagstuk van de baan zal zijn ge schoven, zooals de regeering schijnt te onderstellen. Dit zou alleen het geval zijn, wanneer het streven naar Home Rule uit sluitend op economische, en niet tevens op politieke gronden berustte." Dat onze twijfel gerechtvaardigd was, is duidelijk gebleken. De leider der lersche partij in het Parlement, de heer John Redmond, dien een in ons nummer van beden gereproduceerd prentje uit de Punch voorstelt bij de uitvoering van een vreedzamen en genoeglijken calce walk met den ontwerper en verdediger der wet, den minister Wyndha'm, is ^dankbaar, maar niet voldaan." Hij betuigde, na de aan neming van de wet, aan het Parlement daarvoor, namens zijne partijgenooten, zijn oprechten dank, maar, niet zonder voor behoud. »Thans is" zoo zeide hij »de laatste hindernis uit den weggeruimd voor het toekennen der politieke rechten, op welke de Ieren aanspraak blijven maken. De Home Rule quaestie blijft dus aan de orde. . Zal de tegenwoordige regeering haar durven aanpakken en haar kunnen op lossen ? Het is reeds menigmaal voorgekomen, dat groote vraagstukken, welke in Enge land door de liberalen aan de orde waren gesteld, door de conservatieven tot een goed einde werden gebracht. Men herinnere zich slechts, dat de achtereenvolgende uit breidingen van het kiesrecht bijna zonder uitzondering door de conservatieve ministeriën zijn ingevoerd. Met de Home Rulequaestie, die zelfs een Gladstone niet kon oplossen, zal het misschien eveneens gaan. Alleen speelt hier de nationale ijdelheid, die Ierland eeuwen lang als een wingewest heeft beschouwd en behandeld, velen nog parten. Toch zou, naar het ons voorkomt, het zoo in zwang zijnde imperialisme met eene bevredigende op'ossing, met het toe kennen van een zeer uitgebreide autonomie aan Ierland, zeer wel in overeenstemming te brengen zijn. Een wereldrijk als het Britsche behoeft geen rekening te houden met afstanden. Wat het aan Canada, aan gene zijde van den Atlantischen Oceaan toestaat, kan het even goed toestaan aan Ierland, aan gene zijde van het Kanaal van St. George. Voor den overheerscher, wiens hand zoo lang en zoo zwaar op Ierland heeft ge drukt, zou eene rechtserkenning en rechtsherstelling in zekere opzichten een bittere pil zijn. Toch kunnen zij niet uitblijven. Op het noblesse oblige rekenen wij in deze niet, maar de praktische zin der Eogelschen zal hun in deze netelige quaestie ten slotte wel den rechten weg wijzen, die Ierland en zijne bevolking dankbaar en voldaan" maakt. lllllllllllimilllltUllllMllllllllimtllttlUIMnniMIMIimUlinilHt<WMMM Sociale, mi ......... iiiuuliiiiliiiinu ..... iiiiuniuui Een teYorainppiraffl voor het II. (Slot). Heb ik er in den aanvang van hè1; vorige opstel op g:wezen, dat dit program vooral waardeering verdient om zijn veilzijdigheid, het kan mijns inziens niet betwht worden, dat bet ia dit opzicht ook de gebreken zijner deugden vertoont. Trouwens wil men een program samen %1 ellen, dat het zoo veelzijdige wocingvraagstuk in al zijn onderdeelen regelt, dan zou dit, om een betrouwbare vraagbaak te vormen voor practisehe maatregelen, vergezeld motten zijn van eene tojlichting, die al de dikwij s slechts in versvijdsrd verbatd met elkander staande onderdeden in bijzonderheden to1; e; n onderwerp van bespreking maakte, waardoor dit allicht den omvang van een of meer boekdselen verkrijgen kan. Het bloote feit, dat dit program verschenen is in dsn voroi van een tijdschrift-artikel van slechts enkele bladzijd. n druks, is zeker voldoende b3wijs, dat hier hoogstens gedacht kan worden aan een vluchtige schets, welke mogelijk het uitgangspunt zal kunnen vormen voor een men- grondige uit werking der daarin als wenschelijk geschetste hervormingsmaatregelen, doch welke allerminst geacht kan worden ean werkplan op te leveren, waaraa e?ne bevredigende oplossing van het woningvraagstuk in de raiste toekomst met vertrouwen kan worden te g:mnet zien. Het is natuurlijk moeilijk uit te maken, of de zoo vluchtig omschreven denkbeelden in bet hoofl van den ontwerper reeds vas'eren vorm k;bben aangenomen, welke later op anders wijze wereld kundig zullen worien gemaakt, dosh al kan worden toegegeven, dat bekcopthdd en sober heid in het algemeene als deugden van her. vormingsprogramma's moeten worden aange merkt, dit neemt toch rht weg dat de duide lijkheid daaronder niet mag lijden en dat het niet voldoende is hervormingen, waarvan nog Eist vaststaat, dat zij practisch uitvoerbaar zijn, aan te prijzen, zonder tevens aan te geven, hoe men zich die uitvoering denkt. Dat het vraagstuk der huisvesting van de landelijke bsvolking als onderdeel van het alge meene agrarische vraagstuk naar liter wordt verschoven, kan tot op zekere hoogte begrijpelijk worden geacht. Het is inderdaad onbetwistbaar, dat b.v. de vraag, of de trek raar steden behoort te wordea aangemoedigd of tegengfgsai, nauw verband houdt mst de middelen van bestaan, die aan de bevolking van het platte land kunnen worden geboden, waarbij de toestand van den latdbouw zeker wel den doorslag geven zal. Daar het nu ? inderdaad tot verwarring zou kunnen leiden, indien men maatregelen in het belang van de opheffiig van den landbouw ging behandelen in verband met het woningvraags'.uk, kan het inderdaad aanbeveling verdienen dat alles buiten beschouwing te laten en zich te bepalen tot datgene, wat meer direct ten be hoeve van de huisvesting ten platten lande behoort te worden verricht, wat zich in den regel meer quantitatief dan qualitatief van de verbetering van stedelijke woningtoestanden onderscheidt. Ook de wel eenigszins op een gemeenplaats gelijkende uitdrukking, dat naar algemeene verheffing van den economischen toestand der raingegoeden moet worden gestreefd, kan desnoods nog als rethorische ontboezeming worden aanvaard, zonder dat men den schrijver stelt voor da moeilijk te beantwoorden vraag, hoe hij die verheffing bewerkstelligen wil. Eeaigszins anders s'aat het ec'utïr waar con crete maat-egelen worden aanbevolen, welke of geen fc'ierp omlijnde begrippen vormen of naar veler oordeel niet voor practische toepassing vatbaar zijn. Wat heeft msn bij 7. te denken van de uitspraak, dat de stadsuitleg steeds als openbare zaak moet worden behandeld en niet meer aan particulieren mag worden overgelaten, eei wensen door den ontwerp ir van het program ook op het jongste internationale woning-ciDeres geuit, doch daar evenmin als hier in bijzonder heden uitgewerkt. Heeft men hierbij alleen te denkeu aan een vaststelling van het plan van uitbreiding, zooala dat bij onze woningwet voor de grootere gemeenten verplichtend is gesteld, of desnoods aan het van gemeentewege al of niet voor particuliere rekening aanleggen der straten? In dat geval schijnt de maatregel niet alleen vrij onschuldig en wordt alleen als alge meene regel vastgesteld datgene wat althans in de plaatsen van eenige beteekenis vrij wel ge bruikelijk is, doch is het tevens minder daidelijk hoe daarvan een groote invloed op de grond prijzen kan worden verwacht. Is daarentegen de bedoeling, dat het geheele grondgebied der b'jbes'aande stadsgedeelten te trekken nieuwe wijken zich in handen der gemeenten moet be vinden, zoodat deze ook de verdeeling der bouwblokken en de vaststelling der prijzen kunnen regelen, dan ware het toch niet over bodig a»n te geven, of hier aan een soort van landnationalisatie moet worden gedacht, dan wel op welke andere wijze de gemeenten zich dat bezit verwerven moeten. Ook is het op billijke voorwaarden ter beschikking stellen van bouwgrond aan bouwverenigingen moeilijk te rijmen met een verbod van vervreemding van gemeentelijk grondbezit, tenzij men die uitgifte a'leen in den vorm van erfpacht wil sedoogen, wat dan echter wel speciale vermslding had verdiend. Bij de belastingparagraaf wordt aangedrongen op eene belasting op de waardevermeerdering vai den bodem en daaraan 1-iter toegevoegd betere regeling der taxatie. Zou het gewaagd zijn hieruit af te leiden dat de ontwerper vol komen bekend is met het groote bezwaar aan die belasting verbonden, nl. on een doeltreffende wijze van schatting te vinden, die tegelijk vol doende waarborgen aanbiedt tegen ontduiking en «illekeur, en zou het te veel gevergd zijn ts verlangen, dat allhaas in hoofdtrekken ware aangegeven, hoe die betere taxatie moet worden ingericht. Het ziu niet moeilijk vallen meer dergelijke vragen te stellen, met name waar wijz;ging der bestaande wetgeving wordt aanbevolen zonder da> tevens aangeduid is in welke ricbtin? die wijziging zal behoort n te geschieden. Welke bepalingen der bestaande wetgevingen ten opz chte van den erfpacht, de coöperatie, de huur overeenkomst men zou willen vervangen t n wat men daarvoor in de plaats zou willen stellen, had althans in algemeene termen bshooren te worden aangeduid. Daarnaast zouden wellic'it etk'le onderdeelen van het program bedenking; kunnen ontmoeten, bijv. de regelirg der schadeloossttll n;. Dat ge broken wordt met het denkbeeld, dat de belangen van den grondeigenaar zóó eerbiedwaardig zijn, ("at daaraan ia geen geval zal mogen worden geraakt en zelfs die der gemeenschap er voor heb'nn te wijken, is zeker alleszins verdedigbaar en zelfs, dat bij botsing dier belangen do laatste in elk geval den voorrang moeten hebben, ook al worden er verkregen rechten door aange'a>t of op legale wijze verkregen eizendom er door vernietigd. Dat in gevallen, waarin dat verlies in geld waardeerbaar i?, een schadeloosstelling uit de openbare kas wordt verleend, is evenzeer te verdediger, al zal daarbij cauwlettenl moeten worden tiegeden, dat alleen liet verlies van een reeds aanwezig bezit, niet het teniet gaan van verwachtingen voor de toekomst tot zoo danige vergoeding aauleidirg kan geven. Worden bijv. ergens plantsoenen of pleinen noodig ge acht-, dan is er geen enkele reden waarom alleen de toevallige bezitter der gronden, waar die moe ten komen, er de kos'en van zou moe'en drsgen en bestiat er alle aanleiding tot vergoeding van dat deel van zijn gro: dbezit, dat in meerdere mate dan elders vcor openbaren weg wordt be stemd. Doei dat een dergelijke vergoeding bij wijze vaa gunst woidt verleend, zonder dat er rechtens eenige aamp aik op kan worden ge maakt, schijnt mij toe een bedenkelijke bron te kunnen worden van willekeur en bevoorrechting. Ook is het niet go«-d begrijpelijk waarom daar voor een zeker fonds zou moeten worden be stemd, zoodat niet alle n de rechtmatigheid der aanspraken doch ook liet, al of niet aanwezig zijn van voldoende middelen d T omvang der schadeloosstelling zou Luimen bepaler. In tegenstelling nu't deu ontwerper acht i'< dus eene nauwkeurige omschrijving van alle gevallen, die tot fcbadevergoedi ig aanleiding geven, onontbeerlijk, doch zie dan ook geen enkele reden waa-o.) op het ontvangen daarvan geen rtc'^t zou mogen wordtu verleend. Bovenstaande opmerkingen verhinderen echter niet dat in dezen arbiid een leiddraad kan wor den gezien, waarvan gebruik te maken is waar het geldt een systematische bestrijding van den woningnood te organiseerer, iets waaraan de bïhoefte moeilijk kan worden ontkend. O >k ten onzent, niet a'leen niettegenstaande, maar juist ten gevolge der invoering van de woningwet. Al kan toch aan deze wet de lof r,iet worden onthouden van een tamelijk volledige voorzie ning te hebben getrcff n ten opzichte der ver schillende onderdeelen van het woningvraags'uk en al kan zij in d.t opiicht de vergelijking met de meeste producten van builenlancische wet geving glansrijk doorstaan, het valt evenmin te ontkennen dat zij toch meer beoogt de hinder palen te verwijderen, die voor anderen, met name voor de gemeentebesturen mochten be staan, om op dit gebied daadwerkelijk op te treden, dan wel zelve daartoe de hand aan den ploeg wil slaan. Zal dan ook binnen afiieiibaren tijd deze wtt vruchten van eenige beteekeris afwerpen, dfn zal zoowel van de gemeentebe sturen als van het particulier initiatief een vrij wat krachtiger actie moeten uitgaan dan, enkele loffelijke uitzonderingen daargelaten, over het algemeen thans rog waar te nemen valt. Dat een dergelijk optreden rekening zal moeten hou den met bestaande toestanden en haast in geen erger fout zou kunnen vervullen, dan met verwaarloozTng van plaatselijke verschillen alles te willen regelen naar een zelfde model, kan zonder voorbehoud worden toegegeven, doch hieruit volgt nog niet dat wat betreft de te verkrijgen resultaten rietaltharjs van een gemeenschappelijke gedachte zou kunuen worden uitgegaan. Het ontwerpen ven een program voor zoodanige actie zon dus ongetwijfeld zijn goede zijde hebbïn, waarbij, al zal zeker niet uit het oog moeten worden verloren, dat wat met het, oog op andere toestanden is ontworpen, hier niet zonder meer kan worden overgekomen, toch van enkele aan het hier besproken program ten grondslag lig gende deckbeelden wellicht gebruik te maken valt, mede waarom ik het niet van belang ont bloot heb geacht er in wijder kring de aandacht op te vestigen en dit van eenige nadere be schouwingen vergezeld te doen gaan. R st rog de vraag, van wie zulk een gemeen schappelijke actie ten onzent zal moeten uitgaan. Natuurlijk in de eerste plaats van de gemeente besturen, al ware het alleen maar omdat de nu eenmaal daarvoor bij de wet zijn aargewezen en finaneieele Lu'p van rijkswege alleen door hunne tusschenkomst te verkrijgen is. Doch daarnaast zal toch zeker ook op de medewerking van particulieren gerekend moeten worden, niet alleen waar het geldt door middel van bouwvereenigingen practisch in te grijpen, doch ook om leiding te geven aan dergelijken arbeidswaar mogelijk naar eenheid van opvatting ten op zichte der uitvoering van wettelijke bepalingen zorg te dragen en, wat vooral niet uit het oog mag worden verloren, voortdurend propaganda te maken voor eene krachtige uitvoering der wet, welke bij de tot dusver aan den dag ge legde onverschilligheid van tal van gemeente besturen allerminst verzekerd schijnt. Ook hier is dus voor eenet centrale vereeniging vermoe delijk nog wel nuttig werk te verrichten, al zal deze niet, zooals bij onze oostelijke naburen op het tot stand komen eener wettelijke regel'Bg hebben aan te dringen, doch meer tot taak hebben er voor te waken, dat de reeds getroffen maatregelen goede vruchten afwerp(n en de goede bedoelingen van den wetgever ten volle worden verwezenlijkt. Een lichaam in den geest van de vroegere woningsadviescommissien, welke later met het Centraal Bureau van Sociale Adviezen is samengesmolten en sedert van het aardsch heelal sc'uijnt ts zijn verdwenen zonder eenige fporen van zijn kortstandij leven te hebben achter galaten, zou ook in de toekomst nog goede diensten kunnen bewijzen. Het ont werpen van een program van actie in d )n geest van het hier besprokene, zij het ock van geheel anderen invloed en minder omvattend, zou als eerste punt van werkzaamheid voor zoodanige vereeniging ongetwijfeld in aanmerking komen. C. v. D. mtlUHlIIIIIIIIIIIMIIIMIIIllMIMIIIIMMIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIItlIIIIUIIIIIMntfll Bet Mnseuiii HeMril Willem Mesdaa", Wanneer dit blad verschijnt, zal Nederland een openbare kunstverzameling ryker zijn, die landgenoot en vreemdeling naar waarde zullen waardeeren, welks bezit ors echter door den laat ste stellig bei.y'd zal word°n. Den 24 j(en dezer is het museum «Hendrik Willem Mesdag" voor het publiek peopend en daarmee het grootsche werk van c'&t deal zijns levens, dat onze populaire zeescbilder niet aan productie van eigen knust wy'dde, maar daarom met niet minder liefde aan de kunst besteedde, op vorstelijke wijze der gemeenschap aangeboden. Ik zou te kort doen aan de welverdiende faam van vlekkelooze schoonheid, die van de ie verzameling uitgaat, haar kunstwaarde ver kleinen, door die met een paar waardeerende volzinnen te willen omschrijven of bepalen, den knnstlievenden landgenoot beleedigen door hem te verdenken, nog nooit van de bekende bereidwilligheid van den eigenaar te hebben ge bruik gemaakt, om zijn schatten te laten zien. Bater dan iemand het zeggen kan, zal de heerlijke verzameling zelf aan het heden en de toekomst kond doen van hun zuiveren smaak, van hun breedheid in de erkenning van het schoor.e in elke kunstrichting, die de beer en mevrouw Masdag in staat stelden zooveel zeldzaam schoons bijeen te brengen. Maar wat alleen da tydgenooten kunnen gevoelen, dat is het tff^r, dat dit nobele echtpaar aan hunno medemenschen brengt, door nog in de kracht van hun Iepen, ten algemeene nutte afstand van hun kunstschatten te doen. Wie het voorrecht heeft gehad en hoevelen smaakten dit niet door den heer Mesdag in het museum te worden rondgeleid, wie zijn genot versterkt voelde door het medegenieten van dien man, die dag aan dag in dat milieu verkeerende, niettemin met even frissche opgetogenheid voor oen Daubigny, een C>rot, een Maria stond, wie gevoeld heelt, hoe de heer Mesdag zijn schilderijen als kinderen liefheeft gy en ik, wij begrijpen wat hat z?ggen wil voor den bezitter en zrjne vrouw, om niet meer op elk uur vaa den dag onge stoord on ongehinderd hun vrijheid te genisten bij het rondgaan in hun museuu orn de kans te hebben voor hun dierbaarste schil derijen een betalend publiek te vinden, dat, ongejoelig voor het schoon, met of zonder gids, de stukken aanziet alg dure rariteiten. Miar we willen hopen, dat deze beklagens waardige menschensoort sporadisch zal voor komen, dat integendeel de haer en mevrouw Mssdag nog j iren lang mo^en co.')8£at98ren, hoe hetgeen zij bijeenbrachten, landgenoot en vreemdeling in blijde verrukking brengt en dat de innige dank van tijdgenoot en raiaat, wiens levensvreugde door hun toedoen werd verhoogd, hun rechtmatig deal zal zyn. J. W. N. Tentoonstelling WioEh in Pnlchri Studio," Het zijn in hoofdzaak werken van II ollandsche, Fransche en Eagelsche meesters die de wanden van de zalen van Pjlchri vullen, en voor het meerendeel met mooie speci nina. Da firma Wisseliugh, die al voor 30 jaar de Fransche kunst uit den tijd der Barbizonmannen in ons land introduceerde, waardoor menig schilder de schellen van de oogan vielen, en hem beter nog onze oud-Hollandsche kunst leerden begrijpen, zy zorgt er nog altijd voor dat in hare collectie wat mooie Fransche kunst aanwezig is, voor zoover er in de kunstkooperswereid nog aankomen aan is. H^t zijn dan ook geenc groote stukken die wij ta ziel krijgen, doch wel mooie kleine doekjes, die menig kunstverzamelaar doan watertanden en zyn beura wanhopig doen zuchten. Van Corot noem ik van de vftf schilderijtjes zijn »Environs du Ha?re" en zyne «Ramasseuses d'berbes"; des chansoas dans les nuages gris, zooals de schilder zelf zijne schilderijen noemde en waarbij bij zicb dan vergeleek met de leeuwerik in tegenstelling met Delacroix, cien hij een arend noemde. Het zjjn een paar ver rukkelijk mooie schilderijtjes, zoo heerlijk zuiver van toon, met luchtjes waarin men de vogels als het ware hoort flaiten. Wel curieus is bet, dat voor n dezer schilderijtjes dubbel zooveel gevraagd wordt als tijdens bet leven van Coiot eene verzameling opbracht van 38 zyncr schilderden, waaronder vijf groote doeken (14.233 franken) en Corot vond die som zoo hoog, dat hij het niet gelooven wilde. Van Daubigry drie stukken, waaronder een studie »orage", met veel vuur en hartstocht geschilderd, met een prachtig bewogen lucht. De «amateur d'estampes, breed, nerveus van toets en prachtig van toon, en »!e premier bain", sculpturaal van opvatting en mooi van licht zyn wel de beste der aanwezige Daumiers. Diaz is vertegenwoordigd door een klein schildery'je, levendig van kleur: »les Bohéuiens", wat men beter zon kunnen noemen: »!'inspiration". Van Michel, die zich sterk op de oud-Hollanders inspireerde, in dien zin, dat hij zich goed doordrong van hunne beginselen, en die toch een zeer persoonlijke visie toont te bezitten is een krachtig en pittig schilderij: ?l'Eglise du Village'', misschien een beetje zwart in de schaduwen; maar bet draagt een zeer beslist persoonlek karakter. Verder noe men wij nog een zonnige Roussean, een karak teristieke Troyon, schitterende bloemstukken van Vollen en Fantin- Liutour, een kUnrtonige Bon vin en een bijzonder voorname Monticelli. Wat deze Fransche groep ook interecsant maakt, z\jn een 30-tal teekenirgen en een 20-tal etsen van Alphonse Legros, aan wien onlangs in de Studio een uitvoerig artikel gewijd werd, en die zich in z\jn werk van een veelzijdigen kant doet kennen. Hij is er een, die wel niet diep treft, maar die interesseert door de spon taniteit van z}jne uitingen, door den by zonderen kijk, dien bij op de natuur heeft en door de wijze, waarop hij die weergeeft. Vele zyner etsen doen iets aan oude Duitsche prenten denken, zyne composities zooals die van de «Triomphe de la mort" dragen een zeer beslist Duitsch karakter. Shannon, Estall, Fischer, Rickets, Swan, Du ff, Holloway, Whietler vragen de aandacht voor de moderne Eagelsche kunst. De studies en schilderijen van deze meester*, die wy hier te zien kragen, kunnen mij als Hollander niet bevredigen; wel hebben zij hun eisenaardig mooi, maar dat heelemaal buiten onze Hollandsche kunst staat. Ricketts, met zijne bijbelsche voorstellingen en zijn sterk palet, pakt door de decoratieve samenstelling van zijn werk, maar het blyven academische schetsen. Het portret van Whistler, waarin de tonen wel mooi tegen elkaar slaan, en dat harmonisch van kleur is, valt toch wat tegen, wanneer men kort te voren de oud-Hollandsche portretten in den Kunstkrirg bewonderd heeft, wat ons weleenbeefja voorzichtig maakt om niet te spoedig onvoor waardelijk te bewonderen. Evenzoo gaat het ons mat het portret van Shannon, terwijl in zyn ander wei k meer het dichterlijke idee, dan wel het schilderachtige ons treft, Swan's stilleven van dood gevogelte sluit zich nog het best aan b\j otize kunst. Estell en Fischer zijn in hun werk wel wat kleurig, en missen dat atmosferische, dat wij bij de aanwezige Hollan ders zoo volop bewonderen kunnen. Van hen toch zyn mooie stalen van hun kunst aanwezig. Daar is Jacob Maris, die ver tegenwoordigd wordt door acht schilderijen: stadsgezichten, jagertjas, stranden, zeeën, win ters. Wat blijtt dat werk toch altijd mooi en wat doet het weldadig aan het weer eens te zien. Welk eene prachtige harmonie, welk een i\jke eenvoud spreekt uit dit werk, en met welk een machtigen, goddelyken blik bekeek Jacob Maris de natuur, wat voelde hij die groot en welk een macht en wetenschap bezat bij om zijn gevoel zóó te kunnen vertolken, als hij deed. Machtig van kleurwerking is No. 99, ^onstuimige zee", met een najiarslucht met bonkeriga wolken, en koud schuimende zee ; de toon van het schilderij is QieP verzadigd van kleur. Het is een van die machtige momen ten, waarbij het geraden was niet te dicht in de nabijheid van den meester te komen. Hst wintertj's, No. 94 is van eene ongerepte zuiverheid, vorder noem ik No. 97, Rotterdam met prachtige grijsjas, dan zijne schitterende jagertjas, sterk van lichtwerking. Trouwens alles wat uit de handen kwam van Jicob Maris, was mooi, zeifs het werk, dat hy voor den kunsthandel tot in het vervelende toe moest herhalen, werd toch ondar zijne handen altijd iets nieuws, al bleef het onderwerp hetzelde. Van Wiilem Maris vijf schilderyen en eene teekenirg, waaronder een schilderij No 102, van meer dan 20 jaar geleden ; het is curieus om hat eens te vergelijken met 104, «koeien onder de wilgen", een wark van den allerJaatsten ty'i. Baide zijn geschilderd in een zilveraciitig grijzen toon; maar hoeveel ryker is zijn laatste werk, wat omhult het licht alles mooier, wat is alles losser uit de verf gekomen. Dan noem ik zijne Aosien aan de plas" 10G, een van die rustigp, vredige, zonniga Hollandsche waiden mat eena eindalooze ruimte; verder een hartstochtelijk gaborstelden lichtenden zonnigea dag (103) en eene prachtige studie van een jongan stier 105. Matthys Miris is er raat twee beerlijke schilderiitjas. Montmartre uit den Parijschen ty'd (IdTO), eigenlijk alleen te zien gevend een schitterend palet van amailachtig wit en zwart met sappige groentjes; wat da klBurensamenstelling betreft denkt men aan oude gebrande glazen, ea door de techniek aan glazuren van oud-Japansch aardewerk. Het meifjoskopja (101) mat hat rossige haar, is als eene herin nering aan een ver verleden ; die intelligente oogjes blikken verwonderd de wareld in, de lipjaa zijn even geopend, het is alsof het kind ademt, leeft. H-it is van een ander mooi, dan de Oud Hollandsche portretten, het heeft niet dat reëjle van die 17a eeuwsche vrouwen en mannen, en toch welk een vastheid van too~>, welk een prachtig inoJelél Hit is geen realiteit meer, maar de illusie van de werkelijkheid, welke alleen bestond in het verlangen; het is dia teere vlinder, die h;j de minste aanraking zijne kleuren verliest. Maar hier bleef de illusie voor ons bewaard in een zichtbaar, onvergan kelijk baeld. Hat is een portretja om heel alleen te hang?n tegea oen rustigan wand, boven de schrijftafel van eene vorstin. Daar is zooveel meer moois nog te zien. Daar zijl prachtige schilderyen van dien zui veren toonschilder Witsen, wiens toon de lichtheid en vastheid haeit van een Breughel. Het zijn voor het meerendeel Atnsterdansche stadsgezichten, oule grachten, waarvan de hooge huizen als verlaten, donker afkomen tegen een blinkende avondlucht. Gabriël ia ook vertegenwoordigd door wondermooie stalen van zij r. kunst, met een teerheid en gevoelig heid geschilderd, die soms even aan Corot doen denken; een mooi talent toch. Van Jongkind, eene mooie vlotte aquarel en een gezicht op de Maas, lichtend en helder, vast van toon. Van Dy'sselhofl' zeer bijzonder knap werk, kijkjes in het Amsterdamsen aquarium, waar by het myaterieuse leven der visschen heeft bestudeerd; rank, snel en vliedend zyn de visschen geteekend, zij zyn als gezien door een Japansch oog, met een Japansch gevoel voor een decoratief mooi. Verder eenige mooie machtige Breitners. 0?er welk een iyk en prachtig gevarieerd palet beschikt deze geniale schilder, die, wanneer hy een rustiger oog had voor de verhoudingen, en zich niet geheel liet mc sleepen door zyn diep gevoel voor toon en kleur, (21, 19, 22, 21) zeker nog meer bewon dering zou verdienen. Van Bauer is er zeer bijzonder, eigenaardig werk, meestal herinne ringen van de landen in het Oosten, die hij bereisde, waarin de kleur tot een warmen, diepen, rijken toon verwerkt is. No. 12 is een groot doek, een mooi brok kleur, getiteld Spanje, het is een avondeffect in een rots achtige otreek, een kaal en onherbergzaam oord, waar een don Q ai j o te en Sancbo Panza, over den steenen bodem voortstrompelen, de toovenaars verwenschende die van den dag een nacht maakten, en de wereld herschiepen in een chaos van klompen van roodyzersteen. Onder het vele schoone noem ik nog een mooie stille Karsen EO. 62, een diepgevoelde Mauve, koeien met avondeffact, een mooie sappige aquarel vanNeuhuys(115) een Verster met een rijk palet van een 12 tal jaren her, en voorts nog werk van Mesdag, Bosboom, Israéls, de Bock, Bastert, Poggenbeek, van der Maarel en Briët. Twee zaait j BS met squarellen en etsen verhoogen de aantrekkelijkheid van de tentoon stelling. Het zyn vooral de magistrale, van leven tintelende etsen van Biuer, den genialen vertolker van Oostersche schoonheid, die de aandacht vragen. Dan de stemmige, ver door gevoerde, dieptonige etsen van Witsen, wier zuiverheid en mooie voordracht, die van zijne schilderyen evenaren. Verder kopergravures van Dupont, wiens ploegende ossen mij nog onbekend waren, wiens gravuurtachniek van veel knapheid getuigt terwijl de teekening zeer expressief is. Ten slofte bronzen beeldjes van Wells en eene collectie Japansche en Caineesche bronzen, (Peking en Cantor) prach tige vazen, die bewondering afdwingen, niet alleen om de schoonheid zelve der dingen, maar om de technische volmaaktheid, waarvan deze gegoten voorwerpen getuigen. Deze ten toonstelling vormt inderdaad een mooi geheel, en het vergankelijke van aardsche dingen bij het heengaan gedenkend, dacht ik, dat het ook wel van een goed en wys inzicht zou ge tuigen wanneer deze collectie aan den Staat in eigendom werd goschorken. Het zon slechts zijn het voorbeeld volgen van H. W. Mesdag, wiens grootsche schei king in de toekomst zal getuigen van zy'ne vorstelijke mildheid. L. LACOHBLli. Kunstveiling. Bij firma H G. Bom, Warmoesstraat, alhier, zullen dezer dagen een paar belangrijke veilingen worden gehouden. Op 28 en 29 Juli a.s, komen Wapens, «EthrographicB, Antiqui teiten, Panningea en Munten, Postzegels en Cauverten onder den hamer-, van 30 Juli tot 4 Augustus, Oude en Moderne Schilderijen, Tupographische en andere teekeningen, Amsterdamsche teekeningen" enz. Kijkdagen 25 en 27 Juli van 10 tot 3 uur. iHWtiiMiiiiiintiMiiiinHiiiinieitinutiiiHiiiii Klein-Ltven, door J. EVEKTS Ju (Haarlem, De Erven F. Bohr.). Boefji, door M. G. BBUSSE (Rotterdam, W. L. Brusse). Sedert zyn eersteling «Eirste Werk" is J. E?erts Jr. hard vooruitgegaan met schrijven. Wat staan er tegenwoordig 'n massa goede schrijvers op, degelijke, sterke, goede realisten. Ea dan zei van Esden rog dat het er zoo treurig uitzag in onze letterkunde! Van alle kanten komen die realisten, nu hier weer een, dan daar weer, en nog een, en nog weer eens een, en van Dayesel, die zoo'n mooie literatuur ziet groeien, lacht in z'n vuistja, en ziet van Eeden al op zyn neus kyken daar op Walden. Dit boek «Klein-Lsven" vind ik nu weer erg goed «werk", lang geen «Eerste Werk" meer. Onder het lezen dacht ik iVdoor: «knap, knap hèl Wat een knappe jongen!'1 Zie ja, dat ii nu goede, scherpe observatie, ruime viue, en degelijke woordkunst. Je kunt zien dat die auteur goed de beste realisten heeft gelezen, Coenen, en van Hulzen, en zelfs de Meester en zoo. Solide realisme, de bloote, eerlijke werkelijkheid, en die dan »& travers un sempérament" natuurlijk. Ik denk dat van Dayssel dit boek beel >mooy" zal vinden, en er ook een kroniek van Kioos over komt, waar de uitgever iets heel geschikts uit kan halen voor eene aanprijzing, zoo onder den titel, in een advertentie. «Ean Einde" lijkt mij te erg op Frans C oenen giïispireerd, die zulk werk vél beter doet, en de episode van het kalven der koe in «Boeren-Gazin" is bleek b\] hetzelfde ontzet tende geval in Zola7 maar die overige novellen lyken mij byna volmaakt van realisme, van taal, van visie, van alles. Vooral «Zwemmen" vind ik uitstekend. Dat heb ik in spanning, met ingehouden adem gelezen. En dan «ouder dom", waarin ge de angst voelt van dien «Ouwen Gys" daar in den top der stelling. De gansehe duizeling van de hooge ruimte is in dat stuk, en de verre wijdte van de stad, laag beneden. Dit boek is heel knup geschreven. Maar toch, wat begint al dat werk van die nieuwe realisten op elkaar en op hun voorgangers te lyken. Vergelijk eens het laatste stuk van Netscher in »Groot-Neder)and" met Everts'«Werkeloos"! Van E^den vertelt ergens in zijn eer&ten bundel Studies, hoe Mauve oordeelde over schili derijen. Als hij er een zag, dat hy mooi vond, zeide hij zooiets als: «Wat een goeie, beste jangen", als hy iets leely'k vond zoo ongeveer: , «Wat een slechte, verachtelijke kerel!" Welnu, i van het werk van Everts zou ik, als ik op 'i i?èze wijze moest oordeelen, niets anders kunnen i zeprsen dan: «Wat 'n knappe jongen!" j Want nergens heeft zijn boek my diepi aangedaan dan hier en daar met eene spanning j van »wat nu zou komen", als by «Zwemmen'1 j en «Ouderdom". «Klein-L^ven" en al het aanverwante werk van dergelijke realisten raakt Uw ziel niet aan, en gij voelt er ook niet uit de ziel, die acuter een kunstwerk moet zitten. En die is het juist die ik nu eenmaal

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl