Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.1361.
koning, destijds nog prins van Wales, een
goede vijftien jaren geleden in Ierland werd
ontvangen, maakt de hartelijkheid van de
ontvangst, die hem en zijne gemalin nu
ten deel valt, daarmede een verrasend en
weldadig contrast.
Toch is het doel de verzoening van.
Ierland en Engeland nog bij lange na
niet bereikt. Wij schreven in het bedoelde
artikel:
»Een andere vraag is, of bij de aan
neming van het wetsontwerp het Home
.RwZe-vraagstuk van de baan zal zijn ge
schoven, zooals de regeering schijnt te
onderstellen. Dit zou alleen het geval zijn,
wanneer het streven naar Home Rule uit
sluitend op economische, en niet tevens op
politieke gronden berustte."
Dat onze twijfel gerechtvaardigd was, is
duidelijk gebleken. De leider der lersche
partij in het Parlement, de heer John
Redmond, dien een in ons nummer van
beden gereproduceerd prentje uit de Punch
voorstelt bij de uitvoering van een
vreedzamen en genoeglijken calce walk met den
ontwerper en verdediger der wet, den
minister Wyndha'm, is ^dankbaar, maar
niet voldaan." Hij betuigde, na de aan
neming van de wet, aan het Parlement
daarvoor, namens zijne partijgenooten, zijn
oprechten dank, maar, niet zonder voor
behoud. »Thans is" zoo zeide hij
»de laatste hindernis uit den weggeruimd
voor het toekennen der politieke rechten,
op welke de Ieren aanspraak blijven maken.
De Home Rule quaestie blijft dus aan
de orde.
. Zal de tegenwoordige regeering haar
durven aanpakken en haar kunnen op
lossen ?
Het is reeds menigmaal voorgekomen,
dat groote vraagstukken, welke in Enge
land door de liberalen aan de orde waren
gesteld, door de conservatieven tot een
goed einde werden gebracht. Men herinnere
zich slechts, dat de achtereenvolgende uit
breidingen van het kiesrecht bijna zonder
uitzondering door de conservatieve
ministeriën zijn ingevoerd. Met de Home
Rulequaestie, die zelfs een Gladstone niet kon
oplossen, zal het misschien eveneens gaan.
Alleen speelt hier de nationale ijdelheid,
die Ierland eeuwen lang als een wingewest
heeft beschouwd en behandeld, velen nog
parten. Toch zou, naar het ons voorkomt,
het zoo in zwang zijnde imperialisme met
eene bevredigende op'ossing, met het toe
kennen van een zeer uitgebreide autonomie
aan Ierland, zeer wel in overeenstemming
te brengen zijn. Een wereldrijk als het
Britsche behoeft geen rekening te houden
met afstanden. Wat het aan Canada, aan
gene zijde van den Atlantischen Oceaan
toestaat, kan het even goed toestaan aan
Ierland, aan gene zijde van het Kanaal
van St. George.
Voor den overheerscher, wiens hand zoo
lang en zoo zwaar op Ierland heeft ge
drukt, zou eene rechtserkenning en
rechtsherstelling in zekere opzichten een bittere
pil zijn. Toch kunnen zij niet uitblijven.
Op het noblesse oblige rekenen wij in deze
niet, maar de praktische zin der Eogelschen
zal hun in deze netelige quaestie ten
slotte wel den rechten weg wijzen, die
Ierland en zijne bevolking dankbaar en
voldaan" maakt.
lllllllllllimilllltUllllMllllllllimtllttlUIMnniMIMIimUlinilHt<WMMM
Sociale,
mi ......... iiiuuliiiiliiiinu ..... iiiiuniuui
Een teYorainppiraffl voor het
II. (Slot).
Heb ik er in den aanvang van hè1; vorige
opstel op g:wezen, dat dit program vooral
waardeering verdient om zijn veilzijdigheid, het
kan mijns inziens niet betwht worden, dat bet
ia dit opzicht ook de gebreken zijner deugden
vertoont. Trouwens wil men een program
samen %1 ellen, dat het zoo veelzijdige
wocingvraagstuk in al zijn onderdeelen regelt, dan zou
dit, om een betrouwbare vraagbaak te vormen
voor practisehe maatregelen, vergezeld motten
zijn van eene tojlichting, die al de dikwij s
slechts in versvijdsrd verbatd met elkander
staande onderdeden in bijzonderheden to1; e; n
onderwerp van bespreking maakte, waardoor
dit allicht den omvang van een of meer
boekdselen verkrijgen kan. Het bloote feit, dat dit
program verschenen is in dsn voroi van een
tijdschrift-artikel van slechts enkele bladzijd. n
druks, is zeker voldoende b3wijs, dat hier
hoogstens gedacht kan worden aan een vluchtige
schets, welke mogelijk het uitgangspunt zal
kunnen vormen voor een men- grondige uit
werking der daarin als wenschelijk geschetste
hervormingsmaatregelen, doch welke allerminst
geacht kan worden ean werkplan op te leveren,
waaraa e?ne bevredigende oplossing van het
woningvraagstuk in de raiste toekomst met
vertrouwen kan worden te g:mnet zien. Het
is natuurlijk moeilijk uit te maken, of de zoo
vluchtig omschreven denkbeelden in bet hoofl
van den ontwerper reeds vas'eren vorm k;bben
aangenomen, welke later op anders wijze wereld
kundig zullen worien gemaakt, dosh al kan
worden toegegeven, dat bekcopthdd en sober
heid in het algemeene als deugden van her.
vormingsprogramma's moeten worden aange
merkt, dit neemt toch rht weg dat de duide
lijkheid daaronder niet mag lijden en dat het
niet voldoende is hervormingen, waarvan nog
Eist vaststaat, dat zij practisch uitvoerbaar zijn,
aan te prijzen, zonder tevens aan te geven, hoe
men zich die uitvoering denkt.
Dat het vraagstuk der huisvesting van de
landelijke bsvolking als onderdeel van het alge
meene agrarische vraagstuk naar liter wordt
verschoven, kan tot op zekere hoogte begrijpelijk
worden geacht. Het is inderdaad onbetwistbaar,
dat b.v. de vraag, of de trek raar steden behoort
te wordea aangemoedigd of tegengfgsai, nauw
verband houdt mst de middelen van bestaan,
die aan de bevolking van het platte land kunnen
worden geboden, waarbij de toestand van den
latdbouw zeker wel den doorslag geven zal.
Daar het nu ? inderdaad tot verwarring zou
kunnen leiden, indien men maatregelen in het
belang van de opheffiig van den landbouw ging
behandelen in verband met het woningvraags'.uk,
kan het inderdaad aanbeveling verdienen dat
alles buiten beschouwing te laten en zich te
bepalen tot datgene, wat meer direct ten be
hoeve van de huisvesting ten platten lande
behoort te worden verricht, wat zich in den
regel meer quantitatief dan qualitatief van de
verbetering van stedelijke woningtoestanden
onderscheidt. Ook de wel eenigszins op een
gemeenplaats gelijkende uitdrukking, dat naar
algemeene verheffing van den economischen
toestand der raingegoeden moet worden gestreefd,
kan desnoods nog als rethorische ontboezeming
worden aanvaard, zonder dat men den schrijver
stelt voor da moeilijk te beantwoorden vraag,
hoe hij die verheffing bewerkstelligen wil.
Eeaigszins anders s'aat het ec'utïr waar con
crete maat-egelen worden aanbevolen, welke of
geen fc'ierp omlijnde begrippen vormen of naar
veler oordeel niet voor practische toepassing
vatbaar zijn. Wat heeft msn bij 7. te denken
van de uitspraak, dat de stadsuitleg steeds als
openbare zaak moet worden behandeld en niet
meer aan particulieren mag worden overgelaten,
eei wensen door den ontwerp ir van het program
ook op het jongste internationale woning-ciDeres
geuit, doch daar evenmin als hier in bijzonder
heden uitgewerkt. Heeft men hierbij alleen te
denkeu aan een vaststelling van het plan van
uitbreiding, zooala dat bij onze woningwet voor
de grootere gemeenten verplichtend is gesteld,
of desnoods aan het van gemeentewege al of
niet voor particuliere rekening aanleggen der
straten? In dat geval schijnt de maatregel niet
alleen vrij onschuldig en wordt alleen als alge
meene regel vastgesteld datgene wat althans in
de plaatsen van eenige beteekenis vrij wel ge
bruikelijk is, doch is het tevens minder daidelijk
hoe daarvan een groote invloed op de grond
prijzen kan worden verwacht. Is daarentegen
de bedoeling, dat het geheele grondgebied der
b'jbes'aande stadsgedeelten te trekken nieuwe
wijken zich in handen der gemeenten moet be
vinden, zoodat deze ook de verdeeling der
bouwblokken en de vaststelling der prijzen
kunnen regelen, dan ware het toch niet over
bodig a»n te geven, of hier aan een soort van
landnationalisatie moet worden gedacht, dan
wel op welke andere wijze de gemeenten zich
dat bezit verwerven moeten. Ook is het op
billijke voorwaarden ter beschikking stellen van
bouwgrond aan bouwverenigingen moeilijk te
rijmen met een verbod van vervreemding van
gemeentelijk grondbezit, tenzij men die uitgifte
a'leen in den vorm van erfpacht wil sedoogen,
wat dan echter wel speciale vermslding had
verdiend.
Bij de belastingparagraaf wordt aangedrongen
op eene belasting op de waardevermeerdering
vai den bodem en daaraan 1-iter toegevoegd
betere regeling der taxatie. Zou het gewaagd
zijn hieruit af te leiden dat de ontwerper vol
komen bekend is met het groote bezwaar aan
die belasting verbonden, nl. on een doeltreffende
wijze van schatting te vinden, die tegelijk vol
doende waarborgen aanbiedt tegen ontduiking
en «illekeur, en zou het te veel gevergd zijn
ts verlangen, dat allhaas in hoofdtrekken ware
aangegeven, hoe die betere taxatie moet worden
ingericht.
Het ziu niet moeilijk vallen meer dergelijke
vragen te stellen, met name waar wijz;ging der
bestaande wetgeving wordt aanbevolen zonder
da> tevens aangeduid is in welke ricbtin? die
wijziging zal behoort n te geschieden. Welke
bepalingen der bestaande wetgevingen ten
opz chte van den erfpacht, de coöperatie, de huur
overeenkomst men zou willen vervangen t n wat
men daarvoor in de plaats zou willen stellen,
had althans in algemeene termen bshooren te
worden aangeduid.
Daarnaast zouden wellic'it etk'le onderdeelen
van het program bedenking; kunnen ontmoeten,
bijv. de regelirg der schadeloossttll n;. Dat ge
broken wordt met het denkbeeld, dat de belangen
van den grondeigenaar zóó eerbiedwaardig zijn,
("at daaraan ia geen geval zal mogen worden
geraakt en zelfs die der gemeenschap er voor
heb'nn te wijken, is zeker alleszins verdedigbaar
en zelfs, dat bij botsing dier belangen do laatste
in elk geval den voorrang moeten hebben, ook
al worden er verkregen rechten door aange'a>t
of op legale wijze verkregen eizendom er door
vernietigd. Dat in gevallen, waarin dat verlies
in geld waardeerbaar i?, een schadeloosstelling
uit de openbare kas wordt verleend, is evenzeer
te verdediger, al zal daarbij cauwlettenl moeten
worden tiegeden, dat alleen liet verlies van
een reeds aanwezig bezit, niet het teniet gaan
van verwachtingen voor de toekomst tot zoo
danige vergoeding aauleidirg kan geven. Worden
bijv. ergens plantsoenen of pleinen noodig ge
acht-, dan is er geen enkele reden waarom alleen
de toevallige bezitter der gronden, waar die moe
ten komen, er de kos'en van zou moe'en drsgen
en bestiat er alle aanleiding tot vergoeding van
dat deel van zijn gro: dbezit, dat in meerdere
mate dan elders vcor openbaren weg wordt be
stemd. Doei dat een dergelijke vergoeding bij
wijze vaa gunst woidt verleend, zonder dat er
rechtens eenige aamp aik op kan worden ge
maakt, schijnt mij toe een bedenkelijke bron te
kunnen worden van willekeur en bevoorrechting.
Ook is het niet go«-d begrijpelijk waarom daar
voor een zeker fonds zou moeten worden be
stemd, zoodat niet alle n de rechtmatigheid der
aanspraken doch ook liet, al of niet aanwezig
zijn van voldoende middelen d T omvang der
schadeloosstelling zou Luimen bepaler.
In tegenstelling nu't deu ontwerper acht i'<
dus eene nauwkeurige omschrijving van alle
gevallen, die tot fcbadevergoedi ig aanleiding
geven, onontbeerlijk, doch zie dan ook geen
enkele reden waa-o.) op het ontvangen daarvan
geen rtc'^t zou mogen wordtu verleend.
Bovenstaande opmerkingen verhinderen echter
niet dat in dezen arbiid een leiddraad kan wor
den gezien, waarvan gebruik te maken is waar
het geldt een systematische bestrijding van den
woningnood te organiseerer, iets waaraan de
bïhoefte moeilijk kan worden ontkend. O >k ten
onzent, niet a'leen niettegenstaande, maar juist
ten gevolge der invoering van de woningwet.
Al kan toch aan deze wet de lof r,iet worden
onthouden van een tamelijk volledige voorzie
ning te hebben getrcff n ten opzichte der ver
schillende onderdeelen van het woningvraags'uk
en al kan zij in d.t opiicht de vergelijking met
de meeste producten van builenlancische wet
geving glansrijk doorstaan, het valt evenmin te
ontkennen dat zij toch meer beoogt de hinder
palen te verwijderen, die voor anderen, met
name voor de gemeentebesturen mochten be
staan, om op dit gebied daadwerkelijk op te
treden, dan wel zelve daartoe de hand aan den
ploeg wil slaan. Zal dan ook binnen afiieiibaren
tijd deze wtt vruchten van eenige beteekeris
afwerpen, dfn zal zoowel van de gemeentebe
sturen als van het particulier initiatief een vrij
wat krachtiger actie moeten uitgaan dan, enkele
loffelijke uitzonderingen daargelaten, over het
algemeen thans rog waar te nemen valt. Dat
een dergelijk optreden rekening zal moeten hou
den met bestaande toestanden en haast in geen
erger fout zou kunnen vervullen, dan met
verwaarloozTng van plaatselijke verschillen alles te
willen regelen naar een zelfde model, kan zonder
voorbehoud worden toegegeven, doch hieruit
volgt nog niet dat wat betreft de te verkrijgen
resultaten rietaltharjs van een gemeenschappelijke
gedachte zou kunuen worden uitgegaan. Het
ontwerpen ven een program voor zoodanige actie
zon dus ongetwijfeld zijn goede zijde hebbïn,
waarbij, al zal zeker niet uit het oog moeten
worden verloren, dat wat met het, oog op andere
toestanden is ontworpen, hier niet zonder meer
kan worden overgekomen, toch van enkele aan
het hier besproken program ten grondslag lig
gende deckbeelden wellicht gebruik te maken
valt, mede waarom ik het niet van belang ont
bloot heb geacht er in wijder kring de aandacht
op te vestigen en dit van eenige nadere be
schouwingen vergezeld te doen gaan.
R st rog de vraag, van wie zulk een gemeen
schappelijke actie ten onzent zal moeten uitgaan.
Natuurlijk in de eerste plaats van de gemeente
besturen, al ware het alleen maar omdat de
nu eenmaal daarvoor bij de wet zijn aargewezen
en finaneieele Lu'p van rijkswege alleen door
hunne tusschenkomst te verkrijgen is. Doch
daarnaast zal toch zeker ook op de medewerking
van particulieren gerekend moeten worden, niet
alleen waar het geldt door middel van
bouwvereenigingen practisch in te grijpen, doch ook
om leiding te geven aan dergelijken arbeidswaar
mogelijk naar eenheid van opvatting ten op
zichte der uitvoering van wettelijke bepalingen
zorg te dragen en, wat vooral niet uit het oog
mag worden verloren, voortdurend propaganda
te maken voor eene krachtige uitvoering der
wet, welke bij de tot dusver aan den dag ge
legde onverschilligheid van tal van gemeente
besturen allerminst verzekerd schijnt. Ook hier
is dus voor eenet centrale vereeniging vermoe
delijk nog wel nuttig werk te verrichten, al
zal deze niet, zooals bij onze oostelijke naburen
op het tot stand komen eener wettelijke regel'Bg
hebben aan te dringen, doch meer tot taak
hebben er voor te waken, dat de reeds getroffen
maatregelen goede vruchten afwerp(n en de
goede bedoelingen van den wetgever ten volle
worden verwezenlijkt. Een lichaam in den geest
van de vroegere woningsadviescommissien, welke
later met het Centraal Bureau van Sociale
Adviezen is samengesmolten en sedert van het
aardsch heelal sc'uijnt ts zijn verdwenen zonder
eenige fporen van zijn kortstandij leven te
hebben achter galaten, zou ook in de toekomst
nog goede diensten kunnen bewijzen. Het ont
werpen van een program van actie in d )n geest
van het hier besprokene, zij het ock van geheel
anderen invloed en minder omvattend, zou als
eerste punt van werkzaamheid voor zoodanige
vereeniging ongetwijfeld in aanmerking komen.
C. v. D.
mtlUHlIIIIIIIIIIIMIIIMIIIllMIMIIIIMMIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIItlIIIIUIIIIIMntfll
Bet Mnseuiii HeMril Willem Mesdaa",
Wanneer dit blad verschijnt, zal Nederland
een openbare kunstverzameling ryker zijn, die
landgenoot en vreemdeling naar waarde zullen
waardeeren, welks bezit ors echter door den laat
ste stellig bei.y'd zal word°n. Den 24 j(en dezer
is het museum «Hendrik Willem Mesdag" voor
het publiek peopend en daarmee het grootsche
werk van c'&t deal zijns levens, dat onze
populaire zeescbilder niet aan productie van
eigen knust wy'dde, maar daarom met niet
minder liefde aan de kunst besteedde, op
vorstelijke wijze der gemeenschap aangeboden.
Ik zou te kort doen aan de welverdiende
faam van vlekkelooze schoonheid, die van de ie
verzameling uitgaat, haar kunstwaarde ver
kleinen, door die met een paar waardeerende
volzinnen te willen omschrijven of bepalen,
den knnstlievenden landgenoot beleedigen door
hem te verdenken, nog nooit van de bekende
bereidwilligheid van den eigenaar te hebben ge
bruik gemaakt, om zijn schatten te laten zien.
Bater dan iemand het zeggen kan, zal de
heerlijke verzameling zelf aan het heden en
de toekomst kond doen van hun zuiveren
smaak, van hun breedheid in de erkenning van
het schoor.e in elke kunstrichting, die de beer
en mevrouw Masdag in staat stelden zooveel
zeldzaam schoons bijeen te brengen. Maar wat
alleen da tydgenooten kunnen gevoelen, dat
is het tff^r, dat dit nobele echtpaar aan hunno
medemenschen brengt, door nog in de kracht
van hun Iepen, ten algemeene nutte afstand
van hun kunstschatten te doen.
Wie het voorrecht heeft gehad en
hoevelen smaakten dit niet door den heer
Mesdag in het museum te worden rondgeleid,
wie zijn genot versterkt voelde door het
medegenieten van dien man, die dag aan dag in
dat milieu verkeerende, niettemin met even
frissche opgetogenheid voor oen Daubigny, een
C>rot, een Maria stond, wie gevoeld heelt, hoe
de heer Mesdag zijn schilderijen als kinderen
liefheeft gy en ik, wij begrijpen wat hat
z?ggen wil voor den bezitter en zrjne vrouw,
om niet meer op elk uur vaa den dag onge
stoord on ongehinderd hun vrijheid te genisten
bij het rondgaan in hun museuu orn de
kans te hebben voor hun dierbaarste schil
derijen een betalend publiek te vinden, dat,
ongejoelig voor het schoon, met of zonder gids,
de stukken aanziet alg dure rariteiten.
Miar we willen hopen, dat deze beklagens
waardige menschensoort sporadisch zal voor
komen, dat integendeel de haer en mevrouw
Mssdag nog j iren lang mo^en co.')8£at98ren,
hoe hetgeen zij bijeenbrachten, landgenoot en
vreemdeling in blijde verrukking brengt en
dat de innige dank van tijdgenoot en raiaat,
wiens levensvreugde door hun toedoen werd
verhoogd, hun rechtmatig deal zal zyn.
J. W. N.
Tentoonstelling WioEh in Pnlchri Studio,"
Het zijn in hoofdzaak werken van II
ollandsche, Fransche en Eagelsche meesters die
de wanden van de zalen van Pjlchri vullen,
en voor het meerendeel met mooie speci nina.
Da firma Wisseliugh, die al voor 30 jaar de
Fransche kunst uit den tijd der
Barbizonmannen in ons land introduceerde, waardoor
menig schilder de schellen van de oogan vielen,
en hem beter nog onze oud-Hollandsche kunst
leerden begrijpen, zy zorgt er nog altijd voor
dat in hare collectie wat mooie Fransche kunst
aanwezig is, voor zoover er in de
kunstkooperswereid nog aankomen aan is. H^t zijn
dan ook geenc groote stukken die wij ta ziel
krijgen, doch wel mooie kleine doekjes, die
menig kunstverzamelaar doan watertanden en
zyn beura wanhopig doen zuchten.
Van Corot noem ik van de vftf schilderijtjes
zijn »Environs du Ha?re" en zyne «Ramasseuses
d'berbes"; des chansoas dans les nuages gris,
zooals de schilder zelf zijne schilderijen noemde
en waarbij bij zicb dan vergeleek met de
leeuwerik in tegenstelling met Delacroix, cien
hij een arend noemde. Het zjjn een paar ver
rukkelijk mooie schilderijtjes, zoo heerlijk
zuiver van toon, met luchtjes waarin men de
vogels als het ware hoort flaiten. Wel curieus
is bet, dat voor n dezer schilderijtjes dubbel
zooveel gevraagd wordt als tijdens bet leven
van Coiot eene verzameling opbracht van 38
zyncr schilderden, waaronder vijf groote doeken
(14.233 franken) en Corot vond die som zoo
hoog, dat hij het niet gelooven wilde.
Van Daubigry drie stukken, waaronder een
studie »orage", met veel vuur en hartstocht
geschilderd, met een prachtig bewogen lucht.
De «amateur d'estampes, breed, nerveus van
toets en prachtig van toon, en »!e premier bain",
sculpturaal van opvatting en mooi van licht
zyn wel de beste der aanwezige Daumiers.
Diaz is vertegenwoordigd door een klein
schildery'je, levendig van kleur: »les Bohéuiens",
wat men beter zon kunnen noemen:
»!'inspiration". Van Michel, die zich sterk op de
oud-Hollanders inspireerde, in dien zin, dat
hij zich goed doordrong van hunne beginselen,
en die toch een zeer persoonlijke visie toont
te bezitten is een krachtig en pittig schilderij:
?l'Eglise du Village'', misschien een beetje
zwart in de schaduwen; maar bet draagt een
zeer beslist persoonlek karakter. Verder noe
men wij nog een zonnige Roussean, een karak
teristieke Troyon, schitterende bloemstukken
van Vollen en Fantin- Liutour, een kUnrtonige
Bon vin en een bijzonder voorname Monticelli.
Wat deze Fransche groep ook interecsant maakt,
z\jn een 30-tal teekenirgen en een 20-tal etsen
van Alphonse Legros, aan wien onlangs in de
Studio een uitvoerig artikel gewijd werd, en
die zich in z\jn werk van een veelzijdigen
kant doet kennen. Hij is er een, die wel niet
diep treft, maar die interesseert door de spon
taniteit van z}jne uitingen, door den by zonderen
kijk, dien bij op de natuur heeft en door de
wijze, waarop hij die weergeeft. Vele zyner
etsen doen iets aan oude Duitsche prenten
denken, zyne composities zooals die van de
«Triomphe de la mort" dragen een zeer beslist
Duitsch karakter.
Shannon, Estall, Fischer, Rickets, Swan,
Du ff, Holloway, Whietler vragen de aandacht
voor de moderne Eagelsche kunst. De studies
en schilderijen van deze meester*, die wy hier
te zien kragen, kunnen mij als Hollander niet
bevredigen; wel hebben zij hun eisenaardig
mooi, maar dat heelemaal buiten onze
Hollandsche kunst staat. Ricketts, met zijne bijbelsche
voorstellingen en zijn sterk palet, pakt door de
decoratieve samenstelling van zijn werk, maar
het blyven academische schetsen. Het portret
van Whistler, waarin de tonen wel mooi tegen
elkaar slaan, en dat harmonisch van kleur is,
valt toch wat tegen, wanneer men kort te voren
de oud-Hollandsche portretten in den
Kunstkrirg bewonderd heeft, wat ons weleenbeefja
voorzichtig maakt om niet te spoedig onvoor
waardelijk te bewonderen. Evenzoo gaat het
ons mat het portret van Shannon, terwijl in
zyn ander wei k meer het dichterlijke idee,
dan wel het schilderachtige ons treft, Swan's
stilleven van dood gevogelte sluit zich nog het
best aan b\j otize kunst. Estell en Fischer zijn
in hun werk wel wat kleurig, en missen dat
atmosferische, dat wij bij de aanwezige Hollan
ders zoo volop bewonderen kunnen.
Van hen toch zyn mooie stalen van hun
kunst aanwezig. Daar is Jacob Maris, die ver
tegenwoordigd wordt door acht schilderijen:
stadsgezichten, jagertjas, stranden, zeeën, win
ters. Wat blijtt dat werk toch altijd mooi en
wat doet het weldadig aan het weer eens te
zien. Welk eene prachtige harmonie, welk een
i\jke eenvoud spreekt uit dit werk, en met welk
een machtigen, goddelyken blik bekeek Jacob
Maris de natuur, wat voelde hij die groot en
welk een macht en wetenschap bezat bij om
zijn gevoel zóó te kunnen vertolken, als hij
deed. Machtig van kleurwerking is No. 99,
^onstuimige zee", met een najiarslucht met
bonkeriga wolken, en koud schuimende zee ;
de toon van het schilderij is QieP verzadigd
van kleur. Het is een van die machtige momen
ten, waarbij het geraden was niet te dicht in
de nabijheid van den meester te komen. Hst
wintertj's, No. 94 is van eene ongerepte
zuiverheid, vorder noem ik No. 97, Rotterdam
met prachtige grijsjas, dan zijne schitterende
jagertjas, sterk van lichtwerking. Trouwens
alles wat uit de handen kwam van Jicob Maris,
was mooi, zeifs het werk, dat hy voor den
kunsthandel tot in het vervelende toe moest
herhalen, werd toch ondar zijne handen altijd
iets nieuws, al bleef het onderwerp hetzelde.
Van Wiilem Maris vijf schilderyen en eene
teekenirg, waaronder een schilderij No 102,
van meer dan 20 jaar geleden ; het is curieus
om hat eens te vergelijken met 104, «koeien
onder de wilgen", een wark van den
allerJaatsten ty'i. Baide zijn geschilderd in een
zilveraciitig grijzen toon; maar hoeveel ryker is zijn
laatste werk, wat omhult het licht alles mooier,
wat is alles losser uit de verf gekomen. Dan
noem ik zijne Aosien aan de plas" 10G, een
van die rustigp, vredige, zonniga Hollandsche
waiden mat eena eindalooze ruimte; verder
een hartstochtelijk gaborstelden lichtenden
zonnigea dag (103) en eene prachtige studie
van een jongan stier 105.
Matthys Miris is er raat twee beerlijke
schilderiitjas. Montmartre uit den Parijschen
ty'd (IdTO), eigenlijk alleen te zien gevend een
schitterend palet van amailachtig wit en zwart
met sappige groentjes; wat da
klBurensamenstelling betreft denkt men aan oude gebrande
glazen, ea door de techniek aan glazuren van
oud-Japansch aardewerk. Het meifjoskopja
(101) mat hat rossige haar, is als eene herin
nering aan een ver verleden ; die intelligente
oogjes blikken verwonderd de wareld in, de
lipjaa zijn even geopend, het is alsof het kind
ademt, leeft. H-it is van een ander mooi, dan
de Oud Hollandsche portretten, het heeft
niet dat reëjle van die 17a eeuwsche vrouwen
en mannen, en toch welk een vastheid van too~>,
welk een prachtig inoJelél Hit is geen realiteit
meer, maar de illusie van de werkelijkheid,
welke alleen bestond in het verlangen; het is
dia teere vlinder, die h;j de minste aanraking
zijne kleuren verliest. Maar hier bleef de illusie
voor ons bewaard in een zichtbaar, onvergan
kelijk baeld. Hat is een portretja om heel
alleen te hang?n tegea oen rustigan wand,
boven de schrijftafel van eene vorstin.
Daar is zooveel meer moois nog te zien.
Daar zijl prachtige schilderyen van dien zui
veren toonschilder Witsen, wiens toon de
lichtheid en vastheid haeit van een Breughel.
Het zijn voor het meerendeel Atnsterdansche
stadsgezichten, oule grachten, waarvan de
hooge huizen als verlaten, donker afkomen
tegen een blinkende avondlucht. Gabriël ia
ook vertegenwoordigd door wondermooie stalen
van zij r. kunst, met een teerheid en gevoelig
heid geschilderd, die soms even aan Corot
doen denken; een mooi talent toch. Van
Jongkind, eene mooie vlotte aquarel en een
gezicht op de Maas, lichtend en helder, vast
van toon. Van Dy'sselhofl' zeer bijzonder knap
werk, kijkjes in het Amsterdamsen aquarium,
waar by het myaterieuse leven der visschen
heeft bestudeerd; rank, snel en vliedend zyn
de visschen geteekend, zij zyn als gezien door
een Japansch oog, met een Japansch gevoel
voor een decoratief mooi.
Verder eenige mooie machtige Breitners.
0?er welk een iyk en prachtig gevarieerd
palet beschikt deze geniale schilder, die,
wanneer hy een rustiger oog had voor de
verhoudingen, en zich niet geheel liet mc
sleepen door zyn diep gevoel voor toon en
kleur, (21, 19, 22, 21) zeker nog meer bewon
dering zou verdienen. Van Bauer is er zeer
bijzonder, eigenaardig werk, meestal herinne
ringen van de landen in het Oosten, die hij
bereisde, waarin de kleur tot een warmen,
diepen, rijken toon verwerkt is. No. 12 is een
groot doek, een mooi brok kleur, getiteld
Spanje, het is een avondeffect in een rots
achtige otreek, een kaal en onherbergzaam
oord, waar een don Q ai j o te en Sancbo Panza,
over den steenen bodem voortstrompelen, de
toovenaars verwenschende die van den dag
een nacht maakten, en de wereld herschiepen
in een chaos van klompen van roodyzersteen.
Onder het vele schoone noem ik nog een
mooie stille Karsen EO. 62, een diepgevoelde
Mauve, koeien met avondeffact, een mooie
sappige aquarel vanNeuhuys(115) een Verster
met een rijk palet van een 12 tal jaren her,
en voorts nog werk van Mesdag, Bosboom,
Israéls, de Bock, Bastert, Poggenbeek, van der
Maarel en Briët.
Twee zaait j BS met squarellen en etsen
verhoogen de aantrekkelijkheid van de tentoon
stelling. Het zyn vooral de magistrale, van
leven tintelende etsen van Biuer, den genialen
vertolker van Oostersche schoonheid, die de
aandacht vragen. Dan de stemmige, ver door
gevoerde, dieptonige etsen van Witsen, wier
zuiverheid en mooie voordracht, die van zijne
schilderyen evenaren. Verder kopergravures
van Dupont, wiens ploegende ossen mij nog
onbekend waren, wiens gravuurtachniek van
veel knapheid getuigt terwijl de teekening
zeer expressief is. Ten slofte bronzen beeldjes
van Wells en eene collectie Japansche en
Caineesche bronzen, (Peking en Cantor) prach
tige vazen, die bewondering afdwingen, niet
alleen om de schoonheid zelve der dingen,
maar om de technische volmaaktheid, waarvan
deze gegoten voorwerpen getuigen. Deze ten
toonstelling vormt inderdaad een mooi geheel,
en het vergankelijke van aardsche dingen bij
het heengaan gedenkend, dacht ik, dat het
ook wel van een goed en wys inzicht zou ge
tuigen wanneer deze collectie aan den Staat
in eigendom werd goschorken. Het zon slechts
zijn het voorbeeld volgen van H. W. Mesdag,
wiens grootsche schei king in de toekomst zal
getuigen van zy'ne vorstelijke mildheid.
L. LACOHBLli.
Kunstveiling.
Bij firma H G. Bom, Warmoesstraat, alhier,
zullen dezer dagen een paar belangrijke
veilingen worden gehouden. Op 28 en 29 Juli
a.s, komen Wapens, «EthrographicB, Antiqui
teiten, Panningea en Munten, Postzegels en
Cauverten onder den hamer-, van 30 Juli tot
4 Augustus, Oude en Moderne Schilderijen,
Tupographische en andere teekeningen,
Amsterdamsche teekeningen" enz. Kijkdagen 25 en 27
Juli van 10 tot 3 uur.
iHWtiiMiiiiiintiMiiiinHiiiinieitinutiiiHiiiii
Klein-Ltven, door J. EVEKTS Ju (Haarlem,
De Erven F. Bohr.).
Boefji, door M. G. BBUSSE (Rotterdam,
W. L. Brusse).
Sedert zyn eersteling «Eirste Werk" is J.
E?erts Jr. hard vooruitgegaan met schrijven.
Wat staan er tegenwoordig 'n massa goede
schrijvers op, degelijke, sterke, goede realisten.
Ea dan zei van Esden rog dat het er zoo
treurig uitzag in onze letterkunde!
Van alle kanten komen die realisten, nu
hier weer een, dan daar weer, en nog een, en
nog weer eens een, en van Dayesel, die zoo'n
mooie literatuur ziet groeien, lacht in z'n
vuistja, en ziet van Eeden al op zyn neus kyken
daar op Walden.
Dit boek «Klein-Lsven" vind ik nu weer
erg goed «werk", lang geen «Eerste Werk"
meer. Onder het lezen dacht ik iVdoor: «knap,
knap hèl Wat een knappe jongen!'1 Zie ja,
dat ii nu goede, scherpe observatie, ruime viue,
en degelijke woordkunst. Je kunt zien dat die
auteur goed de beste realisten heeft gelezen,
Coenen, en van Hulzen, en zelfs de Meester
en zoo. Solide realisme, de bloote, eerlijke
werkelijkheid, en die dan »& travers un
sempérament" natuurlijk. Ik denk dat van Dayssel
dit boek beel >mooy" zal vinden, en er ook
een kroniek van Kioos over komt, waar de
uitgever iets heel geschikts uit kan halen voor
eene aanprijzing, zoo onder den titel, in een
advertentie.
«Ean Einde" lijkt mij te erg op Frans C oenen
giïispireerd, die zulk werk vél beter doet,
en de episode van het kalven der koe in
«Boeren-Gazin" is bleek b\] hetzelfde ontzet
tende geval in Zola7 maar die overige novellen
lyken mij byna volmaakt van realisme, van
taal, van visie, van alles. Vooral «Zwemmen"
vind ik uitstekend. Dat heb ik in spanning,
met ingehouden adem gelezen. En dan «ouder
dom", waarin ge de angst voelt van dien «Ouwen
Gys" daar in den top der stelling. De gansehe
duizeling van de hooge ruimte is in dat stuk,
en de verre wijdte van de stad, laag beneden.
Dit boek is heel knup geschreven. Maar toch,
wat begint al dat werk van die nieuwe realisten
op elkaar en op hun voorgangers te lyken.
Vergelijk eens het laatste stuk van Netscher
in »Groot-Neder)and" met Everts'«Werkeloos"!
Van E^den vertelt ergens in zijn eer&ten
bundel Studies, hoe Mauve oordeelde over
schili derijen. Als hij er een zag, dat hy mooi vond,
zeide hij zooiets als: «Wat een goeie, beste
jangen", als hy iets leely'k vond zoo ongeveer:
, «Wat een slechte, verachtelijke kerel!" Welnu,
i van het werk van Everts zou ik, als ik op
'i i?èze wijze moest oordeelen, niets anders kunnen
i zeprsen dan: «Wat 'n knappe jongen!"
j Want nergens heeft zijn boek my
diepi aangedaan dan hier en daar met eene spanning
j van »wat nu zou komen", als by «Zwemmen'1
j en «Ouderdom". «Klein-L^ven" en al het
aanverwante werk van dergelijke realisten raakt
Uw ziel niet aan, en gij voelt er ook niet
uit de ziel, die acuter een kunstwerk moet
zitten. En die is het juist die ik nu eenmaal