Historisch Archief 1877-1940
f
DE A M S T E R D A M M E B W E E K B L A D V O O R NEDERLAND.
No.1362
wen d u D g muss auch weniger kosten als die
Arbeid, die sie ersetzt." En uu is bg den
huisarbeid de menschelijke kracht zoo bil
lijk, dat het onvoordeelig is vaak een
machiae te nemen.
Nog slechter wordt de finaociede toestand
van den huisarbeider, indien in zijn vak
het z. g. trucksydteem ia zwang is, het
stelsel van gedwongen winkelnering, het
geen soms schijnt voor te komen. Dit
stelsel is zonder eenig voorbehoud uit den
booze en reeds te lang wordt er gewacht
op een wettelijke regeling. Het is no? altijd
te betreuren, dat toen de heer Domela
Nieuwenhuis als.Kamerlid een wetsvoorstel
tegen de gedwongen winkelnering indiende,
de Tweede Kamer, deels om redenen buiten
het wetsontwerp gelegen, het voorstel naar
de snippermand verwees. In zijn verslag
over 1899 en 1900 zegt de inspecteur van
den arbeid in de 1ste inspectie van deze
winkelnering het volgende: «Zweeg ik in
m\jn vorig verslag over »de gedwongen
winkelnering", omdat ik in het verslag over
1895 en 1896 meende de zaak genoegzaam
te hebben toegelicht, ook thans deel ik niet
mede al vat Ik daaromtrent nog te weten
kwam, omdat lieh dat geheel aansluit bij
mijne vroegere opgaven. Alleen wenech ik,
nu ik ervaren heb, dat noch van werkgevers
noch van arbeiders ernstige pogingen te
?wachten zijn om die hoogst ergerlijke toe
standen op te hefian, ook dit verslag te
bestuiten met dezelfde woorden van dat
over 1895/96: »d«rt alleen door wettelijke
bepalingen aan de gedwongen winkelnering
een einde kan worden gemaakt". Wanneer
het derhalve waai is, dat sommige huis
arbeiders ook nog onder dit roofpyiteem
gebukt gaan, dan is het niet ie verwonderen,
dat hun toestand, wat hunne loonen betreft,
in vele gevallen slecht réte noemen.
Deze zelfde lage loon en zijn de oorzaak
van de uitbuiting van vrouwen, halfvol
waseenwn en kindoren. De ouders worden ge
dwongen hunne kinderen mede te laten
werken. Hoe groote proporties dit beeft
aangenomen, heeft ona nog geen statistiek
aangetoond, maar hetgeen ons zoo nu en
dan, uit ambtelijke en particuliere onder
zoekingen ter oore komt, wüst er op, dat
het nog al veelvuldig; geschiedt. Welke de
gevolgen van dit stelsel zijn, kan men niet
nauwkeurig zeggen, immers »all dieses
Elend ist stumm".3) Doch dit kan toch zeker
niet ontkend worden, dat het langdurige
werken in veelal kleine, slecht geven lieerde
vertrekken niet nalaten zal een zeer
nadeeligen invloed uit te oefenen op de nog
teere gezondheid der kiaderen. Het beeld
van een te midden der zijnen werkenden
huisarbeider, geholpen door al de leden van
zijn gezin, die maar eenigszins daartoe in
staat zijn, moge. voor sommigen iets litfltjks
hebben, voor den ingewijde is het een treurig
beeld. Groote waarheid ligt er in deze
woorden van Miss March Phillipps: 4)
»Als vrouwen in fabrieken werken, is het
wel waar, dat zij dan niet voor de kinderen
kunnen zorgen ; maar wat komt er van die
zorg terecht, als de moeder thuis geen
oogenblik tijd heeft en de kinderen in stof
en slijk moet laten rollen, totdat zij oud
genoeg zijn zelf mede te werken ?"
Wordt aldus de huimr beider door het
karige loon gedwongen zijne vrouw en
kinderen mede te laten arbeiden, aan den
anderen kant is dit raedearbeiden weer de
oorzaak van lage loonen. Immers nog altijd
is vrouwen» en kinderarbeid goedkeoper
dan die van mannen en waar dus het
aanbod van werkkrachten door net treden
van vrouwen en kinderen in het gild der
arbeiders vermeerderd wordt en alzoo een
druk op het loon word* uitgeoefend, wordt
deze druk nog zoofftf te sterker gevoeld,
waar.de meerdere ftrWmtekfachten zijn van
personen, die geneigd zgn voor een lager
loon te werken. Zoo draaien wühier in een
cirkel rond: het loon wordt laag, omdat
vrouwen en kinderen medewerken en vrou
wen en kinderen werken mee, omdat het
loon laag is.
Een tweede bezwaar, aan den huisarbeid
klevende, ligt in het feit, dat deze slecht
schijnt samen te gaan met bet
vereenigingsleven. Waar de fabrieksarbeiders
elkaar als het ware dagelijks spreken, waar
door langzamerhand een hechte band tus
schen hen wordt gevlochten en zoo van zelf
een vakvereeniging ontstaat, verkeeren de
huisarbeiders in 'een ongunstige positie.
Deels wonen zij verspreid en zien zij elkan
der zelden of nooit; wel moeten zij de door
hen vervaardigde goederen aan den patroon
of aan diens vertegenwoordiger afleveren,
zoo zij ten minste niet in dienst ziin van
een sweater, maar aangezien dit aflaveren
niet altijd geschiedt door al de arbeiders
op hetzelfde tijdstip, spreekt het vanzelf, dat
hierdoor niet een nauwere band ontstaat.
Maar ook al wonen de huisarbeiders ia
dezelfde gemeente, dan nog leert de practxjk,
dat het organiseeren van hen met schier
onoverkomelijke bezwaren gepaard gaat.
Men leze maar eens wat daarover zoo nu
en dan in de Naaister- en Kkermakersbode
geschreven wordt. Eu dit is niet alleen het
geval in ons land, maar ook in het bui
tenland.
Dr. Schwiedland 5) zegt voor Oostenrijk:
«Wahrend sich unter 30 Gehilfen ner
Werkstatt ein Korpsgeist bald herausbildet,
ist das zwischen ebensoyielen vereinzeheu
Aïbeitskiatten oder zwischen der
veveinzelten Gruppen von vier bis füiii Peraocen
nicht der F all, eelbat ween sie alle fik
denselben TJnternehmer arbeiten." Voor
Engeland verklaart miss March- Ptülipps G):
?Organisatie is zeer moeilijk. Het is meestal
hopeloos deze overwerkte, gebroken
menschen tot organisatie te brengen, daar zij
doodsbang zijn iets te doen waardoor zij
wellicht hun werk zouden kunnen verlie
zen." Waar derhalve het vcreenigingsleven
onder de huisarbeiders niet opgewekt schijnt
te kunnen zijn, volgt daaruit, dat de arbei
ders zelven slechts een genegen invloed
kunnen uitoefenen op het verbeteren van
hunnen toestand. Deze wetenschap moet
echter niet weerhouden van het opwekken
en versterken van het solidariteitsgevoel
tusschen de huisarbeiders, voorzoover dat
ten minste nog mogelijk is.
Welke zijn de ervaringen der inspecteurs
van den arbeid in zake den arbeidsduur
bij huisarbeid? In zijn verslag over 1897
en 1898 ze.gt de inspecteur in de 2de inspectie
aangaande het kleedermakersvak: »Van
een naleving der wettelijke bepalingen was
hier geen sprake; 12 uren en langer arbeid
per dag bleek geene zeldzaamheid te zijn.
Voor een volwassen knecht is 14 uren daags
gewoonte; bij vrij geregeld werk wordt op
85 uren per week gerekend, terwijl bij groote
drukte tusschen Pd.scb.en en Pinkster het
cijfer 94 en sorxte, volgens mededeeling, ook
wel dat van 100 wordt bereikt." De inspecteur
in de 4de inspectie zegtin zijn verslag over
1899 en 1900: «De vervanging van het
atelierwerk door huiswerk blijft natuurlijk
te duchten en voorbeelden, dat vrouwen
overwerkt werden door of zich overwerkten
voor firma's, die ook ateliers bezitten, zijn
mg' ter oore gekomen." Wat zegt het
ArasterdaroscbeRiadsrapport ? 7) »M ?t lage
loonen gaat steeds een overmatige arbeids
duur gepaard. Bij de
maatwerkers-kleermakers en de costuum-werksters komen
lange arbeidsdagen hoofdzakelijk voor in
het drukke seizoen. De andere werklieden
zijn door lage stukloonen gedurende het
gansche jaar gedwongen zeer lange arbeids
dagen (van 14?10 uur) te mafeea." En dit
laatste is juist. De verdiensten, die de
huisarbeiders door lage loonen te kort
komen, moeten gevonden worden door
overmatigen arbeidsduur.
Kampen. Mr. dr. H. S. VELDMAN.
1) Prof. dr, W. Stieda: Die d wfsrte
Hamindustrie
2) Prof. dr. Lrvjo BrentMio: Veber dia
Verhaltnis von Arbiitdohn wnd Arbïitaeit uur
Artnit.leisttwg
B) Ola Olberg, t a p.
4) Miss March-Pjillipps: Eiils of home
work for women.
5) Dr. B. Sjhwiedland: Wege n*d Zult
einer Hausarbiiten Gesttzjebung
6) Miss Msrch-Patllipps t. a. p.
7) Da kleedingindustrie te Amsterdam.
fiiuniMiiMiMiiiifiiimiiirniiiiifiiiiiiiiifitnitritiiniiiniiHiimimniiMii
IT7CAH
A. H. ASIOE.T Meeresabend, L;ed von
Moritz Graf Strachwitz. für eine tiefere
Slimme met KLavierbegleituog. Op. 46,
No. 3. Wagenaar, Arnhem.
GBOKGK MULLER. Gedichte von Marie
Madeleine. De Algemeere Muziekhandal,
Amsterdam.
IM VOLKSTON. Moderne Volkalieder
komponiert fttr »die Woche". August Ssherl,
Bsrlin.
Mevrouw H. LIEKDERS FK^CKERS.
Vereeet-my-nietjes voor de lieve kleinen.
G. H. v. Bek, 'a Gravanhage.
Mevrouw NELLY v D. LINDEN VAN SNELBE
WAA.BD BOUDEWIJNS. K.indetleven, 2a
Buideltje A. A. Noske, Middelburg.
JOHARHA VETH Hat Kerstfeest, 2 bundels,
met medewerking van Ciara de Voogt.
Het Vrouwenkoor, T*ee bundels. De
Nienwe Muziekhandel, Amsterdam.
Misschien nog interessanter dan de voorlaatste
week door m^ besproken liederen van Aiuory
is >Meer«8«band", op een gedicht van
Strachwiu. Het ii een lied, geheel modern in opvat
ting en harmonie; het volgt den begchrg venden
tekst op den voet en de componist i* er vol
koman in geslaagd den alleszins voor muzikale
bewerking geschikten inhoud te illustreeren.
Zeer mooi is de overgang, mot het kort hoofd
motief, op de woorden »nun bettet sich die S.»
und schlnmmert ein"; eveneens goed gevonden
is de harmonieënreeks op de slotwoorden van
het- gedicht, als de zangstem de f aanhoudt.
Móest ik een opmerking m»ken, dan zon ik
wenschen dat het stak in melodisch opzicht
even rijk was als in harmonisch opzicht. Me
dunkt de woorden »Es küMt der Herr anfs
Loekenhanpt" geven er aanleiding toe.
Dat de heer George Maller zich aangetrok
ken heeft gevoeld tot de verzen van Marie
Madeleine strekt hen tot eer. Dat hij die
hartstochtelijke poe de echter op zoo aangename,
ja hier en daar zelfs joviale wyze heeft weer
gegeven, bewijst dat bij of de gedichten niet
heeft begrepen, of niet over genoeg uitdruk
kingsvermogen heeft te beschikker), om den
inhoud dier verzen recht te doen wedervaren.
Voor müliggen : «Bekfinntniss, Herbstlieht,
Anorym, Sommernacht, Uad es verrauschen"
en »ler Regen rieselt". Hoewel de schryfwgze
van den heer Maller langzamerhand vaardiger
is geworden en fouten tegen de muzikale
orthographie zeldzamer voorkomen, is de boven
uitgesproken meflning van toepassing op al
deze gedichten. Hjt slimste ia «Sommernacht"
er wel aan toe Ware daza muziek ontstaan
by verzen van lichter genre en van minder
beteekerii^, dan zou men ze als specimen van
salon-zangmudek kunnen billijken ; thans
moet ik verklaren, dat ze b\j deze gedichten
misplaatst is.
Het ook hier te lande veel gelezen weekblad
die Woche heeft een bundel moderne volksliede
ren in het licht gegeven, waaraan de heeren Jos.
Joachim, Eng. Humperdinck en Carl Krebs een
voorwoord hebben toegevoegd. Daaraan ontleen
ik dat de bundel beoogt »bei zu tragen zur
S -kung der Haustnusik, d en n die Hausmusik
ist der eigentliche Na'irbodan des Volksliedea."
En juist Ofl»Hausmusik'' dreigt te ontaarden. Of
het zyn draaiorgel Jeunen die den goeden smaak
bederven, of het zyn moeielyke en zware
concertnummers, die de muziekliefhebbers er
van weerhouden zelf te musiceeren. En de
kunstenaars die hunne bijdragen afstonden aan
>die Woche" hebben getracht »aus dem Gaist
unserer Zeit heraus zu schsffsn, aber itn
einfachsten Rahmen und mit den einfachsten
Mitteln." De beste en ook by ons te lande
goed aangeschreven kunstenaars hebhen hunne
diensten voor dit goede doel beschikbaar ge
steld en zoo ontmoet men da namen d'Albert,
Wilhelm B8rger,G8rnsheim,Hildach,Kahn, Hum
perdinck, Kienzl, Rainecke, Schilüngs, Sommer,
Thnille, enz, om slechts enkelen te noemen.
Wat ik onlangs zeide van de bundels van bet
Willemsfonds is ook hierhy van toepassing.
Waar zooveten medewerken en bijdragen is
niet alles van gelyke waarde. De liederen van
Philipp Fürat zu Eulenburg, van Adalbert von
Galdschmidt en nog eenige andere zyn niet
slechts eenvoudig, z\j zyn simpel ea onbedui
dend ; zy hadden best gemist kunnen worden.
Overigens moet ik erkennen, dat de meeste
componisten, ook de modernste, hier tonen
hebben aangeslagen, die men, wat eenvoud
aangaat, niet van hen ver vacht zon hebben.
Het ligt niet op my'n weg alle dertig liederen
afzonderlek te bespreken ; slechts op de mooiste
uit den bundel wi! ik even de aandacht vesti
gen. In de eerste plaats dan »Rosmarin" van
d Albert uit »des Knaben Wund.erb.orn" een
allerliefst, naïef liedeke ; S'ho.i Itihtraut van
Ii3o Blech, oen componist die in Duitschl&nd
opgang maakt met zyn. opera »Das war ieh";
Joh. Doebber beeft een versje van Arno
Holz >So Einer war auch Er" gecompo
neerd ; zyn compositie begint misschien ietwat
ouderwetsch populair, maar aan het slot ont
moet men eeu modulatie, die, dunkt my, voor
een volkslied wel wat ver gaat. Humpardinck
heeft hetzelfde lied gecomponeerd als d'Albert;
ook zeer mooi. Kaha leverde een lief, weemoedig
lied van Anna Ritter. S3ldaten-AvHchied van
Hermaan Hö'ty is door Hans Sommer op muziek
gebracht; natuurlijk op de hem eigene
meesterlijke wijze; jammer dat bat wat hoog ligt.
Thnille hetft ook een versja uit »des Knaben
Wunderhorn" genomen. Verder zy'n. er nog
dankbare liederen van Hans Pfitzner, K«rl
Rjinecke en Max Sihilliogs. Bshalve het straks
vermelde voorwoord, vindt men nog de portret
ten van alle componisten en hunne korte
biographK Hat debiet voor ons laad bevindt zich
in handen van de firma v. Holkema en
Warendorf Ik twijfel er niet aan of het Album zal
zich ook by ons veel vrienden verwerven.
Mavr. A L'enders?Frackers heeft mat haar
«Vergeet mij nietjes" ons een bundeltje kinder
liederen geschonken, hetwelk met het baste wat
op dat gebied bestaat op een lijn kan ge
steld worden. Overeenstemming tusschen woord
en toon laat niets te wenschen over. Dit is
trouwens te begrijpen, daar mevrouw Ltenders
zelve de vercj^s heeft gedicht. Deze zyn geheel
in den kindertoon gebonden en vol poëzie, ook
de muziek paart steeds aan allen eenvoud een
zekere distinctie, die het alledaagsche, liet
gewone buitensluit. Alleen «Zondagmorgen" is
in rbythtnisch op?icht ietwat monotoon, ten
gevolge van die vier herhaaldelijk voorkomende
opmaat achtste noten. Da begeleiding is
gemakkelrjk te spelen; sober maar toch niet dun ;
ook de harmoni eer in g is met smaak aange
bracht. Het bundeltje van mevr. Lienders zal
zyn weg wel vinden. De firma Van Eek te
's Hage zorgde voor een duidelyken druk.
Van mevrouw Nelly van der Linden van
Saelrewaard Boudewy'ns ligt thans een tweede
bundel «Kinderleven" voor mij. De versjes zijn
van Beats,Stel la Mare.Tme van Barken en Ant. L.
deRop Mevr. v. d Linden wenscht deze liedjes
niet door de kinderen maar voor de kinderen
gezongen te hebben Zy zyn dan ook niet zoo
eenvoudig en ia den kindartoon geschreven
als de zooeven besprokene en dat behoeft ook
niet. Mevrouw v. d. Linden heeft echter zeer
goed het karakter der woorden weergegeven
en ongetwijfeld zullen de kinderen zich zeer
vermaken, wanneer ze de liedj is goed hooren
zingen; maar ze dienen waarlijk goed
voorgedragen te worden; want ze stellen aan
de phantasie der kleinen geen geringe eischen.
De heer A. A. Noske zorgde voor een royale
uitgave.
In twee bnndels «Kerstliedjes" en «Kerst
liederen" heeft mejuffrouw Johanna Veth een
aantal meer of minder bekende Duitsche
melodieën op Duitschen tekst, opnieuw uit
gegeven, thans echter op Nsderlandschen tekst.
Ten zeerste valt het te pryzen, dat het Duit
sche origineel aan den voet van elke pagina is
afgedrukt, zoodat iedereen die zulks wil, ook
de Duitsche woorden kan gebruiken. Melodieën
als van «Stille nacht, heilige nacht (No. 7)'1 en
«Ia Brthlehem geboren (No 11)", meer bekend
nog met de woorden «Die Vöjelein, sie
sehlafen",welke in Duitschland w.aarljjk volksliederen
zyn, zafJen zich ook hier spoedig burgerrecht
verwerven. De wyze van uitgave kom my niet
zeer aanbevelenswaardig voor. Men vindt n.l.
voor elk lied, met de begeleiding, geen drie
notenbalken, doch slechts twee. Da discantin
de pianopartij is dan tevens zangstem en tus
schen den discant en bascant vindt men de
drie of vier strophan tekst gedrukt. Doch wat
mij vooral minder behaagt, dat ia de begelei
ding, die voor hat grootste gedeelte tweestem
mig is. Het zou my niet verwonderen als
menig jsugdig begeleider, de behoefte gevoe
lende aan voller klinkende harmonieën, er
noten bjj zou maken; maar zou het dan niet
beter zyn geweest indien ze er van meet af
by gedrukt waren ? Dan had men ten minste
een waarborg dat die aanvullingsnoten correct
zouden worden aangebracht.
De liederen nit den tweeden bundel zyn wel
op dezelfde wyze gedrukt, doch hier is de
begeleiding meestal drie- a vierstemmig. Ook
hier vindt men verschillende bekende melodieën,
vooral uit Oratoria van Haidel, welke ook in
hun Hollandsch gewaad, zich vele vrienden
zullen maken. Waarin de medewerking van
Clara de ^Voogt heeft bestaan staat niet in de
uitgave vermeld ; misschien in de vertaling ?
»Het Vrouwenkoor" is de titel van een werk,
eveneens van mejuffouw Johanna Veth, waarin
zy heeft saatngezocht tweestemmige zangmuziek
van groote meesters en deze van Nederlandschen
tekst voorzien. In den eersten bundel vindt
men koorwerkj^s van Ha i del; (uit het
»A!exinderfest en Judas MaccatiHs) van Mozart (uit
de operas Iddomflneo en Tituf) uit
Mendelssohn's Lorelfy finale en uit Maillart's »!es
Dragons de Villars '; het laatste koorwerk]*
is driestemmig. In den tweeden bundei vindt
men nummertjes uit Handel's oratoriums »Judas
Maccata'is" en »Sjmson," uit Mozart's «Titus"
uit Gluck's «Iphigénie en Tauride", het bekende
Mendelssohn'sehe duet »Maig!ö3khen" het
bekende duet nit Schumann's «der Rose
Pilgerfahrt" en het driestemmige klokjeskoor uit
Mozart's «Ziubejflö:e".
Enkele nummers zy'n een toon lager getrans
poneerd wegens practische redenen. Gelukkig
zija deze nummers afgedrukt met ondergelegde
pianoparty, gaarne had ik ook hier do
origineele teksten hij genoteerd gezien. Daar echter
de oorspronkelijke werken, waaraan de nummers
zijn ontleend, steeds opgegeven zyn, is het
voor den belangstellende niet zoo moeielyk
ook de origineele woorden te vinden. Overigens
is de uitgave met zorg behandeld en de ver
taling van mej. Veth eenvoudig en smaakvol
bewerkt.
Zoowel de beide bundels «Kerstliederen" als
l «Het Vrouwenkoor" kunnen bij het onderwijs
uitstekende diensten bewijzen, daarvan heb ik
my'zelf kunnen overtuigen. De Nieuwe Muziek
handel zorgde voor een royaal uiterlijk en
mooi papier.
ANT. AVEEKAMP.
Benrsscliilderinp,
i.
Twee overwegingen dringen zich op ra
beschouwing der wandschilderingen door R >!ar,d
Holst: moet het oorieel van ab^oluten aard
zijn, zouder nevenbedenkingen regelrecht naar
den werkelijken slaat van I:et werk, of is het
verkieselijk dat oord el eeu afwijkende beweging
te doen nemen en bij het wegea der kwahteit
een steuntje in 't voordeel te geven doar
heen'wijzing i air de ongewoae zwaarte der taak,
die hier te: verr'c'iteu was.
Ik geloof dat hV?'i beste is de eerste partij
te kiezen, want eerstens willen we bij den
kunstenaar zelf 't liefst de hooghartigheid
veronders'ellen, die het hem onwelkom doet zijn
het tekort in zijn arbeid aangevuld te zien
praten met goedgezinde zijdeliagsche beschou
wingen, en ten tweede is het ju:st hier waar
het geldt het pogen op eea nog braakliggend
terrein, voor het algemeen goedverstand batiger
de critiek van ,verzachtenie omstandigheden"
onafhankelijk te houden. Met alle waardeering
daa voor den moed der onderneming, den vollen
ernst ia het streven, daarbij ook verschuldigde
lof voor wat er in deze arbeid verdienstelijks
is aan te wijzen, moet worden geconstateerd
(volgens miju persoonlijk iiuicht natuurlijk) dat
in hoofjvereiscbten deze wandschildering een
mislukte proeve is. 't Woord mislukking is
hier gekozen om uit te doen schijnen wat er
deugdelijks is: het streven. Gedacht kan worden
dat wat mislukt is bij eenzelfde gericht trachten
gelukt had kunnen, zijn.
Maar is de bedoeling goed en het s're ven
princip'.ëtl, wat anders nog is het een werk
voldragen tot stand te brengen. Een overtuiging,
zij ze ook diep gegrond, gedijt nog niet uit de
welmeenendwid alleen tot uitlog in glo iarijke
daad. Bedoeld ie, dat een intellectueel en een
kunstenaar er twee zijn. Roland Holst is zich
buiten twijfel bewust: van de eischen bij een
monumentaal werk; maar, teveel tredend in
overleg met zijn beredeneerd vers*aad, wordt
de voorraamste factor tot verschijning van alle
kunstwerk, de geestelijke aandrift, in zijn
bewrging gestuit. Esn verschijnsel trouwens bij
zooveel ultra-modernpn, dat zij aan het klare
bewustzijn in handeling, de blijheid van de
daad inboeten. Er is te veel theorie. Ei theorieën
kunnen slechts steunen, maar zijn onmachtig
tot voortbrengen. Zij zijn van het menschelijke,
kuastuiting is van bet geldelijke.
Eea muurschildering is eea monumentaal
werk, aangebracht tot versiering vaa een bouw
werk, zooals het heet.
Grondiger die formule overwegend kan ge
zegd worden: de muurschildering is een.
completatie van den indruk, die een bouwwerk in
zijn verschijning op de verbeelding der menschen
maken kan. Is dus afhankelijk van het wezen
van 't bouwwerk; waar zij wordt aangebracht
moet zij zich voegen naar constructieve inrichting
ea het eigenaardige der localiteit. Het werk
zal, zoo riet ter plaatse uitgevoerd, dan toch
en dit is het voornaamste ter plaatse
gedacht zijn. Het zal als 't ware gegroeid zijn uit
het organisme vsn het gebouw. De schildTiogen
kunnen twee functiëa verrichten: het oog ver
lustigen door de st.ueee vjak'en der constructie
te verlevendigen met kleurrrul jdie en lijuenspel,
df! verbeelding van den aanschouwer voeden
door tafereelen, die zitspelen op aard en be
stemming van het gaboaw. Ia kerken worden
godsdienstige voorstellingen in een Beurs
Inndwerkerstooneelen, (bij deze keuze heeft het initia
tief van den kunstenaar eigen geza^) als de
bron-aier van den handel, toepasselijk geacht.
De idee van de bestemming tracht daardoor tot
zelfgetui^enis; tegemoet wordt gekomea »an de
neigirg tot fantaseeiea van deu mensch, de
men«ch die t Hij d vrat wil zien gebeuren al
met betrekking tot de omgeving waarin hij zich
bevindt. Ieder gebouw maakte in verband met
zijne dienstigbeid een indruk; voor de nuchtere
praktijk is het een doelmatige inrichting, voor
den schocmhiuiszin wil het een monument
schijnen. Er wordt getuigenis gezocht en de
muren spreken er van. Maar het mogen slechts
nevelende beeldci zijn ter plaatse gedroomd en
gedragen door de wanden. Het gtbouw moet
niet weggedacht kunnen worden, de muren niet
minder p'atte vlakten lijken, in hun voorkomen
van breede gestrektbeid of booge rijzing; en de
tafereelen worden uitgevoerd met de rustige lijnen.
van een resumeeieade teekfning en in vlakke
kleuren meer zegeend dan schilderend.
O/er de plaatsing dezer fcbilderirgen zou
allereerst al eenige aanmerking zijn te m&k"ii.
Ze maken daar iu de hoogte op dit overlcopje
wel even dea indruk daar geborgen te zijn,
veilig en wel, als gewone schilderijen waarvoor
het gunstigste plaatsje aan den wand werd uit
gezocht. Die deze tafereelen goei wil zien,
moet wenscheu een ander standpunt van
bese louwen te hebben, dan hetwelk hij ui Da»r
de plaatselijke omstandigheden gedwongen is m
te nemen. Ze hadden evengoed na opname van
hoogte en breedte op hit a'elier kutnea ge
maakt zijn. Onverantwoord is verder de
indseling van ieder vak il twee tafereelen b^ven
elkaar. Da toestand van den muur gaf daartoe
geen aanleiding, bijv. door een plaatselijk in
springen, en de lic'jaamswendiugen van twee
mannen in re ie vaa arbeid, ahong-tweeliootr,
al is het cnierste paar dan ook in tegenover
gestelde rtc'iting aai het bovenste, zijn van een
al te opzettelijke geordendheid. De ernstigste
fout in de conceptis lijkt me aan den wand
waar, op het onaerste tafereel, d) eene man
eea kolenwagen. voortduwt, de ander iu mijn
schachten (?) delft. Ia het juiste nr'dden staat
daar een breede ijzeren balk, vertikaal opgericht,
en in ziju verschijning van zooveel overwegend
belang, dat zijn aanwezigheid een plaatselijke
afwijking van de vlakke muurgestrekthsid zou
doen onderstellen, wat echter niet zoo is.
Het systeem van gelijkmatig herhalen
beheerscht de compositie van alle tafereelen. B;j
elk is er wat op gevonden, een paal, een
aanbïeld of wat auders, om de verdeelicg in liet
juis'e midden te hebben; ZOT ontstonden op
ieder tafereel weer twee gelijke vakken, die dau
in te vullen waren door een verzonnen werkers
stand als vertegenwoordiging vaa den arbeid.
Hiermee is vairsc'jijulijk gemeend te voldoen
aan de priccipiëele eischen der muurse'iilderirg
door strenge toepassing van het sy netrucue
stelsel. Maar alle stelsels mott;n levend blijven;
symetrie heeft hare waarde door de ongelijkheid
in het overeenkomstige; ah op een weegschaal
twee gelijke gewic'ittn, moet de relatie blijken
door het bdar.ceeren. Doode tymetrie is bijv.
de gelijkvormigheid die verkregen wordt door
de schaar iu een dubbel gevouwen papier gezet.
Toch kunnen bij een gelijk schema van
indeeliug en composiü; de^e schilderingen zich zooveel
gunstiger later denken. De oorzaak van de
mislukking list hoofdzakelijk in de omstandig!] ei J
dat de schilder niet bij machte was zijn begin
selen en bedoeling om te zetten in levensvoile
daad. DJ overtuüirg is geen drift geworden.
Er is gestreefd naar .synthetisch vormenaf beelden;
nnar de teekeuiig, hoewel met globale lijnen,
heeft niet de expressieve kracht om een monu
mentaal werk te bouwen; 't zijn geen beelden
door hecht geklonken door dea vasten stuur
vaa een determineeren Ie lijn. De egale
kleurpi.rtijea geven niet de plast tk der dingen als
't ware in u;estolten staat, maar vertoonen alleen
het prccéiévan vlakke &c',i;ldering, die de be
doelde uiUrukkir.ggrooteiideels mist. De ffiaiuen
zijn dtar allen wel in houding gesteld van
zwoegenden arbeid, maar er is nietaoverweldigends
in die Ii;ura1ies van krachtuitzettirg. Di rompen
zija nietig met sHagers van armen ea
vcrlengi stukken van boenen. ,> het tafcruel der
balenpaltkcrs /.ijn zij haast geheel twee uesneii, of
eerder nog laarzen van geforceerd s'ykerenden
vorm.
Over 't algemeen is de teekenijg zeer onvast
bij al de figuren, zonder een;ge ixpressie dikwijls.
Lijnen verloopen slap, karakterloos ; verhoudin
gen van lichaamsconstructie zwak verantwoord;
vouwen en plooien in kleeren op gekunstelde
wijze aangeduid met strak getrokken
kronkellijntjes. Brok voor brok zouden er dienaangaande
aanmerkingen te maken zijn. Op verschillende
plaatsen ook geraakte de arbeid te veel in de
richting van het picturale. Acties als bij de
balenbinders zijn voor een monumentaal werk
te veel een oogenblikkelijk mouvement; het
karakter van handen d kwij\s te veel opgevat
in den zin van het teekenachtige, anatomische
bewegingen volgens te rtëele opvatting
nagespeurd. De koppen over 't algemeen zijn goei
gekczTO typen, maar toch ook weer voor dit
werk al te direct gegeven uit de realiteit. Op
een gewoon schilderij zouden al die brokken
in no| zeer onrijpen staat van uitvoering ver
keeren, maar daarom zija zij nog n:et goed voor
een wandschildering!
Alles bij elkaar getuigt deze arbeid wel vaa
overtuiging en welgemeend streven, maar ze
is verricht met de pijnlijke inspanping van n,
die zich over zijn welslagen voortdurend ver
ontrustte, zoodat de veerkracht van. z'jn willen
in weifelend rondtastend handelen onderging.
Mislukt kan daarom dit werk heetea, maar
onzinnig niet. Wie weet komen bij een volgei As
gelegenheid de kwaliteiten v»n den hier Holat
als frescoschilder in meer geëquilibreerdea arbeid
zich openbaren, 't Is te hopen, en zelfs te ver
wachten.
W. STEENHOPF
llllllllllltlMfimilimMIIIIIIMMHMIIinHHIMIIHlIlltlllflHimtHIIHfHIinl*
Een sproeide in liet
Een schouwburgzaal vol warme menachnilncht,
dames ia schitterende toiletleiy heeren in deftig
zwart, een tooneel, waarop htt altijd tocht, daar
achter coulisse», tooneelknechts, rommel, daar
weer achter benauwde kleedkamers.... O, ik
we*t wel, dat wij dit alles vergeten, wanneer
ons op de kleine ruimte, die wij tconeel noemev,
werkelijk kunst geboden wordt. Maar dit alles
bestaat toch.
Stel u nu voor daariaist een schouwburgzaal
in de vrije natuur, een zachten mos^rond,
schaduw- gevende hoornen, als zolderiug den
blauw- wel venden hemel! De zon kijkt even
door 't gebladerte en toovert UcSitplekken op
deu grond; als de heldin opkomt, verschijnt zij
ia een aureool van goud, niet op baar gericht
door een electrisch toestel, maar warm
vibreerend tiLtilend lic'it vau de zon zelve. En de
vogelt jee zingen en de wind vaart zscht rit»elend
door de takken; het decor leeft mee, het dccar,
dat tiet bestaat uit geschilderd bordpapier, maar
dat ectit is, eclit als de zon en de wind en de
deimengeur.
Het tooneel is geen. afgesloten ruimte; een
paar boomer, als waren zij ervoer geplaatst,
duiden aan de plek, waar de handeling voorvalt.
Maar wat daarachter is, horrt er ook bij. De
laantjes zijn de coulissen, vandaar ziet men de
personen uit de verte aaikomer, nog lang voor
er gesproken wordt over ben, lang voor ze op
het eigenlijke tooneel venchijnen. En als er
gezegd wordt over een meisje, dat zij bloemen
aan 't plukken is, dan ziet meu haar werkelijk
op den acbte-grond pluiker.de; men weet hier,
dat ook achter de coulissen alles eclit gebeurt.
Wat een ver chii, wat een hemelsbreed ver
schil, znlk een vertooning in het bosch en een
vertooning in een gewone icSouwburgiaal !
Vraag het den oigeveer acht honderd toeschou
wers maar, die Zondag 19 Juli het sprookje
van Swawa H;lgi zagen vertoonen.
Het gebeurde in liet Gooi, dicht bij Hilversum,
op den Zwa'uwenberg. Ea hoe men er toe ge
komen was? Niet doordat een auteur, die eens
wat bizonders wilde maken, een stuk schreef
om buiten vertoond te worden. Volstrekt niet;
als men van plan is, mooie dingen te maken,
ontstaan ze niet.
Hit sprookje v«n Swawa Helgi is eenvoudig,
als vanzelf gekomen door toedoen van een lieve
b?gaafde vrouw 1), »uit liefde voor het lief zijn."
i&ij had eens m een kinderblad gelezen, dat
Sneeuwwi^ een »bload bleek meisje" werd
genoemd, en n.et baar liefde voor sprookjesland
kon zij dit niet gedoogen. Aan beui, die 't blad
bestuurde schieef zij hierover, zich noemende
met een naam, die m de Noonche mythologie
voorkomt: Swawa Helgi. Zoo oiitstoiid een.
wekelijksc'ie correspondentie, tot groot ver aas!.,,
neen rneer dan dat, tot heilvolle leerzame strek
king en heerlijke verpaoziug van allen, die het
kinderblad lazen.
De redacteur wist niet, wie de goede Fee
wa-, die de bloemen barer fantasie in ruilden
overvloed op hem liet nederdalen, die hem
gesctienk na geschenk zond, zijn vrouw ea zija
kinderen wekelijks verrastte met nieuwe heer
lijkheden.
Maar op zekeren dag werd hem medegedeeld,
dat S.vawa lid .51 hesn zou vetssLijn.cn voor de
eers*e en laatste maal. Hij zou van zijn huis
wordei afgehaald en naar een bose!i gebracht
worden. E-ikele vrienden, mochten, hem verge
zellen.
Zoo gebeurde het dat op Pinksterzondag, den.
laatst.en dag van Bloeimaand, 'a avouds bij zons
ondergang een vertooniag in. het bosch plaats
had, zoo eigenaardig en zoo schoon, als nooit te
voren door een der aanwezigen was aanschouwd.
D.iar werd S sawa's vriend door de machtige
tooveuaresse Gul! Veig naar een kleinen heuvel
gebracht, waar alle getrouwen van Swawa Helgi
aan hem werden voorgesteld. Daar spraken zij
dreef, de getrouwen, want de zon zonk al lager,
ca dra zou hun aangebeden meesteresse afscheid
nemen van alle aardsche dingen.
Zie, daar ualerde zij mst ioomeu droeven tred,
in een kleed van wit en mauve, seringen in de
gouden lokken, drageud een lelie in de edele
handen.
Ei de getrouwen daalden van den heuvel en
zongen drocf-teeder:
Bosch en veld en wigin sluirmrea nu zacht
Zonne spreidt haar zegen, stil in gouden pracht
Als baar stralen kusten voor Let laatst goenacht
Gut ook Swawa rusten, Swawa ruste zacht."
D*n sprak de Fee. Zij verklaarde, hoe zij haar
vriend begunstigd had, omdat deze haar in de
smartelijkste uren van. haar leven iai bijge
staan ....
Toen nam zij afscheid.
Ia de hooge zaal van haar witte paleis, waar
niets dan witte bloemen blosiden, waar lange
kaarsen in lichtgloed stonden, waar
wieiookvaatj-ïs zoete geuren verspreidden, daarheen
voerde zij hen en daar sprak zij tot alleD, daar
schonk zij haar gouden woorden nog eenmaal,
voor 'c laatst.
Haar verschijnen wa? geweest als een sc'aoone
droom, ie mooi voor de werkelijkheid.
Ea haar haengian was droef als de dood . . . .
Yau dit alles wisten de menschen niets, die