De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 2 augustus pagina 3

2 augustus 1903 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

Ko. 3362 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. onverwacht» een tntnoodigiBg kregen n»n de getrouwen T»n Swawa Htlsri, toerende in de boHehen van bet Gooi, om Zondag 19 Juli bij heil te willen ctoorbrer gen. Ze begrepen alleen, dat ft iets moois ging gebeuren en hcnlerdeu neischeu en kindeten trokken vol verwachting naar de aangeduide plek. Tassehen dt. hoornen stond daar een kleine hot, as u den drempel zat G.öa, de oudste van SwawV* volgelingen, voor haar spinwiel. Wat verder sto»d ten bankje, en daar kwamen Hildgund en Kunbil l, het zusterp&ar, dat 'heel haar leven aan dtn dienst der schooabeid wijdde en daardoor Swawa's booge gunst verworven had, lick tedti zetten. Zij spralen over Swawa'a heengaan, over het leren van eertijds op ht ar burcht Ljas Alfaheim, ea betreurden, dut alles zoo veranderd wa«. Gull-Veie, de toovenaies, bed haar macht verlorer. Warsa, de wijze, kon de toekomss niet meer zier, Skaramund, Swawa's zaïger, die eens iaar Leveling wa?, omdüt hij alle liederen, die haar ziel beminde, op perkamenten rollen schreef, en altijd wist te viLden de dichterwoorden, die zij zocht, Skaramund zong niet meer. En de vier meisjfs, G;6i's ^(achterkleinkinderen, Ootecia, CMalia, Gotelind en Gerlinde, zi;, dis altijd vol ijter het huiskerk verricht hadden, hoe traag was nu haar garg, als zij mei kruiken water van de bet k kwamen en hoe klaagden zij, als GJÜ« ze opgaf lange zoomen met kleine steekjes te naaier. Allen waren zij veranderd, allen bshalve Hildgnnd, die gedreven wtrd door het ver!aag« n, ook zonder Swawa zoo te Blijven leven, als zij 't baar had geleen). Zij hoopte dat alles no» ten goede zou ketrjrj, d. t alle leed zou worden Want er viai groot leed. Hoor, hoe Skaramuid het in «aihoop ver. haalt aaa Steeuwwiije, die sedt-rV S «awa'a heen gaan niet meer bij iitn veittefd had. Hrodmund, de knaap, die op (ei wenk van Swawa vloog tot het eitde der wereld, sterft door Swawa's schuld. Zijn grootvader Grimmr, de trouwste alhr volgelingen, ri-, door borgde trouw en goedheid zoo hoog gestegen wa°, dat hij Swawa hal mogen volgen op het ja l der Ren,unciaii", dat zij koes, Grimin r heefl het kind veilaten en Hrodinuud sterf'. Toen Swawa afscheid nam ,en elk sfionderlijk iei vau haar gouden afscheidswoorden schoik, vergat zij hem. Hij waande z ch onwaardier en b< zon te kwijt en. Vergetfs trtcltea Guli-Vtig, YVara en G j hem* te redder, vergeefs probeeren de meisjes hem op te beuren. Daar wordt hij aangediagen op zijn baar. De meisjts schikken zi^n kussens, zij spelen voor hem haar grat'elijk rirgspel, Kuuhild brergt hem wilde bloemer, Skatamund zmzt nog eens voor hem, Gull-Veig lescht zijn e'orcüt met haar toovrrdratk, zijn twee prachtige witte honder, Thor en Palder, leggen zich aan zijn vot ter eind, en dan cp zijn verlangen zingen allen te zaam nog eeis riwawa's afscheidsl.ed. Maar mtuw zijn de laatste tonen verklóuker, cf daar verschijnt Büdgund, stia'end van geluK » Vrienden, boort de blijde tijding. Ons lijden :s ten einde. Swawa keert terug!" Ba zij vertail*, hoe het haar door liefdevol denken gelukt is Swawa te bereiken in hoogere regionen, hos zij daar in de heilige stilte, die er beersehte, de zoete bekende stem hoorde: »Ik kom, Hildgund, ik kom l" De meifjes sieren 2ich met kransen en dra klinkt haar welkomstgroet: Heil, Swawa, heil !" MEDEWERKERS, DOOR JULES CLARETIE. Zy zou komen! Léon Djrnoy had alles een feestelijk aar zien gegeven om haar te ontvangen. Mooie rozer, in een vaas van Gallémet blauwige water juffers op het weerschijnkleurige glas. Een heerl^ke taart, wat musca^twijn en wijn van Capri. En bloemen overal! Wanneer Léon verliefd was, had hij behoefte aan een sierlijke omlijsting. Voor de rest, levenslustig, jong, toegejuicht, beroemd reeds, bemind en vertroeteld door het publiek, en aangebeden Dornoy was geen lat, maar het bewijs was voorhanden door de mooie, blonde Jeanne, getrouwd met Pierre Manduit, wiei.s naam stond op de a'fiches naast dien van zijn jongeren medewerker, Dornoy. Pas veertien dagen geleden, had de regisseur de woorden gesproken tot het publiek: Myne heeren en dames, het stuk, dfct wij de eer hadden voor u op te voeren, is van de heeren Pierre Manduit en Léon Dorroy. Die Eamen waren onderlijnd geworden door bravo's, begroet door handgeklap en op dit oogenblik, wachtte Léon Dorn<y, in zyn klein 'el in de Avenue Trochot, op de vrouw van zijn medewerker, zonder wroeging, zonder gewetensbezwaren, alleen met ongeduld. Hy vond den toestand eenvoudig interessant, origineel, zonder hem te wilien analyseeren. Bovendien, Manduit was vijftien jaar ouder dan hy en twintig jaar ouder dan Jeanne. Hij n oest reeds over de vyitig zyn. Ofschoon rogrobuste en elegant, nog een goed figuur makend bij kunstlicht, was hy kaalhoofdig, wat vermoeid, en was zijn baard zout- en peperkleurig, den indruk gevend, dat het leven roor hem honing was met azijn. Terwy'l hij, Dornoy 'l Vijf en dertig, blond, het oog levendig, de lippen vol en rood, schitterend witte tanden tusschen bet goudblond der moustache; opgewekt, vroolyk en geestig. Hy' monsterde zich in den spiegel, alsof hy zich taxeerde, vóór een duel. Daar klonk da schel. Dat was zij ! Hy' had zijn bediende weggestuurd, Hij zond dien bediende altijd naar een oud tante te Passy, vragen hoe haar gezondheid ging, wan neer madame Manduit moest korcen. Hij liep haastig naar de deur, een glimlach reeds op de lippen: mijn lieve Jear.r.e. Het was zyn lieve Jtanne niet, maar eeu besteller, een korte, dikke Auvergnat, met een brief in de hand. Léon herkende het adres reeds: het céno schrift van madame Manduit, die voorzichtigheidshalve er twee op na hield. Zij komt niet ! Een verhindering! Een of ander beletsel, de komst van een familielid uit da provincie l Een verhindering of een voorwendsel 't Het was niet de eerste maal, dat hij een dergeiijken brief ontving. Dar k je, brste vriend, dank je. Toen hij den brief had gelezen, geveelde hij een paar oogenblikkeri een bevigen toorn. Onmogelijk, schreef Jear.ne, onmogelijk ! Hij komt, hij mott je spreken, ik kan hem niet Zij raier*. . Ea dit is als Ie schoon voor de werkelijkheid, te heerlijk om eraan tegeloover>, dat het bestaanbaar i?, de terugkomst van Swawa Helgi in een stra'enkrans van zonlicht, zacht Schrijdend over het moslapijt, in ademlooze stilte. De eene hand Itunt op Grimnir's schouder, de andere draigt de lelie. Haar eerste woord is voor Hrodmund, dien zij om verg'ffjnis smeekt voor het leed, dat onbewust zij hem deed. Hrolmund heft zich op, gelukzalig: ,Nu weet ik weer, dat gij mij liefheb*, Swawa, nu kan ik weer gelukkig zijn! ' Waar dan valt bij als levenloos terus; in de kussens. »Hij lijdt niet meer," zegt Gull Velg, Sjvawa zinkt knielend neer voor de baar. Dan trilt u t de verte op een engelerzang, droef-k'agende violen en zingend cel-geluid het zwelt aan en vele vrouwenstemmen mengen zich in het nquiem. 2) Zelfs bet boscH zwijgt, de bladeren ritselen niet en de vogeltjes laten geen trillers mier hooren. Maar »het weeaen wa»r zoo gouden licht is, kan i-iet duretd zijn." A's Swawa bear kle nen Hrodmund kus», ontwaakt hij, genezen. Hij springt op, begroet de zon, ds boomer, de dennetgeur. Ei knielend voor zijn Metsteresse zweert SkaramuLd, de zanger, dat allen baar weer volgen zuller. Ea allen zweren trouw, Dan verdwijnen Swawa Ht Igi en baar getrouwen in eeu breede laan, zingend»; De zielen nu omhooggericht Naar 't helderstralend heilig licht - Opstijgend mar regionen Waar hoogste L'efde en groolste Teederheid Oaeindige Rust en Zaligheid Waar Vreugd' en Vrede wonen." Het sprookje was uit. En de toeschouwers gingen htt bosch in, om nog niet weer te keeren naar de werkelijkheid, om daar in eenzaamheid in de heerlijke natuur neg wat voort te dioomen van het genotene, van bet onbestaaLbaar-gewaande, dat toch oeslond. E HE.NDKIX. 1) Mevrouw Amy Grothe-Tw's3, Hilvertum. 2) Hiervoor gecomponeerd door den fcter Lso Ruygrok, Ut:eoht. De Koningskroon, door MARIF, COBF.LLI, bewerkt door HOLDA. L. J. Veen, AmBterdam. Wie een boek van Marie Corelli ter hand neemt, weet al bij voorbaat dat hrj te doen zal hebben met een aacsationeal geschrift ; dat hem gezonde en religieuze gedachten zullen worden aangeboden, maar in zoo grilligea en phantastiachen vorm, dathvj ze niet zal kunnen genieten zonder het zout eener scherpe critiek. Dat is ook 't geval met de sprookjes, parahelen en mijmeringen, in bovengenoemd soefcja vervat. De fabel van da koningskroon, waarnaar het getiteld is, bevat de idee, dat de engel des lichte en der gerechtigheid ten siotte zal zege vieren over alle duistere machten ; maar er komen zooveel engelen en zooveel edelgesteen ten bij te pas, dat het u daarbij geel en groen voor de oogen wordt. In >Ean kwestie van geloof, opgedragen aan allen, die er belang in stellen" komt zij met kracht en nadruk op voor een gezond, een voudig practisch christendom in plaats van het offichele, dogmatische en opgeplakte, dat ons tegenwoordig zoo vaak als het echte christentegenhou len. Mondeling meer. Au revoir ! lig kooit l Dit onvoorziene ge?al maakte Dornoy plotseling zeer zenuwachtig. De man kwam, in plaats van de vrouw I Zyn medewerker. Waarom moest hij hem zien? Zy waren overeengekomen, om samen te komen, bij Manduit, in de volgende week, om o?er een nieuw stuk te spreken, een zeer vroolyk stuk, waarvan ieder intusschen de détails zou badenken. Was het daarover, dat Manduit hem wilde spreken? Een bedorven middag ! Hij steelt me my'n t\jd weg, hy besteelt me. Ea plotseling drong zich de vraag aan hem op, ^at hij stal van den man, wiens naam stond naast den zynen, op het théaterprogramma : Le High life, b!yspel in 3 bediyven door Pierre Manduit en Léon Dorncy. Laten we in godsnaam niet analyseeren, sprak Léon tot zichzelf, maar den toestand ondergaan. Hij rukte de rozen uit de vaas vau Gallé, de theerozen, die zy aan haar lippen zou gebracht hebben. Hy stopte de taart weg, waarin zij haar tandjes had moeren zetten en gaf een schop aan het lage stoeltje, waarin ze zoo graag zat. Hjj had haar biielje verbrar.d, dat die lomperd straks bezorgd had en hij ging nu zitten voor zijl werktafel, werktuigeJijk zijn papieren in orde schikkend en de verschillende voorwerpen ; spelend met den kleinen dolk van staal, gedamasceerd met goud. Zijn geest was afwezig, was bij de blonde Jeanne, die hij ver geefs hai gewacht, die niet komen zou. II. De schel klonk weer, dat moest hy' zijn. Een oogenblik kwam Dornt y in verzoeking om niet open te doen. Toen kwam zijn nieuwsgierigheid boverj ; wat kon Manduit hem te zeggen hebben 'i Weer klonk ds bel. Dornoy deed open. In de deuropening verscheen de hooge gestalte van Manduit en met een ru#e stem, zei hij korf af: Boijour .' Toen trad hij haastig naar voren, deri hoed op het hoofd, recht dojrloopend naar do wftrkkamer. Gewoonlijk had Pierre Manduit die ruwe manier van doen niet. Hij komt bepaald niet spreken over ons luchtige stuk, dacht Darnoy. Hy' slost de deur en volgde zijn medewer ker, dien hij voor den haard voni staan, wa&rin nog de overblijfselen fladderden vaa Jeanne's briefje, zwarte vlinders gelijk. Manduit, zyn hoed op zijn oogen, bijtend op zijn knevel, keek Léon strak aan, op een vreemde manier. Ga je niet zitten? vroeg de jonaste. Xeen, zei Manduit, ik kan niet stilzitten, het ie, alsof ik de koorts heb. Zyn stem was rauw, alsof ze een inwendige ontroering verborg. Wat h«eft bij toch? dacht Dornoy; als er ieis ernstiga WKS, zou Jearme hem ^el gewaarschuwd hebben, toen bad hij iets. i'icrre Manduit was bekend, geen gemakkelijk karakter te hebben ; vroeger was hij zelfs befaamd ge weest, a's zeer behendig op den degen en spoedig klaar, om iemand uit te dagen. Nu, mijn bette Manduit, a's je niet zit ten wilt, vertel dan maar, wat er is. Dorncy verbeeldde zich, dat zijn gast een zenuwachtige beweging had gemaakt bij de woorden, mjjn beste Manduii". dom wordt aangeboden. «Men kan in waarheid zeggen" zoo heet bet b.v. >dat de meeste onzer kerkgenootschappen, zooals zy nu bestaan, in lijnrechte tegerstelling zijn met de eigenlijke leeiingen van hun goddelijken stichter." (Een onjuiste uitdrukking, daar men Christus zerf toch moeilyk den stichter der kerkgenoot schappen noemen kar). «Het is met bewyien te staven, dat wy, in ons dagelijkech bestaan, juist leven op eerie wy'ze die Christus zelf ien strengste veroordeeld zou hebben.'' Natuurlijk valt 't haar niet moeilijk die bewyzen in grooten getale aan te voeren. In »Het wilde Londen" trekt zy te velde tfgen haar vrome landgenooten die zendelingen uitzenden raar Oost en West en intusschen de wilden in Londen zich laten wentelen in een poel van barbaarschheid en zedeloosheid. ?Wanneer er voor de zending onder de Ktffjro, de Zoeloe's de «heidensche" Ciimeezen, een beroep wordt gedaan op Londen, kan men zeker zijn van een gunstig resultaat. Hertogen en graven, die zoo gairre hun naam vermeld zien op ly'sten van liefdegaver, scbynen wel, volgens wat de couranten van hen vertellen, ontzettend veel belang te stellen in de heele wereld, behalve juist in dat bizondere gedeelte van den aardbol, waarvan zij hunne kolossale ij komsten trekken, en honderdduizenden wor den jiarlyks verdaan aan bet bekeeren en beschaven van wilda stammen levende in bosschen en wildernisser. En tegenover al deze philanthropie ver meerdert de fcfjchuwal^ke en by'na niet te gelooven ellende der Landecsche armen dage lijks, en het is ee:i niet te loocheren feit, dat, terwijl er voortdurend geld wordt gegeven voor het bekeeren van buiteulacdsche heidenen tJt het heilige christendom, oene compacte bevol king van inlandsche heidenen, veel dieper gezonken dan de meest onbeschaafde woestelingen uit da wildernis, rondzwerft langs de deuren dier rijke, zoogenaamde weldoeners der manschheid, en herstel eischt van hat bittere en grievende o veroud 3 o;,recht haar aangedaan. Het is zoowel bedroevend als schandelyk voor ons, maar het ts zoo." Maar al te waar, helaas; doch de kracht van deze beschuldiging wordt aanmerkelijk verminderd door da schromelijk overdreven beweiinsr, dat heel het christelijk Londen niets, hoegenaamd nieu doet voor de heidenen in eigen boezem, terwyl stroomen gouds vloeien naar Kaffers, Zoeloe's en Cbineezen. Heeft de schryfster dan nooit gehoord van Toinbee-hall en zooveel ardere halls, van Barnardo's voor treffelijke inrichting voor verwaarloosde kin deren, en wat dies meer zij? Door haar opgeschroefd overdrijven en o?ervragen hetft zij de kracht van haar boetrederen niet weinig afgestompt. Auteurs ais Marie Corelii zou men met allen ernst wer.scben tos te roeten: sla raak, sla den spijker op den kop, gelijk gij menigmaal doet, maar, wat wy n bidden mogen, sla niet door l P. H. UUGESUOLTZ Jr. FOKKO Boa, Levenslust, Uirecht, A. W. Bruna en Zoon. Da titel van dit werkje is my door de lectuur daarvan niet volkomen duidelijk gewordan. Niet omdat de novelle Levenslust, ir> 1902 geschrsven, nog gevolgd wordt door Len lldd, van 1897, want dezen Held kr^gt, als ik me niet veigis, de lezer op .den koop toe. Ook Kom je spreken, ging h\j voort, over ons vroolijk stuk? VVelnu, ik hoa zoo gedacht Maar de an Ier viel hem botaf in de rede: Het vroolijke stuk ? Neen, daar is het alles behalve over. Ik heb en aad^r stuk gevonden, maar niet vroolijk, alles behalve vroolijk. Dramatisch, zér dramatisch. Ea daar over wilde ik ja spreken. Ah, een nieuwe samenstelling dus ? Precie?. En als het onderwerp je bevalt, zullen we het sarnen behandelen. Vertel, sprak Dornoy, ondatks zichzelf, verlost van een vage ongeiusth-id. Mrju waarsle, antwoordde Manduit, Dornoy op een eigenaardige manier strak aanstarend, waar het vooral op aan komt, is de ontknoopingl Als men recht op de ontknonping afgaat, werkt men sneller en beter. Het drama in questie, is er, maar wat mij ontbreekt is de ontknooping of beter, de vorm daarvan en daarvoor vraag ik al je attentie. Ik luister. Luister goed ! Ja. Mijn drama sla ik over, althans de détails. Natuurlijk een echtbreuk, als alle drama's. Banaal als het leven; het eeuwige trio van vrouw, man en minnaar. Nu eens vergeeft de man, dat is Sganarelle, in den rol van apostel ; soms doodt hrj, dat is Sganarelle met een tulband van Othello op. In mijn plan doodt de man I Een braaf, zeer braaf man bemerkt op een dag, dat zijn intiemste vriend bem. verraadt. Begrijp je? Laaghartig verraadt l Hy kon hem vergeven, maar dat doet bij niet; hij vermoordt hem, juist omdat het zijn vriend was. Hij doodt niet de vrouw, die bij liefheeft, neen, hij doodt de minr.aar en hij do/dt hem nu komt de moe'elijkheid bij doodt hem op een manier, dat Loch de wereld, noch zelfj zijn vrouw tan vermoeden, dat tij hern ver moord hecfi uit wraak en jaloezie. B-grijp je goe.i ? Terwijl Manduit sprak, kon Dornry ?ijn oogen niet afwer.den .van dat eeriigrzins bleeke gelaat, meJ den langen, g ij jenden baard en tij vond dat hij een bijzondere gelijkenis ver toonde met de wraakr.e-jien 'e echtgenooten uit de drama's in het theater de l'Ambdgu. Hij was niet rceer alleen r icuwsgierig, zoo als daareven, maar bij waseingsrust. Hij voelde een iroijie, een gevaar, ren bedreiging achter de onbawegeh.kheid van die kouüe rrasker. Evenwel, hij trachtte te glimlachen, achter z'ijn werktafel, die hem scheidde van den ander, tfrwijl bij vage opraerk-.ngeri mumpelde! Dus j« wilt, elat is dus het idee van het fctuk, \an het nieuwe stuk? Een wraakneming. Ja. Een echt drama dus? Eïn baas van een draaia ? - Bbed'g ! Xoem het een melodrama vcor mijn s art. En, vroeg Dorrcy schroomvallig, zou je niet di?r,ker>, dit een wat minder tragisch slot b ;ter bevallen zou ? K -n vrooüjk tlot, mistchien ? Ik zeg je tocb, dat ik een ontknorpbg zoek, die doet buivrrevi, Esn tregedie. Laat OT>S t-ainen zoeken. Je bfnt er, sfrak Manduit r^p een toon, die Léon angstwekkend in de ouren klonk, enenzefr bij gtmferesseer l als ik. Je houdt dus vait aan het idee van een drsma; het moet absoluut een drama zijn ? Absoluut. Maar jij, die jrag bent. volg je ti;i:i do har.delirg wei ? 2;e j.? dan niet belletristigche boekjes moeten eenïge uitge breidheid hebben en de auteur, verlangend waarschy'nrgk om zijn LvoensluiA to publiceeren, h e* f t zijn Held nog eens uit 't laatje ge haaid, waarin hij sinds enkele jaren rustte, bem een beetje opgeknapt en mede ter beschikkir g gesteld van de firma Brnna en Zoon. 'D«ze helden geschiedenis is, in den slechten j zin van 't woord, al te tooneelmatig om eenigen indruk te kunnen maken. Een advocaat pleit ; zóó overtuigend voor de onschuld van juffrouw Litz, die van kindermoord was aangeklaagd, dat de rechtbank haar vrijspreekt, de beaumonde den advocaat een Cicero noemt en mevrouw Rattich haar echtgenoot, dan gezegden Cicero, voor een held aanziet. Doch de Oifhier ven Justitie teekent apt-èl aan en mr. Retuch wordt door de allermïjfste jaloerschhei l \an ?y'a vrouw en den meest onbeholpen laster van een fatsoenlyke wereld gedwongen juffrouw Lotz aan haar lot en een anderen advocaat over te laten. Ds plankenheld, ridder der droevige fijunr, elaat oji de vlucht.. . Doch ik onderstelde reeds dat de heer Fukko BJS zelf aan dit productje niet byzonder gehecht zal wezen. Zyn Held schryvende, moet de auteur gevoeld hebben, dat hij toch eigenlijk niet zoo recht thuis is »in de wereld, waarin men zich verveelt". Mij althans komt het voor dat de heer Bos een beteren kijk heeft op de wereld, waarin armoe wordt ge laden en ellende verduurd. In Levenslust worden we de armelijke woning binnengeleid van Albert Krooswy'k, die, op den avond dat we hem leeren kenner, zijn laatste acht centen uitgeeft voor brandstof en al zyn moreela en fysieke kracht verspilt om zijn kleindochter Else, eenig pand hem van een tamelijk groote familie overgebleven, op 't «goede pad" terug te brengen. Want Eise was, in grootvaders oogen, daarvan al zeer ver afgedwaald l Niet tevreden met het hongerloon dat ze op een atelier verdiende, waar ze, ook al bleef ze tot 's nachts 12 uur doorprikken, niet meer dan 6 gulden in de week kon bijeenwerken, was ze door bemidlelin» van een vriend, Philip Pauw, aan een theater verbonden er. mocht ze nu en dan in korte rokjes tusschen de l<oristen plaats nemen, 't Was een knap meifjs en zy trok dus de aandacht van de bon-viveurs. Op den eigensten avond dat Krooswy'k voor 't eerst van een buurman verna n eiat Eise soms in de komedie zongen haar beenen liet bewonderen, kwam er bezoek van een pelsj is met een goed gevulde portemonnaie, die door den ouden man al weer op straat was geduwd vojr hij nog goed had kunnen zeggen wat bij eigerly'k wi'da. Wat 'n schande, wat 'n ongeluk l En toch, Krooswyk wiït nog lang niet alles. Hij wist niet dat meii-j is als zijn kleit dochter ongestraft, althans zatüer dat ze bshosven ta vreezan voor al te ongowenschte ge.-olgen, bij herhaling oo de kamer kunnen gaan van jonggezellen als Philip Pauw l .... Canventionreel romantisch? Zaer zeker. Even oonventionneel als de terugkomst van stuurman Herman Ler.s, met wien Else zoo wat en zco wat verloofd was, doch die 4 jaar uitbly'ft zonder van zich te laten hooren, dsn op een winterschen dag de haven binnenvalt en aan den avond van dien dag, op dea avond alweer dat er zooveel stènes worden gemaakt in de woning van Krooswyk, de deur van zyn beminde binnenstormt met een kcffirtjo vol contanten. Ei evenwe' nochtans... de heer Bos heeft talent, een bescheiden talent mis schien, maar talent De collisie tusschen da levensopvatting van Krooswyk en die van zyn kleindochter is zóó treffend geschilderd, dat beide hoofdpersonen ons sympathiek blijven, zoodat we ten siotte niet weten waar mee we meer meüely'den moeten hebben, met Krooswy'k, den armen grootvader, die zyn laatste illusie ziet verdwijnen, ef met de onge lukkige Els?, die nu zeker te gronde gaat. Dit kijfcja op de mi res van 't leven is aan doenlijk, sanfoanlijk als, zoo dikwyls helaas, de werkelijkheid. En ('aïirotn begry'p ik den titel riet al te goed: Levenslust! Utrecht. ? W. PIK. Reclames. 40 cents per regel. alleen echt, indien direct van mij betrok ken. Zwart, wit en gekleurd van OO et» tot flll.35 per Meter.?Aan ieier franco en vr|j van Invoerrechten in huis. Stalen ommegaand. G. Henneberg, Zijde-Fabr. (k. & k. Hofl.), Zürich. Rijwielen zjjn de beste voor ?100 met 2 jaar garantie. Vraagt fn'illustrcerden Prfttcourant aan de Hoofdagent, n A. DRUKKER & Co, Amsterdam, O. Z. Voorburgwat 242 en 248 b/J Damstraat. dat het hoog ernstig Zyn moet? Di man dan, is een fatsoenlij k man, die te veel vertrouwen stelde in zijn vriend. Hoe oud ruoet de rcan zyn ? Laat ons zeggen van myu leeftijd. En .... dan .... de vriend ? Jonger, vél jonger. Het scheen Dornoy toe, alsof Manduit hem stilzwijger.d vroeg: hje oud ben je? terwijl hij voortgii g: De jeugd is geen excuus. Integendeel. Wanneer men zelf jong 19, moe c men het geluk eerbiedigen der b<-jaarden. My'n heele idee is dit: een v iend, die zijn vriend bedriegt is een schurk l en hst slachtcffer heeft het zelfde recht op hern, als op een dief, dien hy bezig vindt, zijn brandkast te bestelen. III. Dornoy zocht te raden wat er in de woorden vaa zijn vriend literair kon zijn en, wat per soonlijk, maar het gelukte hem niet, zijn angst te bedaren. Wa* Manduit, met het voorwendsel van dit drarui, gekomen oui hem een schurk te noemen en beun zijn laagheid te verwijten ? Was er in do ontknooping, die by zoekt ruisechien een aftcbuwelyke schets ? Stond daar tegenover hom een beleedigd echtgenoot of een. zenuwachtig dramaturg, die het slot voor zyn laatst bedrijf zoekt? Hij was geheel in de war, Dornoy, zich voelend, alsof hij op driifzand stond, niet wetend waar hij den voet kon zetten. Mi schien, pprak hij, deemoedig: is er toch wel een excuus voor hem ? Voor wien ? Voor den minnaar. Ds hartstocht... Dien overwint men. Ite behaagzucht der vrouw. Neen de viouw is riet c;quet. In mijn gedachte Léon vond dat hij drukte op dat woor.l is zij een beklagenswaardige vrouw, die getreden en geledon heeft. Denk j > ? antwoordde Dornoy onbezonnen. E: fin, ik zo«k alleen, hoe de man zich wreken zal. Hij kan hem opsluiten in zijn appartement. O, neen, dat is te romantisch. j Vir dt je den revolver naturalistischer ? Dat is moderner, in e'k geval. Goed, een revolver. Heb je soms een revolver hier ? Ik ? Neen ? Waarvoor ? stotterde Dornoy, wien het kou ie zweet uitbrak. Ooi te probeeren de handeling meteen in fcène te zetten. Geen revolver, dat i» jamme;! ? j Met een kreet van vreugde, strekte hij plotj seliug de hand uit r.aar den kleinen, scherpen i dolk, die tusschen de papieren lag. Ah, eint is ook goed. Léon twijfelde niet meer, toen hij tusschen de beenige vingers, het sierlijke 'wapen zsg glin :te; en,dat uit de stalen tchede was getrokken. Kon inscriptie Hastra la muorie". Dat is Spaf.r sch, wat wil dat zeegen ? Tot in den elooel, antwoordde Léon zacht. Dat kon juist de titel van mijn stuk zrjn. Dornoy deed nog een poging. ? Kom, is dat nu absoluut vastgesteld, die vreeselijke ontknooping ? Ik vraag niet, dat de man vergeven zal. Neen, maar als bij nu eens niet tot de ontdekking behoefde te komen, als alles vredig afliep ? Onmogelijk! Niet tot de ontdekking kernen ? En de man weet alles? Neen, ik wil FIJNSTE LIKEUR. B. A. RIPPING & Co., Amst. Piano-, Orpl- ea lu Arnhem, Koningspleln. VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en in Rnr, EeparenrM Stammen Ruiiaa. timmmiiiiiiiHiitfi een ontknooping die heel Parijs doet sidderen. Dornry, als in een tweede gezicht, meende reeds te lezen in een of ander dagblad : De vreeselyke moord in de avenue Trochot. Wraak van een beleedigden echtgenoot l" Koelbloedig, ging Manduit voort: Last ons veronderstellen dat men den minnaar vindt, in zijn eigen woning met een dolk als deze, in het hart geplant. In het derde bedrijf zegt de minnaar tot de vrouw: Tot in den dood. En in het vijfde zegt de echtgenoot het tot den minnaar. Hoe vindt je dat ? Nu, niet precies opwekkend, antwoordde Léon, inwendig trillend. Eufin, wat kies je? Ik moet er over de; ken, sprak Dornoy, meer en meer in de war. Ik kan niet zeggen, dat het me bevalt, nietwaar ? Wat fcheelt je toch ? vroeg Manduit op eens, met het wapen in de hatd, dichter op hem afkomend. Mij ? Niets, beste vriend, wat zou me schelen ? Je bent zoo bleek als een doode. Ik? Bleek? Kijk dan in een spiegel. Ik heb slecht geslapen, dat is waar. Slapelooshe'd. Zer.uwen. Htb je geen middel? Ik za! je wat sturen. Neen, neen, laat maar, zend maar niets, ik neevn het toch niet in l Neem dan wat wijn. Heb je geen malaga? Ik verzeker je, dat je niet wel bent. Ik? Neen. Daar op die kast staat Xérèa. Mandbit opende de kast. Ah, riep bij, lachend, uit: Xérès, nmscaat, taart, biscuits, vruchten! Nu begrijp ik ja bleekheid! Je waart niet geschikt om over mijn stuk tespreker/? En van zijn tragischen toon in een lu.cb.thartigen rollend: Ik kom wel eens op een anderen dag, hoor! Neen, neen l Ik zal zelf wel over die ontknooping nadenken. Wat ik gevonden heb, is te bar,aal, maar ik zal het wel vinden. Hij siak de hand uit, Au revoir, Léon. Dornoy aarzelde, vóór hy die band aannam. Lachend .vertrok Manduit, toen, terugkomend en den kleinen dolk op tafel werpend : Dat hid ik bijna meegenomen. Hasta la rnuerte" J s hebt gelijk, het is te romantisch. IV. D^en zelfden dag, vertrokken er twee brieven uit de avenue Frocbot, de eene voor den mede werker, de andere voor zijn vrouw: De eerste luidde: Reken niet op mij voar hst nieuwe stuk. Ik keer b?t theatre den rug toe. Ik ?a liever een romjn schrijven. De tweede : Ik zal n later alles uitleggen. Ik b; n C'p liet punt naar Italiëte vertrekken om r.aar histori.-che c'ocuraenten te zoeken. Ik geo! den roman op en ga geschiedenis schrijven. Weet je *at, sprak madame Manduit tot haar mar, die er niets van begreep, ik ge loof, dat Dorncy gaat trouwen. Wat een ezel ! Je bent wel beleefd. Pardon, i prak Manduit, maar ik houd van dien Dorroy en het huwelijk, zie je. Jeanne, is een loterij, ledereen wint niet de diamanten rivière of een parelsnoer, zooals il'. En hij kuste haar op het voorhoofd.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl