Historisch Archief 1877-1940
Ko. 3362
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
onverwacht» een tntnoodigiBg kregen n»n de
getrouwen T»n Swawa Htlsri, toerende in de
boHehen van bet Gooi, om Zondag 19 Juli bij
heil te willen ctoorbrer gen. Ze begrepen alleen,
dat ft iets moois ging gebeuren en hcnlerdeu
neischeu en kindeten trokken vol verwachting
naar de aangeduide plek.
Tassehen dt. hoornen stond daar een kleine
hot, as u den drempel zat G.öa, de oudste van
SwawV* volgelingen, voor haar spinwiel. Wat
verder sto»d ten bankje, en daar kwamen
Hildgund en Kunbil l, het zusterp&ar, dat 'heel haar
leven aan dtn dienst der schooabeid wijdde en
daardoor Swawa's booge gunst verworven had,
lick tedti zetten.
Zij spralen over Swawa'a heengaan, over het
leren van eertijds op ht ar burcht Ljas Alfaheim,
ea betreurden, dut alles zoo veranderd wa«.
Gull-Veie, de toovenaies, bed haar macht
verlorer. Warsa, de wijze, kon de toekomss niet
meer zier, Skaramund, Swawa's zaïger, die eens
iaar Leveling wa?, omdüt hij alle liederen, die
haar ziel beminde, op perkamenten rollen schreef,
en altijd wist te viLden de dichterwoorden, die
zij zocht, Skaramund zong niet meer. En de
vier meisjfs, G;6i's ^(achterkleinkinderen,
Ootecia, CMalia, Gotelind en Gerlinde, zi;, dis
altijd vol ijter het huiskerk verricht hadden,
hoe traag was nu haar garg, als zij mei kruiken
water van de bet k kwamen en hoe klaagden zij,
als GJÜ« ze opgaf lange zoomen met kleine
steekjes te naaier.
Allen waren zij veranderd, allen bshalve
Hildgnnd, die gedreven wtrd door het ver!aag« n,
ook zonder Swawa zoo te Blijven leven, als zij
't baar had geleen). Zij hoopte dat alles no» ten
goede zou ketrjrj, d. t alle leed zou worden
Want er viai groot leed.
Hoor, hoe Skaramuid het in «aihoop ver.
haalt aaa Steeuwwiije, die sedt-rV S «awa'a heen
gaan niet meer bij iitn veittefd had.
Hrodmund, de knaap, die op (ei wenk van
Swawa vloog tot het eitde der wereld, sterft
door Swawa's schuld. Zijn grootvader Grimmr,
de trouwste alhr volgelingen, ri-, door borgde
trouw en goedheid zoo hoog gestegen wa°, dat
hij Swawa hal mogen volgen op het ja l der
Ren,unciaii", dat zij koes, Grimin r heefl het
kind veilaten en Hrodinuud sterf'. Toen Swawa
afscheid nam ,en elk sfionderlijk iei vau haar
gouden afscheidswoorden schoik, vergat zij hem.
Hij waande z ch onwaardier en b< zon te kwijt en.
Vergetfs trtcltea Guli-Vtig, YVara en G j
hem* te redder, vergeefs probeeren de meisjes
hem op te beuren.
Daar wordt hij aangediagen op zijn baar. De
meisjts schikken zi^n kussens, zij spelen voor
hem haar grat'elijk rirgspel, Kuuhild brergt
hem wilde bloemer, Skatamund zmzt nog eens
voor hem, Gull-Veig lescht zijn e'orcüt met
haar toovrrdratk, zijn twee prachtige witte
honder, Thor en Palder, leggen zich aan zijn
vot ter eind, en dan cp zijn verlangen zingen
allen te zaam nog eeis riwawa's afscheidsl.ed.
Maar mtuw zijn de laatste tonen verklóuker,
cf daar verschijnt Büdgund, stia'end van geluK
» Vrienden, boort de blijde tijding. Ons lijden :s
ten einde. Swawa keert terug!" Ba zij vertail*,
hoe het haar door liefdevol denken gelukt is
Swawa te bereiken in hoogere regionen, hos zij
daar in de heilige stilte, die er beersehte, de
zoete bekende stem hoorde: »Ik kom, Hildgund,
ik kom l"
De meifjes sieren 2ich met kransen en dra
klinkt haar welkomstgroet: Heil, Swawa, heil !"
MEDEWERKERS,
DOOR
JULES CLARETIE.
Zy zou komen!
Léon Djrnoy had alles een feestelijk aar zien
gegeven om haar te ontvangen. Mooie rozer,
in een vaas van Gallémet blauwige water
juffers op het weerschijnkleurige glas. Een
heerl^ke taart, wat musca^twijn en wijn van
Capri. En bloemen overal! Wanneer Léon
verliefd was, had hij behoefte aan een sierlijke
omlijsting.
Voor de rest, levenslustig, jong, toegejuicht,
beroemd reeds, bemind en vertroeteld door het
publiek, en aangebeden Dornoy was geen
lat, maar het bewijs was voorhanden door
de mooie, blonde Jeanne, getrouwd met Pierre
Manduit, wiei.s naam stond op de a'fiches naast
dien van zijn jongeren medewerker, Dornoy.
Pas veertien dagen geleden, had de regisseur
de woorden gesproken tot het publiek: Myne
heeren en dames, het stuk, dfct wij de eer
hadden voor u op te voeren, is van de heeren
Pierre Manduit en Léon Dorroy. Die Eamen
waren onderlijnd geworden door bravo's, begroet
door handgeklap en op dit oogenblik, wachtte
Léon Dorn<y, in zyn klein 'el in de Avenue
Trochot, op de vrouw van zijn medewerker,
zonder wroeging, zonder gewetensbezwaren,
alleen met ongeduld.
Hy vond den toestand eenvoudig interessant,
origineel, zonder hem te wilien analyseeren.
Bovendien, Manduit was vijftien jaar ouder dan
hy en twintig jaar ouder dan Jeanne. Hij n oest
reeds over de vyitig zyn. Ofschoon rogrobuste
en elegant, nog een goed figuur makend bij
kunstlicht, was hy kaalhoofdig, wat vermoeid,
en was zijn baard zout- en peperkleurig, den
indruk gevend, dat het leven roor hem honing
was met azijn. Terwy'l hij, Dornoy 'l Vijf en
dertig, blond, het oog levendig, de lippen vol
en rood, schitterend witte tanden tusschen bet
goudblond der moustache; opgewekt, vroolyk
en geestig.
Hy' monsterde zich in den spiegel, alsof hy
zich taxeerde, vóór een duel. Daar klonk da
schel. Dat was zij !
Hy' had zijn bediende weggestuurd, Hij zond
dien bediende altijd naar een oud tante te
Passy, vragen hoe haar gezondheid ging, wan
neer madame Manduit moest korcen. Hij liep
haastig naar de deur, een glimlach reeds op
de lippen: mijn lieve Jear.r.e.
Het was zyn lieve Jtanne niet, maar eeu
besteller, een korte, dikke Auvergnat, met een
brief in de hand. Léon herkende het adres
reeds: het céno schrift van madame Manduit,
die voorzichtigheidshalve er twee op na hield.
Zij komt niet !
Een verhindering! Een of ander beletsel, de
komst van een familielid uit da provincie l Een
verhindering of een voorwendsel 't Het was niet
de eerste maal, dat hij een dergeiijken brief
ontving.
Dar k je, brste vriend, dank je.
Toen hij den brief had gelezen, geveelde hij
een paar oogenblikkeri een bevigen toorn.
Onmogelijk, schreef Jear.ne, onmogelijk !
Hij komt, hij mott je spreken, ik kan hem niet
Zij raier*. . Ea dit is als Ie schoon voor de
werkelijkheid, te heerlijk om eraan tegeloover>,
dat het bestaanbaar i?, de terugkomst van
Swawa Helgi in een stra'enkrans van zonlicht,
zacht Schrijdend over het moslapijt, in
ademlooze stilte. De eene hand Itunt op Grimnir's
schouder, de andere draigt de lelie.
Haar eerste woord is voor Hrodmund, dien
zij om verg'ffjnis smeekt voor het leed, dat
onbewust zij hem deed. Hrolmund heft zich
op, gelukzalig: ,Nu weet ik weer, dat gij mij
liefheb*, Swawa, nu kan ik weer gelukkig zijn! '
Waar dan valt bij als levenloos terus; in de
kussens. »Hij lijdt niet meer," zegt Gull Velg,
Sjvawa zinkt knielend neer voor de baar.
Dan trilt u t de verte op een engelerzang,
droef-k'agende violen en zingend cel-geluid het
zwelt aan en vele vrouwenstemmen mengen
zich in het nquiem. 2) Zelfs bet boscH zwijgt,
de bladeren ritselen niet en de vogeltjes laten
geen trillers mier hooren.
Maar »het weeaen wa»r zoo gouden licht is,
kan i-iet duretd zijn." A's Swawa bear kle nen
Hrodmund kus», ontwaakt hij, genezen. Hij
springt op, begroet de zon, ds boomer, de
dennetgeur.
Ei knielend voor zijn Metsteresse zweert
SkaramuLd, de zanger, dat allen baar weer
volgen zuller. Ea allen zweren trouw,
Dan verdwijnen Swawa Ht Igi en baar getrouwen
in eeu breede laan, zingend»;
De zielen nu omhooggericht
Naar 't helderstralend heilig licht
- Opstijgend mar regionen
Waar hoogste L'efde en groolste Teederheid
Oaeindige Rust en Zaligheid
Waar Vreugd' en Vrede wonen."
Het sprookje was uit. En de toeschouwers
gingen htt bosch in, om nog niet weer te keeren
naar de werkelijkheid, om daar in eenzaamheid
in de heerlijke natuur neg wat voort te dioomen
van het genotene, van bet
onbestaaLbaar-gewaande, dat toch oeslond.
E HE.NDKIX.
1) Mevrouw Amy Grothe-Tw's3, Hilvertum.
2) Hiervoor gecomponeerd door den fcter
Lso Ruygrok, Ut:eoht.
De Koningskroon, door MARIF, COBF.LLI,
bewerkt door HOLDA. L. J. Veen,
AmBterdam.
Wie een boek van Marie Corelli ter hand
neemt, weet al bij voorbaat dat hrj te doen
zal hebben met een aacsationeal geschrift ; dat
hem gezonde en religieuze gedachten zullen
worden aangeboden, maar in zoo grilligea en
phantastiachen vorm, dathvj ze niet zal kunnen
genieten zonder het zout eener scherpe critiek.
Dat is ook 't geval met de sprookjes, parahelen
en mijmeringen, in bovengenoemd soefcja vervat.
De fabel van da koningskroon, waarnaar het
getiteld is, bevat de idee, dat de engel des
lichte en der gerechtigheid ten siotte zal zege
vieren over alle duistere machten ; maar er
komen zooveel engelen en zooveel edelgesteen
ten bij te pas, dat het u daarbij geel en groen
voor de oogen wordt.
In >Ean kwestie van geloof, opgedragen aan
allen, die er belang in stellen" komt zij met
kracht en nadruk op voor een gezond, een
voudig practisch christendom in plaats van het
offichele, dogmatische en opgeplakte, dat ons
tegenwoordig zoo vaak als het echte
christentegenhou len. Mondeling meer. Au revoir !
lig kooit l Dit onvoorziene ge?al maakte
Dornoy plotseling zeer zenuwachtig. De man
kwam, in plaats van de vrouw I
Zyn medewerker. Waarom moest hij hem
zien? Zy waren overeengekomen, om samen te
komen, bij Manduit, in de volgende week, om
o?er een nieuw stuk te spreken, een zeer
vroolyk stuk, waarvan ieder intusschen de détails
zou badenken. Was het daarover, dat Manduit
hem wilde spreken?
Een bedorven middag ! Hij steelt me my'n
t\jd weg, hy besteelt me. Ea plotseling drong
zich de vraag aan hem op, ^at hij stal van
den man, wiens naam stond naast den zynen,
op het théaterprogramma : Le High life,
b!yspel in 3 bediyven door Pierre Manduit en
Léon Dorncy.
Laten we in godsnaam niet analyseeren,
sprak Léon tot zichzelf, maar den toestand
ondergaan.
Hij rukte de rozen uit de vaas vau Gallé, de
theerozen, die zy aan haar lippen zou gebracht
hebben. Hy stopte de taart weg, waarin zij
haar tandjes had moeren zetten en gaf een
schop aan het lage stoeltje, waarin ze zoo graag
zat. Hjj had haar biielje verbrar.d, dat die
lomperd straks bezorgd had en hij ging nu
zitten voor zijl werktafel, werktuigeJijk zijn
papieren in orde schikkend en de verschillende
voorwerpen ; spelend met den kleinen dolk van
staal, gedamasceerd met goud. Zijn geest was
afwezig, was bij de blonde Jeanne, die hij ver
geefs hai gewacht, die niet komen zou.
II.
De schel klonk weer, dat moest hy' zijn. Een
oogenblik kwam Dornt y in verzoeking om niet
open te doen. Toen kwam zijn nieuwsgierigheid
boverj ; wat kon Manduit hem te zeggen hebben 'i
Weer klonk ds bel. Dornoy deed open. In
de deuropening verscheen de hooge gestalte
van Manduit en met een ru#e stem, zei hij
korf af: Boijour .'
Toen trad hij haastig naar voren, deri hoed
op het hoofd, recht dojrloopend naar do
wftrkkamer.
Gewoonlijk had Pierre Manduit die ruwe
manier van doen niet.
Hij komt bepaald niet spreken over ons
luchtige stuk, dacht Darnoy.
Hy' slost de deur en volgde zijn medewer
ker, dien hij voor den haard voni staan, wa&rin
nog de overblijfselen fladderden vaa Jeanne's
briefje, zwarte vlinders gelijk.
Manduit, zyn hoed op zijn oogen, bijtend op
zijn knevel, keek Léon strak aan, op een
vreemde manier.
Ga je niet zitten? vroeg de jonaste.
Xeen, zei Manduit, ik kan niet stilzitten,
het ie, alsof ik de koorts heb.
Zyn stem was rauw, alsof ze een inwendige
ontroering verborg.
Wat h«eft bij toch? dacht Dornoy; als
er ieis ernstiga WKS, zou Jearme hem ^el
gewaarschuwd hebben, toen bad hij iets. i'icrre
Manduit was bekend, geen gemakkelijk karakter
te hebben ; vroeger was hij zelfs befaamd ge
weest, a's zeer behendig op den degen en
spoedig klaar, om iemand uit te dagen.
Nu, mijn bette Manduit, a's je niet zit
ten wilt, vertel dan maar, wat er is.
Dorncy verbeeldde zich, dat zijn gast een
zenuwachtige beweging had gemaakt bij de
woorden, mjjn beste Manduii".
dom wordt aangeboden. «Men kan in waarheid
zeggen" zoo heet bet b.v. >dat de meeste onzer
kerkgenootschappen, zooals zy nu bestaan, in
lijnrechte tegerstelling zijn met de eigenlijke
leeiingen van hun goddelijken stichter." (Een
onjuiste uitdrukking, daar men Christus zerf
toch moeilyk den stichter der kerkgenoot
schappen noemen kar). «Het is met bewyien
te staven, dat wy, in ons dagelijkech bestaan,
juist leven op eerie wy'ze die Christus zelf ien
strengste veroordeeld zou hebben.'' Natuurlijk
valt 't haar niet moeilijk die bewyzen in
grooten getale aan te voeren.
In »Het wilde Londen" trekt zy te velde
tfgen haar vrome landgenooten die zendelingen
uitzenden raar Oost en West en intusschen
de wilden in Londen zich laten wentelen in
een poel van barbaarschheid en zedeloosheid.
?Wanneer er voor de zending onder de Ktffjro,
de Zoeloe's de «heidensche" Ciimeezen, een
beroep wordt gedaan op Londen, kan men
zeker zijn van een gunstig resultaat. Hertogen
en graven, die zoo gairre hun naam vermeld
zien op ly'sten van liefdegaver, scbynen wel,
volgens wat de couranten van hen vertellen,
ontzettend veel belang te stellen in de heele
wereld, behalve juist in dat bizondere gedeelte
van den aardbol, waarvan zij hunne kolossale
ij komsten trekken, en honderdduizenden wor
den jiarlyks verdaan aan bet bekeeren en
beschaven van wilda stammen levende in
bosschen en wildernisser.
En tegenover al deze philanthropie ver
meerdert de fcfjchuwal^ke en by'na niet te
gelooven ellende der Landecsche armen dage
lijks, en het is ee:i niet te loocheren feit, dat,
terwijl er voortdurend geld wordt gegeven voor
het bekeeren van buiteulacdsche heidenen tJt
het heilige christendom, oene compacte bevol
king van inlandsche heidenen, veel dieper
gezonken dan de meest onbeschaafde
woestelingen uit da wildernis, rondzwerft langs de
deuren dier rijke, zoogenaamde weldoeners
der manschheid, en herstel eischt van hat
bittere en grievende o veroud 3 o;,recht haar
aangedaan. Het is zoowel bedroevend als
schandelyk voor ons, maar het ts zoo."
Maar al te waar, helaas; doch de kracht
van deze beschuldiging wordt aanmerkelijk
verminderd door da schromelijk overdreven
beweiinsr, dat heel het christelijk Londen niets,
hoegenaamd nieu doet voor de heidenen in
eigen boezem, terwyl stroomen gouds vloeien
naar Kaffers, Zoeloe's en Cbineezen. Heeft de
schryfster dan nooit gehoord van Toinbee-hall
en zooveel ardere halls, van Barnardo's voor
treffelijke inrichting voor verwaarloosde kin
deren, en wat dies meer zij?
Door haar opgeschroefd overdrijven en
o?ervragen hetft zij de kracht van haar boetrederen
niet weinig afgestompt.
Auteurs ais Marie Corelii zou men met allen
ernst wer.scben tos te roeten: sla raak, sla
den spijker op den kop, gelijk gij menigmaal
doet, maar, wat wy n bidden mogen, sla niet
door l P. H. UUGESUOLTZ Jr.
FOKKO Boa, Levenslust, Uirecht, A. W.
Bruna en Zoon.
Da titel van dit werkje is my door de lectuur
daarvan niet volkomen duidelijk gewordan.
Niet omdat de novelle Levenslust, ir> 1902
geschrsven, nog gevolgd wordt door Len lldd,
van 1897, want dezen Held kr^gt, als ik me
niet veigis, de lezer op .den koop toe. Ook
Kom je spreken, ging h\j voort, over ons
vroolijk stuk? VVelnu, ik hoa zoo gedacht
Maar de an Ier viel hem botaf in de rede:
Het vroolijke stuk ? Neen, daar is het
alles behalve over. Ik heb en aad^r stuk
gevonden, maar niet vroolijk, alles behalve
vroolijk. Dramatisch, zér dramatisch. Ea daar
over wilde ik ja spreken.
Ah, een nieuwe samenstelling dus ?
Precie?. En als het onderwerp je bevalt,
zullen we het sarnen behandelen.
Vertel, sprak Dornoy, ondatks zichzelf,
verlost van een vage ongeiusth-id.
Mrju waarsle, antwoordde Manduit, Dornoy
op een eigenaardige manier strak aanstarend,
waar het vooral op aan komt, is de
ontknoopingl Als men recht op de ontknonping afgaat,
werkt men sneller en beter. Het drama in
questie, is er, maar wat mij ontbreekt is de
ontknooping of beter, de vorm daarvan en
daarvoor vraag ik al je attentie.
Ik luister.
Luister goed !
Ja.
Mijn drama sla ik over, althans de détails.
Natuurlijk een echtbreuk, als alle drama's.
Banaal als het leven; het eeuwige trio van
vrouw, man en minnaar. Nu eens vergeeft de
man, dat is Sganarelle, in den rol van apostel ;
soms doodt hrj, dat is Sganarelle met een
tulband van Othello op. In mijn plan doodt
de man I Een braaf, zeer braaf man bemerkt
op een dag, dat zijn intiemste vriend bem.
verraadt. Begrijp je? Laaghartig verraadt l Hy
kon hem vergeven, maar dat doet bij niet;
hij vermoordt hem, juist omdat het zijn vriend
was. Hij doodt niet de vrouw, die bij liefheeft,
neen, hij doodt de minr.aar en hij do/dt hem
nu komt de moe'elijkheid bij doodt hem op
een manier, dat Loch de wereld, noch zelfj
zijn vrouw tan vermoeden, dat tij hern ver
moord hecfi uit wraak en jaloezie. B-grijp je
goe.i ?
Terwijl Manduit sprak, kon Dornry ?ijn
oogen niet afwer.den .van dat eeriigrzins bleeke
gelaat, meJ den langen, g ij jenden baard en
tij vond dat hij een bijzondere gelijkenis ver
toonde met de wraakr.e-jien 'e echtgenooten
uit de drama's in het theater de l'Ambdgu.
Hij was niet rceer alleen r icuwsgierig, zoo
als daareven, maar bij waseingsrust. Hij voelde
een iroijie, een gevaar, ren bedreiging achter
de onbawegeh.kheid van die kouüe rrasker.
Evenwel, hij trachtte te glimlachen, achter
z'ijn werktafel, die hem scheidde van den
ander, tfrwijl bij vage opraerk-.ngeri mumpelde!
Dus j« wilt, elat is dus het idee van het
fctuk, \an het nieuwe stuk? Een wraakneming.
Ja.
Een echt drama dus? Eïn baas van een
draaia ?
- Bbed'g ! Xoem het een melodrama vcor
mijn s art.
En, vroeg Dorrcy schroomvallig, zou je
niet di?r,ker>, dit een wat minder tragisch slot
b ;ter bevallen zou ?
K -n vrooüjk tlot, mistchien ? Ik zeg je
tocb, dat ik een ontknorpbg zoek, die doet
buivrrevi, Esn tregedie. Laat OT>S t-ainen zoeken.
Je bfnt er, sfrak Manduit r^p een toon, die
Léon angstwekkend in de ouren klonk, enenzefr
bij gtmferesseer l als ik.
Je houdt dus vait aan het idee van een
drsma; het moet absoluut een drama zijn ?
Absoluut. Maar jij, die jrag bent. volg
je ti;i:i do har.delirg wei ? 2;e j.? dan niet
belletristigche boekjes moeten eenïge uitge
breidheid hebben en de auteur, verlangend
waarschy'nrgk om zijn LvoensluiA to
publiceeren, h e* f t zijn Held nog eens uit 't laatje ge
haaid, waarin hij sinds enkele jaren rustte,
bem een beetje opgeknapt en mede ter
beschikkir g gesteld van de firma Brnna en Zoon.
'D«ze helden geschiedenis is, in den slechten j
zin van 't woord, al te tooneelmatig om eenigen
indruk te kunnen maken. Een advocaat pleit ;
zóó overtuigend voor de onschuld van juffrouw
Litz, die van kindermoord was aangeklaagd,
dat de rechtbank haar vrijspreekt, de
beaumonde den advocaat een Cicero noemt en
mevrouw Rattich haar echtgenoot, dan gezegden
Cicero, voor een held aanziet. Doch de
Oifhier ven Justitie teekent apt-èl aan en mr.
Retuch wordt door de allermïjfste
jaloerschhei l \an ?y'a vrouw en den meest onbeholpen
laster van een fatsoenlyke wereld gedwongen
juffrouw Lotz aan haar lot en een anderen
advocaat over te laten. Ds plankenheld, ridder
der droevige fijunr, elaat oji de vlucht.. .
Doch ik onderstelde reeds dat de heer
Fukko BJS zelf aan dit productje niet byzonder
gehecht zal wezen. Zyn Held schryvende,
moet de auteur gevoeld hebben, dat hij toch
eigenlijk niet zoo recht thuis is »in de wereld,
waarin men zich verveelt". Mij althans komt
het voor dat de heer Bos een beteren kijk
heeft op de wereld, waarin armoe wordt ge
laden en ellende verduurd. In Levenslust
worden we de armelijke woning binnengeleid
van Albert Krooswy'k, die, op den avond dat
we hem leeren kenner, zijn laatste acht centen
uitgeeft voor brandstof en al zyn moreela en
fysieke kracht verspilt om zijn kleindochter
Else, eenig pand hem van een tamelijk groote
familie overgebleven, op 't «goede pad" terug
te brengen. Want Eise was, in grootvaders
oogen, daarvan al zeer ver afgedwaald l Niet
tevreden met het hongerloon dat ze op een
atelier verdiende, waar ze, ook al bleef ze
tot 's nachts 12 uur doorprikken, niet meer
dan 6 gulden in de week kon bijeenwerken,
was ze door bemidlelin» van een vriend,
Philip Pauw, aan een theater verbonden er.
mocht ze nu en dan in korte rokjes tusschen
de l<oristen plaats nemen, 't Was een knap
meifjs en zy trok dus de aandacht van de
bon-viveurs. Op den eigensten avond dat
Krooswy'k voor 't eerst van een buurman
verna n eiat Eise soms in de komedie zongen
haar beenen liet bewonderen, kwam er bezoek
van een pelsj is met een goed gevulde
portemonnaie, die door den ouden man al weer op
straat was geduwd vojr hij nog goed had
kunnen zeggen wat bij eigerly'k wi'da. Wat
'n schande, wat 'n ongeluk l En toch, Krooswyk
wiït nog lang niet alles. Hij wist niet dat
meii-j is als zijn kleit dochter ongestraft, althans
zatüer dat ze bshosven ta vreezan voor al te
ongowenschte ge.-olgen, bij herhaling oo de
kamer kunnen gaan van jonggezellen als Philip
Pauw l ....
Canventionreel romantisch? Zaer zeker.
Even oonventionneel als de terugkomst van
stuurman Herman Ler.s, met wien Else zoo
wat en zco wat verloofd was, doch die 4 jaar
uitbly'ft zonder van zich te laten hooren, dsn
op een winterschen dag de haven binnenvalt
en aan den avond van dien dag, op dea avond
alweer dat er zooveel stènes worden gemaakt
in de woning van Krooswyk, de deur van zyn
beminde binnenstormt met een kcffirtjo vol
contanten. Ei evenwe' nochtans... de heer
Bos heeft talent, een bescheiden talent mis
schien, maar talent De collisie tusschen da
levensopvatting van Krooswyk en die van zyn
kleindochter is zóó treffend geschilderd, dat
beide hoofdpersonen ons sympathiek
blijven, zoodat we ten siotte niet weten waar
mee we meer meüely'den moeten hebben, met
Krooswy'k, den armen grootvader, die zyn
laatste illusie ziet verdwijnen, ef met de onge
lukkige Els?, die nu zeker te gronde gaat.
Dit kijfcja op de mi res van 't leven is aan
doenlijk, sanfoanlijk als, zoo dikwyls helaas,
de werkelijkheid. En ('aïirotn begry'p ik
den titel riet al te goed: Levenslust!
Utrecht. ? W. PIK.
Reclames.
40 cents per regel.
alleen echt, indien direct van mij betrok
ken. Zwart, wit en gekleurd van OO et»
tot flll.35 per Meter.?Aan ieier franco
en vr|j van Invoerrechten in huis.
Stalen ommegaand.
G. Henneberg, Zijde-Fabr. (k. & k. Hofl.), Zürich.
Rijwielen zjjn de beste voor ?100
met 2 jaar garantie.
Vraagt fn'illustrcerden Prfttcourant aan de
Hoofdagent, n
A. DRUKKER & Co, Amsterdam,
O. Z. Voorburgwat 242 en 248 b/J Damstraat.
dat het hoog ernstig Zyn moet? Di man dan,
is een fatsoenlij k man, die te veel vertrouwen
stelde in zijn vriend.
Hoe oud ruoet de rcan zyn ?
Laat ons zeggen van myu leeftijd.
En .... dan .... de vriend ?
Jonger, vél jonger.
Het scheen Dornoy toe, alsof Manduit hem
stilzwijger.d vroeg: hje oud ben je? terwijl hij
voortgii g:
De jeugd is geen excuus. Integendeel.
Wanneer men zelf jong 19, moe c men het geluk
eerbiedigen der b<-jaarden. My'n heele idee is
dit: een v iend, die zijn vriend bedriegt is een
schurk l en hst slachtcffer heeft het zelfde
recht op hern, als op een dief, dien hy bezig
vindt, zijn brandkast te bestelen.
III.
Dornoy zocht te raden wat er in de woorden
vaa zijn vriend literair kon zijn en, wat per
soonlijk, maar het gelukte hem niet, zijn angst
te bedaren. Wa* Manduit, met het voorwendsel
van dit drarui, gekomen oui hem een schurk
te noemen en beun zijn laagheid te verwijten ?
Was er in do ontknooping, die by zoekt
ruisechien een aftcbuwelyke schets ? Stond daar
tegenover hom een beleedigd echtgenoot of
een. zenuwachtig dramaturg, die het slot voor
zyn laatst bedrijf zoekt?
Hij was geheel in de war, Dornoy, zich
voelend, alsof hij op driifzand stond, niet wetend
waar hij den voet kon zetten.
Mi schien, pprak hij, deemoedig: is er toch
wel een excuus voor hem ?
Voor wien ?
Voor den minnaar. Ds hartstocht...
Dien overwint men.
Ite behaagzucht der vrouw.
Neen de viouw is riet c;quet. In mijn
gedachte Léon vond dat hij drukte op dat
woor.l is zij een beklagenswaardige vrouw,
die getreden en geledon heeft.
Denk j > ? antwoordde Dornoy onbezonnen.
E: fin, ik zo«k alleen, hoe de man zich
wreken zal. Hij kan hem opsluiten in zijn
appartement.
O, neen, dat is te romantisch. j
Vir dt je den revolver naturalistischer ?
Dat is moderner, in e'k geval.
Goed, een revolver. Heb je soms een
revolver hier ?
Ik ? Neen ? Waarvoor ? stotterde Dornoy,
wien het kou ie zweet uitbrak.
Ooi te probeeren de handeling meteen
in fcène te zetten. Geen revolver, dat i» jamme;! ?
j Met een kreet van vreugde, strekte hij
plotj seliug de hand uit r.aar den kleinen, scherpen
i dolk, die tusschen de papieren lag.
Ah, eint is ook goed.
Léon twijfelde niet meer, toen hij tusschen
de beenige vingers, het sierlijke 'wapen zsg
glin :te; en,dat uit de stalen tchede was getrokken.
Kon inscriptie Hastra la muorie". Dat
is Spaf.r sch, wat wil dat zeegen ?
Tot in den elooel, antwoordde Léon zacht.
Dat kon juist de titel van mijn stuk zrjn.
Dornoy deed nog een poging.
? Kom, is dat nu absoluut vastgesteld, die
vreeselijke ontknooping ? Ik vraag niet, dat
de man vergeven zal. Neen, maar als bij nu
eens niet tot de ontdekking behoefde te komen,
als alles vredig afliep ?
Onmogelijk! Niet tot de ontdekking
kernen ? En de man weet alles? Neen, ik wil
FIJNSTE LIKEUR.
B. A. RIPPING & Co., Amst.
Piano-, Orpl- ea lu
Arnhem, Koningspleln.
VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en in Rnr,
EeparenrM Stammen Ruiiaa.
timmmiiiiiiiHiitfi
een ontknooping die heel Parijs doet sidderen.
Dornry, als in een tweede gezicht, meende
reeds te lezen in een of ander dagblad : De
vreeselyke moord in de avenue Trochot. Wraak
van een beleedigden echtgenoot l"
Koelbloedig, ging Manduit voort: Last
ons veronderstellen dat men den minnaar vindt,
in zijn eigen woning met een dolk als deze,
in het hart geplant. In het derde bedrijf zegt
de minnaar tot de vrouw: Tot in den dood.
En in het vijfde zegt de echtgenoot het tot
den minnaar. Hoe vindt je dat ?
Nu, niet precies opwekkend, antwoordde
Léon, inwendig trillend.
Eufin, wat kies je?
Ik moet er over de; ken, sprak Dornoy,
meer en meer in de war. Ik kan niet zeggen,
dat het me bevalt, nietwaar ?
Wat fcheelt je toch ? vroeg Manduit op
eens, met het wapen in de hatd, dichter op
hem afkomend.
Mij ? Niets, beste vriend, wat zou me
schelen ?
Je bent zoo bleek als een doode.
Ik? Bleek?
Kijk dan in een spiegel.
Ik heb slecht geslapen, dat is waar.
Slapelooshe'd. Zer.uwen.
Htb je geen middel? Ik za! je wat sturen.
Neen, neen, laat maar, zend maar niets,
ik neevn het toch niet in l
Neem dan wat wijn. Heb je geen malaga?
Ik verzeker je, dat je niet wel bent.
Ik? Neen. Daar op die kast staat Xérèa.
Mandbit opende de kast. Ah, riep bij,
lachend, uit: Xérès, nmscaat, taart, biscuits,
vruchten! Nu begrijp ik ja bleekheid! Je
waart niet geschikt om over mijn stuk tespreker/?
En van zijn tragischen toon in een
lu.cb.thartigen rollend:
Ik kom wel eens op een anderen dag,
hoor! Neen, neen l Ik zal zelf wel over die
ontknooping nadenken. Wat ik gevonden heb,
is te bar,aal, maar ik zal het wel vinden.
Hij siak de hand uit, Au revoir, Léon.
Dornoy aarzelde, vóór hy die band aannam.
Lachend .vertrok Manduit, toen, terugkomend
en den kleinen dolk op tafel werpend :
Dat hid ik bijna meegenomen. Hasta
la rnuerte" J s hebt gelijk, het is te romantisch.
IV.
D^en zelfden dag, vertrokken er twee brieven
uit de avenue Frocbot, de eene voor den mede
werker, de andere voor zijn vrouw:
De eerste luidde:
Reken niet op mij voar hst nieuwe stuk.
Ik keer b?t theatre den rug toe. Ik ?a liever
een romjn schrijven.
De tweede : Ik zal n later alles uitleggen.
Ik b; n C'p liet punt naar Italiëte vertrekken
om r.aar histori.-che c'ocuraenten te zoeken. Ik
geo! den roman op en ga geschiedenis schrijven.
Weet je *at, sprak madame Manduit tot
haar mar, die er niets van begreep, ik ge
loof, dat Dorncy gaat trouwen.
Wat een ezel !
Je bent wel beleefd.
Pardon, i prak Manduit, maar ik houd
van dien Dorroy en het huwelijk, zie je. Jeanne,
is een loterij, ledereen wint niet de diamanten
rivière of een parelsnoer, zooals il'.
En hij kuste haar op het voorhoofd.