Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1363
beid de lichten zijn getoetst met vette lichtende
streekjes verf. En hier mag er ook eens op
gewezen worden hoe op de portretten van Rem.
brandt, de Keijzer, van der Helst en Frans H «l s,
en bij de schilders van dien tijd in het alge
meen, handen en gelaat altijd in volkomen
harmonie zijn met elkaar, hetzelfde karakter
dragen, een bewijs hoe goed de kunstenaar zijn
sujet bekeek, en wist door te dringen in het
wezen van den persoon, die hij afoeeldde. Het
relief dat de Keijzer aan zijne portretten wist
te geven, kannen wij ook bewonderen in No. 63,
een familiegroep van 8 personen, vol waarheid,
deftigheid, harmonie en eenvoud, met heerlijke
details in koppen, en handen van een vastheid
van toon in het licht en in de blonde schaduwen
zooals slechts de 17e eeuwsche meesters ons
die geven kunnen. Esn ander portret in een
ietwat van Dijckaohtigen trant met een achter
grond van draperieën en landschap, is een mooi
overwogen, wel geëquüibreerd schilderstuk, ver
doorgevoerd in de onderdeelen; toch trekt mij
meer de eeovoud aan van het portret No. 67,
van dien forschen ouden heer.
Van Cuijp (1620?1691), den zonnigen Cuijp,
den universeel en Cuijp, die een zonnestraal met
de verven op zijn palet mengde, die alles weer
gaf, wat zijn gretige, nooit verzadigde blik
waarnam, de het frissohe getonde buitenleven
in al zijne verscheidenheid in zich opnam en
met kleuren tot licht verwerkte, van dezen
eenigen zijn twee portretten: een kind op de
valkenjacht, waar de schilder zijne veelzijdigheid
toont in het afbeelden van landschap, lucht,
dieren en menschen, en voorts een gloedvol
port rat van een man. Van zijn vader Jacob
Gerrit'.e Cuijp (1594?1651), den Jandschip- en
veeschilder, een der oprichters van het
schildergenootschap ,St. Lucas" te Dordt in 1642, is
tr een zorgvuldig geschilderd portretje vaneene
oude dame, gedateerd 1649, wel knap. van
leekeniog en uitvoering, maar missende toch
die grootheid van den zoon; de achtergrond
geeft geen steun genoeg aaa het toch zoo ge
voelig geschilderde kopje en de stijlvolle be
handeling van het co?tuum. Het is trouwers
juist het costuum van den tijd, met zijne groote
t,oberheid, zijnen rijken eenvoud door de tegen
stelling van groote vlakken kleur, welke den
schilders van toen zoo gunstig wa<, ea waarvan
zij zoo goud partij wisten te trekfcen tot het
bereiken van het groote picturale effjct, wat zij
behalve hH treffen d«r gelijkenis in hunne
portretten ook beoogen. E a wat balden zij de
overheerschende kleur vau de kleedij, het zwart,
ia hun macht; Koa verstonden zij de kunst om
met da1, zwart Lclit uit te drukken, hoe wisten
zij het wit in diepen toon, toch wit te houden,
om daardoor 11 eed s deftig binnen de lijst van
het sc'iildtrij te blijven
Een zeer byzondere verschijning op deze
tenloonsWling is Gsrard ter Bjrch (1617 -1631),
die fijngevoelige, aristocratische schilder, ver
tegenwoordigd door vijf portretten. Kan mon
zich een heerlijker fijner gepenseeld portret voor
stellen als u°. 5. dat van die deftige
oud-Hollandsche zestigjarige matrone, met dien zacht
doordringenden oogopslag, met die distinctie in
houding, eigen aan de mstschen uit dien tijd P
Daar zit in dit portretje zoo'n zuiverheid van
toon, zoo'ügeraffineerde kunst van schilderen
en teekenen ligt er in opgesloter, het wezen
van den mensch is er zoo volmaakt in uitge
drukt, dat dit portret met nog ejnige andere
van den meester tot de mooiste dingen behooren
van deze tentoonstelling. Zoo noem ik nog het
portret n°. 4 van die staande dame in zwart
co&tuum ea grijzen mohérok met goudb»nd
versierd. Ook hier die verbazende zuiverheid
van toor>, Ai", heerlijk neutraal gehouden achter
grond, waartegen htt figuurtje in al zij a een
voud en rijkdom afkomt, met al de intensiteit
van leven, die Terborch aan zijae figuren m
edeelen kon. Wel contrasteren die in mineur
toon gescbüderde portretten met die forsch
sprekende koppen van een de Keyzer of Fiinck;
maar welk een intimiteit ligt er opgesloten in
ui', stil en rustig mijmerende beelden omgeven
door een atmosf ;er van koel kamerlicht, waar
elk detail toch nog in zuiver licht komt te
staan en volkomen verantwoord wordt. Het
portretje t°. 7, den Graaf van Penaranda,
Spaanech gevolmacht:gde bij den vrede van
Jiunster voorstellende, radert meer de
miniatunrkunst. Het is een geestig geschilderd por
tretje waarop het wezen van dien trotschen
Spaanschen Grande met zijn hoog voorhoofd,
tluwe fUpoogen, zijn haviksneus en de fijne
uitdrukking van minachting op da lippen, prachtig
is weergegeven. Al zijn de vormen van het kopje
als het ware met het peaseel gestreeld geworden,
om tot een meer dan volmaakte expressie te
geraken, toch staat het buiten het kader der
overige portretten, die sterker van lichtexpressia
zijn, en zuiverder van toonaard. Te midden vau
het werk van Ter Borch hangt een stuk van
een zijner leerlinjen, namelijk van Gaspar
Netscher (1639?1684). Het is het portret van een
echtpaar met kind, dat sterk aan Ter Borch
herinnert; maar het is iets warmer van toon en
levendiger van kleur; in uitdrukking der stof
komt de leerling den meester nabij, ofschoon
zijn werk toch diets grootheid mist. Bij
Netscher is de Fransche invloed sterk te bespeuren,
vooral in het portret 104 »aa die mollige appe
tijtelijke blondine, die in haar déeoüetéden
schilder blijkbaar zeer welgevallig is geweest en
hem wel wilde behagen.
Ter Borch heeft tot overbuurman Frans Hals
(1581?1661), dien onovertroff-.n vir'uoos van
bet penseel, die met zijne schijnbare
oppervlakligheid een intensiteit van leven aan zijne por
tretten geeft, kwalijk beter te bereiken met
meerdere doorwerktheid. Het is niet alleen de
weergalooze zekerheid waarmede hij de gelaats
trekken van zijn model, met z Diepende penseel
streek op zijn doek striemt, die ons in bewon
dering brengt: maar ook pakt ons die prachtige
rijpe en rijke toonaard waarin hij zijne
portretten schildert, en die ons iets mededeelt van de
diepte van zijn gevoel, iets van de warmte van
zijn knnstenaarstempeiameat. No. 36, het portret
van Peter Tjarck behoort waarschijnlijk tot de
periode 1630?1635, het is een met breed ge
baar geschilderd figuur ten halve lijve, een van
die typen van schoone, mannelijke kracht, zooals
Frans Hals ze zag met zijne levendige natuur.
Het hangt er veel van af, hoe men dit portret
ziet onder welk licht, daar het soms met donker
weer wat zwartig en ietwat rul aandoet. Rijker
van toon en sappiger geschilderd is 40a, het
portret van een jongman, met baret en roode
veer en gekleed in een bruin paarsig manteltje-,
de achtergrond is in een effen blauwgrijzen
toonaard gehouden, de kop sterk aan n kant
Terlicht. Maar het portret van Tjarck wint het
toch door de vastheid van toets en zuiverheid
van toon. Tot het beste der kleine portretjes
r-ken ik no. 40, in den trant van het pittige
uannenpoitretje uit het Mauritshui? in bruik
leen van baron van Lynden; ofschoon dit laatste
verder doorgevoerd is, is het palet van het
eerste misschien wel zoo rijk en schitterend.
Van hen, die onder invloed van Frans Hals
gewerkt hebben, noemen wij Verpronck, van
wien eenige zeer mooie portretten no. 126,127,
die het heel goed uithouden in de nabijheid
van den grooten Re m brand t. In den toets van
gelaat en handen, herkent men wel de manier
van Hals, de kleur i? goed, de lichtwerking is
sterk; maar het modele is wat houterig, de
plannen staan wat heel ssherp naast elkaar,
hetgeen vooral te zien is aan ds portretten
128 en 129.
Van Jan Miense Molenaar (1600/10?1668)
twee vrij groote schilderijen: hit eene, een i
fami'iegroep voorstellend, het andere een familie
feest, waar ongeveer een veertigtal personen
op voorkomen. Belangrijk mogen dtze
gelegenheidsschilderijen genoemd worden, vooral no.
90, omdat zij ons een blik doen slaan ia de
gewoonten en gebruiken van onze deftige, ge
goede oud-Hollaudsche families in de 17e eeuw.
Hoe zorgvuldig en met welk eene toewijding zijn
deze doeken gepenseeld, wat zijn de onderdeelen
met groote meesterschap behandeld. Maar de
totaalindruk er van bevredigt niet geheel; de
figuren staan te veel op zich zelf, zij blijven
losse fragmenten en vormen geei grootsch
gehtel opgebouwd uit licht en donker, zooals Jan
Steen, Óstade, e.», ons te zien geven in hunne
composities, waar meerdere personen op voor
komen. Dit neemt niet weg, dat wij 13 doen
hebben met meesterstukken, d'e niet alleen
door de uitvoering, maar ook door het iiji.e
kleursen'iment eene bij .oudere bekoring
heb'jenVan zijne vrouw Jud;th L^yster is er een
minder b langrijk portretje van een jougmenscb,
dat wel den toon Vtn Hals heeft, maar diens
pittigen uervensen toets mist.
Het zou ons te ver voeren, wanneer wij
schilder na schilder bespreken wilden; wij
zullen er ons dus toe b.palen nog te wijzen
op eenige belangrijke portretten, ofsc'ioon men
ten slotte tot de conclusie komt, dat elk
portret der moeite waard is, aandachtig te worden
beschouwd. Zoo wijzen wij op een mooien,
fisnn van der Helst (uo. 43), op een paar heel
goede portretten van Cornelis van der Voort
(132, 133) op een groot geziene Simon de Vos
(134). Voorts een levendig, gee&t;g vrouwen
portret van Paulns Moreelse (94), een grootsch
portret van den Italiaan L-aadro Bassano in
een rijken toonaard, heerlijk mooi van
kleurensamenstelling, een portret, dat zich zoo mooi
aansluit bij onze oud-Hollanders. Verder een,
wel sterk sprekend pirtret, waarschijnlijk uit
de Venetiaansehe school, een Poolsch edel
man voorstellend, eer zwaar dan gevoelig ge
schilderd ; maar met een forsch zwaardreunend
palet van diep rood en bruin. Nog noem ik een
zeer bijzonder, hoogs" eipressief vrouwenportret,
toegeschreven aaa An»l co Bronzino; het prach
tige rood van het costuum verhoogt de blank
heid van den kop, waarop eene uitdrukk ng
ligt van onverbiddelijke strengheid, bijna wreed
heid. Din nog het mooie verdoorgevofrde por
tretje van Gossaert van Mabuse (1470?1541),
het pirtret van een edel vrouw van Pi:ter
Pourbus (1510 1584) en zooveel meer.
Tot l September blijft deze hoogst belangrijke
tentoonstelling geopend. Het kan niet uitblijven
of een druk bezoek moet haar te beurt vallen,
het is eene zoo aige gelegenheid om eens de
grootmeesters van het portret uit die roemrijke
groote eeuw, bij elkaar te zien, om ze onder
ling te vergelijken, en van elk afzonderlijk de
hoedanigheden te bewonderen, er als mensch
door te genieten.
10 Juli. L. LACOUBLÉ.
Tentoonstelling van schilderyen.
De duur der tentoonstelling van schilderyen
enz. der firma E. J. van Wisselingh & Co. in
de zalen van Pulchri Studio, Linge Voor
hout 15, 's Gravenhage, welke aanvankelijk tot
31 Juli geopend zou zijn, is wegens de zeer
groote belangstelling verlengd tot 16 Aug. a.s.
iliiiittitimiMiitti
iimiiiiiiiiimiiM
Oudt Hollandsche menschen, door F. A.
Buis. Schrijver van .In Ketenen van
Hoogheid." Amsterdam, P. N. van
Kampen & Zoon.
De onmiskenbare invloed, door Robert Fruin
op de studie onzer geschiedenis uitgeoefend,
de meerdere zorg in verband daarmede aan
onze archieven gewijd, heeft zich niet be
perkt tot de geleerde kringen, in welke hij
zelf zich bewoog. De ty'd, toen de algemeene
belangstelling zich vrijwel beperkte tot eenige
algemeene noties van den tachtigjangen oor
log, is lang voorbij. Men heeft leeren inzien,
dat de geschiedenis niet uitsluitend afge
speeld wordt op de slagvelden en in de raads
zalen. Ea dat ook de minder schitterende,
zelf s de meest matte tijdperken onzer geschie
denis onze aandacht nog o verwaardig zijn.
Om die belangstelling levendig te houden
is meer nog noodig dan de noeste vlijt onzer
historici van professie. Zij brengen de bouw
stoffen samen, waaruit letterkundigen de stof
kunnen putten voor aanschouwelijke tafereelen.
Onder hen, die sinds jaren zich beijveren,
door woord en daad, om dan gezichtkring van
ons volk te verruimen door het een helder
inzicht te geven in het verleden, bekleedt hij,
dien ieder kent onder zyn doorzichtiger, pseu
doniem van F. A. Buis een eervolle plaats.
Oad-Holland is hem lief, en dat hij die uit
drukking in den ruimsten zin opvat, bewijst
zy'n jongste werk, waarvan ik den titel hier
boven afschreef
Het grootste gedeelte wordt ingenomen door
ean verhaal uit het midden der zeventiende
eeuw: De Rotterdamsche ')ufi-.r. Dat het reeds
in Eigen Haard werd opgenomen, zal ver
trouw ik geen schade doen aan het debiet.
Het is boeiend genoeg geschreven om den
lust te doen opkomen het nog eens achter
een te lezen.
Toch is de verslaggever verplicht eenige
ernstige bedenkingen niet achter te houden
zoowel uit een historisch als uit een letter
kundig oogpunt. De stof is blijkbaar hoofd
zakelijk geput uit Hans Bpntemantel's
Eegeeringe van Amsterdam (uitg. Karnkamp), en
de schrijver heeft van de talrijke
mededeelingen van persoonlijken aard, die hy' daar vond,
zooveel mogelijk gebruikt gemaakt. De toe
voeging van vaak geheel overbodige bijzon
derheden maakt wel eens den indruk van
overlading, waarbij afsteekt, dat in sommige
gevallen eenige nadere toelichting weer niet
onwelkom zou zijn. Zoo in het geval van den
geheimzinnjgen Italiaan B arri, aangaande wien
de nieuwsgierige lezer Meinsma's Spir.oza en
lijn kring (blz. 199) kan nalezen. B\j de nauw
keurigheid, van welke onze schrijver over het
geheel blijk geeft, wekt het eenige verwonde
ring, dat hij Chrard Bicker, den drost van
Muiden, verwart met diens naamgenoot, den
heer van Swieten. Van Helmont toch was met
de zuster van laatstgenoemde getrouwd, ter
wijl de drost nog altijd in proces wegens ver
breking van trouwbelofte lag met Alida Conincx.
Vreemd genoeg maakt onze schrijver zelf van
dit proces gewag (blz. 48) maar als een afge
dane zaak.
Ernstiger bezwaar heb ik tegen de wel wat
ongegeneerde manier, waarop d« menschen hier
met elkaar omgaan in een ty'd, toen juist het
vormelijke, het ceremonieele zjjn toppunt had
bereikt. De kracht van den schrijver zit on
tegenzeggelijk meer in de beschrijving van de
omgeving dan in het weergeven van den juist en
toon. Ik durf niet beweren, dat het verhaal
voor den oppervlakkigen lezer aantrekkelijker
geworden was, zoo naast de joligheid, die in
het bruiloftsmaal zoo uitstekend weergegeven
is, ook de deftigheid onzer voorvaderen meer
tot haar recht was gekomen, waartoe het
schepenenmaal aanleiding schaen te moeten
geven. Zoo is het mogelijk, dat wy' in dien
modernen toon, waarin het geheele verhaal
gehouden is, een concessie van dea schrijver
moeten zien.
Ia letterkundig opzicht heeft het verhaal
een zwakke zy'de ten gevolge van den
beperkten omvang, dien de schrijver aan
zijn werk wilde geven. Hat maakt eenigszins
den indruk van een los neergeworpen schets,
die in een zwaar vergulde jyst gevat is. De
intrige, een schaking, zooals in de zeventiende
eeuw er nog wel eens een voorkwam, is aardig
bedacht, maar zij komt niet tot haar recht
door de massa van het overtollige bijwerk. De
hoofdpersoon, Nicolaas van Vlooswijck, heeft
geen andere gelegenheid om onze belangstel
ling in zijn persoon op te wekken dan een
paar vlagen van onberedeneerde drift, en van
de Rotterdamsche juffer zelf, Lsonora van der
Meyden, weten wij niet veel anders dan dat
zg heel mooi, even verliefd is en haar wil
weet door te zetten. Plots eindigt het verhaal
met een huwelyksannor.ee. Eind goed, al goed.
Etn S'.iedrechtsche jmgen, een verha»! uit
1727, dat aan de Rrtterdamsche juffar is
toegevoegd, geeft heel wat minder aanleiding
tot kritiek. Het heeft geen andere pretensies
dan een schets te zijn van den
maatschappelijken toestand in een kleine stad, uit den
regententijd. Arie van den Esch, de
Sliedrechtsche jongen op bezoek bij zijn aan
zienlijke Gorcumsche familie, wordt op de
meest amusante manier voortdurend in het
ootje genomen. Helder worden ons in het
voorbeeld van den Gorcumschen magistraat
eigenaardige toestanden weergegeven, die toen
niét zelden voorkwamen bij het streven naar
zelfstandigheid, dat bij iedere stad, iedere
heerlijkheid op den. voorgrond stond. Dat de
schrijver zich onthoudt van alle beoordeeling
en volkomen objectief een beeld geefc van de
omgeving, waarin hij ons verplaatst, is zeker
een groote verdienste. Er zit leven in zijne
figuren, en zijne fictie maakt daardoor den
indruk van historische werkelijkheid.
Dz.
Jeruzalem II. (In het Heilige Land).
Naar het Zweedsch »an SELMA LAGER
LOF. Djor MAHQARETIIA MEIJBOOM.
Amsterdam, H. J. W. Baant.
De vrees door mij uitgesproken bij de aan
kondiging van deel I van dit heerlijk werk,
dat de schrijfster, bij het verlaten van den
vaderlandschen grond en het brengen harer
dramatis personae naar Palestina, iets van het
eigenaardig poëtisch bekoorlijke van haar land
en omgeving verliepen zou, evenals dat het
geval is in »de Wonderen van den Anti
christ", heeft zich gelukkig niet bewaarheid.
Met uitzondering van den Proloog, het gesprdk
tusschen »de Heilige Rots en het Heilige Graf",
die mij te gewild, t-, gemaakt en daardoor den
meesten lezers zeker weinig aantrekkend voor
komt, blijft de schrijfster zich zelve ook in
Jeruzalem getrouw. Het groepje uitgewekenen
van deel I, dat in Jeruzalem den Heiland gaat
zoeken, blijft, ook al verandert het tooneel,
al ondergaat hun uiterlijk wijziging, aan eigen
innerlijk leven getrouw. M»n blijft met hen
meeleven het le?en hunner Zweedsche ziel.
Ja, indien er van meer of minder »mooi"
sprake zou kunnen wezen, dan zou het tweede
deel nog boven het eerste kunnen worden ge
steld wat de uitbeelding van het zieleleven
dier eenvoudigen betreft. Dit kan niet aange
duid worden door eene aanhaling, door
mededeeling van geheele bladzijden. Men kan dat
alleen order het lezen voelen. Waren de
hoofdpersonen van het eerste deel reeds innig
beminnelijke gestalten, in weerwil van hun
verstandelijke beperktheid, in dit tweede deel
groeien die menschen uit tot karakters, zoo
hoog, zoo grootsch, zoo hemelsch mooi, dat
men het woord »heiligen" op de lippen krijgt
en een diepen blik werpt in de waarheid, dat
er iets is, wat alle kennis en verstand en
wijshaid en wetenschap en geleerdheid en
vernuft en talent en genie in waarde ver te
boven gaat en welks bezit aaa den
een-voudigsten een adel verleent waarvoor al wat hen
kennen leert gaarna buig».
Dank aan de schrijfster, dank aan de ver
taalster, dat z\j in staat stelden te genieten
van zoo h erlyko geestesvrucht.
Deventer. W. ZAALBERG.
De binnenlanden Yan het district Nicteie.
Lotgevallen en Algemeene Uitkomsten eener
Expeditie door het we len d".r Kolonie
Suriname ia September en Octoler van 1900,
door dr. H. VAN CAPPELLB.
HollandiaDrukkerij.
In onderhoudtnden verhaaltrant schetst de
schrijver de wederwaardigheden van den onder
zijne leiding volbrachten tocht en door zijn
scherpe opmerkingsgave krijgt de lezer een vrij
juist begrip van de tropische natuur langs de
rivieren ia dat nog s;rootendee!s onbekende
binnenland. Merkweatdige mededeelicgen over
fbra en fauna, alsmede talrijke platen en figuren
dragen niet weinig bij tot het gaande houden
der belangstelling-, doch de allerwege voorkomende
geologische bsschrijviiigen zijn wat uitvoerig.
Waar de schrijver vermeldt dat een speciaal
gedeelte met gedetailleerde kaarten in den loop
van dit jsar zil verschijnen, wanneer het
gesteente-onderzoek geheel zal zijn afgeloopen,
daar bad hij beter gedaan hst geologisch gedeelte
beknopter te behandelen in het thans verschenen
boek, hetwelk hij bestemde voor het groote
publiek, want dit zal voor het meerendeel weinig
belang stellen in die opsommingen van kwartser*,
pyrieten, schiefer of andere gesteenten.
Een duidelijke kaart, waarop men den tocht
gemakkelijk kan volgen, geeft tevens eenige
gedeelten aan, welke voorheen nog niet be
hoorlijk opgenomen waren en aan het einde van
het boek is een zeer beknopt verslag afgedrukt
van den beer C. van Drimmelen over een
onderzoekingstocht naar den boven-Maratakka, een
zijrivier van de Nickerie, dat bepaald belang.
wekkend is en een goede gelegenheid biedt tot
toetsing der gevolgtrekkingen, waartoe men na
lezing van het daaraan voorafgaande mocht ge
komen zijn.
De resultaten vau den tocht op economisch
gebied en de beschouwingen dienaangaande door
dr. van Cappelle, maken aanspraak op een
eenigszins uitvoerige bespreking, als zijnde van
bijzonder gewicht.
Over den houtrijkdom is de schrijver bepaali
enthousiast. Telkens en telkens weder wijst hij
op de goede houtsoorten, welke in die bosschen
gevonden worden, en geeft hij zijn teleurstel
ling te kennen, dat geen nut daarvan getrok
ken wordt. Zoo is het vinden van eenige ban
ken en geriefilijkheden in een hut, welke tot
kampplaats diende, hem een aanleiding te
schrijven: ,0rertuigden wij ons dus hier weder
met eigen oogen van de enorme rijkdommen, die
in deze eiadelooze wouden voor het bouwen
van gehesl naar de eisohcn der gezondheid en
voor het gemak ingerichte woningen als voor
het grijpen liggen " (blz. 175).
Evenwel wordt op bldz. 52 gewaarschuwd, dat
,meu een tweede exsmplaar (eener houtsoort)
somtijd eerst een kwartier of een half uur
verder aantreft". Zulks, zegt de schrijver dan
»zal voor eene verstandige exploitatie, welke
teleurstellingen waarborgt, een zeer nauwkeurige
opname van het tene:n vereischen, niet slechts
wat kwaliteit en kwantiteit der verschillende
soorten en hare verspreiding betreft, doch ook
wat betreft hare waarde voor de industrie en
de moeilijkheden, die men bij het vervoer naar
den verbindingsweg zal hebben te overwinnen".
M-elding wordt nog gemaakt van het voor
komen van een Anacardium-soort, welke cachou
levert, die de arabische gom vervangen kan,
van den hoepelbcom (Copaifera offioinalis),
welke den copaivabalsem verschaft en van den
Locusboom (Hymenaea CourbariJ), welks wortels
de locushara afscheiden. De Bolletrieboom
(Mimusops Balata), welke de kostbare balata
oplevert, komt volgens Dr. v. C. in groot aan
tal voor en de uitgestrektheid der voor dea
roei dier boomen zoo uiterst geschiktj zandige
terreinen dott »een eindelooze voortzetting der
bolletrie-terreinen tot diep in het binnenland ver
wachten" (bldz. 105). Naar de schrijver berekent
kunnen 80 boomen in 4 jaren ?240 aan balata
opbrengen.
Het ontdekken van kleine goudschilfertjas
geeft dr. v. C. aanleiding te schrijven (bldz 189):
Had deze ontdekking, in verband met de
geologische gesteldh-id van het terrein, allen
twijfel aan bet voorkomen van rz/'/Jr goud-erreinen
ook in dit deel der kolonie opgeheven ..." Ea
het vinden van een kwartsrolsteen met een
weinig ingesprenkeld goud gaf dr. v. C. de
overtuiging »dat ook hier, evenals in het coaten
der kolonie groote rijkdommen in den bodem
op ontginning wachten" (bldz. 193). De indruk
dezer optimistische beschouwingen wordt echter
2eer verzwakt als men op bldz. 208 leest: ,Waren
wij er nog wel niet in geslaagd, de plaatselijke
rijke opeenhopingen van het edele metaal iide
kieken op te sporen, het mag met zekerheid
verwacht worden, dat anderen, indien zij meer
tijd ter beschikking hebben en van mijne
iaspoiiigen gebruik willen maken, gelukkiger
zullen zijn". Het zal dus beter zijn zich
vooraknog te houden aan hetgeen de schrijver zegt
op bldz. 139, n.l. het niet onwaarschijnlijk te
achten dat voortgezet is prospecties oi s eenmaal
met een nieuw goudterrein in onze kolonie
zullen bekend maken".
Het zou te veel plaatsruimte vereischen hier
alle opmerkingen te vermelden, waartoe de be
vindingen van de expeditie aanleiding geven,
daarom zij nog slechts gezegd, dat over htt
algemeen de lezing van het verslag niet de
overtuiging vestigt, dat ra^Iverbindingen naar
de wildernissen in het binnenland van Suriname
noodig zijn. Wellicht, is er later de gelegen
heid, dit uader te motiveeren.
Andere onderzoekingen zullen moeten uit
maken, in hoeverre de resultaten van Let intensief
onderzoek van deze expeditie, als norm te be
schouwen zijn voor den toestand van het binnen
land elders m de kolonie, maar intusschen hebbeu
wij het te danken aan dr. H. van Cappslle en
zijne metgezellen, alsmede aan hfn, die de
expeditie door hun steun mogelijk maakter, dat
wij thans in het bezit zijn van u'terst nauw
keurige gegevens omtrent een deel van Suriname.
O^detzoeïingstochten mogen van belang zijn
voor de wetemc'iap, voor een behoorlijk besturen
zij a ze onatMaar, want alleen grondige bekend
heid met land en volk stelt in s'aat tot het
vellen van een juist oordeel aangaande hetgeen
vereischt wordt voor een economische ontwik
keling van htt gebied.
P. C. C. HAXSEX Ju.
De 62ste alpmiene geaitomste fen it SolsSip
lor Frysie Tael en Smftetaisse.
'En opgewekte raken-vergadering met 'en
mooie lezing, en 'en aliergezelligste maaltijd
tot besluit. Da toon van het jaarverslag was
blij en hoe zou het niet: het ledenaantal
?was met 225 toegenomen en geklommen
tot 944, waaiby gevoegd dienen te worden de
20 Friese verenigingen door heel ons laad
verspreid, in de hoofdsteden niet alleen, ook
in Gouda, Alkmaar, Meppel, Assen ea Win
schoten b. v. Die te Assen telde zelfs 125
leden. Of de Friezen zich dus noch ver
spreiden. Z'} wordt dus door 'en drieduizend
Friezen veel of weinig voor hun taal gedaan,
iets ervoor gevoeld ten minste: de ver
slagen van de >kriten", af lelingen, en de
Friese verenigingen bovengenoemd, waren meest
alle opgewekt. Ojk geldelik ging het Selskip
vooruit.
En zo was het daa ook geen wonder, dat
wij in het Oranjewoud onder 'en soort tent- dak,
gezeten tussen groen en boareleren, 'en enkel
schaap blaatte heel oneerbiedig er tussen door
soms, 'en paar wagens hooi reden langs de
vergadering, bij het horer. in prettige stemming
kwamen. Toen enige meedelingen: de ijverige
verzamelaar G. Postma bood it Salskip z'n
dikke woordenlijsten aan; »Halbertsma" fen
Groninger), de grootste Friese vereniging,
met anderen, het portret van de oude Waling
Dijkstra, die aan de Hoofdbestuurstafel zat
en met donderende bijval tot erevoorzitter
verkozen werd -, het portret komt hopen we, in
't Fries Museum te Leeuwarden; en dan 'en heel
gewichtige omtrent 'en gedenkteken van de
oude Friese dichter Haloertsma, waartoe de
heer Hepkema van Herenveen het initiatief
nam, en dat nu in Oktober denkelik geplaatst
zal worden op het plantsoen te Grouw, van de
weg af zichtbaar. Ook komt het portret van
ons eerwaardig afgestorven erelid J. v. L ion J z.
in »Swaimeblommen", ons jaarboekje. Er bleek
drang naar meer-ruimte-in-onze-tijdschriften,
naar 'n ruimer opvatting yan de algemene
vergadering. Het eerste ging gemakkeliker
dan het tweede, maar waarschijnlik en
hartelik hoop ik dat het zover komen zal
wordt het eens geprobeerd met 'n grote Friese
landdag, voor de inwendige zending bij de
Friezen. Een van de aan de feestdis
aanzittenden stelde het in het rooskleurigste licht
aan de vergadering voor: 'en grote massa
mensen naar het Oranjewoud gelokt door de
nieuwigheid, door de zangverenigingen die hun
Friese zangen lieten afwisselen met de melo
dieën van de fanfarekorpsen en op verschil
lende plaatsen sprekers met niet-te-lange op
wekkende woorden. Kortom, het kon niet
mooier en waarom zou het niet kunnen 7
Nu Friesland weer betere dagen krijgt, wordt
weer veel geld weggesmeten aan allerlei
feestelikheden: waarom zou dat niet ten nutte
van de eigen taal kunnen besteed worden "l
Zie, dan hadden beide partyen hun zin: zij,
die de algemene vergadering in de eerste plaats
aan de zaken wilden toewijden en z\j, die de
vrouw er bij zouden willen hebben om ook
die voor de zaak te winnen, wat dan meteen
aan de vergadering iets feesteliks zou bijzetten.
BÜde aftredende en met algemene stemmen
bijna herkozen leden van het hoofdbestuur,
S. v. d. Burg en O. H. Sytstra werd in plaats
van de ere-voorzitter geworden Waling Dijkstra
C Wielama van Grouw verkozen. Wat was de
stoere Fries Dijkstra aangedaan toen hij de
hem te beurt gevallen eer, bescheiden als hu
is, te groot noemde voor hem, die zo weinig
had kunnen doen ! Ei wat sprak bij stevig,
goed-rond Fries. Ook later aan het feestmaal,
waar menigeen hem herdacht en hem staande
menigmaal zijn lied werd toegezongen, dat hy'
strijden zoo, zolang hy strijden kon voor
Friesland» taal en vry'e Friese zin, toen straalde
het oade vuur weer uit die tintelende ogen
en hij zong mee alsof hij geen 82 jaar
was geweest. Hy zou nu in z'n derde jeugd
komen voorspelde hem iemand. Maar ik moet
noch eerst naar de vergadering terug:
»Gysbert Japicx" van Haarlem vroeg om 'en bloem
lezing van de mooiste Friese stukken uit lang
vergeten Iduna's enz. Er werd al over gedacht.
'En lid vroeg of de sport- en andere vereni
gingen in Friesland niet konden worden over
gehaald om hun programma's te verfriesen;
er zou naar worden gestreefd door het hoofd
bestuur.
Toen de stoere Friese redevoering van de
sekretaris S. v. d. Barguit Makkum, die buiten
z'n baantje 'en werker-in-taal bleek te zijn,
'en man die door en door in z'n omgevingen
de sagen er van thuis was en die van het
witte wijf ons vertelde in het oer-krachtige
Fries, dat er by hoort: 'en stukje oud-friese
folklore in voor de meesten onbereikbare
deeglike taal; taal die dan ook door ieder
genoten werd. Men moest denken aan het
Vlaams van Streuvels.
Toen weer naar de tremweg terug, waar
weer 'en trem ons afhalen kwam evenals de
tremmaatschappij zo vriendelik was geweest
ons er te brengen en voor het hotel Paul
Kiiijer hing weer de blauw-wit vlag met de
rode heraldieke plompebladen, die wij aan het
Groninger wapen weer ontleend hebben, de
oude Friese kleuren, en daar in de bovenzaal
dicht opeen gedrongen, in vier lange rijen met
het bestuur er dwars op, aan 't hoofdeind,
werd het 'en echt feestmaal. Daar heerste 'en
prettige toon, daar werd genoten van de humor
die in de Friese landaard en toosten zit, daar
werd gelachen tot men er moe van werd en
gezongen dat het 'en aard had.
Waarlik deze 6 2ste >algemiene gearkomste"
was gezelliger, opgewekter dan de vorige twee.
Het nieuwe leven in Friesland komt
aanbruisen. J. B. S.
Geon BraDfles.
(Iigezonden.)
Nijmegen, 2 Aag. 1903.
Geachte Redactie!
Wilt u münog een paar regels over deze
qnaestie in uw blad toestaan ?
Het komt natuurlijk niet in niij op iemand
het recht te ontzeggen zyn eigen impressie
over wie of wat ook weer te geven, evenmin
als ik mijn meening voor de absolute waarheid
wensch te doen doorgaan. Maar waar door een
letterkundige als de heer Cyriel Boysse zoo
terloops, zonder eenig beroep, gesproken werd
van >den pedanten B fandes", achtte ik een
woord van protest op zijn plaats, omdat zulk
een m.i. zeer onbillijk oordeel doer het groote
publiek, dat wel Buyase, maar niet Brandes
kent, allicht wordt overgenomen en op die
wijze een scheere voorstelling omtrent Brandes
zon kunnen doen ontstaan.
Het is mogelijk, dat ik, uit ergernis daar
over, in miji stufrje wat heftiger geweest ben
dan in myn bedoeling lag.
Wat nu de heer Bjy-ise als bewijs voor
Brandes' pedanterie aanvoert, lijkt mij niet
bijzonder sterk Bedoelde plaats luidt, letterlijk
uit het oorspronkelijke vertaald (de heer Buysse
citeert vermoedelijk naar de Engelsche ver
taling) aldus: >Er zijn op dit oogenblik twee
groote Russen, die denken voor het Russische
volk en wier gedachten de mecschheid ten
goede komen." Wordt nu hiermee aan andere
Russische auteurs alle waarde ontzegd 1 Dat
overigens Brandes voor de verdiensten van
Gorki niet blind in, blijkt wel uit het artikel,
dat h;j in '01 aan dezen schrij»ar gewy'd heeft.
Hoogachtend, Uw dw.,
B. A. MKÜLBMAN.
Rijwielen zijn de beste voor ? 125
met 2 jaar garantie.
Vraagt geïllustreerden Prijscourant aan de
Hoofdagenten
A. DRUKKER & Co., Amsterdam,
O. Z. Voorburgwal 242 en 243 b/d Damstraat.
Eloofd-Depë*
VAK
Dr. JAEGER'S (MWi,
Soriaal-IolartMgi.
K. F. DBUSCELK-BBNOBB,
Amsterdam, Kaheritr. ISf,
Eenig specialiteit in d«M
artikelen in geheel Ked«l,
cocoo&chocolQde
Piano-, Oriel- ei MtóeüiaiÉl
HETROOS «K KALSHOYEB,
Arnhem, Koningsplein.
VLEUGELS «n PIANINO'S in Koop en in Hwf ,