De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 16 augustus pagina 6

16 augustus 1903 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD TOOR NEDERLAND. No. 1364 l blaadjes; geheel blauw of paan heb ik 't nog niet gezien Even over de grens, in Bleyberg, schijnt het vaderland van dit viooltje te zijn, daar bjj de oude zink- en loodmynen zien alle ruigten er geel van, ook ver van de Geul; en by' de groote fabrieken die tegenwoordig hun erts meest uit Spanje aangevoerd kr\jgen, groeit het tot tnsschen de rails en op sintelhoopen, Nog een ander zinkplantje, maar veel zeld zamer vond ik als trouw begeleider van de Geul, maar dat nietige witte kruisbloempje cal alleen iemand vinden die zich voor botanie interesseert. Wel zullen iederen wandelaar die even naar het spel van ie wielende golfjes staat te ky'ken, de groote rose bloemen van Engelsch gras in het oog vallen; 't is een soort die maar heel weinig afwykt van de armeria die aan onze kusten, vooral aau de Zuiderzee, in menigte voorkomt. Het dichtst bysynde Belgische dorp is Sippenaekec, nog geen tien minuten over de grens, daar begint de mooie zwarte rqweg naar Bleyberg, verleidelijk hard voor automobielen, die er dan ook nog al eens tegen oppuffen. Eens in Bleyberg ligt de bewoonde wereld weer voor u, de trein brengt u in een korten tijd en voor weinig stuivers naar Aken of Dolhain, en verder naar de drukke zomerplaatsen in den Eiffel oi de Ardennen. Daarvoor is Epen bysonder goed gelegen; w\j gaan 's morgei,s vroeg op pad met mondkost in den tasch, wandelen een anderhalfuur door hooge of lage bosschen, met de mooiste vergezichten die men in Nederland hebben kan, eten ons broodje in Vaals of Bleyberg, pas seeren de dag in Aken of aan de Gileppe en gebruiken 's avonds gezamenlijk het groote maal weer in onze groote gelagkamer, waar het billard overeind tegen den muur staat. Zoo bleven de uitstapjes ook voor fin-de-vacancesporte-monnaies uitvoerbaar, 't Is waar, men moet goede beenen en goede schoenen hebben om het hier naar zjjn smaak te vinden. Toch heb ik hier luidjes gezien, die vier dagen achter een uit waren, zoóals wij zeggen, naar Aken, Dol hain, Luik en Valkenberg, alty'd te voet naar 't naaste station en zoo eiken dag minstens 20 K.M. over hoog en laag achter den rug hadden gebracht, de wandeling op de plaats van be stemming niet meegerekend, en die toch na de thee nog eventjes de kerk omliepen en als de automaat- polyphoon yoor 5 pf. de Blaue Donau of de Faust-wals of een Mazurka opdraaide, nog een uurtje flink en vroolyk aan 't dansen sloegen, 't Loopen is hier lang zoo vermoeiend niet als ergens anders, beweren onze medegasten en dat moet wel zoo wezen, naar myzelf te oordeelen. In elk geval zoo'n abstecher, naar de Gileppe vooral, is de vóór- en nawandeling waard. Wy troffen een bijzonder mooien dag, niet te warm, by afwisseling zon en schaduw. Wat lag dat groote bergmeer daar tusschen de hooge rotsen van het reusachtige Hertogenwald indruk wekkend mooi. Met den rug naar de barrage gekeerd het bekykend, denkt niemand aan eed kunstwerk, een reuzenarbeid door menachenhanden. En toch is dit Alpenmeer in den Noordoostelyken uitlooper van de Ardennen niets dan het kunstmatig opgestuwd riviertje de Gileppe, een zijtakje van de Vesdre. Een muur van 235 meter breedte en 47 meter hoogte met een dikte van 66 meter aan de basis tusbchen twee steile rotsen gebouwd, met een zwakke welving naar den kant van het meer. 't Is een werk bedacht door den ingenieur Eugène Bidaut, dat in 1876 onder Leopold II Voltooid is, heel wat millioenen heelt gekost en dat nergens in Europa overtroffen wordt. In Portugal en Zwitserland bestaan twee bar rages, die van minder omvang en beteekenis zyn, in Amerika zyn er uitgestrekter werken van desen aard, maar grootscher door de om ringende natuur kunnen ze moeilyk zyn. Het doel is de textiel-industrie van Verviers van beweegkracht te voorzien. De muur zelf is niet doorboord; zijdelings zy'n in de bergen ondergrondsche kanalen gemetseld, waardoor zich het hoogopgestuwde water naar beneden stort tot aan den voet van den muur, vandaar voeren dikke buizen het 9 E.M. ver naar Verviers. Boven op den muur, die tegelyk een breede brug vormt dwars langs het meer, zit een mo nument-leeuw, een reuzenbeest van 21 M. hoogte. Zy'n korpus is uit vierkante blokken steen ge beiteld, niet uit n stuk gehouwen, en de naden zyn in de verte heel goed te zien; dit geeit den indruk, dat pis beesije als symbool moet dienen, met een zinspeling op de weefsels, die het reuzenwerk noodig maakten; dat hy dag aan dag zoo diepzinnig zit te bepeinzen. De natuur is er prachüg en de klim naar boven niet malsch; maar wie in Epen is leert wel klimmen. Alleen als 't pas geregend heeft en dat was van de week hier een morgen en een anderen middag het geval, dan zyn de zypaden naar de heuvels beken geworden, met een beweeglyken bodem van klei met keischerven en vuursteentplinters, die voor gevoe lige voeten aan een penitentie doen denken; een uur later is de weg weer begaanbaar hoewel nog niet bepaald droog te noemen, Op zoo'n middag laten we den ichoenmaker wat verdienen, houden we op pantoffels de groote wegen en praten met de Limburgeche mensehen, die zelf ook zoo graag praten, en we doen nieuwsgierige vragen. Zoo had myn vrouw al een paar dagen het oog op lange banden, meters lang en een paar handen breed, wit of gry's met rood gevoerd, die over de heg gen by de andere wasch te drogen hingen. Zy zou net eens probeeren in 't Limburgsen te vragen, waarvoor ze gebruikt werden, toen een meisje van een jaar of tien het zonder zeggen kwam vertellen; want zy droeg een wikkelkindje van vier maanden voor den buik. Een wikkelkindje, waarde lezer die het nog niet weet, dat is geen kindje, dat is een hoofdje zonder lijf of armen en beenen, een gewoon kinderhoofdje dat uitkykt, gezond maar een beetje suf, dunkt me, boven een etyven rol laken ot katoen, dat weet ik niet precies, blauw, rood of grys, al naar smaak en sport. Moet het meisje een ouder zusje of broertje helpen, dan legt ze het wikkelpakje even neer op den grond of zet het onder tegen den muur of in den haag, het bly'ft rechtop staan. Byzonder practisch, dunkt me, zoo'n kind zonder handen en beenen; het staat als een paal wan neer het maar een steuntje heeft, Je zou het ook in los zand kunnen, zetten of met lood bezwaard rechtop in water laten dry'ven. Zoo'n wurm kan zich ook niet bezeeren door met de handen naar messen of volle soepborden te gry'pen, of met de voetjes tegen den heeten kachel te trappen. Zou het van het wikkelen komen, dat de kinderen hier in tegenstelling met zekere anderen, zoo zoet zyn? Ik heb er nog niet n zien vechten, ja niet eens hooren schelden of kibbelen. E. HBIMANS. WA". » r?" 'f 'jïg^t ? 'fi&.£~r~';. In het volgend verg »Ter Gedachtenis enz." zegt hg nog treffender: Hij heeft zichzelf in 't hart der huilers uitgehouwen; Dat beeld verduurt de pracht van graf en marmersteen. De eerste regel hiervan geldt nog voor onze tijd. Daarop volgt een bijschrift »op de afbeeldinge enz.", kort en krachtig, en ten elotte een tweede bijschrift, met de grootse eindregel! Zoo sterft de Held op zee, met grof ge schut beluid. Dit is dus de hulde, door Vondel aan zijn tijdgenoot gebracht, en die een schakel vormt van een lange keten lijddichten, die onder Vondel's beste schep pingen moeten gerekend worden, en niet alleen hun aanleiding vonden in gebeur tenissen is ons vaderland, maar hun stof zoeken in het belang der gehele Christenheid. 11 Oogstmaand, '03. VAN ELETOG. Naar de gravure, Isten staat, van Corn. van Dalen Sr., naar J. Livens, in 's Ryks Prentenkabinet te Amsterdam. Een hulde aan Maarten Harpertsz. Tromp. (f 10, Oogstmaand 1653). Het komt mij niet ondienstig voor, na de gedenkdag van romps dood, 250 jaar geleden, te wijzen op de buide, die deze zeeheld van de uitstekendste onzer dichters heeft ontvangen. Vondel, die de Titanen tijd der Nederlandse Republiek verheerlikte, heelt ook Maarten Harpertsz. verheerlikt. Kon dit wel anders? wat op 's harten grond leit Dat welt me naar de keel, ik word te stijf gepatst, En Jt werkt als nieuwe wijn, die tot de spon uitbarst. Leefde Bestevaêr niet in het hart van het volk en zou dan een dichter als Vondel zwijgen, die zo innig deelnam aan de ramp spoed, zowel als het geluk van ons vaiierland? In 1653 wjjdde hij de dappere vlootvoogd enige verzen. In het eerste, getiteld «Vrije zeevaart" (onder de vlagge van den Doorluchtigen Zeeheld Maarten Harpertsz. Tromp) geeft hij volle lucht aan zyn felle haat tegen Cromwell, toen door velen beschouwd (en nog veel later, door Hume bijv., die Shelley moest voorlichten voor diens treurspel Karel I) als eer zuchtig moordenaar, die Goris waardigheid zelve had aangetast. Was Vondel in >De Monsters onzer eeuwe" reeds van leer getrokken Der Engelandren tongen lekken Hun vaders strot, nu is de hevigheid zijner gevoelens door den uitgebroken oorlog nog toegenomen en hy barst aldus uit in zijn onover troffen gespierde taal: De plaag van inheems en uitlu^ms, 't Gedrocht, dat met x.ijn dolle horden In 't bloedig moordhol aan den Teems Den Groten Herder had verslonden, Zich dronken zoog aan 's konings strot, En knaagde, op 't kouinklik geraamte, Den romp, vau hoofd en kroon geknot; Die moordpest, zonder God en schaamte, Nu vlammende op een versen buit Van Frans genas, kwam neder/,akken, En dreel voor slroom den bloedstroom uit Om balg en buik met roui' te pakken. Al is des dichters verontwaardiging nog zo groot, hij weet er steeds woorden voor te vinden. De Engelsen vingen dus geen 'versen buit", maar een minder vleiende ?verzenbuit" van de hand van onze Joost. Ook het vervolg is even schoon van taal en beeld. Tromp noemt hij Holland's Perseus, wijl hy tegen zulk een afschuwelik monster moet strijden. Daar de vlootvoogd ridder van St. Michiel was (zijn wapen werd hem door Lodewijk XIII, koning van Frankrijk, geschonken) en door den adel van zyn karakter zeker niet onder deed voor de kruisvaarders of de andere ridders der menschheid, is deze benaming voor de vrome held in de volgende fraaie beschrijving geheel op zijn plaats: "Waarop de ridder aan kwam rennen Op zijne vleugels, vlug en breed, Voorzien met vijfmaal veertien pennen. Hij voerde een slagzwaard in de vuist; Het monster braakte donderkloten, Granaten, bliksems, buldert, bruist; Bedreef geweld met staart en poten; Blies rook en smook, en vlam en vier Uit zijne kieuw en kopre kelen; Maar Holland's Perseus trof het dier, Dat zalf noch kruid de borst zal helen Men voelt de hoge dichterlikheid van dit beeld en hoe het gewicht der leiding van de vloot door de ziel ervan voortreffelik in het licht is gesteld door het toe delen der zeilschepen als «pennen" aan de vleugels van de Perseus. Vondel stileert vaak zijn beelden, doch kracht, hartstocht en meesterschap behoeden hier voor reto riek. Hij zegt voorts van Bestevaêr, hoe Die voor geen zeeheld vlag moet strijken. Een man, gelijk een punt vau stanl, Bij geen Komeiucn te gelijken. Dit moge men overdreven achten, het is toch de zuivere waarheid. De roem der Romeinen immers lag meer in de velddan in de zeeslagen en geen enkele natie voor de Nederlandse, tenzij men de Noorse vikings wil laten gelden, heeft zulk een schitterende reeks van zeehelden aan te wijzen, waarbij mannen, die hun gehele leven door vuur en ijzer waren gegaan, zoals Tromp, wiens grafschift getuigt: »na vijftig gevechten, waarin hij aanvoerder was of waaraan hij altans een groot aandeel had ; na ongelooflike overwinningen ..... heelt hij ten slotte in den Engelschen oor log, bijna overwinnaar, zeer zeker onover wonnen, enz." Eerst de Engelsen mochten later zeehelden tonen, die de onze op zijde streefden, zoals Nelson, en die bijkans de gehelen oceaan tot stry'dgebied hadden. Wie echter leverde als in de slag bij Duins de vijand zelf de middelen om de kamp voort te zetten? Als slot roept de dichter de koene admi raal in zyn vers toe: O Harpert&zooii! gij zijt on O tromp ! men zal uw deugd trompetten,, Waar 's Hemels gunst ons zeevaart bouwt! U komt eeu schecpskroou toe vau goud. Het verdient opmerking, dat de zoon van de hier genoemde »Grote Herder", die door Cromwell verslonden werd, de eveneens be roemde zoon van Tromp, Cornelis tot erfelijk rijksbaron zou maken. De haat van Vondel tegen Cromwell heeft zyn tegenhanger ge vonden in de liefde, die zijn evenknie MiltoD dezen toedroeg. Wel eigenaardig is het dat juist zij elkander op dichterlik gebied zouden ontmoeten en de strijd, wie de grootste dichter is van de Paradijssage, de felste is geweest, die ooit over twee mededin gende dichters gevoerd is. Zo is de oorlog niet op zee, maar ook op geestelik gebied ge voerd. Helaas, dat Milton Vondel's ster zo lang verduisterd heeft. Het volgende vers, aan Tromp gewijd, werd geschreven naar aanleiding van diens sneuvelen. Hij, die in 1629 bevel voerde over het schip, waarop de admiraal Piet Hein sneuvelde, was tans zelf de dood gewijd, en de dichter, die pas zijn klacht had uitgestort over de dood van de dappere van Galen, nam tans zijn zwanepluim om de »uitvaart van Maarten Harperts" te schrijven. Het was een droevige taak, die hij vervulde, doch hij ging van de ver onderstelling, dat, hoewel de dood van Tromp de doorvoering der overwinning verhinderde, het doel der Engelsen toen was mislukt: ;,Ts dit de knel vau Tcssel stopprn" laat hij Cromwell klagen, die weer met afschuw wordt voorgesteld: LK' Turk van 't Engels Barbarije, Met zijn .Janitsers, hoort vol sc.hrik Van 't moordstrand at' enz. Het gedicht is iets retorieser dan het eerste, maar is over het geheel toch mooi te noemen en bewijst opnieuw Vondel's taalmeesterschap. Eerst beschrijft hij de verschrikkelike slag, welks storm over ge heel Europa gehoord wordt: Laat zich Europe niet verwondrcu, Al scheen de wereld te vergaan, Toen uit den Noordscn Oceaan Dat oorlogsonweer op kwam dondren, En baldren over duin en strand. Zeer zeker was het voor de rijken van het vasteland een spannend ogenblik, daar hier allicht beslist werd, wie de hegemonie zou voeren over de zee. Doch de dood van Tromp verhinderde die beslissing en zelfs onderbevelhebbers als de onstuimige Dub bel Wit, de Ruyter en Evertsen konden dat zware verlies niet dadelik dekken, want_zij waren geen vlootvoogd. Vondel getuigt van Tromp, hoe Die trots omhoog, op zijn kampanje, Zich offerde aau het krijgsaltaar, en eindigt zijn vers aldus met statigheid: T, nvijl il o Zeven Vrije Staten 't JourlueMig lijk de De staalsie van BeraamHeii, om ileu /ecbescheri 'l'e kronen, als den braafsten Held, Die 't leven voor de Zeevaart stelt, En meer verdient dan g ,ml en marnier. Utj nistv nimmer otib/'weei/d.' Al heeft de Dood het lijf verslonden, De Faam is aan geen graf gebonden, De deugd verduurt het kuml gebeent. iiimiuiimnimumtitninimintnnniiMmMittiiMintiiniinii Adressen op brieven enz. Te Rotterdam zyn eenige heeren overeen gekomen om voortaan op de adressen van brieven enz. den titel en zelfs »den heer'' weg te laten dus alleen het adres te plaatsen zooala dit op adres of visitekaart voorkomt; zeker zullen de adressen daardoor in duidely'kbeid winnen. Ter loops zy hier nog opgemerkt dat het zeer aanbevelenswaardig zoude zyn als alle brieven enz. op de rugzy'de werden afge stempeld of afgeteekend met den naam en het adres van den afzender; was dan de brief onbestelbaar men kon den brief aan den afzender terugzenden, die dan wel voor nauw keuriger adres zoude zorgen. Door zoo te handelen zou men het den briefbesteller zeer vergemakkelijken en ook zichzelf, want men wist dan spoedig, dat de brief om de een of andere rede niet besteld kon worden. NIEUWE UITGAVE», Afkes Tiental. Eene schets uit het Friesche arbeidersleven, door N. VAN HICHTDM. Uitgave J. B. Wolters, Groningen. De vertorging van den zuigeling in opdracht dtr Nederlandsehe Vtreeniging voor Paediatrie, samengesteld door dr. J. DB BBUIN, arts, lector voor kinderziekten te Amsterdam; dr. C. C. VAN DBB HEIDE, arts te Arnhem ; G. SCHELTEMA, arts te Groningen. Uitgave A. E. v. d. Heide, Haarlem. Skizzen lébender Sprachen, herausgegeben von Wilhelm Victor. Höllanditch, Fhonetik, Grammatik, Texte von B. Dykstra. Lehrer der Niederlandischen nnd Deutschen Sprache in Amsterdam. Druck und Verlag von B. G. Tenbner, Leipzig uit de Poppenkraam omer romantiek, door J. VAN DEN OUDE. S. C. v Doesburpb. Leiden. De Leerplichtwet en de daarbij behoorende verordeningen, met aanteekeningen en alphahetisch register, door Mr. S. J. BLAÜPOT TEN CATE en P. LABAN. tweede vervolg. (Bijgewerkt tot l Mei 1903) Groningen, J. B. Wolters. Uit de verspreide geschriften, van ALLABD PIEKSON, tweede reeks, afl. 2. den Haag, Martinus Nyhoff. lUIIIIIIIIMinlIlmlIllllnlIHtlllltlllMIIIIMIIIllHlllmilltMIlIIIIIHIIIflIIIUMHIIMHIIlfM C HO COL AT- VEE N L T.E PLUS DËLIOTEÜX CHOCOLAT POUB CROQUER. MEUBEl-BAZAR SINGEL 263 283. l»y de PaleUstraat Kantoor-Helen enz. J. MEIJEEINK MEIJEll MASSIEF EIKKN. 140 X 80/65. Telefoon 8968. Panorama-Gebouw. Amsterdam, PlantageAntieke Meubelen, Porceleinen, Schil derijen, Perzische Tapijten. Vaste prijzen. Toegang vrij» DE PHOENIX 234 Spuistraat, Amsterdam. Meubileeringen. Geïll. prijscouranten en begrootingen gratis. Levering onder volledige garantie franco geplaatst door geheel Nederland. i BINNEN-! INRICHTINGTOT MEUBELEERING EN ? VERSIERING SDCR ? WONING I2O-ROKIN Erc EN TEGEL f FABRIEK « HOLLAND NAAML-VENN-CEV-TE UTRECHT

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl