Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD TOOR NEDERLAND.
No. 1364
l
blaadjes; geheel blauw of paan heb ik 't nog
niet gezien Even over de grens, in Bleyberg,
schijnt het vaderland van dit viooltje te zijn,
daar bjj de oude zink- en loodmynen zien alle
ruigten er geel van, ook ver van de Geul; en
by' de groote fabrieken die tegenwoordig hun
erts meest uit Spanje aangevoerd kr\jgen, groeit
het tot tnsschen de rails en op sintelhoopen,
Nog een ander zinkplantje, maar veel zeld
zamer vond ik als trouw begeleider van de
Geul, maar dat nietige witte kruisbloempje cal
alleen iemand vinden die zich voor botanie
interesseert. Wel zullen iederen wandelaar die
even naar het spel van ie wielende golfjes
staat te ky'ken, de groote rose bloemen van
Engelsch gras in het oog vallen; 't is een soort
die maar heel weinig afwykt van de armeria
die aan onze kusten, vooral aau de Zuiderzee,
in menigte voorkomt.
Het dichtst bysynde Belgische dorp is
Sippenaekec, nog geen tien minuten over de grens,
daar begint de mooie zwarte rqweg naar
Bleyberg, verleidelijk hard voor automobielen, die er
dan ook nog al eens tegen oppuffen.
Eens in Bleyberg ligt de bewoonde wereld
weer voor u, de trein brengt u in een korten
tijd en voor weinig stuivers naar Aken of
Dolhain, en verder naar de drukke
zomerplaatsen in den Eiffel oi de Ardennen.
Daarvoor is Epen bysonder goed gelegen;
w\j gaan 's morgei,s vroeg op pad met
mondkost in den tasch, wandelen een anderhalfuur
door hooge of lage bosschen, met de mooiste
vergezichten die men in Nederland hebben kan,
eten ons broodje in Vaals of Bleyberg, pas
seeren de dag in Aken of aan de Gileppe en
gebruiken 's avonds gezamenlijk het groote
maal weer in onze groote gelagkamer, waar
het billard overeind tegen den muur staat. Zoo
bleven de uitstapjes ook voor
fin-de-vacancesporte-monnaies uitvoerbaar, 't Is waar, men moet
goede beenen en goede schoenen hebben om
het hier naar zjjn smaak te vinden. Toch heb
ik hier luidjes gezien, die vier dagen achter een
uit waren, zoóals wij zeggen, naar Aken, Dol
hain, Luik en Valkenberg, alty'd te voet naar
't naaste station en zoo eiken dag minstens 20
K.M. over hoog en laag achter den rug hadden
gebracht, de wandeling op de plaats van be
stemming niet meegerekend, en die toch na de
thee nog eventjes de kerk omliepen en als de
automaat- polyphoon yoor 5 pf. de Blaue Donau
of de Faust-wals of een Mazurka opdraaide,
nog een uurtje flink en vroolyk aan 't dansen
sloegen, 't Loopen is hier lang zoo vermoeiend
niet als ergens anders, beweren onze
medegasten en dat moet wel zoo wezen, naar
myzelf te oordeelen.
In elk geval zoo'n abstecher, naar de Gileppe
vooral, is de vóór- en nawandeling waard. Wy
troffen een bijzonder mooien dag, niet te warm,
by afwisseling zon en schaduw. Wat lag dat
groote bergmeer daar tusschen de hooge rotsen
van het reusachtige Hertogenwald indruk
wekkend mooi. Met den rug naar de barrage
gekeerd het bekykend, denkt niemand aan eed
kunstwerk, een reuzenarbeid door
menachenhanden. En toch is dit Alpenmeer in den
Noordoostelyken uitlooper van de Ardennen niets
dan het kunstmatig opgestuwd riviertje de
Gileppe, een zijtakje van de Vesdre. Een muur
van 235 meter breedte en 47 meter hoogte
met een dikte van 66 meter aan de basis
tusbchen twee steile rotsen gebouwd, met een
zwakke welving naar den kant van het meer.
't Is een werk bedacht door den ingenieur
Eugène Bidaut, dat in 1876 onder Leopold II
Voltooid is, heel wat millioenen heelt gekost
en dat nergens in Europa overtroffen wordt.
In Portugal en Zwitserland bestaan twee bar
rages, die van minder omvang en beteekenis
zyn, in Amerika zyn er uitgestrekter werken
van desen aard, maar grootscher door de om
ringende natuur kunnen ze moeilyk zyn.
Het doel is de textiel-industrie van Verviers
van beweegkracht te voorzien. De muur zelf
is niet doorboord; zijdelings zy'n in de bergen
ondergrondsche kanalen gemetseld, waardoor
zich het hoogopgestuwde water naar beneden
stort tot aan den voet van den muur, vandaar
voeren dikke buizen het 9 E.M. ver naar
Verviers.
Boven op den muur, die tegelyk een breede
brug vormt dwars langs het meer, zit een mo
nument-leeuw, een reuzenbeest van 21 M. hoogte.
Zy'n korpus is uit vierkante blokken steen ge
beiteld, niet uit n stuk gehouwen, en de
naden zyn in de verte heel goed te zien; dit
geeit den indruk, dat pis beesije als symbool
moet dienen, met een zinspeling op de weefsels,
die het reuzenwerk noodig maakten; dat hy
dag aan dag zoo diepzinnig zit te bepeinzen.
De natuur is er prachüg en de klim naar
boven niet malsch; maar wie in Epen is leert
wel klimmen. Alleen als 't pas geregend heeft
en dat was van de week hier een morgen en
een anderen middag het geval, dan zyn de
zypaden naar de heuvels beken geworden, met
een beweeglyken bodem van klei met
keischerven en vuursteentplinters, die voor gevoe
lige voeten aan een penitentie doen denken;
een uur later is de weg weer begaanbaar
hoewel nog niet bepaald droog te noemen,
Op zoo'n middag laten we den ichoenmaker
wat verdienen, houden we op pantoffels de
groote wegen en praten met de Limburgeche
mensehen, die zelf ook zoo graag praten, en we
doen nieuwsgierige vragen. Zoo had myn vrouw
al een paar dagen het oog op lange banden,
meters lang en een paar handen breed, wit of
gry's met rood gevoerd, die over de heg
gen by de andere wasch te drogen hingen.
Zy zou net eens probeeren in 't Limburgsen
te vragen, waarvoor ze gebruikt werden, toen
een meisje van een jaar of tien het zonder
zeggen kwam vertellen; want zy droeg een
wikkelkindje van vier maanden voor den buik.
Een wikkelkindje, waarde lezer die het nog
niet weet, dat is geen kindje, dat is een hoofdje
zonder lijf of armen en beenen, een gewoon
kinderhoofdje dat uitkykt, gezond maar een
beetje suf, dunkt me, boven een etyven rol
laken ot katoen, dat weet ik niet precies, blauw,
rood of grys, al naar smaak en sport.
Moet het meisje een ouder zusje of broertje
helpen, dan legt ze het wikkelpakje even neer
op den grond of zet het onder tegen den muur
of in den haag, het bly'ft rechtop staan.
Byzonder practisch, dunkt me, zoo'n kind zonder
handen en beenen; het staat als een paal wan
neer het maar een steuntje heeft, Je zou het ook in
los zand kunnen, zetten of met lood bezwaard
rechtop in water laten dry'ven. Zoo'n wurm
kan zich ook niet bezeeren door met de
handen naar messen of volle soepborden te
gry'pen, of met de voetjes tegen den heeten
kachel te trappen. Zou het van het wikkelen
komen, dat de kinderen hier in tegenstelling
met zekere anderen, zoo zoet zyn? Ik heb er
nog niet n zien vechten, ja niet eens hooren
schelden of kibbelen.
E. HBIMANS.
WA". » r?" 'f 'jïg^t
?
'fi&.£~r~';.
In het volgend verg »Ter Gedachtenis
enz." zegt hg nog treffender:
Hij heeft zichzelf in 't hart der huilers uitgehouwen;
Dat beeld verduurt de pracht van graf en marmersteen.
De eerste regel hiervan geldt nog voor
onze tijd.
Daarop volgt een bijschrift »op de
afbeeldinge enz.", kort en krachtig, en ten
elotte een tweede bijschrift, met de grootse
eindregel!
Zoo sterft de Held op zee, met grof ge
schut beluid. Dit is dus de hulde, door
Vondel aan zijn tijdgenoot gebracht, en
die een schakel vormt van een lange keten
lijddichten, die onder Vondel's beste schep
pingen moeten gerekend worden, en niet
alleen hun aanleiding vonden in gebeur
tenissen is ons vaderland, maar hun stof
zoeken in het belang der gehele Christenheid.
11 Oogstmaand, '03. VAN ELETOG.
Naar de gravure, Isten staat, van Corn. van Dalen Sr., naar J. Livens, in 's Ryks Prentenkabinet te Amsterdam.
Een hulde aan
Maarten Harpertsz. Tromp.
(f 10, Oogstmaand 1653).
Het komt mij niet ondienstig voor, na
de gedenkdag van romps dood, 250 jaar
geleden, te wijzen op de buide, die deze
zeeheld van de uitstekendste onzer dichters
heeft ontvangen. Vondel, die de Titanen
tijd der Nederlandse Republiek
verheerlikte, heelt ook Maarten Harpertsz.
verheerlikt. Kon dit wel anders?
wat op 's harten grond leit
Dat welt me naar de keel, ik word te stijf gepatst,
En Jt werkt als nieuwe wijn, die tot de spon uitbarst.
Leefde Bestevaêr niet in het hart van
het volk en zou dan een dichter als Vondel
zwijgen, die zo innig deelnam aan de ramp
spoed, zowel als het geluk van ons
vaiierland? In 1653 wjjdde hij de dappere
vlootvoogd enige verzen. In het eerste,
getiteld «Vrije zeevaart" (onder de vlagge
van den Doorluchtigen Zeeheld Maarten
Harpertsz. Tromp) geeft hij volle lucht aan
zyn felle haat tegen Cromwell, toen door
velen beschouwd (en nog veel later, door
Hume bijv., die Shelley moest voorlichten
voor diens treurspel Karel I) als eer
zuchtig moordenaar, die Goris waardigheid
zelve had aangetast. Was Vondel in >De
Monsters onzer eeuwe" reeds van leer
getrokken
Der Engelandren tongen lekken
Hun vaders strot,
nu is de hevigheid zijner gevoelens door
den uitgebroken oorlog nog toegenomen
en hy barst aldus uit in zijn onover
troffen gespierde taal:
De plaag van inheems en uitlu^ms,
't Gedrocht, dat met x.ijn dolle horden
In 't bloedig moordhol aan den Teems
Den Groten Herder had verslonden,
Zich dronken zoog aan 's konings strot,
En knaagde, op 't kouinklik geraamte,
Den romp, vau hoofd en kroon geknot;
Die moordpest, zonder God en schaamte,
Nu vlammende op een versen buit
Van Frans genas, kwam neder/,akken,
En dreel voor slroom den bloedstroom uit
Om balg en buik met roui' te pakken.
Al is des dichters verontwaardiging nog
zo groot, hij weet er steeds woorden voor
te vinden. De Engelsen vingen dus geen
'versen buit", maar een minder vleiende
?verzenbuit" van de hand van onze Joost.
Ook het vervolg is even schoon van
taal en beeld. Tromp noemt hij Holland's
Perseus, wijl hy tegen zulk een afschuwelik
monster moet strijden. Daar de vlootvoogd
ridder van St. Michiel was (zijn wapen
werd hem door Lodewijk XIII, koning
van Frankrijk, geschonken) en door den
adel van zyn karakter zeker niet onder
deed voor de kruisvaarders of de andere
ridders der menschheid, is deze benaming
voor de vrome held in de volgende fraaie
beschrijving geheel op zijn plaats:
"Waarop de ridder aan kwam rennen
Op zijne vleugels, vlug en breed,
Voorzien met vijfmaal veertien pennen.
Hij voerde een slagzwaard in de vuist;
Het monster braakte donderkloten,
Granaten, bliksems, buldert, bruist;
Bedreef geweld met staart en poten;
Blies rook en smook, en vlam en vier
Uit zijne kieuw en kopre kelen;
Maar Holland's Perseus trof het dier,
Dat zalf noch kruid de borst zal helen
Men voelt de hoge dichterlikheid van
dit beeld en hoe het gewicht der leiding
van de vloot door de ziel ervan
voortreffelik in het licht is gesteld door het toe
delen der zeilschepen als «pennen" aan de
vleugels van de Perseus. Vondel stileert
vaak zijn beelden, doch kracht, hartstocht
en meesterschap behoeden hier voor reto
riek. Hij zegt voorts van Bestevaêr, hoe
Die voor geen zeeheld vlag moet strijken.
Een man, gelijk een punt vau stanl,
Bij geen Komeiucn te gelijken.
Dit moge men overdreven achten, het is
toch de zuivere waarheid. De roem der
Romeinen immers lag meer in de
velddan in de zeeslagen en geen enkele natie
voor de Nederlandse, tenzij men de Noorse
vikings wil laten gelden, heeft zulk een
schitterende reeks van zeehelden aan te
wijzen, waarbij mannen, die hun gehele
leven door vuur en ijzer waren gegaan,
zoals Tromp, wiens grafschift getuigt: »na
vijftig gevechten, waarin hij aanvoerder was
of waaraan hij altans een groot aandeel
had ; na ongelooflike overwinningen .....
heelt hij ten slotte in den Engelschen oor
log, bijna overwinnaar, zeer zeker onover
wonnen, enz." Eerst de Engelsen mochten
later zeehelden tonen, die de onze op zijde
streefden, zoals Nelson, en die bijkans de
gehelen oceaan tot stry'dgebied hadden.
Wie echter leverde als in de slag bij Duins
de vijand zelf de middelen om de kamp
voort te zetten?
Als slot roept de dichter de koene admi
raal in zyn vers toe:
O Harpert&zooii! gij zijt on
O tromp ! men zal uw deugd trompetten,,
Waar 's Hemels gunst ons zeevaart bouwt!
U komt eeu schecpskroou toe vau goud.
Het verdient opmerking, dat de zoon van
de hier genoemde »Grote Herder", die door
Cromwell verslonden werd, de eveneens be
roemde zoon van Tromp, Cornelis tot erfelijk
rijksbaron zou maken. De haat van Vondel
tegen Cromwell heeft zyn tegenhanger ge
vonden in de liefde, die zijn evenknie
MiltoD dezen toedroeg. Wel eigenaardig is
het dat juist zij elkander op dichterlik
gebied zouden ontmoeten en de strijd, wie de
grootste dichter is van de Paradijssage, de
felste is geweest, die ooit over twee mededin
gende dichters gevoerd is. Zo is de oorlog niet
op zee, maar ook op geestelik gebied ge
voerd. Helaas, dat Milton Vondel's ster
zo lang verduisterd heeft.
Het volgende vers, aan Tromp gewijd,
werd geschreven naar aanleiding van diens
sneuvelen. Hij, die in 1629 bevel voerde
over het schip, waarop de admiraal Piet
Hein sneuvelde, was tans zelf de dood
gewijd, en de dichter, die pas zijn klacht
had uitgestort over de dood van de dappere
van Galen, nam tans zijn zwanepluim om
de »uitvaart van Maarten Harperts" te
schrijven. Het was een droevige taak, die
hij vervulde, doch hij ging van de ver
onderstelling, dat, hoewel de dood van
Tromp de doorvoering der overwinning
verhinderde, het doel der Engelsen toen
was mislukt:
;,Ts dit de knel vau Tcssel stopprn"
laat hij Cromwell klagen, die weer met
afschuw wordt voorgesteld:
LK' Turk van 't Engels Barbarije,
Met zijn .Janitsers, hoort vol sc.hrik
Van 't moordstrand at' enz.
Het gedicht is iets retorieser dan het
eerste, maar is over het geheel toch mooi
te noemen en bewijst opnieuw Vondel's
taalmeesterschap. Eerst beschrijft hij de
verschrikkelike slag, welks storm over ge
heel Europa gehoord wordt:
Laat zich Europe niet verwondrcu,
Al scheen de wereld te vergaan,
Toen uit den Noordscn Oceaan
Dat oorlogsonweer op kwam dondren,
En baldren over duin en strand.
Zeer zeker was het voor de rijken van
het vasteland een spannend ogenblik, daar
hier allicht beslist werd, wie de hegemonie
zou voeren over de zee. Doch de dood van
Tromp verhinderde die beslissing en zelfs
onderbevelhebbers als de onstuimige Dub bel
Wit, de Ruyter en Evertsen konden dat
zware verlies niet dadelik dekken, want_zij
waren geen vlootvoogd. Vondel getuigt
van Tromp, hoe
Die trots omhoog, op zijn kampanje,
Zich offerde aau het krijgsaltaar,
en eindigt zijn vers aldus met statigheid:
T, nvijl il o Zeven Vrije Staten
't JourlueMig lijk
de
De staalsie van
BeraamHeii, om ileu /ecbescheri
'l'e kronen, als den braafsten Held,
Die 't leven voor de Zeevaart stelt,
En meer verdient dan g ,ml en marnier.
Utj nistv nimmer otib/'weei/d.'
Al heeft de Dood het lijf verslonden,
De Faam is aan geen graf gebonden,
De deugd verduurt het kuml gebeent.
iiimiuiimnimumtitninimintnnniiMmMittiiMintiiniinii
Adressen op brieven enz.
Te Rotterdam zyn eenige heeren overeen
gekomen om voortaan op de adressen van
brieven enz. den titel en zelfs »den heer'' weg
te laten dus alleen het adres te plaatsen zooala
dit op adres of visitekaart voorkomt; zeker
zullen de adressen daardoor in duidely'kbeid
winnen. Ter loops zy hier nog opgemerkt dat
het zeer aanbevelenswaardig zoude zyn als
alle brieven enz. op de rugzy'de werden afge
stempeld of afgeteekend met den naam en het
adres van den afzender; was dan de brief
onbestelbaar men kon den brief aan den
afzender terugzenden, die dan wel voor nauw
keuriger adres zoude zorgen. Door zoo te
handelen zou men het den briefbesteller zeer
vergemakkelijken en ook zichzelf, want men
wist dan spoedig, dat de brief om de een of
andere rede niet besteld kon worden.
NIEUWE UITGAVE»,
Afkes Tiental. Eene schets uit het Friesche
arbeidersleven, door N. VAN HICHTDM. Uitgave
J. B. Wolters, Groningen.
De vertorging van den zuigeling in opdracht
dtr Nederlandsehe Vtreeniging voor Paediatrie,
samengesteld door dr. J. DB BBUIN, arts, lector
voor kinderziekten te Amsterdam; dr. C. C.
VAN DBB HEIDE, arts te Arnhem ; G. SCHELTEMA,
arts te Groningen. Uitgave A. E. v. d. Heide,
Haarlem.
Skizzen lébender Sprachen, herausgegeben von
Wilhelm Victor.
Höllanditch, Fhonetik, Grammatik, Texte von
B. Dykstra. Lehrer der Niederlandischen nnd
Deutschen Sprache in Amsterdam. Druck und
Verlag von B. G. Tenbner, Leipzig
uit de Poppenkraam omer romantiek, door
J. VAN DEN OUDE. S. C. v Doesburpb. Leiden.
De Leerplichtwet en de daarbij behoorende
verordeningen, met aanteekeningen en
alphahetisch register, door Mr. S. J. BLAÜPOT TEN
CATE en P. LABAN. tweede vervolg. (Bijgewerkt
tot l Mei 1903) Groningen, J. B. Wolters.
Uit de verspreide geschriften, van ALLABD
PIEKSON, tweede reeks, afl. 2. den Haag,
Martinus Nyhoff.
lUIIIIIIIIMinlIlmlIllllnlIHtlllltlllMIIIIMIIIllHlllmilltMIlIIIIIHIIIflIIIUMHIIMHIIlfM
C HO COL AT- VEE N
L
T.E PLUS DËLIOTEÜX CHOCOLAT POUB CROQUER.
MEUBEl-BAZAR
SINGEL 263 283.
l»y de PaleUstraat
Kantoor-Helen enz.
J. MEIJEEINK MEIJEll
MASSIEF EIKKN.
140 X 80/65.
Telefoon 8968.
Panorama-Gebouw.
Amsterdam,
PlantageAntieke Meubelen, Porceleinen, Schil
derijen, Perzische Tapijten.
Vaste prijzen. Toegang vrij»
DE PHOENIX
234 Spuistraat, Amsterdam.
Meubileeringen.
Geïll. prijscouranten en begrootingen gratis.
Levering onder volledige garantie franco
geplaatst door geheel Nederland.
i BINNEN-!
INRICHTINGTOT
MEUBELEERING
EN ? VERSIERING
SDCR ? WONING
I2O-ROKIN
Erc
EN TEGEL f
FABRIEK «
HOLLAND
NAAML-VENN-CEV-TE
UTRECHT