De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 23 augustus pagina 4

23 augustus 1903 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

No. 1365 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD T OOR NEDERLAND. l GUSTAVE PEOT. f l Een goed, braaf stadgenoot, een algemeen geacht burger, is 1.1. Woensdag op eenvoudige wijze ten grave gebracht, door zyn familie en vrienden; zeer veel belangstellenden woonden die begrafenis bij, een menigte bloemen en kransen sierden de lijkkist. Gustave Prot, de by iedereen bekende tooneeldirecteur, tot de volheid zijner dagen gekomen hij werd 86 jaren oud stierf na een betrek kelijk kortstondig ly'den in de armen van zyn eenigen zoon, zy'n deelgenoot in de zaken, zy'n vriend, zyn metgezel. Iedereen in Nederland kent den naam Prot en Zoon, maar niet iedereen weet hoe nauw, hoe zeldzaam innig, die vader en zoon verbonden waren. .Het waren volstrekt geen tooneelmenschen, niets van den on ware n schijn van het tooneel kleefde hen aan. De oude heer Prot was een type van eerlijkheid en waarheid; hq was Ie bon bourgeois", dat heeft hy in verschillende levensomstandigheden bewezen, want al werden er in het Theatre Frascaii uitsluitend vrooüjke opgewekte Operettes of Vaudevilles gegeven, de directie had dikwijls ruimschoots haar deel van de sombere moeilijkheden des levens. Ze (Her won die door groote krachtsinspanning, door goed beheer en oabezweken vertrouwen ia de levensvatbaarheid van haar onderneming. Over de persoonlijkheid van Gast. Prot lag, niettegenstaande zy'n zestig-jarig verblijf in ons land, toch een buitenlandtcb vernis men zag oogenblikkely'k dat hy geen Hollander was. Hy droeg zy'n rooden fez, den schilderskiel op het atelier, ofschoon ze soms de eerste frischheid misten, met artistieke-nonchalance kranig, maar wanneer hy 's avonds in zy'n vast hoekje der koffiekamer van Frascati zat, den Figaro aandachtig lezend, stak hy door zorgvuldigere kleeding af by de bezoekers. Hy droeg nooit anders dan een zwarten gekleeden jas en een hoogen hoed, die niets bijzonders hadden, maar toch vertoonde hy' een zekeren zwier, die hem aangeboren was, en zelfs op hoogen ouderdom niet verliet; de Franschman bleef by hem, trots zyn menschenleven verblijf in Neder land, om het hoekje kijken. Even als zyn kleeding was ook zy'n manier van spreken, altijd uiterst hoffelijk. Zonder een zweem van gemaaktheid klonk zyn stem aangenaam, vriendelyk ; het nog altijd zeer waarneembare Franschaccent behoorde als 't ware by zijn geheele persoonlijkheid. Gust. Prot was, in den vollen, goeden zin des woords, een heer hy' had niets hoegenaamd van den typisch-poenigen tooneel-man. Dat Prot tooneel-directeur werd was een gevolg der tijdsomstandigheden en de eigen aardige positie, waarin hy verkeerde, want zijn eigenlijk beroep was dat van decoratie-schilder. Reeds in 't jaar 1842 kwam hy' te Amsterdam, na te Parys een goede school te hebben doorloopen by den wereldvermaarden chef decora teur Cicéri die hem een zijner beste leer lingen noemde. Afwisselend had hij reeds ge werkt voor de Opéra Comique, Le Gymnase Dramatique, Le Vaudeville enz. Hier te Amsterdam schilderde hu destijds tempel of Japanschen tuin werd herschapen, gedurende de kermisweken. In diezelfde zaal Frascati, onder haar directie gekomen, gaf de firma Prot tooneelvoorstellingen. Later be gonnen zij daar de Qperetten en toen die schilder en vormde leerlingen als Plaat van den Stadsschouwburg, Earel Dankmeyer, van Steenwijk, Cossaar e a. Onder alle levensomstandigheden, te midden van het bohème-Ie ven der tooneel-artisten, bleef GUSTAVE PROT. (Naar de potloodteekening van Joh. Braakeneitk). decoratiën voor de Fransche theaters op de Erwtenmarkt en 't Singel, voor Van Lier en het Salon des Variétés, later voor de zaal Frascati, die door hem, nu eens in een Italiaansche loggia, dan weer in een Cnineeschen opgang maakten, bouwden zy' haar eigen, thans nog bestaanden, schouwburg in de Plantage. Begaafd met buitengewone energie en werkzaamheid wist Gust. Prot zich op te werken; hy' bleef, ofschoon directeur, toch decoratieProt uitblinken door zyn gedistingeerd" op treden ; geen onvertogen woord kwam ooit over zyn lippen. Hoewel die distinctie en Franschechic ook in zy'n werk altijd duidelijk merk baar hein zelfs tot in den ouderdom by bleven en zy'n beleefde vormen met hem n waren was hij toch geen vleier, maar een man uit n. stuk, die wist wat hij wilde en niet met zich liet spotten. Hy stond pal voor zijn opinie en verdedigde zijn idealen, want die had hy die heeft hy' tot zyn dood behouden. HU was niet genaturaliseerd, ofschoon men hem vele malen aanraadde dit te laten doen ook in zyn eigen belang. Hy wilde niet hy was Franschman geboren en wilde Franschman sterven. Zijn knnstenaarstrots ijdel was hij in 't minst niet kwam wel eens een enkel maal in botsing met de minder vormelijke behandeling van directiSn of werkgevende lichamen; dan steigerde hy' als een raspaard. Liever gén werk, gén verdienste, dan op ploertige wijze te worden behandeld of onartis tiek, onaf werk te- leveren! De oude heer Prot had in zy'n leven slechts n passie: zijn zoon. Guns! was voor hem alles, voor GUUB deed hy alles en zou hy alles heb ben opgeofferd. Hy was trotsch op hem omdat het z\jn beste leerling was, omdat Guus van vader den zin voor kunst, voor alles wat mooi was had overgenomen hy hield innig veel van hem, omdat het zijn Guus was, omdat er zielenverwantschap tusschen hen bestond. Vader en zoon gingen in elkander op, in 't familieleven en in de kunst, ze vulden elkander aan, weinig huisgezinnen waren zóó eenig, zoo tevreden gelukkig als het hunne, bestuurd en geleid door de zachte hand der eenvoudige moeder, eenige jaren geleden gestorven. Zeld zaam roerend was die verhouding tusschen vader en zoon, vooral toen de vader ouder, eindelijk zeer oud en min of meer lijdend werd. Toen werd de oude heer het kind" en de zoon de vader. Met bijna vrouwelijke teederheid, eerbiedig liefhebbend ging Prot Jr. met zyn vader om, elke wensch van hem voorkomend, den hulp behoevenden zelf te bed brengend of in zy'n stoel voor 't open raam zettend. De oude heer was nu geen directeur meer maar hij werd gedirigeerd" door de liefderijke handen van zyn kinderen en kleinkind. O l dat kleinkind hij kon er geen oogenblik buiten, en de kleine meid had een speelkameraadje dat nooit kibbelde of wegliep. Soms waren grootvader en kleinkind zóó vrooly'k en opgeruimd, dat men by'na niet kon zeggen, wie van beide het meest kind" was. Met recht kan men van Gust. Prot zeggen: hij stierf der dagen zat"; zes en tachtig jaar is een ouderdom die slechts weinigen bereiken. Hy had echter nog gaarne willen blyven by zy'n kinderen, want hoewel hij reeds sedert langen tyd zich moeilijk verplaatste, was zy'n geest helder, zijn gemoed opgewekt. De leunstoel aan het venster is nu ledig en 't kleine meisje, dat grootvader zoo onbarm hartig wist te drillen en toch soo innig lief voor hem was, mist haar spe'elnoot. De zoon zal nog lang, zér lang het gemis voelen van den goeden vader, die zyn vriend en raadsman in alle omstandigheden was. JUSTÜS VAN MAURIK. ?""" ' '" ' """ '»» » iniilil IMMUUN i iiiniiill aitliliiiiiiiiiini iiMiiiifiiiiMiiMiiiifimriiimimHuiMitimiiiMuuiMiiiiMiHiiii IIIUIIIIIIIHtlUHIIMHIinillimilMMIIIIIIIIIIIHIIIMHIIIMIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIItlltlHIIIIIIIIM *» Een stap naar volkskunst. Moderne Motel in einfacher Ausführung, Ergebnisz des vom Rhemischen-Verem zur Förderung des Arbeiter Wotmungwesens und der Firma Friedr. Krupp in Esseu ausgeschnebenen Wettbewerbes. Preisgekrönte und angekaufte Entwürfe für vollstaudige Wobnzimmer, Sctüafzimmer und als Wohnraum benutzbarer Küehe. Düsseldorf, Friedr. Wolfram. Verlagsbuchhandluug für Architektur und Konstgewerbe. 2 Bande von je 54 Grossfoliotafeln. 52 Mark. De meening bestaat en wordt door velen gedeeld als zou er een tijd geweest zijn, waarin het eenvoudige gebruiksvoorwerp, dat beu thans een kunstwerk toeschijnt, geenszins ontstond met het vooropgezette doel eens »iets moois" voort te brengen. Het algemeene peil van kunstvaardigheid en kunstzin zou zóó veel hooger dan het onze gestaan hebben, dat een resultaat, thans nauwelijks verkregen ten koste van ingespannen studie en arbeid, toenmaals als bij intuïtie en onbewust, onder den drang eener aangeboren begaving werd bereikt. Die meening wier juistheid hier overigens in het midden kan blijven wil steun vinden o. a. in het feit dat het meest eenvoudige huisraad van eertijds, vergeleken met het thans in zwang zijnde uit artistiek oogpunt een zooveel grooter waarde bezat. De erkenning van dien achteruitgang, die niet kon uitblijven, deed deu wensen naar verandering rijzen. Men wilde weder om eene «Volkskunst" in het leven roepen, gelijk die wier verdwijnen als een gevoelig gemis werd betreurd en de uitdrukking »De kunst voor het volk'' wtrd eene leuze waarmede veel geschermd is. Ik geloof' niet dat ergens in n land meer over dit onderwerp verhandeld werd dan in Duitschland al lieten ook evenmin als elders in Nederland de belangstellenden zich onbetuigd. En het resultaat? Is het doel inderdaad, ondanks alle pogingen, alle moeite door zoo velen en gedurende zoo lange jaren aan gewend, nader gebracht? Velen meenen van niet of althans slechts uitermate weinig. Edoch geen pessimisme! Gaan wij slechts na hoe het hier een in grijpende hervormingsarbeid geldt waarbij m il Hoen en menschen betrokken zijn en moeten afgebracht worden van algemeen gangbare opvattingen, dan mag geen nei- i ging tot ongeduld ons prikkelen, als wij i waarnemen dat de beweging zoo langzaam haren weg vervolgt. j Het was evenwel niet alleen de bevor- j deriog en herleving der kunst om baars zelfs wil, welke men zich ten doel stelde. Andere gedachten dan uitsluitend artistieke zaten soms voor. Men hoopte dat de kunst eene macht ten goede zou blijken, verwachtte dat zij het moreele peil zou opvoeren, rekende er op dat zij de levensvreugde der menschen zou doen toenemen. Welke zegeningen als men niets van de verspreiding der kunst onder het volk verwachtte, mag nu zoo even Duitschland werd aangehaald, een zij het ook een weinig opgeschroefd klinkend Duitsch voorbeeld verduidelijken. «Die Kunst" zoo sprak, op de Kunsterziehungstag te Dresden in 1901 gehouden, de heer Grüllich: »Die Kunst soll ja nicht blosz einzelne hervorragende Geister der Menschheid oder einzelne Kreise des Volkes beglücken, nein, sie soll die ganze Erde, auch die Hütte und Seele des arms ten Mannes verklaren. Die Wissenschaft ist blosz für einen kleinen Kreis Auserwiihlten bestimmt, die Kunst für die grosze Mehrzal der Menschen; am wenigsten möchte ich den Mühseligen und Beladenen ihren Sonnenschein entzogen wissen. »Wo die Kunst hintritt, da bringt sie ' den Sonnenschein mit. Sie laszt die edlen Gedanken, Gefühle und Stimmungen des Künstlers durch das siEnliche, sich ihnen anschmiesende Mittel leichter her berströmen in unsere Seele; sie lautert das Gemüt, und das Rohe und Gemeine weicht vor der wahren Kunst scheu zurück. Nach des Tages Last erquickt sie uns an dem Humor den sie auch im Menschenleben findet; Disharmonien lost sie auf in Harmonien. Sie schurft den Bliek für das Menschenleben und für die in ihm wirkenden sittlichen Machte und versöhnt uns so auch mit der Tragik des menschenlichen Daseins. Das flüchtige Schone halt sie fest zu dauernde Freude; unaer Heim schmückt sie uns traulich und anmutig aus. Nationale Gedanken und Stimmungen verkörpert sie uns zu steter Erhebung in Stein und Erz, in Worten, in Tonen und Farben und dem tiefsten und höchsten Sehnen des Menschenherzens und der Antwort darauf von oben errichtet sie heilige Tempel." Eene voorzeker te fraai gekleurde voor stelling, die echter wél doet uitkomen welke krachten aan He kunst worden toe gekend. i Dit alles klinkt zeer schoon en fraai, maar tusschen de theorie en de praktijk, j tusschen de denkbeelden en hunne ver? wezenlijking ligt eene zeer wijde kloof. ] Door de oprichting van fraaie monu' menten, 't zij gebouwen, 't zij gedenk' teekenen of fonteinen ; door het stichten j van musea of het gemakkelijk toegankelijk maken der daarin bijeengebrachte i kunstschatten wordt zeker in de goede ! richting gewerkt. Langs dezen weg wordt ! echter in hoofdzaak de groote kunst gei diend, eene kunst die bovendien valt steeds boven het materieele en zeer vaak ook boven het geestelijk bereik van de groote meerderheid ; in een woord, het was veel eer het beginsel »l'Art pour l'Art" dat hier scheen voor te zitten. Ook de kunstnijverheid, in den vorm waarin die aanvankelijk herleefde, kon niet den gewenschten invloed uitoefenen en kon trouwens evenmin geacht worden de kunst onder het volk te verspreiden. Mochten we eigenlijk wel van eene kunst nijverheid" spreken? Ware het niet juister geweest in den voor eenige jaren nog be staanden toestand, te onderscheiden aan den eenen kant eene nijverheid, aan wier 4e prijs. Ontworpen door H. STEUN (Charlottenburg). Uitgevoerd door de firma Krupp (Essen). voortbrengselen het minste vleugje van kunst vreemd was, en aan den anderen eene kunst, die weinig of niets uitstaande had met de nijverheid? De eene rubriek zoo min als de andere kon men «kunst nijverheid" noemen, gelijk geschiedde. De kunstlooze nijverheid was een der mis standen der papier-stampende en hout gietende 19e eeuw. Hier ontbrak de kunst, daar de kunst; de harmonische vereeniging van het schoone met het nuttige was veelal ver te zoeken. Hoezeer de kunstnijverheid uitsluitend een weelde-bedrijf was, valt duidelijk waar te nemen in het werk van William Morris. Op welk gebied i diens krachtige persoonlijkheid zich ook bewoog, steeds viel zijn arbeid uitsluitend binnen het bereik der groote fortuinen. De Kelmscott press werkte niet voor bur gerij of volk; de Londensche en andere ate liers moesten hun debiet zoeken in het WestEnd. William Morris' arbeid was nog steeds kunsthandwerk en viel slechts bin nen het bereik van. enkele fioantieeluitverkorenen en de kunstenaar heeft, door mogelijk iets van zijn artistieke be ginsels op te offeren, nooit medegewerkt om de misdeelde groote massa van zijn talent te doen medegenieten. Wel werpt in den jongsten tijd de moderne kunstnijverheid zich allerwege op de vervaardiging van huisraad dat goed en fraai maar niet te duur is. Toch echter vallen hare voortbrengselen doorgaans nog verre boven het bereik van de groote meerderheid der koopers, de arbeiders. Vooral op het stuk van meubels waren de nadeelen van dien toestand bemerkbaar. Hadden de Duitschers gefilosofeerd en geïdealiseerd, zij pakten praktisch aan ook. Aangespoord door de -waarneming dat zich in de arbeiderswoningen en helaas niet daar alleen! bijna zonder uitzon dering meubels bevinden, die ondanks den relatief hoogen prijs toch minderwaardig van koustruktie en materiaal waien, bo vendien leelijk en ondoelmatig van vorm, heeft het «Rheinische Verein zür' F rderüng der Arbeiterwohnüogwesens" met ondersteuning der firma Krupp in 1901 eene prijsvraag uitgeschreven. Zij wildeden arbeider woninginrichtingen toonen, die zonder eenig overbodig sieraad en zonder pogingen tot imitatie van dure houtsoorten, behaaglijk en mooi zijn zonder daarom kostbaarder te wezen. Degelijke uitvoering in echt materiaal en eenvoudige maar praktische vormen moesten zoo vertrouwde men in verband met goed gekozen kleuren op den arbeider overUji

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl