Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No,1366
uitgever C. A. J. van Dishoeck zorgde, evenals
vroeger, voor dnidelyken, aanger.amen druk.
ANT. AVEEKAMP.
m Fioris enile Blanceflinr.
Het laaie leven van sommige oude liederen
en verhalen is dikwyls te vei klaren, uit de
schaarste van lek tuur in vroeger eenwen.
Maar dat de historie van Fioris ende
Blancefljur in de 17e eeuw nog vry algemeen bekend
was en in onze tyd nog niet vergeten is, heeft
een andere oorzaak. Een »mirgeval" van twee
?gelieven", die elkaar ondanks de hardnek
kigste tegenwerking en het grootste levens
gevaar getrouw bly'ven, heeft altijd z'n aan
trekkingskracht geoefend, in de oudheid zowel
als in de middeleenwrn; meegedeeld in de
goedmoedige rymen van Cats of in de vorm
van wat wy nu een roman noemen. En als
die gelieven eigerlik nog kinderen zyn, zoals
Fioris en Blarjccfintr en er dus alleen sprake
ia van de zuivere harts tocht, neigirg van
't hart dan is die aantrekkingskracht te
sterker.
Hi ffnann von Fallersleben, die het eerst
de 143 eeuwse tekst uitgaf, sprak van een uit
b'oemecgenr en lichtstralen geweven stof, en
wie als nederlander het niet geheel eens. kan
ry'n met de voor 't sentimentele
meertoegankelike dnitser, by zal toch moeten etkennen
dat Hoffinann's ingenomenheid met het verhaal
ver van ongegrond is.
Terecht waarschuwde Alberdirgk Thy'm in
de Voorreden voor zyn «Karolirgsche
Veihalen" 1) tegen de dwaze verheerliking van al
wat uit de 13', 14") en 15) eeuw afkomstig ip.
»Wy zijn vohtrekt zoo onervaren niet", zegt
by daar, >ook zoo blind niet, noch zoo dom,
om te gelooven, dat in de Middeleeuwen alle
hout titomerhout was en site ambachtslieden
groote kunstenaars waren Wy walgen van de
onvoorwaardelijke bewondering, diedwiiey've
raars ten koste leggen aan alles wat oud is,
en wy gaan slechts van da eéP zeeziekte in
de andere als wy. onder [aunnt] harden van
daan komecde, uii [iunn>] verzamelingen terug
vluchtend in de trissche en de altoos nieuwe
en j >rge Natuur, aanlanden by' die andere
kum-trechters, die meeren het heel goed met
de Middeleeuwen te maken, als ze maar braaf
loepen over de nu'iviteit en den geest van
vroomheid, die in Ue middeleen*srha schep
pingen nitkoait."
Maar dé«e historie is wel 't werk van een kun
stenaar, al blijkt de rederlandse vertaler soms
r iet opgewawen tegen zyn taak, die hem naar zyn
pigfl.i verklarirg »is worden harde te sure".
O dariks de tek Ttkomingeri van Diederic van
Assenede. ondankn zyn af keurend oordeel over
de gewaagde onderneming van zijn held als
deze Biancift<ur gaat zoeker, spreekt uit het
verbaal de kunstenaar die het algemeen
menselike in zyn onderwerp gevoelde en het op
zyn manier en in de vormen van zyn tyd
voor z'n lezers wist te doen leven.
Sedert de 161 eauw is de Historie van
Fioris enda Blacciflaur telkens als volksboek
herdrukt en nu rog leeft ze voort in een
door 't volk gezongen lied.
Van het Volksboek, dat in 1647 te Amster
dam by Ot Birentez Smient verscheen, is
door dr. G J. Boekenoogen een herdruk uit
gegeven als deel II van de serie «Nederlandsche
Volksboeken" die we aan de Liidse Maat
schappij der neder), letterkunde te danken
hebben 2). Dit deel bevat behalve de tekst
als bijlagen een herdruk van 't fragment van
de oudste druk van 't volksboek, het uit het
volksboek getrokken bistorielied, een beschry
ving van de 24 bekende uitgaven van bet
volksboek, een overzicht van de litteratuur
hetrtff-nde het volksboek en aantekeningen
betrifl^nde de herdruk. Laatstgenoemde by lage
bewijst dat de uitgever zeer nauwgezet te wei k
ging, zoodat we een geheel betrouwbare tekst
kry'gen : van alle njodzakelik geoordeelde
afwykingen is rekenschap gegeven.
Aan de tekst gaat vooraf de volgende
?Prologhe" die een aardige kijk geeft op de
bedoeling waarmee een 17a-eeuws uitgever
een bewerking liet drukken van de oude ge
schiedenis, die in onze tyd als -bekoorlyk
idyllisch" geprezan word*.
?Paulus --«)'' dat lediheydt is de moeder
van alle q'taethfyt. Om dan die te schouwen,
soo heb ick (beminde iezer) een kleyn schoor.e
amonreuse historie alhier ghestelt van twee
ghelieven, vol wonderlycke avontueren, dia veel
meer suers dan soedts leden, eer py haer
liefle volbrengen konden. Oock .stel ickst)
daerom, opdat de minnaerj dezer wereldt
mercken souden, hoe veel sorgen ende
tribulatien de minne den creatueren voortbrenght,
ende hoe vol periculen ende orgestadichtyt
ty is, alsoo dat voor een vreucht duysent Borgen,
voor een solae* duysent angsten, ende voor
een minnelijck versamen ty duysent uren met
een groot j»mmer dickmael verscheyden zyn,
ende ten ey'nde de siele ten hellen leydtt.
Daerom gby jo'gers 't fy mannen ofte vrouwen,
wilt hier by' geleert zyn, ende latet u ten
byspelen vertrocken worden: ende wilt
aenveerden de liefde ende syne minne Godts die
eeuwich dueren sal, daer gby alleen ruste in
vinden sult, ende hy sa] ons bevryden van
alle plsghen der heller. Het welcke ons allen
moet j>nnen onsen Salichmaker".
Op dit 2} deel van de «Nederlandsche Volks
boeken'' is toepasselik wat verleden jaar by
de aankondiging van het Ie deel in dit Week
blad gezegd werd. De uitgaaf kan met soort
gelijke buitenlardse veilig vergeleken worden.
Overeenkomstig een van verschillende zyden
g»uite wens heeft de bewerker enkele verou
derde woorden aan de voet van de bladzijden
verklaard, wat zyn nut kan hebben om het
boekje ook voor minder geoefende lezers ge
ef hikt te maken.
Helmond. J. L. C. A. MEIJER.
NASCHRIFT. Toen deze aankondiging al
geschreven was kwamen my ook in handen
de >Historie van den Raus Gileas" en die
»-an den heiligben Heremyt Sint Jan van
Beverhy), eveneens door dr. Boekenoogen
uitgegeven, en de «Historie van Malegys".
door dr. E. T Kuiper, (resp. No. 4, 6 en 5
van de Serie Volksboeken). We wensen de
uitgevers auksss met de zo vlug voortgezette
reeks.
1) By die verhalen is ook een verkorte
proza-bewerking van Fioris ende Blanci fleur,
dat tot de Karolitgipse romans gereken d wordt
omdat aan 't slot Fioris de vader heet van
la reine Bertbe aux grands pieds, die de moe
der was van Karel de Grote.
2) De «Nederlandsche volksboeken" worden
uitgegeven by de firma E. J. Brill te Leiden.
Les Demi-Vieilles,
dOOr YVETTE GUILBERT.
Waar wjj in de Fransche romaclitteratunr
in zoo ruime mate toestanden der Parysche
wereld vinden uitgebeeld, heeft dit boek uit
het oogpunt van scbildering dier toestanden
voor OES weiüig aantrekkelijks daar hier, naar
m\jne meening, toch geen sprake is van iets
afwykends van het middelmatige door
bijtondere visie of pakkend naturalistische beschrij
ving, diepgaande psychologische ontleding,
oorsponkelyke opvatting, schitterenden stijl of
mooie taal.
We zuilen dus «el doen de omgeving, waarin
ons de hoofdpersonen worden uitgebeeld, niet
meer aandacht te schenken dan een middel
matig tooneeldecoratief verdient en ons voelen
en denken slechts richten op die personen
zei "en.
Waar hier en daar is ingeweven een brokje
sociale ethiek, waar denkbeelden worden ver
kondigd omtrent verhoudingen tusschen den
man en de vrouw in de hedendaagsche maat
schappij, geeft de schrijfster ons weinig
oorspronkelyks, al moet worden erkend dat vele
.plaatsen in dit werk getuigen van meer
levensernst dan wy oppervlakkig büde geestige
vertolkster van p:quante Fr ansche ven j es zou
den vermoeden.
Heeft de schrijfster on» in haar hoofdper
sonen willen geven » ypen" ?
Ja de titel van haar roman wyet hierop;
van de vrouw in de eerste plaats, van den
man, als onmiddelijk hiermede samenhangend,
eveneens.
Ia zij hierin geslaagd is 't haar gelukt
in de twee personen, die in haar werk op den
voorgrond tredtn, een categorie vrouwen en
mannen te l y peeren ? Ik meen van ja althans
in hoofdzaak.
In Erther Renot, de gevierde actrice, nog
mooi, wanneer ze alle middelen, die de kunst
tot haar beschikking stelr, aanwendt, wanneer
ze mooi wil zijn, bewonderd en begeerd,
geeft zy ons een vrouw, waarvan 't leren, zij
't ook onder gewijzigde omstandigheden - 't
innerlijke leven dat is van vele vrouwen.
Wij voelen mede met deze vrouw, schijnbaar
lichtzinnig en oppervlak kip, slechts Ie'end in
en voor baar triomfan op de planken voor
hen, die haar van meer nabij kennen belang
wekkend door haar geest, haar scherpen blik
op de menschen, baar eigen levensbeschou
wing doch onbegrepen in 't grootste en
mooiste, 't meest vrouwelijke in haar wezen,
haar groote liefde or gelukkig en onvoldaan
in haar diepste zelf, ruw gewond door't leven,
dat haar steeds desillusie bracht. Een vrouw,
heel gecompliceerd en toch heel eenvoudig
au fond, mat een heideren blik op haar omge
ving een vrouw, wier geest als fijn geslepen
kriHtal, schittert in al de kleuren van 't prisma.
Wy voelen een diep medelijtien voor die
vrouw, met haar onmetely'ken schat van liefde,
van mooie zich geheel gevende vrouwenliefde,
met haar eerlijk gemoed en reine ziel, die
geboren scheen om ten man gelukkig te maken,
hem trouw en innig lief te hebben voor 't leven,
een goede moeder te zijn, een verwarmende
zon voor haar omgeving doch die nooit vond
datgene, wat ze intuïtief voelde dat moest
bestaan, die wreed werd ontgoocheld, wanneer
ze meende het gevonden te hebben.
En als die vrouw dan gaande van oase tot
oase door de woestijn van baar zieieleven den
weg kwijt raakl, niet sterk genoeg blijkt te
zijn voor zich te bepalen de juiste richting,
waarheen te gaan om te vinden de vruchtbare
vlakte, die toch ergens moet zijn, doch aan
welker bestaan ze begint te wanhopen dan
zien we haar toch niet klein, al doet ze dingen
die haar schijnbaar doen behooren tot een
klasse van vrouwen, die de heldinnen levert
voor minderwaardige Fransche romans maar
is zij voor ors als een kostbare steen, flin
kerend onder 't slyk, dat niet by machte is
zyn glans geheel te verduisteren.
Van de mannen, die in dit werk optreden,
is 't karakter van Maurice Rjval 't meest
uitgewerkt.
Ouk in deze persoon, niets ontziend in zijn
bijna ziektlyk zoeken naar »documents
humains" egoï-t en wreed vinden wij een
juiste typeering, daar de eigenschappen, welke
in zyn verhouding tot de vrouw 't meest op
den voorgrond treden, in meerdi re of mindere
mate gemeen zyn aan de overgroote meerder
heid der mannen uit de hederdaagsche samen
leving.
Zouden er veel mannen zijn, die, dit boek
lezend, niet iets in zich voelen, van de
sensatie, welke de parver.u ondervindt, die
Mol re's «Bourgeois Qjntilhomme'1 ziet op
voeren ?
De schildering van da liefde tusschen E-ther
en Maurice Raval geen hoogstaande litfle
doch meer een roes der zinnen, zooals zij zich
zelf moet bekennen, is werkelijk gieti.
We zien boa langzamerhand haar hart hierin
wordt meegesleept, al weet zij dien man, voor
wien zy in hoofdzaak een »lapin d'esnai" ia,
ook harteloos wreed en egi'M en zelfs laf.
Hoe zy zich vastklemt met alle kracht, die in
haar is, aan deze laatste liefda baar vechten
tegen 't noodlot dat bem van haar los maakt
en 't einde van hun verhouding na die laatste
DJ. fl kkering, toen zy na 't faest bij Giusseppe
Dantoldi van hun litfda der zinnen iets beters,
hoogers en duurzamers gemaakt dacht te
hebben.
Zonder verder in bijzonderheden te treden
over de details van dezen roman, willen we
slechts op den voorgrond brengen de verdienste
der schrijfster in da uitbeelding van haar
heldin waarin, wy erkennen het, veel over
gelaten wordt aan onze verbeelding maar
waarmede iy die vrouw voor ons plaatst in 't
aureool esner martelares, niet als een groote,
trotsche figuur, in hooga zielesfeer rechtuit
ziend kaar weg ? maar als »la fatalitéblonde'1,
wier ziel een schat van liefde en intuïtieve
goedheid is, waarvan slechts zeer enkele man
nen d3 waarde weten te bestffm.
A t. B. H.
Het Vrijzinnig Protestantisme, zijn ont
staan, wezen en rotpinc/, door JR.VS
RÉVILLE, hoogleeraar aan de Universiteit
voor Protestantsche God-jeleerdhmd te
Parijs. Vertaald door L. DE JAGER
MEEZENBKOKK?VAN BEVERWIJK Amster
dam, Van Holkema en Warendorf.
Juist te goeder ure wordt dit boekske mij
ter aankondiging toegezonden, aan den voor
avond van het Internationaal Congres van
vrijzinnig godsdienstigen, van 1 4 S-ptember
alhier in de Vrüe Gameante te honden, waar
ook prof. Jean Réville zich zal doen hooren.
Zyn naam heeft in ons vaderland van onds
een goeden klank. De ouderen onder ons
herinneren zich levendig zyn weisprekenden
vader Albert Réville, die omstreeks vyfdgjiar
geleden in de Waalsche gemeente te R nterdam,
met zyn toenmaligen ambtgenoot Allard Piereen,
de pasgeboren moderne richting met gloeiende
geestdrift voorstond en predikte.
Nog altijd gloeit er in den jeugdigen grijs
aard, sinds vele jiren hoogleeraar in de ver
gelijkende godsdienstwetenschap aan het
C)llège de F/ance te Parijs, iets van datzelfde
profetische vuur.
Welnu, de begaafde zoon aardt naar den
uitnemenden vader. E)n getierden naam op
theologisch geMed verwierf hy zich vooral door
zijn. voortrefMy'k boek: »La religion a Rune
sous les Se i eren", waarin hij op meesterlijke
wijs heeft beschreven de Rjmeinscbe weield
in 't begin der derde eeuw met haar merk
waardig syncretisme van allerlei go Isdiensten.
Dit boekje doet ons zien dat Jean Réville niet
enkel een wetenschappelijk, maar ooi een
populair auteur ie. 't Is een voortrefrVyk plei
dooi voor de zaak van het liberale protestan
tisme, in de eerste plaats bestemd en berekend
voor de hedendaagsche Fraoschen onder wie
boa langer zoo scherper, helaas, tegenover
elkaar staan de
bekrompeneenbigotteRoomschcatholiek en de oppervlakkige en luidruchtige
»Ubre-penseur", die op religieus gebied geen
andere overtuiging kent dan de heftig uitge
galmde leus: »!e cléricalieme, c'est l'enneoii!"
Li zyn voorrede verklaart de auteur, dat hy
hier niet optreedt als part ij man, noch als
predikant, maar als leeraar in de godsdienst
wetenschap, die zich beyv-rt zyn lazers in te
lichten en hun de bouwstifhn te verschaffen,
welke hen in staat stellen zich
eeneperioonly'ke overtuiging te vormw. »Mün eanig doel,'
zoo zegt bij, «is geweest aan te taonen, hoe
en waarom de vrijzinnige protentanten er toe
gekomen zyn, een christendom te belyien,
zooals ik het u ga taekenen Ik maak er geen
aanspraak op, aan hen, die op da hoogte zijn
van de discussies, welke raar aanleiding il-r
godsdienstige problemen van da helendaagsche
tijd in het protestantisme worlen gsvoerJ, iets
te leeren. Veel minder nog oneen ik het vrij
zinnig protestantisme hervormd te bobben. Al
mijne eerzucht bepaalt er zich toe in eene
uiteenzetting van 't gehael, zy'ne voornaamste
opvattingen ten opziclte van de, voor bat
godsdienstig en zedelyk leven van onze heden
daagsche maatschappij, meest belangrijke pun
ten, te hebban snamgevoegd en gerangschikt."
Kéville wendt zich diis niet tot hen die op
de hoogte, maar tot hen die pint op da hoogte
zyn. Die hoogwijze onkund'gen tracht hij
achtereenvolgens in te lichten o-ntrent de
volgende stellirgsn: Het v ijjimig protestan
tisme is da modörne uitdrukking vari het
begineel der herïormirg Het is de moderne
uitdrukking van den cbrintelyken goiisJiarst.
Hat is gesrondvest beide op de zedelijke en de
sociale ervaring en het heeft een hoog ideaal
en een grootsche taak in de moderne
samenIe vir g.
Aan zulk een kloeke en klare inlichting
bestaat ook in ors midden groote behoefte.
Want in ons lieve vaderland heeracht 01 der
honderden en duizenden een schromelijke
onkunde omtrent den aard en de beteakenis
van de liberale opvatting van christendom en
protestantisme. Van de eene zyde waait bij
toeneming een wind van benauwende reactie en
kent men geen ander christendom dan het van
regeeringswege als echt en offi '.ieel gewaar
merkte en aan den anderen k:mt ontmoeten
wy een oppsrvlakkig en waanwijs
vryMenkerdom dat, bij schromelijke onkunde aangaande
de eerste beginselen, op allen godsdienst als
op een overwonren startpunt r.eerziet.
In zulk een tijd is de opbejfi ig vat de vaan
van het vrijzinnig protestantisme een dringende
behoefte en een dure plicht Diirom verheugt
het my dat de heer De Jager Meezenbroek
Rjville's pleidooi in een Naderlandsch gewaad
gestoken heif . Daaron begroet ik het aanstaand
congres van vrijzinnig godsdienstigen met groote
ingenomenheid en uit ik den vurigan wensch,
dat aan de warme belangstelling daarin uit het
buitenland betoond een even levendige deel
neming in h;t vrija Nederland evenredig moge
zijn. P. H. HUGKXUOI/TZ Jr.
Aa"- het Hof van Ragu<a. Roman van
MITB KREMMTZ Vertaald door HELENA
TEN BKINK Haarlem, Tjeenk Willink
en Z~on. ?
Bü-kehurg is een doodsch plaat'ja. Het is
de hoofdstad van het vorstendom Lii
peSchaumburg, re-identieplaats vai den vorst.
Ik zou er voor geen geld willen wonen, of 't
zru moeten zijn ooi te genie'en van de h
erlijke omgeving, de prachtige bosschen met
rothwild en wilde zwy'cen. de vriendelijke
b^rgparlyen van het Wesergebied, die gelegen
heid geven tot .verrukkelijke wandelingen. liet
vorstelijk si .t een verbluf il/iats voor een
S renissimus" uit tien S »iplicissimn-*, meteen
electrisch verlichte slotkapel, met grof vergulde
zalen, m°t zwa»r houtsnywerk, dit met goud
be4ek*: of met verf besmeerd (in d-m trant
van den atoom caroussel Tewes!) wekt door
zijn bnnw en do r rfe oinge<iig van zijn
heerlyke slottuirea wél dj gedachte, dat de bewoner
over vrij wat geld kan beschikken. Gelukkig
dat dit riet de eenige aanwijzing is van 's
vorsten rijkdom, en dat er nog vers'-heidene
sch!lderttukken zyn. (o a Rembra'dt en eenige
andere van de Oui-Hollandsche school) die
bewijzen, hoe de eigenaar prys stelt op wer
kelijk mooie d-cgen. De Remhrandts mogen
vloeken over de barokke plafonds en deuren,
z? hangen er veilig en welb?wa«rd.
I a dat slot werd korten tyd geleden het
huwlijksfeest gevierd van een verwante .van
Büf!keburgs vorst. M-er dan zeventig F
rstlichkeiter," («on vertelt men f r met trots) waren
toen in Bükebtirg verzamel;! en or.der dezen
ook Nederlands joige Kocir.gin met haar gemaal.
De lieftallig^ verschijning van onze Wilhelmina
trok ook di'ui' algemeen de aandacht en dat
riet alleen omdat zij de eenige koningin was,
die h?t feest met hare tegenwoordigheid vereerde.
Het huwelijk der jonge Duitsche vorsten,
vol rokken in de zoo vriendlyka omgeving,
mocht helaas, al was het ook een huwelijk uit
irclin&tie", niet g lukki^ zijn. De strijd
tustchen natuur en gemaaktheid werd d:iu-
gestr. den en de laatste behaalde de overhand.
De jonge vorstin, opgewekt en vroolijk van
aard, kon zich niet dwingen in het dwangbuis
dfr etiquette, die vooral aan hoven van
Serenissimi (naar het schijnt) i j pynlyker kwelt,
dan aan de groote hoven. De jonggehuwde
bond den strijd aan tegen den hofdwang -. zij
wilde ratuurlyk zijn en verfoeide hethofgelieg
en het kamerheergekruip. Zy wilde memch
wezen, geen slavin van conventie en overeen
gekomen malligheden.
Maar wied eens in er kele weken of maanden
al het verstikkende ockriid uit den tuin der
conventie, dat er sedert eeuwen voortwoekert!
E4n zwakke tuinmanshand kan zoo weinig
uitrichten in den verwarden rommel, wanneer
geen medewerking gevonden wordt.
De oude hofdames spraken er schande van,
dat de nieuwe vorsten tegen minderen vrien
delijk durfde wezen ei na'uurlyk: dat zy in
de parken wilde dartelen, zelve rozen wenschte
te plukken en dat zy ruikers kon maken. Was
dat vorstinnen-werk ? Had de jonge vorstin
eenig begrip van wellevendheid en fa'soen,
wanneer zij tot een oude G-afla met zooveel
kwartieren, by een receptie drie miruten korter
het woord voerde, dan tot een Frei frau met
zooveel sterren ia haar blazoen. Mocht het
voortduren, dat alle wetten, die eeuwen lang
hiiden gegolden, door een. nieuwelinge, een
jonge indringster werden verkracht?
Man zette haar op alle wij «en den voet
dwars. Men belasterde, men contrariëerde baar,
waar en wanneer men kon. Het eind was: dat
de jonggehuwde 't opgaf, het hof verliet:
eigenlyk: ontvluchtte en in den vreemde haar vrij
heid zocht. Men zegt dat haar jonge echtgenoot
haar volgde. Want 't was, na»r men. vertelt,
een recht gelukkig huwelijk.
Ware deze geschiedenis een paar jaren
vro3ger gebeurd en daan a de roman van Mite
Kremnitz geschreven en in het licht verschenen,
men zou kunnen vermoeden dat de auteur by
het samenstellen van het verhaal der £
:keburgsche hofkliek en het drijven en dreinen
en kuipen van hofdames en kamerheeren op
de kaak hal willen stellen en hal
willengeeselen. Nu is de ware geschiedenis later voorge
vallen en is deze onderstelling uitgesloten. Doch
de auteur had niet een bepaald voorbeeld
noodig. Het kwaad wo kert als een kanker
overal voort, aan alle hoven, en zoolang vorsten
en vorstinnen memchen" bly'ven, zullen er
steeds onder hen gevonden worden, die tegen
het onmenschelyke en het onnatuurlijke van
hun hof omgeving strijden. Ook al zy'n ze geen
ideaal vorstinnen, zooals men ze gaarne zou
zien, verheven, edel-denkend en -voelerd;
koninginnen, als Lou^e uit de Vorstenschool,
minder theatraal wellicht en natuurlijker, maar
met hart en ziel en goeden wil tegaafd.
En dat verhevene, de vorstin aan het hof te
Rajusa toont 't volstrekt niet. , Vlyne vorstin
b«zit een bijzonder levendigen geest, die
evenwel nooit tot d eper nadenken, tot hooger
geestelijk genieten is geleid geworien." Van
daar dai ook dat ha'e gesprekken voor een
volwas en persoon heii«ch te kinderachtig zyn,"
zooals de auteur 't juist toekerend zegt. Ik
moet de vorstin amuseeren... maar by groote
kinderen valt dat moeilijker dan bij kleine."
Men moet een persoon hebben als de hofdame
of lectr ce die in den roman van Mite
Kramnitz hare bevind.ngen te boek stelde, helder
van blik, scherp v*n opmerkingsgave, gebard
door vroeger ondervonden leed, cude gewaar
wordingen bij 't hofleven in al zijn kleinheid
te kunnen schilderen. Er bestaat niets
onnatuurJykers dan het herleven, dat ian ik niet
genoeg herhalen." Reeds by de eerst bladzijden
voelt men, waar 'c heen wil, wat 't doel van
den roman zal zijn. Wanneer de jo ge vorstin
de pas aangekomen hotdaoie familiaar de hand
reikt en haar 't welkom toeroept met 't (al te
boekerig ) : W^es welkom, ik honp dat uw
komst gezegend moge zyn!" dan begrijpen we
dadelijk dat zy 't is, die de di.ffi et q'iette wil
bannen en bezweren, die de natuur en waar
heid in eere wil houden of wil herstellen, zich
althans voors'elt dat IR zullen doen. En wan
neer zij riaf. eerste, slechts z >o korte gesprrk
met de w^or.len besluit: Veel mofd, niet
waar, veel moed, alle begin is moei'ijk !'" dai
vernemen wij daarin reeds een derge y'ken toon
van weemoed, als zeker de jonge prinses te
Bükev'iirg die aan e»n enkele vertrouwde zal
h bbsn doen hooren. Jammer dat de figuur der
vorstin ons op den duur zoo weinig sympathie
kan inboezemen, kirid-rachtig, vlindeiachti^,
ze fi igwomen «Is ze zich aan ons voordo t.
la DauJets Les Ruis en Ex d worden vorstelijke
pmonen g-schil icrd, oie men achter den
lichten sluier over hun beeld heerigeworpen,
licht herkent. Le Prince d'Axal is de voor ons
Nederlanders zoo be angwekkend persoonlijk
heid van kroonprins Willem, die sympathieke
verschijning Koningin Labelia van Spanje, den
koning van Napels, de ptins van Wales, keizerin
Eu,éiie, ze zyn duideliji te herkennen.
Waiir.eer Gattiariria Al lerdirgk Tbijm baar
sensationeelen ruman Een koninklijke mis
daad'' ons een stellige verwisseling van konings
kinderen voorzet met al de consequenties er
van, dan zien wy er later (zy 't ook een ge
vaarlijke gevolgtrekking) de personen stee is op
aan, die aan 't Berlijn^che en Engelsche hof
leven en een rol f-p^len Niets van dat alles
in den lomam van K-emnitz. Het hof van.
Rigusa \* op de kaart niet te vind n. Zelfs de
uitdrukking die den vorst in den mond wordt
gelegd: 'Ie socialisten te verpletteren" oriën
teert ons n'et. Het gegeven verhaal kan niet
w^irdsn gedateerd of g- lertifi :erd. Men leest
rten roman, voor wat hy is: een zeden- en
karakter-sc'iiifterinj van inensihen, verk erend
ui de hoogste kringen der maatschappij.
En a's zoodanig laat zich de roman genieten.
Hij boeit en is vlot geschreven, vertcbaft als
zoo-tanig gerot, ?y' 't ook geen hoog
kurstgenot Het gemoert van pmonen aan een hof
verborden (aan dit bot althais) getlt geen
aanleiding tot die^e studie. Ka i dat eigenlijk
wel, bij mensen n van wie de auteur zegt:
Vorsten acbtrn alleen wat zy vreezen'' en :
dat in hun hoo'd alleen beuzelarijen omgaan"?
Men dringt door in, en leef; mee met allerlei
hof-intrige! jas; krijgt een kyk op allerlei
kleinzieligheden; ijverzuchtige berekenirgenen
vliegen at-vangeryen moet men mee maken;
men wordt duizvlig van de gemeene draaierijen.
Men woout recepties by < Ton s'ennuie",
hoort 't gebazel aan van de hofdames, beluistert
de klachten van de vorstin (die toch eigenlijk
soms niets is dan een zottin, een malloot)
over haren gemaal, en verkneutert zich in. tal
van dialogen, flink seschrever, maar roept toch
ten slofte uit: Goddank dat ik in die atmos
feer niet behoef te leven. Ik zou er stikken."
Men vervalt daar, in de ziekte van alle hoven,
het algemeene wantrouwen van elkaar, zooals
de vorst van 't hof van Ragusa zelf waarschuwt.
Men leert er de waarheid van Va1:?Is woorden
waardeeren: il y a qie'qie cho?e de plus
meprisable q'i'une courtisane, c'est un ccurtisan"
Voar een enkele maal in die kringen te
verkeeren, er eens te hospiteeren, gaat nog
voor een verstandig mensch. Het kan by uit
zondering zelfs geen kwaad. Het is een anti
dotum, een tegengif tegen ontevredenheid over
eigen omgeving. Maar evenals 't weinig op
wekkend ma? heeten, geleid door sommige
auteurs atvjd te vertoeven in 't gezelschap
van de kleine luy'den", de juffrouwen Laps
en de menschen uit den kring van Van Looy's
feesten, evenmin zou ik gaarte meer dan
cmaal per jaar verkeeren in de bof coterieën, al
is 't dan ook in een rom&n, vlot geschreven,
goed van karakterteekening, boeiend in elkander
Wie deze laatste eigerschappen op iry's
stelt, by leze Aan het Hof van Regusa''.Mej.
Helene ten Brink zorgde voor een goede ver
taling, h:er en daar door iets harkerigs ont
sierd en door enkele deftigheden, te sty't voor
een dialoog Over 't algemeen kry ;t men echter
geen boekentaal te lezer, maar flink Hollandsen.
Kan het anders van iemand die den naam ten
Brink voert ? Noblesse oblige.
Dat het boek mooi gedrukt is, behoeft van
een firma als Tjeenk Willink te Haarlem niet
gezegd te worden. 3.
P. A. M. BOELE VAN HENSBROEK, Liefde
en leed. Gedichten. L J. Veen, Amst.
1903.
De brede rievier van bruisend taal-en zelf
gevoel die sedert 1885 door onze letterkundige
landstreken vloeit en rolt en golft, de dijken
nu en dan verbreekt en de mensen afschrikt,
maar dan toch weer door zyn bekoring-van
kracht hun tot zich trekt, om te zien : hoe
er de wazige nederlandse zon in schijnt, hoe
de golven huppelend en liefkozend dat land
lekken om zich dan weer voort te spoeden te
zamen met de anderen, juichend van te mogen
leven, te mogen leven, te mogen glanzen, te
mogen bruisen, te mogen huppelen of in stillere
bochtjes my meren; die brede stroom is voorbij
Bjele van Hengbroek gegaan; of er 'en dam
tussen hun beiden kwam door dat Den Haag
en Amsterdam, de geboorteplaatsen van de
dichter en de Nieuwe itfs te ver van elkaar
lagen, of omdat de oudere dichter, B v. H,
zich als 't ware al 'en gedachtenkriug, 'en
levensloop had gemaakt of gedacht, toen de
jongeren hun bruisende revoluutsie-zangen
begonnen, zoodat hy toen met onwil wellicht
dat werken in, verwerken van en soms knoeien
met de cederlandse taal heeft waargenomen
en zich er vrij van hield ik voor my denk
het laatste, maar zeker is dat deze bundel
my eerder dott denken aan 'en van de rievier
afgesneden stilstaande rievierarm, die tot 'en
gekromd meer is geworden; aan de kanten
groeit riet en daartussen kliikt «karrekiet'1 en
geüjilp van de rietrnug, maar over alles heen
hangt 'en droevig gryze h>mel en over alles
ligt de weemoed van het dichtgioeien, sterven,
omdat het afgescheiden is van de levendt)
voortbruisende stroom. Zo'n plas hetft ook
z'n eigen karakter, maar meer van weemoedig
mymeren dan van stuivende kracht.
In deze verzen van Boele van Hensbroek
overheersen een paar sterfgevallen al het andere.
Vooral de verzen ter gedachtenis van eenen
jongen doode zijn van 'en aandoenlikheid als
'en vader moat voelen voor zyn gestorven lieve
ling. En dat dood-zyn, dit dood- gaan doet
telkens weer nieuwe gedachten opkomen, en
hoevelen zijn daar weer troosteloos weemoedig
van en, als ze berustend zyn. dan (preekt er
toch geen vreugde over 'en streven naar 'en
lichtende toekomst uit, vreugde over 't mooie
in eigen land, geen jaugdkracht. Dwaas wie
dat kwalik i.eemt Alles moet beoordeeld
worden raar tijd, persoon, omgeving, oorsprong
en wie zich geeft zoals hy is in z'n poëzie
in z'n d^nk-leven, heeft gedaan wat by kon.
Z i kurken hier en daar, als uit vroeger dagen,
H-une's balladen en lieder hierin na; zo hoor
ik in :
»Gawoon ! gij vloekwoord van het eind der
eeuw l"
de koningin van Vorstenschool in gespierde
taal haar meerirg zeggen. Het buitenland
geeft tfl-iiding in het leed en doet meeleven
met Venetië, met het Rtjnlandschap en zelfs de
val van de Cimpanile in de Dogestad bezingen.
Allen weer staaltjes van weemoed en enkelen
ook van weemoedig doodegevoel.
Zo ruist ook het riet eentonig om de grauwe
plas, waar zwarte meerkoeten overschieten of
onderduiken, waar al maar door het »karrekiet"
kraakt, musgeslyp t-jilpt uit het riet, dat de
plas langzaam maar zeker doet sterven in
wer moed
O, als daar de zon van galuk eens zou willen
schijnen over dat al!
Haarlem. J. B SCHEPERS.
Inhoud van Tijdschriften.
La cntique den Lirrts & Rei-ues Xo. 4 :
Souimaire: Livres et Revues. Lutérature et
beaux arts: Caron:que des lettres Italiennes.
Sjierces B:o!cg'q'ie». S .iences Sociolog'ques.
Notes biograph q'ies snr les auteurs de
cenuméro La procèi de l'H*maniiéNouvelle.
l nat en Letteren. No. 8: P de Raul, Da
klankwetten. G. Engels, U tgaven van de
Génestet's dichtweiken R A K, Eun jongen
van Jan da Wit. Kleinigheden, B H., De
morgenstond heeft goud in den mond. V.
de S , Vrnag.
E yen Hnaid No. 35: Koningin Wühelmina,
31 Augustus 1903, door J B Jinreke, de
l' onierster ! rloir Louise B B., XII. Da
Koninklijke Mastichappy sDe Schelde" te
Vlissirgen, door Niutilus, met af b.
Re?enweer, door Jei°dn Vries. In een vergeten
hoekja, door L Nooter, met afb. raar fotogr.
opramen van Dr. Kenhauser (S o ) Da
Gabroedera Hugo en Willem de Groot, door
Prof Dr. H C Rogge (Slot).?Verscheidenheid.
40 cent» per regel
HHIIIIIHIIIIIHIIIIIIIIIIIIlnlIIIIIUHItCIIElnlIllfinillHIlHflHI
CIIA1PAME EHNST IRKOY
fijnste merk,
Vin Brut 1893.
B. A. RIPPING & Co., Amst.
cacao & chocolade
Piano-, Orpl- en
HKYKOOS «&
Arnhem, Koningsplein.
VLEUGELS en P-ANISO'S in Koop en in Huur.
Repareeren Stemmen Ruilen.