De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 30 augustus pagina 5

30 augustus 1903 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1366 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. E E D D H O U W U N T. La Sculpture Hollandaise au Hnsée National d'Amsterdam.') 't Is me wel eens opgevallen, dat de bezoekers van het Buks-Museum aan de twee afdeelingen: Prentenkabinet en Neder landsen Museum slechts zeer zelden hun H. Johannus (midden löe eeuw). kunstlievende aandacht schenken. We rekenen daar niet onder natuurlek de gelegenheiduitgangers, de bezoekers die hun vrijen dag, de buitenmenschen die hun aanwezigheid in de stad uit te genieten hebben, en doelloos, zoo maar op goed geluk af, aan 't slenteren gaan door den doolhof van zalen, gangen, kabinetten van het uitgestrekte gebouw. Ik bedoel degenen van wie mag verondersteld worden, dat hunne kunstvereering zich maar niet tot een enkelen kant, de schilderkunst, beperkt. Nagenoeg allen gaan, bij hun bezoek aan 't Museum, aanstonds de trappen op om bij het heengaan zelfs geen beweging van bedenken te maken als ze daar beneden toevallig de glazen zijdeuren, die toegang geven tot Nederl. Museum en Prenten kabinet, in 't oog krijgen, 't Is een verschijn sel als zooveel andere waarvoor geen andere verklaring te vinden is dan de gewoontegang De schilderijminnaar, de schilder zelf, die nooit een tentoonstelling van teekeningen zal verzuimen, schijnt zelfs niet te vermoe den, dat hij slechts de trappen niet op te loopen heeft, om honderdmaal meer dan op een teekeningen-expositie, in het Prenten kabinet verrassing te kunnen ondervinden; dat hij slechts een aanvraagbriefje in te vullen heeft om op zijn volkomen gemak het voortreffelijkste en meest verscheidene van de graveer- en teeken kunst der oude meesters te genieten. De houtsneden van Dürer en Baldung, de gravures van Schöngauer, de etsen van Seghers, de teekeningen van Jan van Goyen, etc., ze verdufien onder zooveel meer in portefeuilles en de donkere kasten. Rembrandt heeft natuurlijk meer navraag, maar dan toch 't meest door toeristende Museum- bezoekers. Begrijpelijker misschien is het negeeren van het Nederlandsch Museum ('k bedoel door liefhebbers en beoefenaars van schilder kunst) Maar toch, behalve de vele kostelijkheden op 't terrein van versierings of toegepaste kunst, zijn er daar ook verschei dene en zeer belangrijke voortbrengselen van beeldende kunst. En ieder schilder zal toegeven, dat hij op zijn tijd, (bij wijze van spreken) even graag een stukje plastiek ziet, en dan vooral die primitieve houten beeldjes, als een schilderij. De heer Pit, direkteur van het Nederl. Museum, beijvert zich zeer, niet alleen om de beteekenis van zijn afdeeling te verhoogen door belangrijke aankoopen, maar ook om de belangstelling daarvoor uitgebreider te maken. Onder het arbeiden aan zijn catalo gus, waarvan het aantal nummers zelfs niet in de verte te schatten zal zijn, heeft hij het goede denkbeeld gehad in boeiender vorm een overzicht te geven van den keur zijner verzameling. Zoo verscheen verleden jaar een van verscheidene afbeeldingen voorzien werk, waarin het voortreffelijkste van het goud en zilversmidswerk onder de aandacht werd gebracht, waarbij een overzicht van de drijfkunst hier te lande. Nu weer is verschenen het werk, hierboven genoemd. Het is een royale en kostbaar er uitziende uitgaaf, zoowel om het plaatwerk als om den druk. Veertig beeldwerken worden te aanschou wen gegeven in uitmuntenden lichtdruk, op losse bladen van groot formaat, terwijl tusschen den tekst zelf, nog 21 reproductie's werden ingelascht. Aan het drukken van St. Joris (omstreeks 1425). den tekst is groote zorg besteed; degelijke, duidelijke letters vormen massieve regels en de toepassing van roode drukinkt breekt nu eens zonder hinderlijke gekunsteldheid de eentonigheid van de bladzijde. Wat de tekst inhoudt is moeilijk in eenige regelen te vertellen; er zijn zoo veel kanten aan dit onderwerp, bij opper vlakkige recensie onvatbaar. Ze zal als inleiding dienen bij den completen catalogus van het beeldwerk, die later verschijnen Aanbiddisg der Wijzen ('2e helft 15e eeuw). zal. Een abstrakte beschouwing derhalve niet, maar een wetenschappelijk overzicht Grafsteen van Conrad de Weinsberg (f 1393). van de verschillende phases in de beeld houwkunst vanaf de Tympanon uit de Abdij Egmond van omstreeks 1130 tot aan de portretbeellenissen in de 17e eeuw van Hendrik de Keyzer en later nog van Kombaut Verhuist en Arthur Quellinus. De tekst is in 't Fransch : «Dans cette tude je me propose de faire connaitre plus particulièrement les sculptures hollandaises conservées au musée national d'Amsterdam. A l'aide de celles-ci j'essaierai d'esquisser les origines et l'évolution de ce que nous appellerons dorénavant notre cole na tionale". En dan zet de schrijver e-rn hypothese voorop als uitkomst van lang durige studie, namelijk dat de verwantschap, die er bestaat tusschen de hollandsche school der löe eeuw en de school van Bourgogne niet verklaard kan worden door ouderlingen invloed, maar door gemeen schappelijke oorsprong. Die oorsprong moet niet gezocht worden in Vlaanderen of in Brabant gelijk de kunsthistorici tot nu toe meenden, maar in Duitschland. De beschouwingen, die hij dan verder ontwikkelt, zijn dienstig om deze meening te grondvesten. Zooals ik reeds zei, is er hier niet de ruimte om het betoog op den voet te kunnen volgen. Eerlijk wil ik ook bekennen dit onderwerp, dat Apostel (midden 15e eeuw). zoo ik me niet vergis, door den heer Pit reeds langdurig en ernstig werd doorvorscht, nog niet oplettend in 't gelaat te hebben gezien. Mogelijk kan het zijn, dat zijn conclusie nog niet de onaantastbaarheid heeft van een uitgemaakte waarheid, 't Doet er zelfs minder toe of hij al dan niet gelijk heeft. De beoefening van de kunst geschiedenis laat zich niet motiveeren door het oplossen van een aantal moeielijke problemen, vraagstukken van locale aan gelegenheid, die eenmaal af gedaan, veilig kunnen ge boekt worden. Het hoofd doel, het eenige doel zelfs, is: te trachten naar een steeds wijder overzicht van velerlei kunstverschijningen in hun oorsprong-nemen en verwor den; een onderwerp, mis schien meer dan iets anders waard met liefde bestudeerd te worden, wijl dus de hoofddrijfveeren te bespeuren zijn van de vele en onderschei dene bewegingen in het universeele menschenleven, dat in zijn grondaard aan geen tijden of plaatselijkheden ge bonden is. Het is daardoor dat het goed-recht der kunst geschiedenis zich te handha ven vermag. Al mocht bijv. de heer Pit later gaan inzien, dat hij zich in dit of in dat vergiste, zal hij daarmee zijn werk niet als nutteloos heb ben te beschouwen. Want daardoor kwam hij weer nader tot hoofddoel, dat niet is een register van zooveel kunst verschijnselen afzonderlijk, maar ze te voegen in dat breede ver band, waardoor het geestelijk organisme worden en ik waag zelfs de onderstelling, dat de middeneeuwsche houten beeldjes dikwijls door de schilders bij het concipiëeren van hunne tafereelen tot model hebben gediend. Belangstellenden kunnen in deze voorrede 'van een catalogus dus H.H. Joachim en Anna (Ie kwartaal 15a eeuw). H. Johannea (omstreeks 1425) in de gemeenschapsuiting van een geheel menschenras wordt te bespeuren gegeven. Maar ook om andere redenen is deze studie van den schrijver ons welkom; want hiervan ben ik wel overtuigd, dat bij het tegenwoor dige trachten om dieper door te dringen tot oorsprong en wezen van de vroeg Nederlandsche schilderkunst, de aanraking met de primitieve sculpture van groote waarde kan blijken. De factoren van de evolutie in de schil derkunst kunnen nog veel verder gezocht reeds wat meer vinden dan gesleten be schouwingen of de inlichtingen van een boeken wijze. Die zich niet wenschen te verdiepen in kunsthistorie, maar bevredigd zqn door het zien van mooie dingen, zullen bij de uitmuntende reproductie's in dit werk misschien verrast zijn, dat er in het Museum, zij 't dan ook niet ruimschoots, zulke ge nietbare voortbrengselen van sculpture aan wezig zijn. De groep van de H. H. Joachim en Anna, is houtsnijwerk uit het eerste kwartaal van 1400, waarin de schrijver terugvindt den stijl van de beste voortbrengselen der Duitsche school uit de 14e eeuw. De H. Johannes (No. 1) is eveneens Hollandsch werk, maar wat later in de 15e eeuw, toen de Hollandsche beeldsnijders voort gingen te werken naar de vroegere traditie's en ze geheel zelfstandig ontwikkelden. De Kruisdraging getuigt van een meer schil derachtig zien bij den beeldsnijder, van zijn preoccupatie te werken op licht en schaduw: de picturale kant in een beeldwerk. Deze drie werken zijn uit de serie van veertig, hierboven aangeduid, welke alle in het Ned. Museum te vinden zijn. ') La Sculpture Hollandaise au Musée National d'Amsterdam, par M. A. PIT, direc teur do Musée. Amsterdam van Rykom Frères Editeurs. W. STEENHOFF. Kruisdraging (omstreeks 1500).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl