Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1366
F. J. C. GABRIËL. f
J
Wederom vermeldden de dagbladen in 't
begin dezer week het heengaan van een der
veteranen thans van den landschapschilder
GabriBl, die, al moge hij niet tot de corypheeën
van het bloeitydperk hebben behoord, dit toch
van den aanvang af heeft meegeleefd en moe
gestreden en steeds een bescheiden maar
waardige plaats heeft ingenomen, onder onbe
twiste erkenning van de deugdelijke eigen
schappen, die h\j als fijnvoelend, zuiver kun
stenaar bezat.
Met dien van Roelofs en Weissenbrach zal
zqn naam genoemd blijven als van een der
pionniers van de moderne Hollandsche land
schapschilderkunst. Evenals deze beiden ont
ving hu zijn eerste opleiding in een tijd, waarin
de kunst van de natuur was afgedwaald, en
er nog slechts flauwe sporen van haar te vin
den waren in het modiense werk, dat destijds
hoog in aanzien stond. Dien ban te hebben
verbroken is, met die van de beide genoem
den, Gabriëls groote verdienste geweest en de
natuur, voor wie zich gelijktijdig bij deze
mannen de liefde en vereering openbaarden,
is geen wispelturige minnares gebleken, z\j
heeft hun kracht en stof tot scheppen ge
schonken heel hun lange leren, zy was de
onuitputtelijke bron, waaraan hun naar schoon
heid dorstend gemoed nimmer te vergeefs
lafemis zocht, ijj diende hun het wonder
middel toe, dat de ouderdom vruchteloos
trachten deed, hun jeugdige, geestdriftige be
wondering te verflauwen.
Dit is wel een van de mooiste verschijnselen
by de schilders van de oude garde, dat bij
hen de ontwikkeling van het talent too'n
zeldzaam gelijk matigen voortgang had, dat
hun grootste kunnen viel in de rijpere levens
jaren en zij hun volle scheppingskracht be
hielden tot in hoogen ouderdom een ver
schijnsel dat te meer opvalt BD het werk van
veel begaafde jongeren reeds zoo spoedig
symptomen vertoont van vermoeidheid en
kentering.
En toen, kan het wel anders ? Zien we niet
hoe ook in de maatschappij de self made man,
die, moeielijkheden overwinnend, worstelend
en kampend zich een hopge positie verwierf,
een onderneming tot bloei bracht, bijna nim
mer de hem eigene energie en werkkracht
terug vond bij den zoon, wiens weg hij plaveide.
In de kunst is het evenzoo, de oude garde
heeft het zware, moeitevolle ontginningswerk
verricht en tijdens dien langen duur kon het
schoonheidsbeeef langzaam en gestadig rijpen,
bet jongere geslacht, dat de weelde van
het weten in zijn jeugd reeds kende, derfde
dat wordingsproces, dat tot geen snelle maar
tot zekere resultaten leidt. En zoo is het te
verklaren hoe, onder den invloed der oudere
schilders die zich met zooveel nadruk hadden
uitgesproken, er honderden kwamen die, even
als zij, trachtten de schoonheden van het
Hollandsch landschap weer te geven n dit deden
met toewijding en technische bekwaamheid
maar te bewust, te weinig onbevangen om door
direct van de natuur ontvangen impressies
hun werk dat sterk persoonlijke karakter te
kunnen geven, dat aan het werk hunner voor
gangers zoozeer eigen was.
Gabriël ontving zyn eerste opleiding van
den gevierden B. C. Koekkoek, wiens invloed
nog in zijn eerste uitvoerige stukjes merkbaar
is. Maar al spoedig treden in zijn werk de
indrukken naar voren, die h\j door eigen
aanschouwing van de natuur ontving. Uit
dezen levenskrachtigen middentijd dateert het
pittLe schilderijtje in het Rijksmuseum. Hoe
ongekunsteld en toch kunstvol openbaart zich
hier de blijheid, waarmee de gewaarwordingen
van het schoone in het Hollandsche landschap
zich aan hem opdrongen. In later werk is dat
zoo sterk niet meer, als hij dieper doordringt
in het wezen der kleuren en streeft naar
juister weergeven van het moment; maar ook
bij meerdere verfijning blijft het bly-naïeve
zien der dingen steeds zijn groote aantrekke
lijkheid.
Eenvond en zuiverheid waren de wachtwoor
den, waaraan deze kinderlijke grijsaard zich tot
het laatste gehouden heeft, 't Zy hij het stille,
vroege ochtenduur weergaf, als door de zilver
grijze morgennevel schuchter het groen van boom
en weide heen kleurt,?'t zij hij de groote ruimte
schilderde van zijn geliefde vlakke polders
met scherp- fijne verschieten en zich in de verten
verliezende rechte slooten of wel het droogende
vischwant of een paar oude eendennesten de
eenige kracht deed zijn tegen het effen grijs
van zijn schilderij, steeds vereenvoudigde hij
zijn toch reeds zoo sobere gevallen. En ook
zijn schilderwijze bleef ingetogen en
zelfbeperkend; byna nooit stond hij zichzelf die
vrije losse werkwijze toe. die zijn tijdgenooten
zich op later leeftijd veroorloofden.
Gabriël was Amsterdammer van geboorte en
daarom te meer mogen we het toeval dankbaar
zijn, dat in de musea zijner geboortestad wer
ken uit elk tijdperk van zijn kunstenaarsloop
baan samenbracht. Volledig ia die vertegen
woordiging niet, maar als we bedenken hoe
weinig er van andere groote tijdgenooten te
vinden is, zie, dan verheugen we ons dat we
te zijnen opzichte op deze wy'ze de herinnering
kunnen levendig honden, aan 't geen zijn kunst
ons schoons en edels geschonken heeft.
====^^_ J- W. N. .
RECTIFICATIE.
De familiegroep No. 68 van de tentoonstelling
van oude portretten in den Haagschen
Kunstkring, besproken in mijn artikel van 9 Aug.,
blijkt nader niet van de hand te zy'n van De
Keijzer, maar van Van Loo.
De heer Bellaart uit Haarlem maakt mij
hierop attent en schrijft: «Zondag 1.1. de ten
toonstelling bezoekend, twijfelde ik zeer sterk
of 68 van De Keyzer was, ik kon 't niet
gelooven, de catalogus ten spijt. BÜnader onder
zoek bleek me dan ook J. v. Loo de maker
er van, links onderaan geteekend (v. Loo heel
moeilijk te zien)."
L LACOMBLÉ.
Etnisch Pantlieisnie.
Een studie, door P. H. HUGENHOLTZ Jr.
Dit vrij lijvige boek wordt door den schrijver
in »een woord vooraf" aangekondigd als een
leekenboek zonder wetenschappelijke pretentie,
?geschreven niet voor de koks, maar voor de
gasten aan den geestelijken maaltijd".
En werkelijk, een leek en misschien ook
menigeen, die niet tot de leeken gerekend
wordt zal veel wetenswaardige, in eenigszins
bloemrijken maar niet OD aan gen amen stijl
meegedeeld, vinden in de «breede schets der
historie van het pantheïsme", waarin in zeven
achtereenvolgende hoofdstukken gehandeld
wordt over het' pantheïsme by de heidenen,
bjj de christenen, in de kerk, bij de ketters,
in de mystiek, bij de dichters n bij de
wy'sgeeren.
Wat al te beknopt in vergelijking hiermede
wordt daarnaast het systeem van H. zelf, zijn
ethisch pantheïsme, behandeld in n hoofdstak,
in het achtste.
Want het hoofddoel van zijn boek is niet
het geren van een historie van het pantheïsme,
maar het beantwoorden der vraag, >in welken
vorm het pantheïsme 't meest zon kannen
voldoen aan de geestelijke behoeften van dezen
tijd'*. En daarvoor zijn de meeste zijner
mededeelingen uit de geschiedenis van het pantheïsme
en alle mededeelingen, welke met die ge
schiedenis niets te maken hebben, hoe inte
ressant ook op zich zelf, overbodig.
Dit echter is bijzaak. Laat ik me beperken
tot wat voor H. zelf hoofdzaak is.
By de beantwoording van bovengenoemde
vraag laat hu zich leiden door een gedachte
de hoofdgedachte van zijn boek, naar het mij
voorkomt die ik, te gelijk als voorbeeld
van zijn stijl, in zijn eigen woorden wil weergeven.
«Er moet een verband bestaan tusschen het
denken van een mensch en zijn leren, tusschen
zijn overtuiging, >ijn wereldbeschouwing en
zyn levenspraktyk. Dat verband ontbreekt maar
al te zeer by' velen. Er was een tijd van
scherp afgebakende en belynde dogmatiek,
een tijd waarin de godsdienstwaarheid ons kant
en klaar werd aangeboden en als gesneden
brood werd voorgezet. Die tijd is, althans voor
ons vrijzinnigen, onherroepelijk voorbij. By
ons daarentegen een sterke, vaak overdreven
afkeer van al wat zweemt naar een dogma
of een eenigszins geformuleerde overtuiging.
Veler levensbeschouwing herinnert thans aan
vele schilderijen en dichtstnkken van den
j oogsten tijd. Er is geen enkele lijn in; de
teekening ontbreekt. Zij bestaat uit vage om
trekken en zwevende voorstellingen, aschgrauwe
nevelen, onuitsprekelijke stemmingen, geheim
zinnige aandoeningen. Alles deinst en doezelt
weg in flauwen schemerschijn." (blz. 5).
>En toch zal er kracht en warmte van ons
leven uitgaan, dan moet er in dat leven een
heid zijn: n hoofdgedachte, n leidend
beginsel, n spil waarom alles zich beweegt,
n middelpunt dat naar alle zijden zyn stralen
schiet. Onze overtuigingen en leerstellingen
maken het geraamte van ons geestelijk orga
nisme uit: ruggegraat en spieren en gewrichten,
door het vleesch bedekt en verborgen, maar
niettemin onmisbaar. Nu zou men de leer
stellige menseden van weleer wandelende
geraamten kunnen noemen. Ze waren heel
en al leerstuk, scherp en hoekig, brood mager
en armelijk, omdat het rijke leven hun ontbrak.
Vele kinderen van onzen tijd daarentegen,
doen ons denken aan weelderig ontwikkelde
lichamen, met een slap en buigzaam
beenderengestel, rijke, allhans drukke en gevulde levens,
maar zonder leidende gedachte en zelfbewuste
overtuiging. Wat wij dus vóór alle dingen
noodig hebben, is een ruggegraat in ons gees
telijk organisme. Ik vind dien in het geloof
in de eenheid aller dingen, in een godsdienstig
monisme of ethisch pantheïsme" (blz. 6).
Eort gezegd: de levenspraktyk van een
mensch wordt bepaald door zyn levensbe
schouwing; de onsamenhangende levensbe
schouwing der menschen van tegenwoordig is
dus de oorzaak van een onsamenhangende
levenspraktyk; daarom is het van belang, dat
ik tracht hun door myn ethisch pantheïsme
een vast samenhangende levensbeschouwing te
geven.
Men zal mij toegeven, dat er voor deze
gedachte wat veel woorden gebruikt zyn; of,
om in de taal van H. zelf te spreken, er is
wat veel vleesch voor het weinige geraamte.
Dit is een font, die we in het boek meermalen
terugvinden.
Maar nu de gedachte. Ze is van zeer twijfel
achtige juistheid. Ik wil er een andere tegen
over stellen, die, naar ik meen, de werkelijkheid
minder onvolkomen teruggeeft. Het is de
volgende:
De levenspraktyk van een mensch wordt
niet bepaald door zijn levensbeschouwing, door
een theoretische overtuiging dus, maar door
zyn persoonlijkheid en door het geheel der
omstandigheden, welke op die persoonlijkheid
werken. Onder die omstandigheden is, wat
hem geleerd wordt van weinig, wat hy waar
neemt van meer, wat hy ondervindt eindelijk
van zeer veel belang.
Een levensbeschouwing komt eerst daarna.
Ze ontstaat dan, wanneer de menschen over
daden, gevoelingen, oordeelvellingen enz. van
zich zelf en van anderen beginnen na te denken
d.w.z. pogingen gaan aanwenden om een serie
daden enz. onder n algemeen beginsel en
verschillende serieën daden enz. onder een
systeem van algemeene beginselen samen te
vatten. Het is duidelijk, dat deze samenvatting
by verschillende personen een verschillenden
graad van volkomenheid zal bereiken. By
niemand zou ze de volkomenheid ook maar van
verre nabykomen, als by by haar niet geholpen
werd door algemeene beginselen, welke vóór
hem door anderen zyn gevonden; beginselen
dus, die hy slechts behoeft te controleeren om
te zien, of ze in het systeem, dat hy bezig is
te maken, passen. Toch is, zelfs met deze
hulp, bet aantal van hen, die een eigen levens
beschouwing hebben, nog al t ij d zeer gering.
Dit schynt wel eens anders. Menigeen schynt
een bepaalde algemeene opvatting te hebben
van sommige zaken, in het bezit te zyn dus
van ten minste een fragment eener levens
beschouwing. Let men echter op zyn hande
lingen of op zyn oordeelvellingen over be
paalde gebeurtenissen, dan ziet men, dat deze
in stry'd zyn met de algemeene opvatting van
vroeger. Dit komt somtijds niet hiervan, dat
hy, wel wetend, wat goed is, bezwykt voor
een verleiding en doet, wat slecht is de
persoon kan boven deze verdenking verheven
zyn ; ook niet hiervan, dat in het concrete
geval zyn handelen of oordeelen door over
wegingen van eigenbelang wordt vervalscht;
integendeel de concrete handeling of oordeel
velling vertegenwoordigt zyn werkely'k willen
en denken, en de voor den dag komende
tegenstrijdigheid is een natuurlijk gevolg van
het feit, dat hy zyn vroeger uitgesproken be
ginsel niet voldoende had doordacht, dat zyn
fragment van levensbeschouwing een resultaat
was niet van eigen denken of van het na
denken der gedachten van anderen, maar van
na-praten. Daardoor kreeg het een schijn van
eenheid en samenhang met andere fragmenten,
dien het niet zou gehad hebben, als het een
resultaat was geweest van zelfstandig denken.
Wanneer dus H. er over klaagt, dat de
tegenwoordige menschen minder dan de vroegere
een samenhangende levensbeschouwing hebben,
dan zou dit, voor een gedeelte althans, ver
klaard kunnen worden, als het waar is, dat
er tegenwoordig iets meer gedacht en na
gedacht wordt dan vroeger en iets mi ader na
gepraat. En dit is, als ik me niet bedrieg,
een feit; hoewel men niet kan ontkennen,
dat het na-praten nog altijd de regel en het
denken en na-denken de uitzondering is.
Er zijn voor het genoemde verschijnsel ook
nog andere oorzaken, maar daarover wil ik
thans niet spreken.
Ten slotte een korte conclusie uit het gezegde.
Is' dit juist of ten naasten big juist, dan maakt
H. zich een illusie, als hy meent door zyn
ethisch pantheïsme een invloed van beteekenis
te kunnen uitoefenen op de levenspraktyk
zyner tijdgenooten. Zyn boek heeft dan bijna
uitsluitend theoretisch en geen of zeer gering
praktisch belang.
Dit wil natuurlijk niet zeggen, dat het onbe
langrijk is. Ook de bovengemaakte opmerkingen
zyn van zuiver theoretischen aard. Toch zijn
ze m. i. niet onbelangrijk, vooral niet in
dit geval, omdat ze staan vlak tegenover de
hoofdgedachte, die H. by het schrijven van
zyn boek heeft geleid. Ik achtte zelfs het
maken dier opmerkingen van meer belang dan
een poging om te bepalen, welk theoretisch
belang het boek van H. heeft. Want met het
oog op de beschikbare ruimte in dit blad
moet ik daarvan afzien.
Nog slechts n opmerking. Indien het
bovenstaande juist is en boeken als dat van
H. dus by'na geen ander dan theoretisch belang
kunnen hebben, dan vergist deze zich, als hy
zegt, dat zyn boek geen wetenschappelijke
pretentie heeft. Integendeel, het ontleent al
zyn belang en H. zal vermoedelijk de laatste
zyn om te zeggen, dat het dit niet heeft
aan zijn wetenschappelijke pretentie.
D. 6. JELGERSMA.
Brief uit Engeland.
Oxford, 15 Aug. '03.
Reeds in den tijd van koningin lisabeth
schreef Dan. Rogers, secretaris van den Raad
der koningin:
He that hath Oxford seen for beauty and
for grace,
And liealthiness, ne'er saw a better place.
If God on earth abode would take
He Oxford, sure would for bis dweiling take.
Nu wat de beauty en de grace betreft, ben
ik het volkomen met Dan. Rogers eens; of bet
nu juist de plaats is voor ,healthiness" be
twijfel ik. Het is hier zeer vochtig, en
rheumatiek en malaria schijnen veelvuldig voor te
komen. Evenwel wil ik mijne lezers niet af
schrikken; integendeel, ik kan hun een bezoek
aan de oudste univewiteitsstad van Engeland
zeer aanbevelen. Ik geloof niet, dat een van
de vele vreemdelingen, die hier op het
oogenblik zijn, iets van de rbeumatiek en malaria
gemerkt beeft.
Maar laat mij u vertellen met welk doel wij
hier zijn.
Een dertigtal jaren geleden begon in Engeland
de z. g. Extension movement; d. w. z. eene be
weging, die ten doel had onderwijs te brengen
onder de groote massa. Niet gewoon lager on
derwijs, maar het onderwijs, dat voor zoo wei
nigen bereikbaar is, het onderwijs, dat aan de
universiteiten gegeven wordt, voor zooverre het
mogelijk en noodig geoordeeld werd het popu
lair te maken. Lezingen worden gehouden het
geheele jaar door in verschillende plaatsen over
allerlei onderwerpen. In die plaatsen zijn
afdeelingen gevestigd van de »Extension
movement" met hunne voorzitters en secretarissen;
en ik stel mij voor, dat de inrichting ongeveer
is als die van onze Maatschappij tot Nut van
't Algemeen.
Nu werd het langzamerhand nuttig geoor
deeld, dat de secretarissen der verschillende
afdeelingen eens in 't jaar samen kwamen.
Local-secretarics worden ze genoemd, 'n Alge
meene vergadering dus.
Oorspronkelijk 'n klein aantal (Engelschen)
die gedurende 3 of 4 weken in een der groote
centra samen waren, weer met het doel om
daar lezingen en vergaderingen bij te wonen
over onderwerpen van verschillenden aard.
Telkenjare breidde het aantal dergenen, die
de z. g. summermeeting bezochten zich uit, en
eindelijk kwamen niet alleen Eageiscben, maar
ook vreemdelingen; zoodat en nu ben ik,
waar ik wezen wil dit jaar te Oxford te
zamen zijn 1200 vlijtigen; dus:
local-secretaries oorspronkelijk de kern, nu slechts 'n
betrekkelijk gering aantal en Engelschen,
Franschen, Duitscbers, Amerikanen, Italianen
enz., enz., te vee) om op te noemen.
We zijn dus in Oxford voor de summer
meeting; de vreemdelingen veelal om goed En
gelsen te booren, de Engelschen om voor ta
melijk geringen prijs een groot aantal belang
wekkende lezingen te hooren.
Ik behoef hier alleen nog bij te voegen, dat
de summermeeting gewoonlijk afwisselend te
Cambridge en te Oxford gehouden wordt; en
dat alleen door bijkomende omstandigheden
Exeter de aangewezen plaats is voor 't vol
gende jaar.
Op den Isten Aug. hield Mr. Choate, de
gezant van Amerika te Londen, de inaugureele
rede; en deze opende eene reeks van lezingen
over litteratuur, geschiedenis, theologie, archi
tectuur, politiek enz., terwijl voor lief hebbers"
de gelegenheid bestaat om extra-lessen bij te
wonen voor 'n speciaal vak.
Nu zou 't tamelijk droog zijn vooral in
de vacantie om dag in dag uit lezing na
lezing te .slikken", maar zelfs al had de
exteosion delegacy niet voor afwisseling gezorgd
in den vorm van gardenparties, conversazione,
tooneelvoorstelling, excursie (op den Theems,
naar Stratford-on-Avon, Shakespeare's stad) dan
nog zou Oxford, eene plaats van 50,000 inwo
ners genoeg te genieten geven voor een verblijf
van vier of vijf weken.
Wie zal verzuimen ten minste een 10-tal van
de een-en-twintig colleges te gaan zien, die te
zamen de beroemde universiteit van Oxford
vormen. De oude, massieve gebouwen met
klimop overgroeid, met hunne heerlijke tuinen
of eenvoudige graanvelden, zijn een lust voor
het oog.
All Souls-, Balliot-, Christ Church-, Corpus
Christi-, Metton-, Magdalen-, New College,
Wadham- en Worcester College, zij hebben alle
hunne eigenaardigheden en bezienswaardigheden.
Ieder college heeft zijn kapel, en bij Christ
Church cullege behoort een kathedraal, die
vooral uit 'n bouwkundig oogpunt veel schoons
te zien geeft.
En wilt ge 'n prachtig panorama, ga naar
't Sheldonian Theatre, de plaats, waar de pro
moties plaats bebben. 't Is een cirkelvormig
gebouw in den stijl van 't Marcellusheater
te Rome; en de achthoekige koepel bovenop
geeft u 'n prachtig gezicht op de stad en de
heuvels, die haar omgeven. Ik zou geneigd
zijn Oxford, met al zijn kerken en universi
teitscolleges, de stad van »zware gebouwen" te
noemen, ware het niet, dat deze beniming
allicht aan iets massiefs, iets eentonigs zou
doen denken. En de indruk van eentonigheid
maakt de stad zeker niet. Plompe, vierkante
torens, slanke, hooge spitsen, ronde gebouwen
als 't bovengenoemde Sheldonian Theatre, en
de Radcliffe Camera (nu gebruikt als
readingroom voor de beroemde Bodley-bibliotheek)
colleges en kerken zijn er genoeg en in ver
schillenden trant om dien indruk te vermijden.
En wanneer 't oog vermoeid is van 't staren
op steen en steen en nog eens steen, zij het
dan in zeer verscheiden en schoone vormen,
wanneer gij zelf het drentelen in
picturegalleries, kerken, colleges, moede zijt, daar zijn de
heerlijke collegegardens om uit te rusten.
Laat uw oog 'n wijl waren onder de zware
boomen, die den herten van Magdalen College
hunne koele schaduw bieden, of mijmer 'n
oogenblik in Addison's Walk, de heerlijkste
lommerrijke wandeling, die men zich kan voor
stellen, de geliefkoosde wandeling, van den be
roemden Addison toen hij als student verblijf
hield in Magdalen College.
Op den eersten Mei deze eigenaardigheid
moet ik u even vertellen, omdat ze mij herin
nert aan het «Pater geef je nou 'n zoen" van
den Utrechtschen Dom zingt het koor van
Magdalen College Chapel Latijnsche liedereu
van den hoogen toren; eene zeker niet minder
eigenaardige, en ongetwijfeld meer plechtige
traditie dan 't Mei-lied der Bisschopsstad.
Voor den vreemdeling, die naar Oxford komt
in de meening, dat Oxford aan de Theems ligt
zijn atlas heeft 't hem verteld mag 't vreemd
zijn nooit dien naam te hooren.
Isis en Cherwell zijn de eenige rivieren,
waarvan men hoort spreken.
Eerst, wanneer men na eenig vruchteloos
zoeken op den platten grond van Oxford, het
waagt te vragen, waar ergens" de Theems is,
bemerkt men, dat die rivier, de trots van
Engeland bij Oxford den naam Isis draagt.
There are two tbings scarce matched in the
universe,
The sun in Heaven, and the Tbames on Earth.
Deze twee regels uit Kenilworth bevatten
waarheid. Inderdaad, ik zou me geen liefelij
ker rivier kunnen denken voor boottochtjes dan
de Theems met ijn Cheswell bij Oxford. En
zeer velen komen hierheen met het doel om
eens eenige dagen on the river" te hebben.
Een uitstapje bv. naar Mineham (pi. m. 7
mijlen) is zeker een van de beste in de
buurt. Na eene prettig boottochtje van
een paar uur, wordt ge aan land gezet
aan deu zoom van 'n heerlijk bosch, en wanneer
ge daarin naar hartelust gedoold hebt, en ge
gevoelt lust om ook het park en het landhuis
zelf te zien, zal een beroep op de welwillend
heid van den eigenaar u niet teleurstellen.
Die eigenaar is een familielid ik geloof
een neef?van 't bekende parlementslid Harcourt,
en draagt deuzelfden naam. Eene aandoenlijke
geschiedenis verklaart de merkwaardige verza
meling bezienswaardigheden uit alle oorden der
wereld, die men daar ziet.
Een kleine dertig jaar geleden verloofde de
bezitter van dit schoone landgoed zich met Miss
Lyddel!, dochter van den deken van Cttrist
Cüurch Cathedral. Drie dagen na de verloving
stierf de bruid p'otseling, hare familie en haar
verloofde in diepe droefheid achterlatende.
Nuneham kon Harcourt niet troosten; ge
durende eenige jaren zwierf hij door alle landen
der wereld; aan trouwen heeft hij nooit ge
dacht, en meu zegt, dat zelfs nu, na dertig
jaren, de minste herinnering aan deze gebeurte
nis hem droevig stemt.
Ter nagedachtenis aan zijne verloofde richtten
hare zusters eene der schoonste vensters op,
die de kathedraal te Oxford te zien geeft.
Veertien dagen geleden ontmoette ik hier
Prof. Verner Daehlernp uit Kopenhagen, die
bezig is een woordenboek der Deensche taal
samen te stellen, en te dien einde verschillende
geleerden bezoekt, die dat werkje al eens onder
handen gehad hebben. Hij vertelde me, dat hij
met dat doel ook Holland bezocht had, om de
samenstellers van ons Woordenboek der Ned.
Taal te raadplegen.
Eeu andere geleerde, met wien ik kennis
maakte, Prof. Junghaus uit Kassei, had een
zeer droevig ongeluk. Eenige uren, nadat ik
met hem kennis gemaakt had, werd hij omver
geworpen door een fietsrijder, hetgeen oorzaak
schijnt geweest te zijn van eene beroerte. Sinds
eenige weken is hij buiten staat te spreken of
zich te bewegen. Gelukkig is er eenige beter
schap bespeuren; sedert eenige dagen kan hij
door den mond gevoed worden; in den beginne
geschiedde dit door den neus.
En zoo ben ik aan het eiude van mijn schrij
ven; het is 'n treurig einde ik beken 't?,
maar ne verontschuldiging heb ik: het weer
is zoo erbarmelijk slecht vandaag en de men
schen loopeu dientengevolge met zulke lange
gezichten om me heen te draaien, dat ik onwille
keurig ook mijn deel krijg. En de algemeene
depressie, die er heerscht.
J. J. v. R.
NIEUWE UITGAVEN.
Ooer alle levende schepselen of Gemoedsont
wikkeling door -middel van de dierenwereld.
Overgedrukt uit .Androcles", 1902?1903.
's Gravenhage, De Nederlandsche Boek- en
en Steendrudrukkery voorheen H. L Smits.
Losse schetsen uit mijn reisdagboek, door
LODEWIJK MOLDER Den Haag, J. W. N Koch.
De eerwaarde vaders anarchisten van de orde
van Sint Domela, in vijftig sonnetten bezongen
door L. L. HEBMANS, Tabula Rasa. Rotterdam,
H. A. Wakker.
Nederlandsche Woordenlijst, volgens de be
ginselen van de Vereniging tot vereenvoudi
ging van onze schrijftaal, samengesteld door
dr. R. A. KOLLEWIJN, dr F. BUITENRUST HBTTEMA
en dr. J. J. SALVERDA DE GRAVB. W. E. J.
Tjeenk Willink, Zwolle.
M. MAETERLINCK, De schat des harten. (Le
hésor des bumbles). 2e, door de vertaalster
mevr. G. M. v. D. WISSEL-HEKDERSCHÊE, her
ziene druk. Amsterdam, C. L. G. Veldt.
Catalogus van de tentoonstelling van werken
uit 't Prinsenhof van Jan Schouten te Delt,
Atelier van glasschilderkunst en gekleurd glas
in lood, door de Maatschappij van Nijverheid,
Departement Arnhem, 22 Augustus?l
October 1903.
CHOCOLAT-VEEN
AIMISTHtli;
LE PLUS DÉLICIEUX CHOCOLAT POÜR CROQUER.
MEUBEl-BAZAR
SINGEL 263 -283.
bij de Paleisstraat
MASSIEF EIKEN.
140 X
80/65.
Telefoon 3968.
Kantoor-Helen enz.
J. MEIJER1NK MEIJER.
Panorama-Gebouw.
Amsterdam, Plantage.
Antieke Meubelen, Porceleinen, Schil
derijen, Perzische Tapijten.
Yattte prijsett. Toegang vrjj.
DE PHOENIX
234 Spuistraat, Amsterdam.
Meubileeringen.
Geïll. prijscouranten en begrootingen gratis.
Levering onder volledige garantie franco
geplaatst door geheel Nederland.
L BINNEN-.'
INRICHTINGTOT
MEUBELEERING
EN -VERSIERING
SBDCR- WONING
12O ? ROKIN ? 12O
Er
EL f
«
FAIENCE
EN TEGEL
FABRIEK
MOLLAND
NAAML-VENN-CEV-TE
UTRECHT