De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 6 september pagina 2

6 september 1903 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No.1367 ring mogelijk uitvallen. De werklieden genieten geen grootere voordeelen dan op elke moderne fabriek van het soort als de constructiewerkplaatsen, zij zijn bedreven in hun speciaal werk en voeren dit dus zonder veel moeite uit. Er worden niet meer werklieden aangenomen dan op den duur in dienst gehouden kunnen worden, het aantal is dus zeer constant, overtollige werktuigen en gereedschappen komen niet voor. De behoefte van het Rijk aan artilleriematerieel is van dien omvang, dat steeds voor het personeel behoorlijk werk aanwezig is, ledig omloopen, dure werk krachten voor minder soort werk is uitge sloten. Op grond van dit alles en omdat het Rijk niet beoogt het maken van winst, kunnen de constructiewerkplaatsen goed koop werken, ondanks de omstandigheid dat zij als staatsinstelling verplicht zijn een bureelpersoneèl ta onderhouden voor hare administratie en voor hare uitgebreide correspondentie met de boven haar gestelde autoriteiten, die bq eene particuliere fabriek belangrijk zou kunnen worden ingekrom pen. Vergelijkt men de cijfers van aanmaak kosten bij particulieren met die aan de constructiewerkplaatsen, dan blijkt daaruit dat deze laatste zelden duurder, vele malen voor ongeveer dezelfde prijzen werken als particulieren, doch dat in de meeste gevallen départiculiere industrie hoogere prijzen be dingt, die in speciale gevallen het twee-, drie- en nog meer-voudige kunnen bedra gen van die der constructiewerkplaatsen. De daarop betrekking hebbende cijfers zijn uit den aard der zaak niet voor publicatie bestemd. Intusschen kan men uit hetgeen door den Minister van Oorlog werd opge merkt in de Memorie van Antwoord óp het Voorloopig Verslag betreffende Hoofd stuk VIII der oorlogsbegrooting voor het jaar 1903, eenigermate opmaken om welke sommen het dikwijls gaat. Handelende over den aanmaak van affuiten van GcM. door de constructiewerkplaatsen leest men daar: By aanmaak in eigen werkplaatsen is aan grondstoffen en halffabrikaten voor boven bedoelde 176 affuiten, naar raming, een bedrag vin ? 108.000 noodig. Alsdan wordt, rekening houdende met het te besteden arbeids loon en met de prijzen van aanschaffing in particuliere fabrieken, bij aanschaffing van de affuiten van het oorspronkelijk aangeboden model, een bedrag van rond f 180.000 be spaard. Als de constructiewerkplaatsen met een totaal aan uit te betalen arbeids loon in n jaar van ? 142.000, in staat zijn ?180.000 te besparen door eigen aan maak, dan is het met haar recht van bestaan nog zoo slecht niet gesteld. Ophef fing dier inrichting zou beteekenen dat dergelijke bedragen zonder eenig daar tegenover staand voordeel de oorlogsbegrooting zouden belasten. Ik heb mij tot nu toe alleen bepaald tot den aanmaak van artilleriematerieel. Een belangrijke zaak is ook de herstelling daarvan. Zonder centrale werkplaats zou men deze aan verschillende particuliere fabrieken opdragen. Aan die fabrieken zouden zich moeten bevinden, de deskun digen van den staat, die in overleg met den fabrikant vaststellen wat aan elk stuk defect materieel moet geschieden en die over den prijs der herstelling onderhandelen. Daar niet n enkele fabriek doch meerdere voor de herstellingen in aanmerking komen, zullen de deskundigen zich voortdurend van de eene fabriek naar de andere moeten begeven, of we zullen, als op meer dan een plaats tegelijk gelijksoortige herstellingen worden uitgevoerd, meerdere deskundigen voor een ambacht beschikbaar moeten zijn. Dit alles moet geregeld en bestuurd worden, en daar hieraan veel administratieve omslag is verbonden, zou men bureelen dienen in te richten met het noodige personeel voor de regelmatige behandeling dezer aange legenheid. Dat men zoodoende niet tot besparing komt behoeft wel niet nader betoogd te worden. Uit het aangevoerde moge blijken, dat ook het finantieel belang van den Staat medebrengt dat deconstructiewerkplaatsen worden behouden. In haren tegenwoordigen vorm hebben zij getoond een Rijks instelling te zijn, die n als fabriek, n als herstelplaats, n als adviseerend lichaam niet kan ontbeerd worden. Terecht wordt er naar gestreeft haren omvang tot een minimum te beperken, door waar mogelijk de particuliere industrie te doen medewer ken. Men verkrijgt daardoor het voordeel van geringe bedrijfsonkosten, maar vooral, dat de particuliere industrie, zooveel doen lijk bekend gerakende met de eischen, die de werkplaatsen moeten stellen, zich in het daaraan voldoen bekwaamt ons van Oud mal, gaat bovenal". Een verhaal uit Amsterdarti, DOOR J. F. DE WITT. <»fr (Slot). Hoe zy' zich gaande hield begreep juffrouw Schaafsma zelf riet. Zij, eed vrouw, die om zoo te zeggen, nooit gereisd had, had nu eerst de reis gemaakt van Amsterdam naar Pary's, was toen van Pary's teruggekeerd tot Brussel en nu weer op weg naar de wereldstad. Als men haar gezegd had, dat haar zulk een reis wachtte, zou zy het nooit hebben willen gelooven. En toch, zy was en bleef helder van geest. Alleen had zy een vreemd gevoel in haar beenen. Het was alsof zy' die niet meer had, of liever, of zy' ze niet noodig had om zich aanstonds te bewegen. Het kwam haar voor dat zy' zou kunnen zweven, en dat zij eigenlijk moest oppassen, dat zy niet door het portier raampje naar buiten zweefde. Toen zy' op dat dwaze denkbeeld gekomen was, kreeg zy opeens met schrik de vrees, dat zy door overspanning op het punt was krankzinnig te worden. Zy moest dus voorkomen, dat zy te veel ging zitten denken en begon te tellen, maar toen zij tot tweehonderd had geteld geraakte zy in dj war of zy twee- of driehonderd moest zeggen en dat honderd getal w- s als geschreven tegen de lucht, die zy door het portierraampje zien kon, maar het eerste cy'fer kon zy niet ontdekken. Daarvoor kwam, juist als zy nauwkeurig keek een wolk. Nu, dan wilde zy opnieuw beginnen, maar gek w«rktuigelyk telde zij voort over de honderd, honderd twee en veertig, vijf en veertig en om te onthouden, dat er by moest doeltreffende hulp harerzijds verzekert. Aan de andere zyde moeten de constructie werkplaatsen in staat zijn om als door de particuliere industrie te hooge prijzen worden verlangd, het werk niet uit te besteden, doch zelf daarin te voorzien. Door deze beide overwegingen te doen gelden is men tot den omvang der constructiewerkplaatsen gekomen, die deze thans hebben, en die sinds vele jaren geen verandering heeft ondergaan. Op de tot dusverre gevolgde wijze zullen de constructiewerkplaatsen voortgaan naar beste weten en met inspanning al harer krachten hare roeping te vervullen, haren onbekenden belagers ten spijt, overtuigd als zij zijn, dat onder degenen, die haar werken hebben leeren kennen zij slechts vrienden hebben aan te wijzen. L. A. VAN ROYEN, Kapitein der artillerie. *) Herplaatsing wegens misstelling. Lord Salisbury. II. (Slot). Op den l sten April van het 1878 nam Lord Salisbury de portefeuille van Buitenlandsche Zaken in het ministerie-Disraeli, (waarin hij sedert 1874 »minister van Indië" was geweest) van Lord Derby over. Bij het uitbreken van den oorlog tusschen Rusland en Turkije had de Engelsche regeering de voorwaarden van hare onzij digheid gesteld. Niets zou mogen geschie den, wat de veiligheid van het Suez-kanaal kon bedreigen; evenmin mocht Egypte worden aangevallen of zelfs tijdelijk wor den bezet. Constautinopel moest in elk geval Turksch blijven en de bestaande bepalingen omtrent de vaart door de Dardauellen en den Bosporus moesten worden gehandhaafd. Rusland had deze voor waarden aangenomen, maar toen het na een langen en moeielijken strijd op het punt stond, de vruchten zijner overwin ning te plukken en met Turkije het trak taat van San Stefano had gesloten, was men in Engeland in rep en roer. Een Engelsche vloot werd naar de Turksche wateren gezonden en de reserve werd onder de wapenen geroepen. In eene circulaire aan de mogendheden betoogde Lord Salis bury, dat door het traktaat van San Stefano de bepalingen van het traktaat van Parijs (1856, na den Krim-oorlog) geheel illusoir werden gemaakt en dat iets zoo ingrijpends niet mocht geschieden dan bij minnelijke schikking en met toe stemming der contracteerende mogend heden. Het hoofddoel van het traktaat van San Stefano was de vorming van een Groot-Bulgarije, dat zich zou uitstrekken van de Zwarte Zee tot de Aegaeïsche Zee, dat een scheidsmuur zou zijn tusschen de oostelijke en westelijke provinciën van het Turksche Rijk in Europa, en dat den Sultan in dat gedeelte van zijn gebied zoo goed als geen macht zou overlaten. De critiek op het traktaat was gemak kelijk genoeg. In den nationaliteiten-chaos van het Balkan-schiereiland is nu eenmaal geen orde te brengen, op eene wijze die alle belanghebbenden bevredigt. Achter de sympathie voor de «verongelijkte na tionaliteiten" verschool zich echter de vrees voor eene onwelkome machtsuitbreiding van Rusland, en die vrees werd klaarblij kelijk door de meeste groote mogendheden gedeeld. De circulaire van Lord Salisbury kwam te rechter tijd; Rusland zag zich daardoor feitelijk gesteld tegenover eene algemeene oppositie, en moest wel toegeven. In zijn antwoord op de circulaire zeide vorst Gortschakoff, na de wederlegging van velerlei bezwaren: »De markies van Salisbury zegt ons, wat de Eugelsche regeering met wenscht, maar van wat zij wel wenscht, zegt hij geen woord. Het komt ons voor, dat het wenschelijk zou zijn, als zijn Lordschap omtrent dit laatste punt iets wilde mededeelen, ten einde eene goede verstand houding mogelijk te maken." Door deze concessie werd het Congres te Berlijn (Juni Juli 1878) mogelijk gemaakt. En Lord miUllllllllllllltllllllUIHIIUIIIIII IIIIIIIIIIIIIIIHII1IMIIIHIUIHIIHIIM eenhonderd, stak zij een vinger rechtuit, de anderen in de handholte gekromd houdende, maar in een onbewaakt ooa;enblik deed zy de geheele hand open en toen zy weer aan honderd was, was zy weer vergeten of het twee of drie vingers moesten zijn. Zy bedacht nu om uit de doos met gouden tientjes, die zij by zich had er een te nemen en dat voor zich te leg gen. Bij elke honderd, zou zy een gouden tientje er byvoegen, dan wist zy tevens precies hoeveel zy er by zich had Doch toen zy de doos te voorschijn haalde en open deed, kwam dadelijk iemand's hoofd uit het gangetje naast de coupédoor het zijraampje kyken. Het was ook dom zoo onvoorzichtig te zijn. Het was alsof al die gouden tientjes een glans van zich gaven in het halfduister van de coupé. Zij borg dus de doos weer weg, maar het hoofd kwam met regelmatige tusschentyden terug, precies al«>f iemand wilde weten of zy misschien in slaap gevallen was Dan wilde men haar zeker berooven. En die angst kwam haar overspan ning natuurlyk nog vermeerderen. Bovendien ging zy zich afvragen of men al niet lang op de hoogte was van de waarde, die zy by zich droeg. Het was niet uitgesloten, dat er al een of andere kerel onder de eigen bank lag, waarop zy zat. Zy maakte zich Menner zoo beangst, dat zij meende geen rust te kunnen hebben voor zy onder de banken gekeken had, eu zy boog zich zachtjes voorover Toen rammelden de tientjes en kyk, daar was het hoofd weer. En het akeligste was, dat zy alleen den omtrek van het hoofd zag. Zij kon geen oogen, geen neus, geen mond onderscheiden. Zy zag alleen een grauw iets, als een machine zoo regelmatig verschynen en verdwijnen. Zeker geheel van streek kwam zij eindelijk weer aan dat eindeloos groote station, dat nu bleek op een hoogte gebouwd te zijn. Zij was zoo gelukkig zeer spoedig uit te vinden in welk hotel haar man en Lili zich moesten bevinden. Zy spoedde zich er heen, maar het was alsof zy een slag op Salisbury, die er met Disraeli (den lateren Lord Beaconsfield) de Engelsche regeering vertegenwoordigde, zorgde wel, niet onbeslagen ten ijs te komen. In alle stilte had hij met den Russischen gezant te Londen, graaf Schouwaloff, de voornaamste punten eener overeenkomst tusschen Engeland en Rusland vastgesteld. Het geheim lekte echter uit door de indiscretie van een ondergeschikt ambtenaar, en hierdoor wer den Lord Salisbury in het Hoogerhuis, bij eene interpellatie van Lord Grey, eenige onaangename oogenblikken bezorgd. Zon der blikken of blozen antwoordde hij op de vraag van Lord Grey: »De mededeeling, waarop de edele graaf doelt, en eenige andere mededeelingen, die ik heb gezien, zijn volkomen onauthentiek en verdienen niet het vertrouwen van het Huis." Dat was, rondweg gezegd, een leugen, maar een leugen om bestwil. Een vriend van Lord Salisbury heeft later gezegd: »Een staatsman, die in zulke omstandigheden zich bereid toonde om hetgeen hem het hoogste belang van den staat scheen aan zijne particuliere nauwgezetheid op te offe ren" met andere woorden, die ter wille van zijne politiek niet durft liegen »zou verdienen, dat men hem eerst een krans op het hoofd zette wegens trouw aan zijn geweten, en hem daarna het hoofd afsloeg wegens landverraad.'1 Hoe het op het Congres te Berlijn is toegegaan en wat daar is vastgesteld, is van algemeene bekendheid. Bismarck trad daar op als »de eerlijke makelaar," maar hij kon het succes der Engelsche diplo matie niet meer .ongedaan maken. Het zuidelijke deel van Bulgarije bleef Turksch; Griekenland kreeg enkele deelen van Thessaliëen Epirus, Oostenrijk «bezette" Bosniëen de Herzegowina en Engeland kreeg, als fooi van den Sultan, het eiland Cyprus. Lord Salisbury werd bij zijn terug komst van het Congres te Berlijn met luidruchtige toejuichingen ontvangen: *peace with honour" was schering en inslag van alle welkomst-speeches. Maar als men na gaat, hoe jammerlijk de toestanden op het Balkan-schiereiland zijn gebleven, en nu, na vijf-en-twintig jaren, meer dan ooit zijn geworden, mag men zich afvragen, of het niet beter zou zijn geweest, als de bepalin gen van het traktaat van San Stefano dadelijk van kracht waren geworden. Tot nu toe is helaas bij elke poging tot op lossing der Balkan quaestie voor de mogend heden het eigenbelang steeds hoofdzaak geweest, en daarmede gaat natuurlijk het streven gepaard om elkander zoo weinig mogelijk van den buit te gunnen. Het ontbreekt ons hier aan ruimte, om de politieke loopbaan van Lord Salisbury, als minister en als hoofd der Tory-partij, verder in bijzonderheden na te gaan. Wij veroorloven ons echter aan te halen, wat wij in 1896 scbreven, naar aanleiding van het optreden van het derde ministerieSalisbury, dat door een compromis tusschen conservatieven en liberaal-unionisten (tegen standers van Gladstone's Home, flule voor Ierland) tot stand kwam. *) »De minst sympathieke figuur in het ministerie is zeker de minister van kolo niën, Joseph Chamberlain, een ex-radicaal en een ex-Home Ruler, die zijne vroegere goden heeft afgezworen. Engeland's buitenlandsche politiek is in verreweg de meeste gevallen eene politiek van koloniale quaesties, en men zou dus moeten onder stellen, dat Lord Salisbury als minister iemand zou hebben gekozen, die niet slechts zijne inzichten volkomen deelde, maar ook zijne methode nauwgezet toepaste. Gaat men nu de faits et gestes van den tegenwoordigen minister vaii koloniën na men denke slechts aan diens houding tegen over de Chartered Company in de ZuidAfrikaansche Republiek! dan komt men bijna in de verzoeking om aan te nemen, dat Lord Salisbury iemand heeft gezocht, die het vuile werk voor hem deed. Ongelukkig geven de enkele uitlatingen *) Zie Lor// Salisbury in Mannen en T'rouifeu vun Beleekenis, aan welk opstel een deel van het bovenstaande is ontleend. van den premier weinig grond voor de hoop, dat hij zijn minister van koloniën vroeger of later zal desavoueeren. Zoolang de groote meerderheid, welke de regeering in het Lagerhuis bezit, de pleidooien voor internationale rechtvaardigheid en betame lijkheid met een, minachtend schouderop halen beantwoordt of als partij-manoeuvres voorstelt; zoolang de invloedrijke Rhodescöterie zich gesteund voelt door de open bare meening, zoolang is er zeker niet op te rekenen, dat de regeering openlijk en krachtig optreedt tegen intriges, aan welke zij wel niet officieel hare goedkeuring kan hechten, doch welker doel in volkomen overeenstemming is met hare geheime wenschen." Op allertreurigste wijze hebben de ge beurtenissen de juistheid dezer pessimis tische opvatting bevestigd. De rampzalige oorlog in Zuid-Afrika, eene blijvende schande voor Engeland, heeft het bewijs geleverd, dat zelfs een man met een eer vol verleden en een hoogst invloedrijke positie als Lord Salisbury, geheel is ge komen onder den noodlottigen invloed van een Chamberlain. Salisbury zelf heeft on getwijfeld imperialistische neigingen gehad, maar een >Jingo" is hij slechts geworden tegen wil en dank. En aan dien dwang, die voor hem pijnlijk moet zijn geweest, heeft hij zich alleen kunnen onttrekken door in 1902 zijn ontslag te nemen als premier. Zijn laatste levensjaar heeft hij, zich geheel buiten de politiek houdende, op zijn landgoed Hatfield doorgebracht. Maar voor den oorlog in Zuid-Afrika blijft hij, als hoofd van het Kabinet, in de eerste plaats verantwoordelijk. Jammer, dat eene in vele opzichten zoo schitterende loopbaan zulk een treurig einde heeft gehad! 'iiiiiiiiiiiiMiuiiiiitiiiMMiiiiiiiiiiimiimiiniiimiiMNiiiiiiiiMiHij Minimi iiiiiiiiiHiHimiiiiiimiiiiiiimiiminiiiiiimniiniiiniiiiiiirji haar hoofd kreeg, toen zy moest hooren dat zij naar het zuiden waren afgereisd. Zij kreeg een gevoel van benauwdheid in de hartstreek en zakte ineen. Toen zij weer bijkwam, lag zij goed verzorgd in een zeer ruim ledikant en was een vriendely'ke oude vrouw, die sprekend op haarzelve geleek, by haar. Zy gevoelde een groote behoefte haar hart eens uit te storten en daarom nam j zy de oude vrouw geheel in haar vertrouwen. Deze was het met haar eens, dat zy, het mocht kosten wat het wilde, haar man moest terug halen vóór haar zoon in het lar.d terug was. Zy moest dus onmiddellijk verder reizen, maar opdat zy niet weer zoo in angst zou zitten, zou zij op aanraden van de vriendelijke vrouw een bediende meenemen, die over haar wa ken kon. Juffrouw Schaafsma maakte zich dus weer gereed verder te gaan, terwijl de vrouw iemand zou halen, die volkomen vertrouwd was en voor een geringe belooning wilde meereizen. Juffrouw Schaafsma was wel eenigszins verbaasd, dat die vertrouwde persoon een zes voet lange neger bleek te zijn, maar zy vond het zwarte gelaat met de lachende oogen en de witte tanden zoo sympathiek, dat zij onmiddellijk toestemde hem in haar dienst te nemen. Zy meende hem echter toch eenige vragen te moeten stellen en al haar kennis van de Fransche taal verzamelende, zeide zy : Lequel nomV Haar verbazing werd niet minder toen het antwoord was : Sjeikh Rasa-ibn-Joessoef-ibnoe Ibrahim pasol patoe Kroemi. maar de reus gaf er dadelijk de verklaring bij dat hij een prins in zijn land was, maar in een oorlog gevangen was genomen, als slaaf verkocht, en na veel omzwerven eindelyk hulpportier in een hotel was geworden. Nu was de naam, waarbij hy' bekend was Pouf-pou.f. Zoo noemde juffrouw Schaafsma hem nu ook, en dus ging het zonderlinge paar de reis aan vaarden, waarvan het einde niet was te voorzien. lllllllltllllUIIIMIMIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII Een onMllijKüeid in net vóór-ontwen Arbeidswet. Eindelijk is dan de hand geslagen aan een algeheele herziening van de Arbeidswet. De minister heeft den goeden weg gevolgd door eerst het oordeel van de deskundigen te vragen, voordat een wetsontwerp bij de Tweede Kamer wordt ingediend. Zoo is een voor-ontwerp in de wereld gekomen, waarover ieder, die het in handen krijgt, zijne meening kan zeggen, opdat al deze meeningen en adviezen het hunne kunnen bijdragen tot het vormen van een practische wet. Alleen wensch ik de aandacht te vragen voor het aanwijzen van een onbillykheid, die m. i. in het voor-ontwerp voorkomt. Ik wil dan stil staan bij art. 4 sub a, waarin bepaald wordt: «Onder arbeid ver staat deze wet echter niet de werkzaam heden, verricht: a. door het hoofd of den bestuurder van eene fabriek, eene werkplaats of' een winkel." Uit deze bepaling volgt dus, dat de patroons niet vallen onder de beperkende voorschriften van het ontwerp, o. a. wat den arbeidsduur betreft. Het onbillijke in deze uitsluiting gelegen, springt in het oog, als wij ons eens bezighouden met de rege ling van den arbeidsduur van de broodbakkers. Reeds sedert lange jaren is gewezen op het feit, dat de broodbakkers gebukt gaan onder te lange arbeidsdagen en ook het vorige ministerie heeft reeds getracht daar aan een einde te maken, door dienaan gaande bepalingen op te nemen in een door het tegenwoordige ministerie ingetrokken wetsontwerp op de arbeids- en rusttijden. De Inspecteur van den Arbeid in de tweede inspectie wees in zijn verslag over 1899/1900 op den overmatigen arbeidsduur in de volgende bewoordingen: > Afgezien van de door velen en ook door mij ge deelde meening, dat nachtarbeid in bakke rijen slechts het gevolg is van toegeven aan een gril van het publiek, zal toch elkeen den veeltijds in bakkerijen voorkomenden werkduur van meer dan 90 uur per week, niet dan zeer overmatig kunnen noemen, HiiniiiniiHtiiiiiiii iiiiiiiiiiifiiiiiiiiiiiiiitiniHi Het gedreun van den trein hinderde de oude vrouw nu niet meer zoo erg. Alleen dat gevoel alsof zy zou kunnen zweven verliet haar riet. En heel geruststellend was het, dat nu niet het hoofd van een onbekende, maar de zwarte tronie van haar begeleider zich van tijd tot ty'd vertoonde, en Pouf- pouf haar dan toeriep : All right, ca va bieu !" Juffrouw Schaafsma zat nu maar stil voor zich uit te kyken; zij gevoelde, dat zy een beetje suf werd en alles om zich heen niet zoo heel goed meer zag. Zij was echter blijde dat de trein zoo goed voortmaakte, zy zou later een fooitje aan den machinist kunnen geven dacht zy en het was alsof dat gedreun van den trein zeggen wilde: Wij komen eraan, wij komen eraan." Juffrouw Schaafsma kon bemerken dat zy naar het zuiden reisde. Zij kreeg het hoe langer zoo warmer, en had een brandenden dorst. Poufpouf wist daarop echter raad. Hij bezorgde haar lekker koud water en daarvan dronk zij glas op glas leeg. Zoo spoorde zij maar voort van stai tot stad, op een wonderbaarlyke wijze bijna zonder eten levende, tot zij eindelijk ergens kwam de plaatsnamen konden haar niet veel belangstel ling inboezemen waar de trein langs een uitgebreide haven liep, waarin honderden stoomschepen zich bewogen. Zij stoomden heen en weer, de haven in en de haven uit, zooals naar juffrouw Schaafsma dacht, de Zaankanter boot jes door het Y varen. Alleen waren hier wel honderdmaal zooveel schepen, die ook veel grooter waren. Een vertrekkende stoomer maakte vooral veel haast. Een dikke, zware rook golfde uit de breede stoompijp en het water vloog hoog tegen den boeg op. Eensklaps werd de aandacht van juffrouw Schaafsma getrokken door een dame in een wit kleed, die op het achterschip stond. Een breedgeschouderd man kwam op haar toe en boog zich over haar heen. Geen vooral indien rekening wordt gehouden met het feit. dat de veelal hooge tempera tuur in bakkers werkplaatsen er toe bij draagt om het verbluf aldaar in meerdere mate afmattend te doen zijn." Het jongste rapport over het bakkersbedrijf te Zutfen, samengesteld door de aldaar van particuliere zyde in het leven geroepen enquête commissie naar vaktoe standen, toont aan, dat ook in Zutfen de toestand der bakkers verre van gunstig is. Wij lezen aldaar het volgende: Bij den arbeid van mannelijke personen boven 16 jaar, in het broodbakkersbedrijf werkzaam, behoort men onderscheid te maken tusschen de eerste vijf weekdagen en den zesden (van Vrijdagavond of-nacht tot Zaterdagavond voor Christenen, van Donderdagavond -f -nacht tot Vrijdag avond voor Israëlieten). Voor de eerste vijf dagen is de langst genoteerde werktjjd 14Vs uur, de kortste ISVs uur, de gemid delde der 14 bedrijven 133/5 uur; voor den zesden werkdag is de langste arbeidsduur waarvan wij hoorden, 22l/s uur, de kortste | 16, gemiddelde der 14 bedrijven 18 uur. \ Men krijgt aldus per week als langsten arbeidsduur 5 X 14V3 + l X 19V2 = 92 uur, kortsten arbeidsduur 5 X 12V3 + l X 16 78Vs uur, het gemiddelde 5 X 133/; + l X 18 = 85 uur. De commissie komt tot de conclusie, waarmede ik gaarne instem, dat de werktijd zoowel voor de patroons als voor de ge zellen buiten twijfel te lang is en, zoo het vqor-ontwerp van de Arbeidswet- van minister Kuijper ten aanzien der bakkerijen wet werd, aanmerkelijk zou moeten worden ingekort. Dit voor-ontwerp bepaalt nu ten opzichte van de broodbakkerijen, dat de werkzaam heden des ochtends niet vóór 5 uur mogen aanvangen en dat voor mannen, die in een broodbakkerij werkzaam zijn, ten hoog ste tweemaal per week, maar niet meer dan zestigmaal in een kalenderjaar het aantal werkuren mag bedagen: a. ten hoogste ISVz, indien de arbeids duur op andere werkdagen het aantal van lOVs uur niet overschrijdt; b. ten hoogste 16, indien de arbeidsduur op andere werkdagen het aantal van 10 uur niet overschrijdt. Is ingevolge het bepaalde onder a of b het aantal werkuren op meer dan 11 vast gesteld, dan mogen de werkzaamheden op dien dag aanvangen op zijn vroegst te 2 uur des nachts. Hier wordt dus bepaald verbod van nachtarbeid gedurende 5 dagen per week en een maximum-arbeidsduur van 66 uur per week. Ieder, die overmatige werktijden in strijd acht me't de eischen van de gezondheid der betrokken personen (zou de bleeke gelaats kleur der bakkers niet daaraan zijn toepte schrijven ?; en met hunne positie als familie vader en maatschappelijk persoon, zal met genoegen deze beperkingen hebben gelezen en zal hopen, dat het voor-ontwerp, wat dit punt te minste betreft, wet moge worden. Wanneer dit zoo is, dan is het jammer, dat het bovenaangehaald art. 4 sub a voor een goed deel te niet zal doen hetgeen over den arbeidsduur is bepaald. Dat de patroons buiten de regeling, in de Arbeidswet opge nomen, vallen, is over het algemeen ver klaarbaar. De wet toch wil waken tegen de exploitatie van menschelijke werkkrach ten en nu is het volkomen waar, dat men alleen dan in den regel van exploitatie kan spreken, als men te doen heeft met het gebruiken van krachten door anderen dan de bezitters er van, m. a. w. wanneer de patroon zichzelf afbeult en door o vermatigen arbeidsduur zijn lichaam sloopt, spreekt men niet van exploitatie, maar meent men, dat de patroon dat zelf moet weten ; wanneer evenwel iemand in dienst van een ander hetzelfde doet, wordt deze daad met een ander oog bekeken en treedt de exploitatie op. Gelijk reeds gezegd, is dit onderscheid in den regel juist te noemen. Indien echter het gevolg van het buitensluiten van den patroon is, dat de voor het personeel ge maakte regeling leidt tot benadeeling en onbillijkheid, dan dient van den regel te worden afgeweken. En zoo is het nu met betrekking tot de broodbakkerijen. In dit vak doet zich het verschijnsel voor, dat er naast de groote en middel matige bedrijven nog steeds tal van kleine bedrijven zijn waarin de patroon alleen werkt zonder hulp van anderen, tenzij van een zoon of ander lid van het gezin. De patroon is dan wel hoofd of bestuurder van een onderneming, doch heeft geen personeel en op hem zijn dan niet van fuiiiiiiiiiiinitimuiiiiliiiii lUllllllllllllllllllllllimillllllllHIIIUHIUJK twy'fel meer, die man en vrouw waren Sjoerd en Lui. Zij had ze voor de zooreebte maal gemist! Nauwelijks uit den trein gestapt liet zij Pouf-pouf hooren of er ook een ander stoom schip in dezelfde richting voer, als het schip waarop Sjoerd en Lili zich bevonden. En waar lijk, zy had als het ware slechts zich in te schepen. De stoomer lag onder stoom. Een lang gerekt fluiten weerklonk en hy zette zich in beweging. Het schip had, naar het juffrouw Schaafsma voorkwam, niet minder vaart dan het reeds vertrokkene. En zy ging nu maar stil in de kajuit zitten en luisteren naar het geluid, dat de schroef by het draaien msakte en dat haar levendig aan de spoorreis deed denken. Boven haar hoofd was een luik, en soms kwam Pouf-pouf er doorheen kyken om haar zijn getrouw : All right, tout va Men", toe te roepen. Zy' was daaraan weldra zoo gewend, dat zij, na eenigen tyd reeds omhoog keek of hy niet reeds weer daar was. Toen kreeg zy het in het hoofd te gaan tellen hoeveel tellen er verliepen tusschen eijn verschijningen. Zy kon tot twintig tellen, en nu be lacht zij dat als zy nu het aantal malen dat Pouf-pouf ver scheen telde en zy vermenigvuldigde dat met twintig, zij dan het aantal tellen zou kry'gen, verloopen sinds zij begon te tellen. En aan gezien elke tel een seconde was, xou zy aldus in staat zijn na te gaan, hoelrng zij in de kajuit gezeten had. Dat het vrij wat gemakkelijker zou zy'n haar horloge te raadplegen, op dat denkbeeld kwam zy'n niet. Zy was een beetje doezelig geworden, alleen de gedachte dat zy' zoo dicht by haar man was, dat zy nog steeds de zware rookwolken, welke zijn stoomer achter zich liet dry'ven, langs de venstertjes van de kajuit kon zien trekken, hield haar staande. Hoe ontstelde zij echter toen Pouf-pouf met de jobstijding kwam, dat de vluchtende stoo mer won.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl