De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 6 september pagina 3

6 september 1903 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

Ho. 1367 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. toepassing de beperkingen van den arbeids duur. Het waarschijnlijke gevolg zal zijn, dat deze patroon 'B nachts zal gaan werken om aan zijne klanten 'B morgens versch brood te kunnen voorzetten. Door deze wijze van doen zal hij allicht velen tot zich trekken, die op versch brood gesteld zijn en het .niet meer kunnen verkrijgen bij hun bakker, die door de wet in zijn arbeid wordt beperkt. Dezen laatsten bakker en zijn collega's wordt dus een onbillijke concur rentie aangedaan. Bovendien bestaat altijd het gevaar, dat de andere patroon s trachten zullen ook versch brood te leveren en, wanneer zij persoonlijk het werk niet af kunnen, beproeven zullen de wet heimelijk te overtreden door hunne gezellen te doen werken. Geschiedt dit, dan heeft de wet een zeer _verderfelijk gevolg. Het wil mij dan nu voorkomen, dat hoe goed de uitsluiting van den patroon ook bedoeld is, deze tot minder gewenschte gevolgen zal leiden. De eenige oplossing zie ik in het- brengen van den patroon onder de _wet, dus door de bepalingen van den arbeidsduur ook op den patroon van toepassing te verklaren. Dan zal er geen onbillijke concurrentie meer zijn. Kampen. Mr. dr. H. S. VELDMAN. Ook uit de natnnr. In klein of kort bestek. Opmerkelijk, wat afbakening en begrenzing vermogen. Ontwik kelden niet te na gesproken, maar overbekende putten of gezichten, beknopt en duidelijk in beeld gebracht op foto's, prentbrief[kaarteD, e. d. welke verwondering lokken ze in den regel niet uit? Met geen mogelijkheid kan men inzien of begrijpen, dat het afgebeelde, even vaak voorbij geloopen (!) als aangekeken plekje, zóó mooi kan wezen. En de voorstelling moet anders, stellig geflatteerd, in elk geval mooier dan de werkelijkheid ZIJD. Men voelt en staaft dat gewoonlijk al even onwillens als onbewust juist door de be kentenis mak voorbij geloopen" hier wordt iets gemist: het welgeopend oog, de geoefende blik om een stuk natuur naar welgevallen af te snijden, te begrenzen, te omlijsten ; om een brok werkelijkheid in zijn geheel, als eenheid dus, omkaderd te zien. "We zullen het er zeker wel eens over wezen, dat bet klein en kort bestek der genoemde reproducties, het aankijken en omvatten der voor stellingen tamelijk vergemakkelijkt. Zoo ondervinden we eenzelfde gewaarwording, wanneer een afgesloten of omlijst stuk natuur soms onverwachts de gelijkenis met een schilderij aanbiedt. Mochten we zulks minder bij erva ring weten in ons vlakke Nederland met zijn wijde uitzichten en strekkende vergezichten, dan doen we een beroep op het merkwaardig talent, waarmee de oud Hollandsche schilders gedurende hun verblijf over de grenzen van rotsopeningen, tunnels en zelfs waterleidingen partij getrokken hebben, om door poorten of viaductbogen in de open lucht het verschiet te laten zien. Wel is waar, onderging het landschap geen verandering^: het bleef dezelfde aarde en het zelfde luchtruim. Maar door de grenzen die het bekwam werd het dikwijls vele malen aanlok kelijker en bekoorlijker. Dit beroep, vooral met het oog op nagelaten weiken van schilders als de gebroeders Both en Van Berchem, doen we allicht óók zij het dan minder rechtstreeks door de kostelooze gelegenheid dezer dagen geboden, de werken vau een onzer baanbrekende landschapschilders, Jan van Goyen, te kunnen bewonderen. Een zeldzame als overschooue ge legenheid trouwens, en waarop in dit blad al zoo treffend gewezen is. Ea uu moge bet alweer pleiten voor onzen dualistischen aanleg, opvallend blijft het, dat, waar men bij de beoordeeling van schilderijen doorgaans al spoedig geneigd is af te geven op het achterstaan der uitvoering bij de natuur, men even gemakkelijk er toe overgaat, de on volprezen schoonheid der natuur daarentegen met het geschilderd tafereel te vergelijken. Waar men de natuur meent te laten winnen door baar te zien, zij het dan ook door een toevallige omlijsting, slaat men bij het bekijken van schilderijen dikwijls een averechtschen weg in. Men tracht dan de lijst af te sluiten door Zy haastte zich om aan dek te komen en kon zich inderdaad met haar eigen oogen overtuigen, dat de afstand tusschen de twee schepen vergroot was. Snel vervoegde zij zich bij den gezagvoerder. Wij blijven achter," zeide zij zoo goed mogely'k in het Fransen. Geen sprake van," antwoordde in een zware zuidelijke taal de kapitein, die een echt kind van Marseille was. Geen sprake van. Ik voer het snelste vaartuig van de geheele Middellandsche Zee." Maar het andere schip wordt hoe langer zoo kleiner," klaagde juffrouw Schaafsma. Zinsbedrog l" snoefde de kapitein, dat denken zij van ons ook, maar het is niet waar ! Wij hebben veel sneller vaart." Op dit oogenblik veranderde het voorste schip klaarblijkelijk van koers. Ziet ge wel l" riep de gezagvoerder juffrouw Schaafsma toe. Ziet gewei. Hij is bang, otndat wij hem op de hielen zitten. Nu wil hij zich in den Griekschen Archipel redden. Hij zet er koers heen." En als hij die bereikt?" Ja, dan zyn wij hem kwijt, want hem daar te vinden is even lastig als een speld in een hooiberg opzoeken." Maar dan is alles te vergeefs geweest ?" Niet onwaarEcbijnlyk, maar, mijn lieve ma dame, wat zult gy u verder moeite geven voor een man, die zoo slecht gehandeld heeft, dat hij u kon verlaten voor zulk een mamsel. Ge loof mij dan zyn er nog mannen, die uw beminnelijke zorg voor hun bestaan beter zou den weten te waardeeren, en die aan een rijpe, welberaden vrouw de voorkeur zouden geven boven een or doordacht ding met een paar mooie oogen. Lieve madamke " Mensch, ben je gek of wat mankeert je," riep t u juffrouw .Schaafsma uit, toen de Marseillaan aanstalten maakte om voor haar op zy'n knieën te vallen. Van mijn doos met een als kijkkoker gevormde hand, door een opgerolden catalogus of door een heuscb daarvoor bestemd instrument de lijst weg te maken dus zich inbeeldend de gelijkenis der schil dering met de werkelijkheid te vergrooten, het ,natuurlijke" er van te verhoogen. Zijn beide manieren al even slecht te rijmen, de natuur kan er in elk geval best buiten. Om dat de echte schilder nooit kan bedoelen, de werkelijkheid of de natuur op zij te streven, laat staan te vervangen, vergete men niet, beslist ?kunst en natuur te scheiden. De vergulde schilderijlijst komt ons daarbij te gemoet, zoo goed als de gouden voetlichtlijn ons kan behoeden, de wereld op de plankeu te verwarren met de wereld daarbuiten. Het tooneel zou ons daar weer aardig tot ons uitgangspunt in klein of kort bestek terugvoeren. We willen ons echter niet langer incirkelen, maar het kringetje trachten uit te zetten, de grenzen zoeken te verwijderen. Uitbreiding, ver grooting van gezichtskring, men schijnt er nog niet zoo afkeerig van. Immers het voor eenige oogenblikken verwijden van het hinderlijk schilderijen-encadrement, zou men meeuen, leidt al daartoe. En daarom, lettend op de middelen in onze dagen uitgedacht en aangewend om vooral het jongere geslacht de natuur in te krijgen, ten einde het al vroegtijdig met die veelzijdige wonderwereld, anders dan voorheen en rationeeler dan op school of uit de boeken, vertrouwd te doen raken. Men denke slechts aan het »vrije kwartiertje" in park of plantsoen, aan schoolwaudelmgen en leertochten, aan al die aankomende flouristen en faunisten op vrije" schooltijden en in vacantiedagen langs »sloot en plas" door ,veld en bosch" over //hei en duin", aan zoo velerlei artikelen in tijdschriften en bladen, kortom aan al die opwekking en bedrijvigheid om met vang en schepnet gewapend de Dievende natuur" in te gaan.... zou nu, wat ook wij beoogen : verruiming van blik, daarmee niet samen kun nen gaan ? We gaan zelfs verder en vragen, zou die drang om de natuur waar te nemen, op alle mogelijke wijzen te verkennen en te bestudeereo, al niet de aanleiding kunnen worden, dat ook het landschap zoo totaal weggecijferd bij ons hedendaagsch teekenonderwijs eens aan de beurt kwam ? Die echt. vaderlandsche bodem met zijn groene weiden en frissche waterstroomen, golvende akkers en lachende landouwen met de per spectieven zijner eigenaardig gebouwde steden en strekkende vlakten, spiegelende oevers en rimpelende vaarten met zijn vergezichten door polders en van heuvelklingen, langs duintoppen en in zee en over dat alles, met den aanblik zijner met licht bezwangerde, wolkenstapelende en immer bewogen luchten l Nog eene, zou verruiming van blik, uitbrei ding van gezichtsveld, zich niet paren kunnen aan wat we boven aanvoerden, althans langs even natuurlijken weg te bereiken zijn ? Den Keulschen Dom ziet, begrijpt, voelt noch geniet men op een paar meters afstand. En schilderde Ruysdael niet de St. Baaf van den Bloemendaalschen weg F Oog voor het kleine, doch ook voor het groote voor het deel, niet minder voor het geheel. Van vin tot wiek, van vierk tot vleu gel van korrel tot aar, van halm tot akker. De boomen niet alleen, maar ook het bosch !. De blik over de vlakte en door het ruim, langs heirand en duinzoom naar 't verschiet, den horizon en het uitspansel. De aarde geen rijk meer op zich zelve. Onze aaudacïit niet langer verdeeld tusschen haar en omhoog. Ook niet alleen door tunnel en boog een stuk hemel en aarde omvat, het beneden en boven omvademd, om er mooie dingen te leeren zien, nog mooiere te droomen en voor den geest te tooveren. Het mateloos zwerk en wisselend wolkenheir, het dramatisch uitspansel een achtergrond voor de onbegrensde schilderij der -natuur. Een fond, waarvoor we uit het zenuwachtig, onstuimig alledaagsch drijven samen komen met ons zelf, waarin we ons zelf terugvinden ; want daar zijn momenten voor fijngevoelige en meer grovere, voor vurige en zwaarmoedige naturen, voor hen die gaarne lachen of liever peinzen. Daarheen voett ons de oud-Hollandsche, zoowel als de moderne schilderkunst. Zij, die eerst den menscb, in het bedrijf zijner dagelijks terugkeerende beslommeringen en voorvallen, ia de landschappelijke omgeving en entourage plaat ste ; maar het later toen het ging: het landschap om het landschap ook buiten hem wist te stellen. Daarheen leidt ons de perspectief! Echter geen perspectief tusschen muren of uit boeken. Dus de school, maar ook de wo ning en de straat uit, liet park door. de stad met hare rookpluimen, nog lawaaiend in de verte achter ons, de vlakte op of naar zee. Van torenplat, heuvelkruin of duintop, daar is WMiiiimmiiiiiiimiiiitiiiiiiimiiiiiiitiiiiuftiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHuiiB gouden tientjes blijf je toch nuchter," en het was haar waarlijk een geruststelling toen Poufpouf zich bij haar voegde. Deze had zich echter den tyd ten nutte gemaakt om geheel van uiter lijk te veranderen. Hij droeg nu een prachtig Moorsch costuum van uweel en bont. vol gouden passementen, terwyl een kromme sabel, waarvan het gevest met diamanten bezet was, aan een gouden gordel voor zyu beeaen hing. Hij maakte een diepe buiging voor juffrouw Schaafsma en vroeg haar bevelen. En toen kwam over de oude vrouw die geest van waaghalzerij, die een der meest kenmer kende eigenaardigheden was van sir Phileas Fogg, den held van haars mans leven, die hem overmeesterd had toen hij nog achter zijn toon bank zat juffrouw Schaafama herdacht dien tijd met een snik en zijn eerste reisverhalen van het misdruk-pakpapier las. Zij bleef in gedachten even stilstaan bij de vredevolle avon den, toen het kind pas verwacht werd, en baas Sjoerd na een drukken dag van wegen en pak ken, in den stillen winkel neerzat een pijpje rookend en een verhaal lezend, en baar dm later allerlei episoden uit die verhalen oververtellend, met 6en kleur van opgewondenheid op zijn breerie, vleezige wangen. Waarom, vroeg zy zich in stilte af, zou een vrouw zoo'n Engelschman niet kunnen navolgen, vooral wa&r het toch hoofdzakelijk slechts een kwestie van geld was. Juffrouw Schaafsma wendde zich tot Pouf-pouf, en droeg hem op te zorgen, dat het. dchip zoo groot mogelijke vaart kreeg. Hij moest machi nisten en stokers geld toestoppen, hij moest de stuurlieden en den kapitein omkoopcn, om desnoods wat lading over boord te zetten, maar Pouf-pouf beduidde baar dat geld niet noodig was. Hij dreig !e ieder een, die aan boord was. met zijn getrokken krom zwaard, zoodat allen voor hem schenen te kruipen. De machine werkte met alle macht. Zware rookwolken daalden neder op het witte zog uitzicht en overzicht. Later, allicht ook inzicht. Laat ons het er eens op wagen! (SM volffi.) K. BES. Museum v. Kunstnijverheid te Haarlem. In de rotonde van bet Museum van Kunst nijverheid te Haarlem is thans een der laatste aanwinsten, het afgietsel van een groot Egyp tisch relief uit de XIX dynastie tentoongesteld, dat zoowel door zijne artistieke uitvoering als door zijn eigenaardige symbolische voorstelling de aandacht trekt. Het oorspronkelijke relief is in graniet; stelt voor eene plechtigheid by kroning Seti I en is vermoedelijk afkomstig van den grooten tempel van Heliopolis. Het beeldhouwwerk is een geschenk van Cito Pacha Hekekian van Alexandriëaan den koning van Belgiëen werd door de Belgische commissie >les Echanges Internationaux" aan het Museum van kunstnijverheid afgestaan. In de blauwe zaal zijn tevens de drie ge batikte paneelen van Gris Ie Beau, die op de Nederl. tentoonstelling te Crefeld zoo zeer de aandacht trokken gedurende eenige dagen te bezichtigen. ntttumitmiiii Moert Samain. Au jardin de l'Infante, augmentéde plusieurs poèmes. 6aEdition. 1902. Paris. Sociétédu Mercure de France. Bij de uitgave van zy n eersten bundel »portraits symbolistes" schreef Remy de Gourmont, zich bg voorbaat verdedigend tegen het verwet dat hy de ouderen vergeten zou b{j 't verheer lijken der talentvolle jongeren: >ces jeunes gens ont des pères et des maitres: Baudelaire, Villiers de l'Isle Adam, Verlaine, Mallarmé, et d'autres. lis les aiment morts ou vivants, ils les lisent, ils les coutent. Quelle sottise de croire que nous dédaignons ceux d'hier ! Qui donc a une cour plus admirative et plus affectueuse que Stéphane Mallarmé? Et Villiers est-il oublié? Est Verlaine délaissé?" (Le livre des masques, Préface ) Wy' zouden ons een tegenovergestelde vraag kunnen doen. Wij hebben leeren kennen, be wonderen of liefhebben de dichters voor wie de Gourmont het noodig acht een pi teitsbetuiging te offeren; maar zy'n we niet bij hen blijven staan ? By den laatstgenoemde vooral ? HU was voor ons de grootste der Fransche tijdgenooten, en zijn verblijf in Holland, de voordracht zijner verzen, zijn optreden hier voor ons, had het gevoel van vereering inniger gemaakt. Een kunstenaar als Jan Vethteekende zy'n beeltenis even karakteristiek scherp in lynen als in woorden: Verlaine werd voor ons de vertegenwoordiger van de moderne Fransche literatuur, wat Hugo voor een vorig geslacht was geweest: de Franeche dichter by uitne mendheid. Maar ... verblindde ons die vereering niet voor de verdiensten van anderen ? Ik geloof van wel. Enkelen, wier speciale studie gericht was ook op de nieuwe Fransche literatuur, zullen nog jongere namen en titels hebben opgemerkt, maar wij, wij, het groote publiek, kennen we veel van de talenten die zich ge deeltelijk tegelijk met, gedeeltelijk na hen ontwikkelden en openbaarden, wier namen als schitter-starren het licht der andere dreigden te verduisteren. Een der talenten die ten volle verdienen buiten Frankryks grenzen gekend te worden is Albert Samain. 1) Al blijkt de invloed van ouderen o.a. van Verlaine zeer duidelijk : er is toch in dezen dichter zooveel oorspronkelijk heid, zooveel echtheid, zich openbarend in eigen vorm, zooveel oprechtheid van blijkbaar door leefd sentiment, dat we vanzelf aan een zelf standig poëet, aan een zuiver individueel dichterleven gaan gelooven. Hg is geen eenzijdig dichter, ik zal op ver schillende uitingen van zijn talent kunnen wijzen, maar hij heeft toch een zeer gemar keerde voorliefde. Zij geldt het teere, onbe stemde, de zachte overgangstinten, de wee moedig-verbleekende herinneringen, het ver fijnd-broze dat met schuchtere aanraking gehanteerd moet worden. J'adore l'mdécis, lts sons, les coulcurs frêles, Tont ce qui trumble, ondule, et i'rissoime, et chatoie, Les chevenx et Ie* } eax, l'eau, les feuilles, la soie, Et la spiritualitédes formcs givles.... Niet het pozitief-massieve, het wisselende, 1) In zyn belangwekkend artikel over Fran sche Symbolisten in De Gids van 1902 zegt prof. Van Hamel van hem alleen dit: »De nagedachtenis van den zoo jong gestorven Albert Samain schijnt boven de jongste reso lutie der Fransche poëzie te zweven als de laatste glans eener vroegere periode, en tevens als de dageraad van een nieuwen dag." iiiiimiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiHiiiiiiiMiiiniiiiimiii achter de boot; de machinist en stokers werkten zich half dood bij het bedienen der vuren en waarlyk er kwam meer gang in het schip. Pouf-poüf geleidde juffrouw Schaafsma naai de commandobrug en zoo stonden die oude, zware vrouw en die reusachtige neger als twee wrekende engelen naar het vluchtende schip te staren. Maar ook dat kliefde weer met grooter spoed de baren. Full speed, full speed !" brulde de neger door de spreekbuis. Wij hebben het uiterste bereikt," riep de chef machinist terug. Stampend en dreunend werkte de machine voort. ..Belast de veiligheidskleppen," commandeerde de neger en zwarter kwamen de rookwolken uit de fichoorateerien, Wij hebben geen brandstof meer,'' klaagde nu een stem uit de diepte. Koop het schip," kreet toen juffrouw Schaaisma uit. Ponf-pouf riep den kapitein en na een kort onderbond was zij eigenaresse van den stoomer. Verstook nu al het hout dat gemist kan worden." Met een kreet van woest genoegen sprong Pouf-pout van de brug op het dek en onder zijn leiding werden kajuiten, dekhutten, luiken, ja, wat al niet, gesloopt, stuk gehakt en in de vuren gestopt. Die vuren leefden op. Het schip stoot' als met sprongen vooruit en sipeds kwam men den anderen stoomer nader. Met een wreede uit drukking van naat zag juffrouw Schaafsina neer op die tengere figuur in het witte kie.ed, tldar voor haar cp het ar.htcrdek van den anderen stoomer, J!a ! nj gevoelde zich als een gorlin der wrake en groot zou haar overwinrang zijn. De bedrieglijke patisienne zou aan haar voeten moeten kruipen, voor zij vergiffenis zou willen schenken. Zij dacht er over haat aan Pouf-pouf tot slavin te geven. alleen bekoorlijk door bewegelyken glans en verglijdenden vorm. Zijn >art poétiqne" is hiermee in overeen stemming. Je rêve de vers doux et d'intimes ramagea, J)e vers a fröler l'ame ainsi que des plurnages, De vers blonds ou Ie sens tluide se délie, Comme sous l'eau Ja chevelure d'OpIiélie, De vers silencieur, et saus rhythmc et sans trame, Ou la rime sans bruit glisse comme une raine, J)e vers d'uue aneienne etoffe, exténueé, Impalpable comme Ie son et la n nee, De vers de soirs d'automne ensorcelant les heiu'es Au rite féminin des s\llabes mineiires, De vers de soirs d'amour ucrvés de verveine, Ou 1'i'ime sente, exquise, une euresse a peine, Je rève de vers donx mourant comme de» ro»es. En zijn verzen houden veel van de scheme ring met haar onbepaalde, vervloeiende vor men en kleuren, van den maneglans op stille vijvers, waar de waterlelie droomt; willen har monisch klinken met den verstervenden nagalm van de avondklok, hun rhythmeweek deinend als het slaperig neigen der bloemen, als het even golven van het donkerend groen onder de aanraking der stervende koelte. Tuinen en parken bij avond ... Luister naar «Promenade a, l'étang." Le ealnie des jardius profonds s'iJéulise. L'ame du soir s'aimonee a la tour d'église. Bij hoeveel verschil ook, wekt toch dat laatste vers door zijn stemming de herinnering aan Gray's The eurfew tolls the knell of parüni: day. En we komen meer en meer onder de avondimpressie bij 't lezen van dat telkens tweemaal keerend ry'm: L'ombre lente a noyéla valle'e indistinete. La eloclie, au loiu, note par note, s'est teinte, Emportant comme l'aine i'rêle d'une sainte. 't Welk zich verplechtigt in : L' lieure est a nous; voiei que, d'instant en instant, Sur les bois violeta au mystère invitant Le grand manteau de la Solitude s'étend. Met deze neiging tot de eenzaamheid der stille tuinen stemt de titel-keuze overeen. >Le jardin de l'Infante". .. de dichter ziet zy'n ziel als een konings-dochter, stil toevend in het park dat het vorstelijk verblijf omgeeft. Zij dwaalt door paleis en tuin rond in haar fraaiste kleed en, ernstig, droomt ze onder de arcaden haar droomen van schoonheid en verren roem en tijdelijke onderworpenheid aan het machtige leven. En alle emoties doorleeft zijn ziel in dat stille park van gepeinzen, waar't avond-purper soms te zwaar drukt op de gedwee duldende hoornen ; waar de fonteinen na staag vruchtelooze stijging hun water in de bassins doen murmelen, en waar het maanlicht als de ver klaring van een wreed geheim terugbeeft van het vijvervlak. Samain's verzen zijn in werkelijkheid gelijk hun motto het aanduidt, doortrokken van »une essence ravie aux viellesses des roses" (Mallarmé), en die eigenaardige geur sugge reert vanzelf de weeke kleuren van een ver bleekt verleden. Soms komt er een luchtige toon in, en dan is 't als een herleving van rococo, iets wat Verwey ook in enkele van zijn gedichten gegeven heeft. Vicus, tu verras des bergere,-;, Des imirquises bocagères, Des moutons blancs d'étagcres, Et pnis Des oiscaux et des oiselles, Des Lindors et des Angèles, Et des roses mix margelies Des puits. L nis. d'une doublétreinte Les Amants ródeut, saus crainte, Aux détours du labyiïnthe Serret. Sur Ie jardin diapliaue Uu demi-silence plaue, Oa toute mineur profane Mourrait. Men mag den inhoud gezocht en te verfijnd vinden, de uiting van een supersensitief artiest, men moet toch de gave en n'jne factuur bewon deren van het volgende sonnet: La vie est une fleur que je respire i peine, Car tout parfum terreslre est douloureux :ui fond. J'iguore l'heure vaiue, ef les hommes qui vont, Et dans l'lle d'Email ma fantaisie est reine. Mes bonheurs délieats suut faits de poreelaine, Je n'y touche jamais qu' avec uu soin profoud; Et l'azur fin. qu' exhale en fumaut nion théblond. En sa fuile odurnuie emporte au loin ma peiue. J'habite uu kiusque ruse au fond du merveilleux. J'y pas-e lout Ie jour ;i vuir de ma feuêtre Les fleuves d'or jianiii les pavsugcs bleus; El, poète rtiyal en rn>e vennillon, Autouv de l'évciitail lleuri qui l'a fait nailre, Je roerde voler mou rêve, papillon. llllllrllllllllHIIIIMIIIIIIHII iiiiiiitiiiiiiinn Toen klonk eensklaps een vreemd geluid in haar ooren. Het was alsof er een glas knapte, daarop werd zij door een rooden gloed omhuld. Er riep een stem: De ketel springt,wy vergaan," en met een oordoo venden schok gevoelde juffrouw Schaafsma hoe zij opgelicht en omhoog geworpen l werd in het y'le luchtruim en hoe zij daarna onlaag plofte in de eindelooze diepte der zee. IV. Het was der' ongelukkige vrouw alsof er een eeuwigheid voorbij ging terwijl zij zoo in de diepte wegzonk. Zij gevoelde nu wat de peillooze, bodemlooze diepte zeggen wilde, en het ver baasde haar, dat zij als door een onzichtbare kracht gestuwd v/eer naar de oppervlakte van het water gedrongen werd. Instinkticatig stak zij een arm omhoog. Zij gevoelde hoe zij gegrepen werd, en eentelaps voegde een welbekende stem haar toe: Mensch ! wat bezielt je toch. Je hebt den geheelen nacht liggen woelen en nu rol je haast je bed uit. Heb je zoo benauwd gedroomd?" Juffrouw Schaatsrna, nat van het, transpireeren, kon haar verdroogden mond niet zoo eensklaps openen. Zij keek nog half versuft om zich her-n en zag met verbazing, dat zij in haar eigen bed in da welbekende kamer lag en dat haar redder" niemand anders was dan haar eigen man, die in zijn overhemd en bretels, bezig was zich te scheren en haar terwijl zijn eene wang reeds geschoren en de andere nog ingezeept was, met groote oogen aanstaarde. Xou," zei liaar echtgenoot, ik kan het begrijpen dat je het benauwd hebt gehad, maar je hebt gisteravond ook veel te veel kreeft gegeten, oudje, dat past niet meer op onzen ouden dag. En waarover heb je wel gedroomd of weet je het niet ineer. Juffrouw Schaafsma dacht er zwijgend over na, hoe vreemd het was, dat die vertellingen van haar man na zooveel jaren nog zooveel Toch zou ik aan het talent van Albert Samain geen recht doen, indien ik den indruk vestigde dat het zich bepaalde tot het geraffineerde, supersensitieve of rococo-achtige. Hij heeft nog heel andere snaren op zyn speeltnig. Over 't geheel treft in zyn verzen telkens weer de oorspronkelijke vinding van beeldende vergelijkingen: het kenmerk van den echten dichter. Is het bijv. niet een pracht van schil dering die de verhouding van den poëet tot zyn ziele-arbeid uitbeeldt ? Sentii' passer en soi, comme une onde ruisselle, Le flut mysterieus de l'ame universelle, Eutendre dans son coeur Ie ciel même qui bat; Et couime Uti Sirfonion, lovrd de mayinjicences, Voir dans uu f'asl", d'o/-, dr pren-i'S et d'essences, l'i'air 11 soi son oeuvre en reine de Sit/ia. Ziehier een deel der werkzaamheid van de avondschemering: ... La bleu Crépuscule aux mains efTémince's Eteiut Ie fleuve ardent qiii roulnit ses mélaux' En hoe suggestief is het woord »Pale" in deze verzen: 40 c en t i per r «gil. Meter stof voor eene en hooger. Franco en vry van invoerrechten toegezonden l Stalen omme gaand; e renzoo van zwarte, witte en gekleurde Heuneberg-Zijde" van 6O cent tot fl 11.35 per Meter. G. Henneberg, Zijde-Fabr. (k. & k. Hofl.), Ziirlch. Hoofd-Depöl VAK Dr. JAEGER'S ORIt II Normaal-Martele* E. F. Amsterdam, Kalveritr. IS! Benig specialiteit in diac artikelen in geheel Ned*r! cacao a chocolade Piano-, Orpl- en ffltaieüaiÉl JIEYROOS «fc KALSHOVJEtf, Arnhem, Koningsplein. VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en in Huur. Repareeren Stemmen Ruilen. Naar het eiland Marken naa§t de Kettin^boot, te Amsterdam igs ca. 1.30. BE HAVENSTOOfflBOOTBIENST. tlllllllllllllllllMtlllllllllllllllltlilllllllMIMIIIIMIItlllllllllllllllUHIlHIIIIM invloed hadden gehad op haar geest, maar zij vond het verstandigste maar net te doen alsof zij zich haar droom niet herinneren kon. Met een behendige beweging, na jaren oefening verkregen, verhief zij zich van haar legerstede en maakte zij, dat zij juist op den rand van het ledikant kwam te zitten. En terwijl zij haar kousen opnam van den stoel vóór haar bed, zeide zy tardop : Neen, nooit van mijn leven ! eet ik weer zooveel kreeft," maar in zich zelf voegde zij er aan toe: Oud mal gaat toch boven al". X ASCII RIF T. En toch is het verhaal van den droom uit gekomen. Hoe zou het anders mogelijk zijn, dat ik hef. Ueb kunnen oververtellen ? Juffrouw Schaafsma was echier zoo onder den indruk van het onrecht, dat zij in gedachten haar man en de mooie Lili had aangedaan, dat zij de laatste wist over tühalan nog wat te blijven. Toen is de jorge Sjo^rd in het vaderland terug gekomen en hij was al even spoedig door Lili's schoonheid bekoord als ieder die in haar nabijheid kwam en daartegen had moeder Schaafsma geen bezwaar. Zoo ia er in het aardige huis in het Wil!en,sparkwegkwartier nog een lieve bruid geweest, en op een avond kort voor den huwlijksdag, toen de eerste geuren van de lente de lucht vervulden, heeft juffrouw Schaafsma, met haar man en het bruidspaar zittende op de mooie gele banken in het goed onderhouden tuintje, met een lach en een snik het verhaal van den dwazen droom gedaan. En toen zei de onde Sjoerd: Je schijnt toch allemachtig op dien neger gesteld te zijn ge weest. Ik heb wel eens hooren zeggen, dat oud mal boven al gaat." De jonge Sjoerd zei niets, maar gaf zijn bruid een zoen. Als die droom er niet was geweest, zou zij reeds lang vertrokken zij a geweest voor hij was teruggekomen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl