De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 13 september pagina 1

13 september 1903 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

JT. 1368 DE AMSTERDAMMER A°. 1903 WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Redactie van J. DE XOO en JUSTUS VAN MAURIK Jr. Dit nummer bevat een bijvoegsel. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden .f l-50i fr. p. post f 1.65 Voor Indiëper jaar mail 10. Afconderljjke Nummers aan de Kiosken Terkrijgbaar , 0.121/» Mt U»A k rakrfefcwr Siotk 10 BomJevmrd d« C^MÜMI tegenover htt Grand Ctié, t* Ptrg*. Zondag 13 September. Advertentiën van l?5 regels f 1.10, elke regel meer ? 0.20 .Reclames per regel ....', 0.40 AnnoneM uit Duitochland, Oostenrijk ra Zwitserland worden uiUloltend aangenomen dov de fira» RUDOLF MOSSE te K«ulen em doet alle filialen denr firma. I K H O U D. VAN VBBBE EN VAN NABIJ: Een hensch Yolks-sanatorinm, door Haentjens en M. C. Q. Middelburg. Is in de tegenwoordige tijdsomstan digheden door het bonwen van nieuwe kazernes in onze noord-oostelpe provinciën 'slands weer baarheid verhoogd, door A. Zijn wij in staat . Oost-Indiëte verdedigen ? Een offieiease" geheimschryver van Koningin Sophie, I. KUNST EN LETTEREN: Muziek in de Hoofdstad, door Ant. Averkamp. Jeanne Beyneke van Stuwe, Jadith, böoor eeld door W. Pik. - FEUILLETON: De Melkjongen, door Clara Viebig. Vry naar het Dnitsch. I, door M. v. O. BEOLAMES. VOOB DAMES: Anna Hnthesins, Das Eigenkleid der Fran beoordeeld door B. W. P. Jr. Allerlei, door Caprice. INGEZONDEN: Aan N. v. Hicbtnm, door D. Blomberg. Tentoonstelling "van Voorwerpen betrekking hebbende op de geschie denis van het bedrjjf der firma Joh. Ensched en Zonen, II, (Slot), door J. H. Bössing. UIT DR NATOUB, door B. Heimans. Een bedenkeIflke chronometer, door mr. J. A. Levy. FINANOIEELE EN OECONOMISCHE KRONIEK, door D. Stigter. SCHETSJES: Het kruis van de familie. Naar het Dnitsch van Hans von Hoffensthal. ,0hambr68 Gai-nies. Schets van Anton Tscheehoff. ALLEBLEI. - INGEZONDEN. SCHAAK SPEL. - PEN- BN POTLOODKBAS3EN. -ADVBBTENTIEN. MUHIlHIMIIHHIIMIUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIimMlUi Een hensch Yolks-sanatorium. Zóó dikwijls ontvangen wij aanvragen en verzoeken om raad van onvermogende patiënten, lijdende aan tuberculose, en kunnen wij zoo weinig-afUoende adviezen geven, waar wij altijd weer stuiten op het gebrek aan geldmiddelen bij die armen of hun familieleden. Ea dit is heel hard, bijna zoo ontmoedigend voor ons als voor 'de stakkers, die alles van een sanatoriale ? behandeling verwachten en geen uitweg weten, tenxff xif geld hadden. Maar, welk advies zouden wij ook kunnen geven, WAAK IN ONS LAND ELK SPOOR VAN EEN HEUSCH VOLK8-8ANATOB1UM ONTBREEKT? Sedeft ons opstel in »de Groene" van 1900, waarin wij de patiënten voorhielden, dat een behandeling in eigen klimaat evenzoo goede misschien betere resul taten oplevert, als die in het verre buiten land, sedert dien is er veel veranderd in ons land ten opzichte der geneeswijze van tuberculose. Vele zeer-gegoeden worden weliswaar nog naar de mode sport-bad plaatsen in het buitenland gedirigeerd, afhankelijk als de therapie veelal nog is van de mode en van de gewoonte. Maar de verstandigen onder hen en de midden stand vinden reeds een herstel, of flinke verbetering in de bestaande inlandsche sanatoria, wier resultaten blijkens de jaar verslagen werkelijk zeer bemoedigend zijn. Ook onder minder-gegoeden en de armsten gaat een licht op. Waarom moeten deze thuis, in minder goede of slechte hygiënische omstandigheden verkeerende, langzaam maar zeker hun levenseinde tegemoet lijden? Zijn zij het niet waard de zegeningen van het sanatorium te ge nieten? te trachten ook te behooren tot die 80 procent, die hersteld of veel ver beterd het sanatorium verlaten? Denkt eens aan de massa arbeidsvermogen en intellect, die met hen verloren gaan, aan de genegenheid en de liefde hunner familie leden, die hen zoo gaarne bij zich zouden behouden, maar... onvermogend xyn ! Waarheen hen te brengen in ons achter lijk land *). De sanatoriën te Putten en te Reuk-urn nebben weliswaar fondejes, waar uit eenige tegemoetkoming aan patiënten kan worden verstrekt, maar deze zijn o, zoo klein en bij lange na niet toereikend om de pensionskosten per dag b. v. op n gulden te brengen. Dit kan evenmin be reikt worden in het Sanatorium te Hellendoorn, waar dit bedrag f 2 uitmaakt, hoewel daar enkele vrijplaatsen zijn. Maar deze 7 k 8 yrijbedden voldoen in de verste verte niet aan het grote aantal aanvragen tot kosteloze of gereduceerde plaatsing, die inkomen! Zeven ;\ acht vrijplaatsen voor ons heele land! En toch bezit alleen Hellendoorn leden die ongeveer 15 a, 16 duizend gulden bijeenbrengen om de exploi tatie mogelijk te maken; de overige sana toria moeten hun exploitatie-kosten zelf zien te dekken. Dus heel Nederland geeft 15 a 16 mille voor de genezing van MiNvermogende lijders aan tuberculose!! voor ON ver m ogen den geeft het niets, behalve die 7 a 8 vrijbedden te Hellendoorn. Hoe hierin verandering te brengen? Hoe te verzachten het dubbele lijden van de zieken die in duldeloos pijnigende gemoeds- stemming weten dat er verbete ring voor hen mogelijk is, maar voorlopig onbereikbaar ? De grote fout, die naar onze mening is uegttun uij het stichten van de zooge naamde volks-sanatoria, is de luxe j) waar mee de gebouwen en bijgebouwen ter opneming der patiënten zijn ingericht, waarbij het opmerkelijke feit komt, dat de eind-becijfering telkens verhoogd blijkt met een bijna evengroote som, als de raming der architecten bedroeg. HYGIËNE is MOGELIJK ZONDER LUXE BOUW. Wel is er architectonisch (en van een aannemers-standpunt) veel te zeggen voor fraai uitziende gebouwen, maar waarom zouden wij onzen onvermogende slecht-behuisde patiënten tijdelijk zulke paleizen tot verblijf geven, waar ze bij hun ontslag uit het Sanatorium toch zoo intens moeten voelen het verschil in levenswijze en woning, dat hun weer wacht in eigen omgeving en in hun werkplaatsen. Waren de enorme sommen aan de ge bouwen onzer Sanatoria besteed tot 'A of K gereduceerd, dan zouden toch die overige 2/s of % der bedragen kunnen aijn aangewend als kapitaal tot exploitatie der Sanatoriën, zoodat niet zóóals nu de patiënten, maar de renten van dit kapitaal de verplegingskosten zouden be taald hebben. ' Laten we dus opnieuw beginnen en deze jammerlijke fout der al te mooie paleizen vermijden, en trachten wij te bouwen een eenvoudig niets-sierlijk gebouw, dat daarom toch kan voldoen aan de eischen, die de geneeswijze en de gezondheidsleer ons thans stellen. We zullen daarvoor geen architect kunnen vinden, maar dit is ook overbodig: een geneesheer en een timmerman, die elkaar verstaan en de wederzijdsche eischen van techniek begrijpen, zijn volkomen vol doende. Terwijl de tegenwoordig bestaande sa natoria voor min- of meergegoeden per bed (d.i. per patiënt) ?4 a ?5000 hebben gekost, zien wij kans een voldoend gebouw voor 60 patiënten te voltooien voor f30.000, d.i. ?500 per bed. Indien ook de levens wijze en de voeding meer in overeenstem ming worden gebracht met de gewoonten, en de levensmiddelen die onze onver mogende lijders thuis hebben, dan behoeft ook de exploitatie niet duur te zijn. Wij meenen indien de huishouding geregeld wordt als in sommige duitsche sanatoriën, zoodat de sterkere patiënten eenige lichten arbeid verrichten dat de kosten per patiënt per dag het bedrag van ? l niet zullen overschrijden, zoodat wij voor 60 patiënten 60 X 365 X ? l ?21900. per jaar zullen noodig hebben; die moeten gevonden worden uit -bijdragen van leden der te stichten vereeniging, van philanthropen, van diaconiën en armbesturen, die voor hun patiënten thans reeds wel gaarne ? l per dag zouden over hebben, maar nergens terecht kunnen om hen voor dit bedrag in een bestaand Sanatorium geplaatst te krijgen. Wij BEHOEVEN DUS ?30.000 waarvoor 60 patiënten een verblijf in een Sanatorium vinden, geholpen door hun vermogende vrienden of armbesturen a ? l per dag. Bedenkt eens, gij gegoeden in Nederland, dat ge thans slechts 7 ii S onvermogende lijders ondersteunt, en hoe gemakkelijk gij er zestig kunt helpen. Onze ervaring stellen wij gaarne kosteloos beschikbaar door toezicht te houden bij den bouw der inrichting en later bij de geneeskundige behandeling der patiënten. Zendt in grooten getale uw naamkaartje aan ondergetekenden, als bewijs dat ge wilt steunen. Nader wordt dan een ver gadering belegd. Putten, HAENTJENS, Sept. '03. M. C. G. MIDDELBURG, geneesheren Sanatorium Putten. *) Vergelijk de beweging tot bestrijding der tuberculose in Duitsehland en elders. f) Ook het schoon-schijnende plan van een zee- of varend sanatorium moet zeer kostbaar zijn, en das niet geschikt voor ons doel; uit sluitend als dit schip door zijn beperkte ruimte en hooge bouw-kosten slechts zijn kart voor zeerrijfce patiënten; afgezien nog van de bezwaren voor de lijders, als zeeziekte, onvoldoende ventilatie, gebrek aan wandeling, enz. Is in de tegenwoordige tijdsomstandigheden door het bouwen van nieuwe kazernes in onze noord-oostelijke provinciën 's Land's weerbaarheid verhoogd? Zonder ons in beschouwingen van internatio nale politiek te verdiepep, zullen wij oas op het slandpvint mogen plaatsen, dat Nederland geroepen zal kunnen worden, een gewapend optreden van Duitschland, met welk doel dit ook moge plaats vinden te weerstaan. Welke middelen staan onzen oostelijken nabuur bierbij ten dienste en wat vermag Nederland om te kunnen beletter, dat het door Duitsche troepen bezet wordt? Van de 23 legerkorpsen, die het Duitsche veldleger in vredestijd 1) telt (te zamfn 607 bataljons infanterie, 18 jagerbataljons, 465 eska drons ruiterij, 10 eskadrons jagers te paard, 532 veldbatterijen, 42 rijdende batterijen, 26 batal jons pioniers, 7 spoorwegbataljons, 3 telegraafbataïjons, l bataljon en l afdeeling lucbtvaarders, 23 treinbataljons benevens 5 machinegeweerafdeelingen) bevindt zich het Xe Korps het dichtst bij onze noordoostelijke provinciën. Het Xe legerkorps, waarvan het GeneralK om man d o te Haonover gevestigd ia, bestaat uit de 19e en 20e infanterie-divisie. 19e infauterie-dlvisie, Hannover. 37e Infanterie-brigande Oldenbur; : regiment no. 78, staf Ie en lle bataljon te Oanahrück; Ille bataljon te Aurieb; regiment no. 91, staf Ie, He en Ille bataljon te Oldenburg. 38 s liifanterie-brigade Hannover; regiment no. 73, staf Ie, I Ie en Ille bataljon te Hanno ver; regiment no. 74, staf Ie, He en Ille bataljon te Hannover. 19e Cavalerif-brigade Hannorer; dragonderregiment no. 19 te Oldeuburg; ulanen-regiment no. 18 te Hannover. 19e Veld-artillerie brigade Oldenburg; veldartillerie regiment no. 26 te Verden; veldartillerie regiment no. 62 te Oldenburg. 2) 20e Infanterie-divjsie, Hannover. 39e Infanterie-brigade Hannover; regiment no. 79, staf Ie, He en Ille bataljon te Hildesheim; regiment no. 164 staf Ie en I Ie bataljon te Hameln. 40e Infanterie-brjgade Brunswick; regiment no. 77, staf Ie, lle en Ille bataljon te Geile; regiment no. 92, staf Ie, He en Ille bataljon te Brunswick. 20e Cavalerie-brigade Hannover; dragonderregimeat no. 16 te Lüneburg en Uelzen; huza ren-regiment no. 17 te Brunswick. 20e Veld-artillerie brigade Hannover; veldartillerie regiment no. 10 te Hannover; veldartillerie regiment no. 46, staf en 3 batterijen te Woifentüttel, 3 batterijen te Celle. 2 Rijdende batterijen te Hannover. Bovendien behooren tot het Xe legerkorps, pionierbataljon no. 10 en treinbataljon no. 10, respectievelijk in garnizoen te Minden en Hannover. Het geheele Xe legerkorps telt derhalve: 23 bataljons infanterie; 20 escadrons cavalerie ; 24 batterijen veld-artillerie; 2 batterijen rijdende artillerie ; l pionier-bataljon (4 compagniët); l trein-bataljon (3 compagniën); 3) telt het Xe legerkorps minstens 635 officieren, 19,401 onder officieren en minderen, 1098 dienstpaarden, 104 bespanten vuurinonden; hoogstens 75"1 officieren, 21,749 onderofficieren en minderen, 5034 dienst paarden, 156 bespannen vuurmonden, 52 bespan nen muuitiewagen?. Hierbij komt dan nog het tot de verschillende staven behoor end personeel. De toestand, zooals die geifarende het geheele jaar bij bns te lande zal zijn, willende nagaan, moet men kennen de vredessterkte v»n de te Assen, Groningen en Leeuwarden in garnizoen zijnde korpsen. Aannemende dat de voorgenomen garnizoens uitbreiding te Leeuwarden en Assen, en de daarmee gepaard gaande kazernebouw, is tot stand gekomen, zullen zich in onze, drie noord oostelijke provinciën bevinden: te Leeuwarden l regiment staf en 2 bataljons infanterie; te Groningen l bataljon infanterie; te Assen l regimentsstaf en 3 bataljons infanterie. De toestand wordt, zoo gunstig mogelijk ge nomen en ondersteld: dat de regiments- en bataljonss'aven alsmede officieren en kader voltallig zijn ; 4) dat zich per compagnie 5 vrijwilligers bevin den benevens 2 tamboers en l hooroblazer; dat de sterkte eener lichting 65 miliciens be draagt, waarvan 23 man voor verkorte oefening (z.g. viermaanders); dat op 15 November de helft der in Maart opgekomen lichting met 4 maanden langdurig verlof gaat, en bij haar terugkomst op dat tijd stip de andere helft; dat bij de opkomst der jongste lichting (15 Maart) de helft der vorige lichting nog onder de wapenen is en eerst l Augustus met groot verlof gaat; dat de milicrns met verkorte oefeningstijd (de z.g. viermaanders) onder de wapenen komen van 15 Mei tot 15 September; dat van l Augustus tot 15 September 2 lich tingen voor herhalingsoefeningen onder de wa penen komen ; dat gedurende het geheele jaar gemiddeld 8 reservisten bij de eompagniën present zijn. Volgens het voorgaande is de sterkte van het garnizoen : Te Leeuwarden Reg. officie- onderoff. stat' ren en mind. van 15 Maart tot 15 Mei l 40 776 u l B Mei i l Aug. l r l Aug. t 15 Sept. l r 15 Sept. 15 Nov. l 15 Nov. 15 Maart l Te Groningen 40 83 40 1464 40 608 40 440 officie- onderoff. ren en mind. van 15 Maart tot 15 Mei 20 388 , 15 Mei , lAug 20 417 f l Aug. , 15 Sept 20 733 , 15 Sept. 15 Nov 20 304 , 15 Nov. , 15 Mei 20 220 Te Assen Keg. officie- onderofi'. staf ren en miud. van 15 Maart tot 15 Mei l 60 1J64 » 15 Mei » l Aug. l 60 1209 , l Aug. ,/ 15 Sept. . l 60 2196 15 Sept. 15 Nov. l 60 912 15 Nov. 15 Mei l 60 _6GO Bij het ontstaan van internationale verwikke lingen stellen wij b.v. deze mogelijkheid: Nog vóór den oorlog zal het Nederlandsche Gouverne ment evenals in 1870 verklaren, dat het, mocht er een oorlog uitbreken, belooft heeft een strikte neutraliteit aan te nemen en te handhaven. 5) Door de Duitsche regeering wordt hierop, zoodra de oorlog is verklaard, geantwoord, dat Europa's belangen eischen, dat Dnitschland en zijne bondgenooten de vrije beschikking hebben over de Nederlandsche zeehavens en daarom het Hollandsche Gouvernement dringend verzoeken, deze havens ter hunner beschikking stellen. Verder wordt in de Duitsche nota in hoogst. welwillende doch zeer dringende termen te ken nen gegeven, dat met 't oog op den ernst van het oogenblik binnen enkele uren, na ontvangst van genoemd stuk, telegrafisch het toestemmend antwoord van de Nederlandsche /egeering wordt tegemoet gezien. Na het verstrijken van ge noemden termijn kan Duitschland zich niet langer verantwoordelijk stellen voor hetgeen in de toekomst gebeuren zal. Het antwoord der Nederlandsche regeering laat c p icb wachten en terstond krijgt het Xe armeekorps order op vredesvoet nit te trekken, de Nederlandsche provinciën Groningen, Drenthe en Friesland binnen te rukken, de aldaar aan wezige hollandsche garnizoenen terug te werpen, zich meester te maken van de te Assen, Gro ningen en Leeuwarden aanwezige kazernes en verdere militaire gebouwen en terstond beslag te leggen op de aldaar in de deponeer- en wapenkameis opgelegde uitrusting-stukken en wapens der verschillende lichtingen. Verder commentaar is overbodig. 6) Om kort te gaan: zooals tegenwoordig de toestand is, zijn de garnizoenen in het oosten van ODS land, en zeker die in onze noord oostelijke provinciën, te groot voor een servet en te klein voor een tafellaken. A. 1) Op l October 1901 bedroeg de vredes sterkte van het Duitsche leger: 24,134 officierrn; 80.642 ondercfficieren ; 494,471 minderen; 2190 officieren van gezondheid ; 1054 kwartier meesters ; 680 paardenartsen; 1095 geweer makers, zadelmakers, etc.; 104,485 dienstpaar den; 3066 bespannen vuurmonden. Omtrent de oorlogssterkte is niets bekend. Dit doet hier trouwens niets ter zake, zooals verder blijken zal. 2) Van dit regiment bevinden zich 3 batte rijen voorloopig te Verder. 3) Wetende dat de sterkte dezer afdeelingen in vredestijd bedraagt: Troepensoort Onder- -? ? officie- "K a g ren en ? ? 2 18 82 570 640 135 139 102 127 135 139 44 76 2 2 O mind. Bataljons infanterie minste sterkt e.... hoogste sterkte ... Escadron cavalerie minste sterkte..., 4?5 Loogste sterkte ... 4?5 Veld-batterij minste sterkte.... 4 hoogste sterkte... 4 Rijdende batterij minste sterkte 4 92 76 4 hoogste sterkte ... 5 121 120 6 Pionier-bataljon. 23?24611 Trein-bataljon 14 348 190 4) Tot den bataljonsstaf bshooren: l majoor of luiteaaot-kolonel, bataljons-commandant, l luite nant-adjudant; l luitenant-kwartiermeetter en l officier van gezondheid. Het kader eener compagnie bestaat uit: l kapitein, 3 luitenants, l sergeant-majoor, l fourier, 7 sergeanten, waaronder l sergeantmajoor-titulair dienstdoend luitenant te velde 9 korporaals. 5) Het is waar, in 1870 werd onze neutrali teit geëerbiedigd, toen echter bleef de krijg be paald tot Frankrijk en Duitschland. De eerst volgende groote oorlog kan daarentegen vrij wel geheel Europa in lichte laaie zette», met de onzijdigheid der kleine staten zal men het dan zoo nauw niet nemen. 6) Het is volstrekt geen geheim en men weet dus i» Duitschland evengoed als bij ons te lande dat wapens en kleeding van de met groot verlof zijnde miliciens bij het korps zijn opge legd in de bataljonswapenkamers en in de depo* neerkamers der compagnieën. Velen beweren dat Duitschland nimmer met ongemobiliseerde afdeelingen zal uitrukken ; wij zijn deze meening geenszins toegedaan. Een dergelijke versnippering als men 't dan zoo noemen wil van nog geen 4 pCt, zijner strijd krachten op voet van vrede kan Duitscbland met zijn zeer talrijk leger zich ten allen tijde veroorloven. Zijn wij in staat Oost-Indiëte verdedigen ? Over deze vraag levert »Boeka" in een 46 bladzijden groote brochure een sleekenbeschouwing", zooals hij het zelf uitdrukt, waarvan de slotsom ongeveer luidt als volgt: Nooit zal Indiëover een voldoend aan tal krachtige slagschepen kunnen beschik ken, is de algemeene meening, en ieder, bekend met de sterkte van de vloten van andere mogendheden en wat deze kosten, zal volmondig toegeven dat »de groote zeeslag" boven onze krachten gaat, en elk streven om toch dat doel nabij te komen, verloren moeite is, en een ver spillen van geld. Daarom moeten er, in plaats van het tegenwoordig auxiliair eskader, volgens Boeka allerwege snelvarende schepen van een guerilla-type worden gestationneerd, om de toegangen tot den Archipel te be waken. Wanneer zoo'n op verkenning kruisend guerüla-schip den vijand gewaar wordt, moet het door middel van draadlooze telegraphie daarvan kennis geven aan het naaste versterkte station (waarvan er minstens een twintigtal in den Archipel moeten zijn); dit station verspreidt het bericht verder, en dan zal het niet lang duren of verschillende elders kruisende guerilla-boderas zullen hun makker komen helpen den vijand het leven zuur te maken. Voortdurend door diesguerilla-schepen'1 bestookt in volle zee, wordt de toestand van den vijand nog hachelijker, zoodra hij de kust nadert, waar onderzeesche booten vanuit de naaste, inmiddels gewaarschuwde stations gezonden, de kans afwachten hun slag te slaan. Zelfs indien bet den vijand mocht gelukken onder deze ongunstige omstandigheden een voldoend leger te doen landen, dan nog zal het hoogst bezwaarlijk wezen voor zijn vloot om die macht te blijven steunen, wanneer onze onderzeesche booten hem niet met rust laten en onze guerilla-schepen de zee onveilig maken. Werkelijk is op het oogenblik een groot deel van Indiëeen volkomen weerlooze prooi voor elke mogendheid, die een eska der kan uitrusten van behoorlijke sterkte. Aldus Bceka. Er zullen wel weinig menschen gevon den worden, die deze laatste uitspraak van Boeka niet volmondig toestemmen. Als men Nederland eens de vraag stelde of we het Britsche eilandenrijk gesteld het waren Nederlandsche bezittingen, en zijn 39 millioen bewoners waren vreed zame Javanen, enz. wel tegen een maritieme grootmacht zouden kunnen ver dedigen, dan zou elk verstandig mensch de schouders en voor op^-alen. En toch ligt Groot-Brittanje en Ierland, zelfs in zijn uiterste eindhoeken, nog slechts op een groot etmaal stoomens van de Neder landsche kust verwijderd, en beslaat het Britsche eilandenrijk maar een zesde deel van het oppervlak van onzen Oost-Indischen Archipel. Voor elke mogendheid die niet over maritieme hulpbronnen te beschikken heeft als Engeland, is een verwijderd koloniaal bezit onverdedigbaar. Zelfs Frankrijk zag zich, bij de Faschoda-kwestie en dat nog wel voor een landstreek die niet eens een eilandenrijk vormde genoodzaakt, uit respect voor Brittanje's oppermacht ter zee, toe te geven. Als we ooit door eene machtige zeemofendheid (een landmogendheid zonder vloot an ons daar niet bereiken), in Oost Indi krachtig worden aangevallen, gaat dat koloniaal gebied onherroepelijk voor ons verloren, zoo zeker als een oude juffrouw haar beurs kwijt is, zoodra ze door tien stoere struikroovers tegelijk er om aange sproken wordt. Maar de raad, dien Boeka ons geeft, lijkt ons toch een heel slechte remedie tegen die kwaal. Hij wil dat we het auxiliair erkader, in plaats van dat met eenige van zijn »guerilla-schepen" en met onderzeesche torpedobooten te versterken, zullen af schaffen. En dat niettegenstaande hij aan het slot zijner brochure zelf zegt, dat Indiëalleen een weerlooze prooi is voor zoodanige mogendheid, die een eskader kan uitrusten van behoorlijke sterkte. Zoolang ons auxiliair eskader van zes pantserscnepen er is, zal de «behoorlijke" sterkte van de vijandelijke vloot toch minstens evenveel moeten bedragen, en al is zes nu zoo op 't oog maar een klein getal, als we eens rondzien welke mari tieme macht de groote zeemogendheden zooal hebben hier en daar op den aardbol, dan vinden we zelden eskaders bijeen die grooter zijn. Veeleer bestaan die eskaders slechts uit een of twee slagschepen, ver gezeld van een enkelen kruiser en een kannonneerboot of drie. Onze vloot in Indiëkan ook wel op den steun van eenige kleinere schepen, met name torpedo booten, rekenen, en juist zouden we daar om willen aandringen, in dit opzicht niet te schriel te zijn. Wie weet of, toen de Philippijnen dóór Amerika genomen werden, de aanwezig heid van ons auxiliair eskader in de Indische wateren niet er toe heeft bijge dragen, om Uncle Sam er van af te hou den nu reeds zijn begeerige handen naar onze bezittingen uit te slaan. Ten eenenmale verwerpelijk achten we Boeka's denkbeeld om op twintig plaatsen in den Archipel kustforten te gaan bouwen. Het ware hetzelfde alsof we om tot ons gekozen voorbeeld terug te keeren meenden het zesmaal kleinere GrootBrittanje en Ierland te kunnen verdedigen met het bouwen van kustversterkingen op drie of vier afgelegen punter. Zelf zegt Boeka (op blz. 29) dat op Java alleen, wel op een onnoembaar aantal punten landing mogelijk is. Dat de Javanen zich zullen doodvechten om de Nederlandsche overheersching te behouden, in plaats van een andere, achten wij, met vele anderen, niets dan eenjjroombeeld, al zijn we 't ook met Boeflr eens, dat met een betere uniform bij den Javaan meer lust ware op te wekken om in onze gelederen te dienen. Boeka's «leekenbeschouwing" is echter zeer het lezen waard. Zij getuigt, als zoo vele andere zijner geschriften, van een warm hart voor onze koloniën, en van een open oog voor de bestaande groote gebreken. Vele van zijne opmerkingen, de details betreffende, zijn de overweging waard.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl