Historisch Archief 1877-1940
JT. 1368
DE AMSTERDAMMER
A°. 1903
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Redactie van J. DE XOO en JUSTUS VAN MAURIK Jr.
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden .f l-50i fr. p. post f 1.65
Voor Indiëper jaar mail 10.
Afconderljjke Nummers aan de Kiosken Terkrijgbaar , 0.121/»
Mt U»A k rakrfefcwr Siotk 10 BomJevmrd d« C^MÜMI tegenover htt Grand Ctié, t* Ptrg*.
Zondag 13 September.
Advertentiën van l?5 regels f 1.10, elke regel meer ? 0.20
.Reclames per regel ....', 0.40
AnnoneM uit Duitochland, Oostenrijk ra Zwitserland worden uiUloltend aangenomen dov
de fira» RUDOLF MOSSE te K«ulen em doet alle filialen denr firma.
I K H O U D.
VAN VBBBE EN VAN NABIJ: Een hensch
Yolks-sanatorinm, door Haentjens en M. C. Q.
Middelburg. Is in de tegenwoordige tijdsomstan
digheden door het bonwen van nieuwe kazernes
in onze noord-oostelpe provinciën 'slands weer
baarheid verhoogd, door A. Zijn wij in staat
. Oost-Indiëte verdedigen ? Een offieiease"
geheimschryver van Koningin Sophie, I. KUNST
EN LETTEREN: Muziek in de Hoofdstad, door
Ant. Averkamp. Jeanne Beyneke van Stuwe,
Jadith, böoor eeld door W. Pik. - FEUILLETON:
De Melkjongen, door Clara Viebig. Vry naar het
Dnitsch. I, door M. v. O. BEOLAMES. VOOB
DAMES: Anna Hnthesins, Das Eigenkleid der
Fran beoordeeld door B. W. P. Jr. Allerlei, door
Caprice. INGEZONDEN: Aan N. v. Hicbtnm,
door D. Blomberg. Tentoonstelling "van
Voorwerpen betrekking hebbende op de geschie
denis van het bedrjjf der firma Joh. Ensched
en Zonen, II, (Slot), door J. H. Bössing. UIT
DR NATOUB, door B. Heimans. Een
bedenkeIflke chronometer, door mr. J. A. Levy.
FINANOIEELE EN OECONOMISCHE KRONIEK, door D.
Stigter. SCHETSJES: Het kruis van de familie.
Naar het Dnitsch van Hans von Hoffensthal.
,0hambr68 Gai-nies. Schets van Anton Tscheehoff.
ALLEBLEI. - INGEZONDEN. SCHAAK
SPEL. - PEN- BN POTLOODKBAS3EN.
-ADVBBTENTIEN.
MUHIlHIMIIHHIIMIUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIimMlUi
Een hensch Yolks-sanatorium.
Zóó dikwijls ontvangen wij aanvragen
en verzoeken om raad van onvermogende
patiënten, lijdende aan tuberculose, en
kunnen wij zoo weinig-afUoende adviezen
geven, waar wij altijd weer stuiten op het
gebrek aan geldmiddelen bij die armen
of hun familieleden. Ea dit is heel hard,
bijna zoo ontmoedigend voor ons als voor
'de stakkers, die alles van een sanatoriale
? behandeling verwachten en geen uitweg
weten, tenxff xif geld hadden. Maar, welk
advies zouden wij ook kunnen geven,
WAAK IN ONS LAND ELK SPOOR VAN EEN
HEUSCH VOLK8-8ANATOB1UM ONTBREEKT?
Sedeft ons opstel in »de Groene" van
1900, waarin wij de patiënten voorhielden,
dat een behandeling in eigen klimaat
evenzoo goede misschien betere resul
taten oplevert, als die in het verre buiten
land, sedert dien is er veel veranderd in
ons land ten opzichte der geneeswijze van
tuberculose. Vele zeer-gegoeden worden
weliswaar nog naar de mode sport-bad
plaatsen in het buitenland gedirigeerd,
afhankelijk als de therapie veelal nog is
van de mode en van de gewoonte. Maar
de verstandigen onder hen en de midden
stand vinden reeds een herstel, of flinke
verbetering in de bestaande inlandsche
sanatoria, wier resultaten blijkens de jaar
verslagen werkelijk zeer bemoedigend
zijn. Ook onder minder-gegoeden en de
armsten gaat een licht op. Waarom moeten
deze thuis, in minder goede of slechte
hygiënische omstandigheden verkeerende,
langzaam maar zeker hun levenseinde
tegemoet lijden? Zijn zij het niet waard
de zegeningen van het sanatorium te ge
nieten? te trachten ook te behooren tot
die 80 procent, die hersteld of veel ver
beterd het sanatorium verlaten? Denkt
eens aan de massa arbeidsvermogen en
intellect, die met hen verloren gaan, aan
de genegenheid en de liefde hunner familie
leden, die hen zoo gaarne bij zich zouden
behouden, maar... onvermogend xyn !
Waarheen hen te brengen in ons achter
lijk land *). De sanatoriën te Putten en te
Reuk-urn nebben weliswaar fondejes, waar
uit eenige tegemoetkoming aan patiënten
kan worden verstrekt, maar deze zijn o,
zoo klein en bij lange na niet toereikend
om de pensionskosten per dag b. v. op n
gulden te brengen. Dit kan evenmin be
reikt worden in het Sanatorium te
Hellendoorn, waar dit bedrag f 2 uitmaakt,
hoewel daar enkele vrijplaatsen zijn. Maar
deze 7 k 8 yrijbedden voldoen in de verste
verte niet aan het grote aantal aanvragen
tot kosteloze of gereduceerde plaatsing,
die inkomen! Zeven ;\ acht vrijplaatsen
voor ons heele land! En toch bezit alleen
Hellendoorn leden die ongeveer 15 a, 16
duizend gulden bijeenbrengen om de exploi
tatie mogelijk te maken; de overige sana
toria moeten hun exploitatie-kosten zelf
zien te dekken.
Dus heel Nederland geeft 15 a 16 mille
voor de genezing van MiNvermogende lijders
aan tuberculose!! voor ON ver m ogen den
geeft het niets, behalve die 7 a 8
vrijbedden te Hellendoorn.
Hoe hierin verandering te brengen?
Hoe te verzachten het dubbele lijden van
de zieken die in duldeloos pijnigende
gemoeds- stemming weten dat er verbete
ring voor hen mogelijk is, maar voorlopig
onbereikbaar ?
De grote fout, die naar onze mening is
uegttun uij het stichten van de zooge
naamde volks-sanatoria, is de luxe j) waar
mee de gebouwen en bijgebouwen ter
opneming der patiënten zijn ingericht,
waarbij het opmerkelijke feit komt, dat de
eind-becijfering telkens verhoogd blijkt met
een bijna evengroote som, als de raming
der architecten bedroeg.
HYGIËNE is MOGELIJK ZONDER LUXE
BOUW. Wel is er architectonisch (en van
een aannemers-standpunt) veel te zeggen
voor fraai uitziende gebouwen, maar
waarom zouden wij onzen onvermogende
slecht-behuisde patiënten tijdelijk zulke
paleizen tot verblijf geven, waar ze bij
hun ontslag uit het Sanatorium toch zoo
intens moeten voelen het verschil in
levenswijze en woning, dat hun weer wacht
in eigen omgeving en in hun werkplaatsen.
Waren de enorme sommen aan de ge
bouwen onzer Sanatoria besteed tot 'A of
K gereduceerd, dan zouden toch die
overige 2/s of % der bedragen kunnen aijn
aangewend als kapitaal tot exploitatie der
Sanatoriën, zoodat niet zóóals nu
de patiënten, maar de renten van dit
kapitaal de verplegingskosten zouden be
taald hebben. '
Laten we dus opnieuw beginnen en deze
jammerlijke fout der al te mooie paleizen
vermijden, en trachten wij te bouwen een
eenvoudig niets-sierlijk gebouw, dat daarom
toch kan voldoen aan de eischen, die de
geneeswijze en de gezondheidsleer ons thans
stellen. We zullen daarvoor geen architect
kunnen vinden, maar dit is ook overbodig:
een geneesheer en een timmerman, die
elkaar verstaan en de wederzijdsche eischen
van techniek begrijpen, zijn volkomen vol
doende.
Terwijl de tegenwoordig bestaande sa
natoria voor min- of meergegoeden per
bed (d.i. per patiënt) ?4 a ?5000 hebben
gekost, zien wij kans een voldoend gebouw
voor 60 patiënten te voltooien voor f30.000,
d.i. ?500 per bed. Indien ook de levens
wijze en de voeding meer in overeenstem
ming worden gebracht met de gewoonten,
en de levensmiddelen die onze onver
mogende lijders thuis hebben, dan behoeft
ook de exploitatie niet duur te zijn. Wij
meenen indien de huishouding geregeld
wordt als in sommige duitsche sanatoriën,
zoodat de sterkere patiënten eenige lichten
arbeid verrichten dat de kosten per
patiënt per dag het bedrag van ? l niet
zullen overschrijden, zoodat wij voor 60
patiënten 60 X 365 X ? l ?21900.
per jaar zullen noodig hebben; die moeten
gevonden worden uit -bijdragen van leden
der te stichten vereeniging, van
philanthropen, van diaconiën en armbesturen,
die voor hun patiënten thans reeds wel
gaarne ? l per dag zouden over hebben,
maar nergens terecht kunnen om hen voor
dit bedrag in een bestaand Sanatorium
geplaatst te krijgen.
Wij BEHOEVEN DUS ?30.000 waarvoor
60 patiënten een verblijf in een Sanatorium
vinden, geholpen door hun vermogende
vrienden of armbesturen a ? l per dag.
Bedenkt eens, gij gegoeden in Nederland,
dat ge thans slechts 7 ii S onvermogende
lijders ondersteunt, en hoe gemakkelijk gij
er zestig kunt helpen. Onze ervaring
stellen wij gaarne kosteloos beschikbaar
door toezicht te houden bij den bouw der
inrichting en later bij de geneeskundige
behandeling der patiënten.
Zendt in grooten getale uw naamkaartje
aan ondergetekenden, als bewijs dat ge
wilt steunen. Nader wordt dan een ver
gadering belegd.
Putten, HAENTJENS,
Sept. '03. M. C. G. MIDDELBURG,
geneesheren Sanatorium Putten.
*) Vergelijk de beweging tot bestrijding der
tuberculose in Duitsehland en elders.
f) Ook het schoon-schijnende plan van een
zee- of varend sanatorium moet zeer kostbaar
zijn, en das niet geschikt voor ons doel; uit
sluitend als dit schip door zijn beperkte ruimte
en hooge bouw-kosten slechts zijn kart voor
zeerrijfce patiënten; afgezien nog van de bezwaren
voor de lijders, als zeeziekte, onvoldoende
ventilatie, gebrek aan wandeling, enz.
Is in de tegenwoordige
tijdsomstandigheden door het bouwen
van nieuwe kazernes in onze
noord-oostelijke provinciën 's Land's
weerbaarheid verhoogd?
Zonder ons in beschouwingen van internatio
nale politiek te verdiepep, zullen wij oas op
het slandpvint mogen plaatsen, dat Nederland
geroepen zal kunnen worden, een gewapend
optreden van Duitschland, met welk doel
dit ook moge plaats vinden te weerstaan.
Welke middelen staan onzen oostelijken nabuur
bierbij ten dienste en wat vermag Nederland om
te kunnen beletter, dat het door Duitsche
troepen bezet wordt?
Van de 23 legerkorpsen, die het Duitsche
veldleger in vredestijd 1) telt (te zamfn 607
bataljons infanterie, 18 jagerbataljons, 465 eska
drons ruiterij, 10 eskadrons jagers te paard, 532
veldbatterijen, 42 rijdende batterijen, 26 batal
jons pioniers, 7 spoorwegbataljons, 3
telegraafbataïjons, l bataljon en l afdeeling
lucbtvaarders, 23 treinbataljons benevens 5
machinegeweerafdeelingen) bevindt zich het Xe Korps
het dichtst bij onze noordoostelijke provinciën.
Het Xe legerkorps, waarvan het
GeneralK om man d o te Haonover gevestigd ia, bestaat
uit de 19e en 20e infanterie-divisie.
19e infauterie-dlvisie, Hannover.
37e Infanterie-brigande Oldenbur; : regiment
no. 78, staf Ie en lle bataljon te Oanahrück;
Ille bataljon te Aurieb; regiment no. 91, staf
Ie, He en Ille bataljon te Oldenburg.
38 s liifanterie-brigade Hannover; regiment
no. 73, staf Ie, I Ie en Ille bataljon te Hanno
ver; regiment no. 74, staf Ie, He en Ille
bataljon te Hannover.
19e Cavalerif-brigade Hannorer;
dragonderregiment no. 19 te Oldeuburg; ulanen-regiment
no. 18 te Hannover.
19e Veld-artillerie brigade Oldenburg;
veldartillerie regiment no. 26 te Verden;
veldartillerie regiment no. 62 te Oldenburg. 2)
20e Infanterie-divjsie, Hannover.
39e Infanterie-brigade Hannover; regiment
no. 79, staf Ie, He en Ille bataljon te
Hildesheim; regiment no. 164 staf Ie en I Ie bataljon
te Hameln.
40e Infanterie-brjgade Brunswick; regiment
no. 77, staf Ie, lle en Ille bataljon te Geile;
regiment no. 92, staf Ie, He en Ille bataljon
te Brunswick.
20e Cavalerie-brigade Hannover;
dragonderregimeat no. 16 te Lüneburg en Uelzen; huza
ren-regiment no. 17 te Brunswick.
20e Veld-artillerie brigade Hannover;
veldartillerie regiment no. 10 te Hannover;
veldartillerie regiment no. 46, staf en 3 batterijen
te Woifentüttel, 3 batterijen te Celle.
2 Rijdende batterijen te Hannover.
Bovendien behooren tot het Xe legerkorps,
pionierbataljon no. 10 en treinbataljon no. 10,
respectievelijk in garnizoen te Minden en
Hannover.
Het geheele Xe legerkorps telt derhalve: 23
bataljons infanterie; 20 escadrons cavalerie ; 24
batterijen veld-artillerie; 2 batterijen rijdende
artillerie ; l pionier-bataljon (4 compagniët); l
trein-bataljon (3 compagniën); 3) telt het Xe
legerkorps minstens 635 officieren, 19,401 onder
officieren en minderen, 1098 dienstpaarden, 104
bespanten vuurinonden; hoogstens 75"1 officieren,
21,749 onderofficieren en minderen, 5034 dienst
paarden, 156 bespannen vuurmonden, 52 bespan
nen muuitiewagen?. Hierbij komt dan nog het
tot de verschillende staven behoor end personeel.
De toestand, zooals die geifarende het geheele
jaar bij bns te lande zal zijn, willende nagaan,
moet men kennen de vredessterkte v»n de te
Assen, Groningen en Leeuwarden in garnizoen
zijnde korpsen.
Aannemende dat de voorgenomen garnizoens
uitbreiding te Leeuwarden en Assen, en de
daarmee gepaard gaande kazernebouw, is tot
stand gekomen, zullen zich in onze, drie noord
oostelijke provinciën bevinden: te Leeuwarden
l regiment staf en 2 bataljons infanterie; te
Groningen l bataljon infanterie; te Assen l
regimentsstaf en 3 bataljons infanterie.
De toestand wordt, zoo gunstig mogelijk ge
nomen en ondersteld:
dat de regiments- en bataljonss'aven alsmede
officieren en kader voltallig zijn ; 4)
dat zich per compagnie 5 vrijwilligers bevin
den benevens 2 tamboers en l hooroblazer;
dat de sterkte eener lichting 65 miliciens be
draagt, waarvan 23 man voor verkorte oefening
(z.g. viermaanders);
dat op 15 November de helft der in Maart
opgekomen lichting met 4 maanden langdurig
verlof gaat, en bij haar terugkomst op dat tijd
stip de andere helft;
dat bij de opkomst der jongste lichting (15
Maart) de helft der vorige lichting nog onder
de wapenen is en eerst l Augustus met groot
verlof gaat;
dat de milicrns met verkorte oefeningstijd
(de z.g. viermaanders) onder de wapenen komen
van 15 Mei tot 15 September;
dat van l Augustus tot 15 September 2 lich
tingen voor herhalingsoefeningen onder de wa
penen komen ;
dat gedurende het geheele jaar gemiddeld 8
reservisten bij de eompagniën present zijn.
Volgens het voorgaande is de sterkte van het
garnizoen :
Te Leeuwarden
Reg. officie- onderoff.
stat' ren en mind.
van 15 Maart tot 15 Mei l 40 776
u l B Mei i l Aug. l
r l Aug. t 15 Sept. l
r 15 Sept. 15 Nov. l
15 Nov. 15 Maart l
Te Groningen
40 83
40 1464
40 608
40 440
officie- onderoff.
ren en mind.
van 15 Maart tot 15 Mei 20 388
, 15 Mei , lAug 20 417
f l Aug. , 15 Sept 20 733
, 15 Sept. 15 Nov 20 304
, 15 Nov. , 15 Mei 20 220
Te Assen
Keg. officie- onderofi'.
staf ren en miud.
van 15 Maart tot 15 Mei l 60 1J64
» 15 Mei » l Aug. l 60 1209
, l Aug. ,/ 15 Sept. . l 60 2196
15 Sept. 15 Nov. l 60 912
15 Nov. 15 Mei l 60 _6GO
Bij het ontstaan van internationale verwikke
lingen stellen wij b.v. deze mogelijkheid: Nog
vóór den oorlog zal het Nederlandsche Gouverne
ment evenals in 1870 verklaren, dat het, mocht
er een oorlog uitbreken, belooft heeft een strikte
neutraliteit aan te nemen en te handhaven. 5)
Door de Duitsche regeering wordt hierop,
zoodra de oorlog is verklaard, geantwoord, dat
Europa's belangen eischen, dat Dnitschland en
zijne bondgenooten de vrije beschikking hebben
over de Nederlandsche zeehavens en daarom het
Hollandsche Gouvernement dringend verzoeken,
deze havens ter hunner beschikking stellen.
Verder wordt in de Duitsche nota in hoogst.
welwillende doch zeer dringende termen te ken
nen gegeven, dat met 't oog op den ernst van
het oogenblik binnen enkele uren, na ontvangst
van genoemd stuk, telegrafisch het toestemmend
antwoord van de Nederlandsche /egeering wordt
tegemoet gezien. Na het verstrijken van ge
noemden termijn kan Duitschland zich niet
langer verantwoordelijk stellen voor hetgeen in
de toekomst gebeuren zal.
Het antwoord der Nederlandsche regeering
laat c p icb wachten en terstond krijgt het Xe
armeekorps order op vredesvoet nit te trekken,
de Nederlandsche provinciën Groningen, Drenthe
en Friesland binnen te rukken, de aldaar aan
wezige hollandsche garnizoenen terug te werpen,
zich meester te maken van de te Assen, Gro
ningen en Leeuwarden aanwezige kazernes en
verdere militaire gebouwen en terstond beslag
te leggen op de aldaar in de deponeer- en
wapenkameis opgelegde uitrusting-stukken en
wapens der verschillende lichtingen. Verder
commentaar is overbodig. 6)
Om kort te gaan: zooals tegenwoordig de
toestand is, zijn de garnizoenen in het oosten
van ODS land, en zeker die in onze noord
oostelijke provinciën, te groot voor een servet
en te klein voor een tafellaken.
A.
1) Op l October 1901 bedroeg de vredes
sterkte van het Duitsche leger: 24,134
officierrn; 80.642 ondercfficieren ; 494,471 minderen;
2190 officieren van gezondheid ; 1054 kwartier
meesters ; 680 paardenartsen; 1095 geweer
makers, zadelmakers, etc.; 104,485 dienstpaar
den; 3066 bespannen vuurmonden. Omtrent
de oorlogssterkte is niets bekend. Dit doet
hier trouwens niets ter zake, zooals verder
blijken zal.
2) Van dit regiment bevinden zich 3 batte
rijen voorloopig te Verder.
3) Wetende dat de sterkte dezer afdeelingen
in vredestijd bedraagt:
Troepensoort
Onder- -? ?
officie- "K a g
ren en ? ? 2
18
82
570
640
135
139
102
127
135
139
44
76
2
2
O mind.
Bataljons infanterie
minste sterkt e....
hoogste sterkte ...
Escadron cavalerie
minste sterkte..., 4?5
Loogste sterkte ... 4?5
Veld-batterij
minste sterkte.... 4
hoogste sterkte... 4
Rijdende batterij
minste sterkte 4 92 76 4
hoogste sterkte ... 5 121 120 6
Pionier-bataljon. 23?24611
Trein-bataljon 14 348 190
4) Tot den bataljonsstaf bshooren: l majoor of
luiteaaot-kolonel, bataljons-commandant, l luite
nant-adjudant; l luitenant-kwartiermeetter en l
officier van gezondheid.
Het kader eener compagnie bestaat uit: l
kapitein, 3 luitenants, l sergeant-majoor, l
fourier, 7 sergeanten, waaronder l
sergeantmajoor-titulair dienstdoend luitenant te velde
9 korporaals.
5) Het is waar, in 1870 werd onze neutrali
teit geëerbiedigd, toen echter bleef de krijg be
paald tot Frankrijk en Duitschland. De eerst
volgende groote oorlog kan daarentegen vrij wel
geheel Europa in lichte laaie zette», met de
onzijdigheid der kleine staten zal men het dan
zoo nauw niet nemen.
6) Het is volstrekt geen geheim en men weet
dus i» Duitschland evengoed als bij ons te
lande dat wapens en kleeding van de met groot
verlof zijnde miliciens bij het korps zijn opge
legd in de bataljonswapenkamers en in de depo*
neerkamers der compagnieën.
Velen beweren dat Duitschland nimmer met
ongemobiliseerde afdeelingen zal uitrukken ; wij
zijn deze meening geenszins toegedaan. Een
dergelijke versnippering als men 't dan zoo
noemen wil van nog geen 4 pCt, zijner strijd
krachten op voet van vrede kan Duitscbland
met zijn zeer talrijk leger zich ten allen tijde
veroorloven.
Zijn wij in staat Oost-Indiëte
verdedigen ?
Over deze vraag levert »Boeka" in een
46 bladzijden groote brochure een
sleekenbeschouwing", zooals hij het zelf uitdrukt,
waarvan de slotsom ongeveer luidt als
volgt:
Nooit zal Indiëover een voldoend aan
tal krachtige slagschepen kunnen beschik
ken, is de algemeene meening, en ieder,
bekend met de sterkte van de vloten van
andere mogendheden en wat deze kosten,
zal volmondig toegeven dat »de groote
zeeslag" boven onze krachten gaat, en
elk streven om toch dat doel nabij te
komen, verloren moeite is, en een ver
spillen van geld.
Daarom moeten er, in plaats van het
tegenwoordig auxiliair eskader, volgens
Boeka allerwege snelvarende schepen van
een guerilla-type worden gestationneerd,
om de toegangen tot den Archipel te be
waken. Wanneer zoo'n op verkenning
kruisend guerüla-schip den vijand gewaar
wordt, moet het door middel van
draadlooze telegraphie daarvan kennis geven
aan het naaste versterkte station (waarvan
er minstens een twintigtal in den Archipel
moeten zijn); dit station verspreidt het
bericht verder, en dan zal het niet lang
duren of verschillende elders kruisende
guerilla-boderas zullen hun makker komen
helpen den vijand het leven zuur te maken.
Voortdurend door diesguerilla-schepen'1
bestookt in volle zee, wordt de toestand
van den vijand nog hachelijker, zoodra
hij de kust nadert, waar onderzeesche
booten vanuit de naaste, inmiddels
gewaarschuwde stations gezonden, de kans
afwachten hun slag te slaan. Zelfs indien
bet den vijand mocht gelukken onder deze
ongunstige omstandigheden een voldoend
leger te doen landen, dan nog zal het
hoogst bezwaarlijk wezen voor zijn vloot
om die macht te blijven steunen, wanneer
onze onderzeesche booten hem niet met
rust laten en onze guerilla-schepen de zee
onveilig maken.
Werkelijk is op het oogenblik een groot
deel van Indiëeen volkomen weerlooze
prooi voor elke mogendheid, die een eska
der kan uitrusten van behoorlijke sterkte.
Aldus Bceka.
Er zullen wel weinig menschen gevon
den worden, die deze laatste uitspraak
van Boeka niet volmondig toestemmen.
Als men Nederland eens de vraag stelde
of we het Britsche eilandenrijk gesteld
het waren Nederlandsche bezittingen, en
zijn 39 millioen bewoners waren vreed
zame Javanen, enz. wel tegen een
maritieme grootmacht zouden kunnen ver
dedigen, dan zou elk verstandig mensch
de schouders en voor op^-alen. En toch
ligt Groot-Brittanje en Ierland, zelfs in
zijn uiterste eindhoeken, nog slechts op
een groot etmaal stoomens van de Neder
landsche kust verwijderd, en beslaat het
Britsche eilandenrijk maar een zesde deel
van het oppervlak van onzen
Oost-Indischen Archipel.
Voor elke mogendheid die niet over
maritieme hulpbronnen te beschikken heeft
als Engeland, is een verwijderd koloniaal
bezit onverdedigbaar. Zelfs Frankrijk zag
zich, bij de Faschoda-kwestie en dat
nog wel voor een landstreek die niet eens
een eilandenrijk vormde genoodzaakt,
uit respect voor Brittanje's oppermacht
ter zee, toe te geven.
Als we ooit door eene machtige
zeemofendheid (een landmogendheid zonder vloot
an ons daar niet bereiken), in Oost Indi
krachtig worden aangevallen, gaat dat
koloniaal gebied onherroepelijk voor ons
verloren, zoo zeker als een oude juffrouw
haar beurs kwijt is, zoodra ze door tien
stoere struikroovers tegelijk er om aange
sproken wordt.
Maar de raad, dien Boeka ons geeft,
lijkt ons toch een heel slechte remedie
tegen die kwaal.
Hij wil dat we het auxiliair erkader,
in plaats van dat met eenige van zijn
»guerilla-schepen" en met onderzeesche
torpedobooten te versterken, zullen af
schaffen. En dat niettegenstaande hij aan
het slot zijner brochure zelf zegt, dat
Indiëalleen een weerlooze prooi is voor
zoodanige mogendheid, die een eskader
kan uitrusten van behoorlijke sterkte.
Zoolang ons auxiliair eskader van zes
pantserscnepen er is, zal de «behoorlijke"
sterkte van de vijandelijke vloot toch
minstens evenveel moeten bedragen, en al
is zes nu zoo op 't oog maar een klein
getal, als we eens rondzien welke mari
tieme macht de groote zeemogendheden
zooal hebben hier en daar op den aardbol,
dan vinden we zelden eskaders bijeen die
grooter zijn. Veeleer bestaan die eskaders
slechts uit een of twee slagschepen, ver
gezeld van een enkelen kruiser en een
kannonneerboot of drie. Onze vloot in
Indiëkan ook wel op den steun van
eenige kleinere schepen, met name torpedo
booten, rekenen, en juist zouden we daar
om willen aandringen, in dit opzicht niet
te schriel te zijn.
Wie weet of, toen de Philippijnen dóór
Amerika genomen werden, de aanwezig
heid van ons auxiliair eskader in de
Indische wateren niet er toe heeft bijge
dragen, om Uncle Sam er van af te hou
den nu reeds zijn begeerige handen naar
onze bezittingen uit te slaan.
Ten eenenmale verwerpelijk achten we
Boeka's denkbeeld om op twintig plaatsen
in den Archipel kustforten te gaan bouwen.
Het ware hetzelfde alsof we om tot
ons gekozen voorbeeld terug te keeren
meenden het zesmaal kleinere
GrootBrittanje en Ierland te kunnen verdedigen
met het bouwen van kustversterkingen op
drie of vier afgelegen punter. Zelf zegt
Boeka (op blz. 29) dat op Java alleen,
wel op een onnoembaar aantal punten
landing mogelijk is.
Dat de Javanen zich zullen doodvechten
om de Nederlandsche overheersching te
behouden, in plaats van een andere, achten
wij, met vele anderen, niets dan
eenjjroombeeld, al zijn we 't ook met Boeflr eens,
dat met een betere uniform bij den Javaan
meer lust ware op te wekken om in onze
gelederen te dienen.
Boeka's «leekenbeschouwing" is echter
zeer het lezen waard. Zij getuigt, als zoo
vele andere zijner geschriften, van een
warm hart voor onze koloniën, en van een
open oog voor de bestaande groote gebreken.
Vele van zijne opmerkingen, de details
betreffende, zijn de overweging waard.