Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.1368
ft
L
r
Een i
yan
KoBimün Sonhie,
i.
Voor de getrouwe lezers van het Week
blad De Amsterdammer is het geen geheim
dat de heer Ph. Zilcken de pen met niet
minder vóórliefde hao teert dan de etsnaald.
Minder bekend is het wellicht hier te lande,
dat deze artist een zeer gewaardeerd mede
werker is van een aantal Fransche bladen
en tijdschriften: 'M. Zikken est habituéa
la plume de Véorivain, d, la pointe de
Faquafortiste, aux manipulations savantes du
peinir e; a erit, iffi, de courtes tudes surprises
dans les palpitations de la me, et donnant
une synthese saisissante de Vimpresswn
pittwesque." Aldus A. Delzant, in de voorrede
die hij schreef voor Zilcken's in de Fransche
taal geschreven en in 1900 bijeenverza
melde en uitgegeven Souvenirs.
Een van deze zeer persoonlijke herin
neringen is gewijd aan koningin Sophie,
welke Verlaine roemde als *eette grande
reine, la seule amie, l'Egérieenquelque sorte
de Fmfortuné.Napoléon III, qui, s1 il l'eut
eoutée, se fut et nous eüt pargnélaguerre
de 1870."
De heer Zilcken deelt zelf mede, hoe hrj
in aanraking is gekomen met de begaafde
vorstin. »Ik was. ongeveer twintig jaar ge
leden, een zeer jong mensch, en volgde de
lessen aan het Haagsche gymnasium.
»Mqne moeder, ofschoon eene
Hollandsche, had haar geheele jeugd te Brussel
doorgebracht en had daardoor, toen zij in
het huwelijk trad, het weinige Hollandsen,
dat zo gekend had, vergeten. Zoo kwam
het dat, tijdens mvjn geboorte, bij ons
te huis door mijne ouders meer Fransch
dan Hollandsen werd gesproken, en dit
verschafte mij later eene gemakkelijkheid
om mij in de Fransche taal uit te drukken,
waardoor ik mg van de meeste kameraden
in mijne klasse onderscheidde. Daarbij
moet ik vermelden, dat ik eene zeer sterke
voorliefde had voor de Fransche letter
kunde. Nog zeer jong, was ik vol geest
drift voor Musset, Gautier en de Goncourt's.
>De koningin, die destijds last had van
winterhanden en daardoor eenigszins moei
lijk kon schröven, gaf haren officieelen secre
taris last, haar een jongmensch te bezorgen,
in staat om op te schrijven wat zij hem in
het Fransch zou dicteeren, en jong genoeg
om niet te veel gewicht te hechten aan de
onderwerpen der brieven en der studiën,
die hij zou moeten opschrijven."
De heer Von Weckkerlin, de officieele
particuliere secretaris van de koningin,
heeft zich naar het ons voorkomt, toch
wel wat vergist. »Z7n petit jeune homme"
dat wees de geboorte-akte uit. En het
Fransch van den jeugdigen secretaris was
stellig niet minder dan dat van H.M.,
maar of hij het belang der vertrouwelijke
mededeelingen, welke hij op het papier had
te brengen, niet heeft begrepen, betwijfelen
wij zér. Dit belette den heer Zilcken echter
niet, twintig jaar later met lofwaardige be
scheidenheid te schrijven *J'ètais>tout indiqué".
Aan de vorstelijke onderscheiding had hij
zijn eerste gekleede jas te danken, want
dit kleedingstuk werd speciaal voor de
nieuwe functie vervaardigd, en daarin ge
dost, begaf de jongeheer Zilcken zich naar
het paleis, om door den heer Von Weck
kerlin aan H.M. te worden voorgesteld.
»Ik voelde mij erg verlegen, ofschoon ik
zeer trotsch was, en niet zonder eenige
hartklopping overschreed ik voor de eerste
maal den drempel van den hoofdingang
van het paleis en kwam in de zeer ruime
vestibule, waar zich een achttal lakeien
ophielden in hunne blauw-oranje-gouden
livrei. Een van hen ging ons vóór en een
tweede volgde ons tot de particuliere
verDE MELKJONGEN, *>
DOOR
CLARA VIEBIG.
Vry naar het Duitsch, door M. v. O.
De binnenplaats was somber en bedompt,
't stukje hemel daarboven nauw zichtbaar en
dan nog wel meest grauwig van tint door den
rook der schoorsteenen. Het plaveisel was steeds
nattig; de ruwe steenen wasemden 'n kleverig,
modderig vocht uit; nooit scheen de zon er op.
Die vertoonde zich 's zomers alleen in de
middaguren tot op de heltt van 'n grijzen,
torenhoogen zijvleugel.
Beneden in de kelderwoningen waa het altijd
schemerdonker. Als men de vijf vochtige, glib
berige treden voorzichtig afgedaald was, stootte
men tegen de smalle huisdeur.
Boven n ervan was 'n stukje karton
aangespykerd, waarop 'n naam stond: Stibike,
schoenmaker.
't Was laat op dan middag; het gewone
etensuur van den kleinen burgerman was
voorby, al de ramen der beide züvleugels
stonden open; men hoorde bordengerammel,
kindergedrein en 'n lucht van koolrapen,
knoflookworst en gebakken uien bleef in de bin
nenplaats hangen.
'n Schelle vrouwenstem begon nu in hooge
tonen een afgezaagd straatliedje te zingen
waarin iets voorkwam van lente-liefde en zalig
heid.; ze ging er geheel in op en gilde al harder,
daartusschen brulde een kind en werd er met
potten en pannen gesmeten.
Zeg ere's! jouw trallala-madam ! wil je
asjeblieft je bek houen ? is me dat 'n lawaai
hier l"
Een schorre stem schreeuwde dit in de bin
nenplaats en 'n raam werd met geweld
toegesmeten ; het gezang hield op.
Nu was alles stil. Tot op de helft van den
zijvleugel gleden zonnestralen op en neer,
strekten zich 'n stukje verder uit, om zich dan
weer schuw terug te trekken. Daar buiten
moest^et een warme zomer zijn, daar stonden
de romen in het groen te ruischen en te
*) In Berlijn wordt de komst van den
melkwagen van Bolle, wit met blauw beschilderd
en van koperen kranen voorzien aangekon
digd door 't zwaaien van 'n groote bel. De
dienstmeisjes komen dan met haar melkkannen
aan den wagen en worden door den koetsier
bediend. Voor enkele pfennigen mér kan de
melk naar de hoogere etageS gedragen worden,
door kleine blauwgekielde jongens, waarvan er
steeds twee of drie meerijden, achter den wagen
gezeten op ijzeren zitjes, speciaal daartoe aan
gebracht. Vert.
trekken van de Koningin. Later werd ik
met minder ceremonieel ontvangen en slechts
door n lakei vergezeld.
>Het was in het begin van den winter,
en gedurende dit geheele seizoen bleven
wij in het Paleis aan het Noordeinde;
later, gedurende de zomermaanden, ging
ik naar het Huis ten Bosch..
»Den eersten keer dus, vergezeld door
den heer Von Weckkerlin, ging ik door
een aantal zalen, waar in groote haarden
stapels lichte turf geluidloos vlamden,
daarna door lange gangen, en kwam ten
slotte in een ruime kamer, die als salon
en bibliotheek dienst deed. In het midden
daarvan droeg eene groote tafel stapels
boeken. Aan die tafel zat de koningin, in een
leuningatoel van gebeeldhouwd eikenhout.
«Naast een der vensters, welke de in
strengen stijl gehouden kamer verlichtten,
stond een zwarthouten tafel, bedekt met
rood leder, dat door vergulde staafjes was
bevestigd; in opstaande lijsten waren ver
schillende portretten geplaatst, onder
anderen dat van den prins van Oranje in
de uniform van artillerie-officier en dat
van prins Alexander in de uniform van
zee-officier.
»Een massief blok rood graniet, getorst
door vergulde griffioenen, droeg inktkoker
en zandvat, met eene groote hoeveelheid
ganzenpennen, in een metalen penhouder
uitloopend, zwart en rood zegellak en een
cachet van gegraveerd kristal. Naast dezen
monumentalen inktkoker een aantal ge
opende brieven.
»Daar was mijne plaats."
(Slot volgt).
cq LtTTClLN
Mimet in Je Hoofdstad.
Toen in April het opera-seizoen geëindigd
was, zal menigeen de hoop gekoesterd hebben,
dat het nu voor goed uit zou zijn met het
schijnleven der Nederl. Opera en dat een ge
zonde toestand in de plaats zou treden van
het sukkelend bestaan, dat de opera tot nu toe
gevoerd had. En inderdaad, het liet zich aan
zien dat het ook beter zou kunnen gaan, daar
de heer Van der Linden, voor velen den steen
des aanstoots, niet meer aan de Nederlandsche
Opera zou verbonden zijn. Met zijn aftrelen
kon dus het terrein geëffend worden, waarop
de oude en de nieuwe Nederlandsche opera's
elkaar zouden ontmoeten en de hand van ver
zoening reiken. Het mocht echter helaas niet
zoo zijn. Allerwege leest en hoort men: het is
jammer, het is betreurenswaardig dat er thans
geen fusie is tot stand gekomen! Edoch, op
welke onzalige motieven is de ineensmelting dan
eigenlijk afgestuit ? Hebben de leidende perso
nen zoo weinig verantwoordelijkheidsgevoel, dat
züer niet voor terugdeinzen de kans te loopen
dat een der twee gezelschappen, of misschien
wel beide een debacle tegemoet gaan? Wat
heeft men geen wee en ach geroepen, dat noch
van het Koninklijk Huis, noch van stad of
land een subsidie werd verstrekt! En wat ziet
men thans gebeuren ? De eenige macht die
subsidieeren kan, het publiek gaat men hal vee
ren ; want het is toch duidelijk, dat wat thans
in ieders kas afzonderlijk vloeit, anders in een
gemeenschappelijke kas ware terechtgekomen.
Waarlijk, zoo.ils de zaken thans staan, is de
vraag niet ongerechtvaardigd oi onze drama
tische toestanden wel rijp zijn voor een sub
sidie van overheidswege.
De oude Nederlandsche opera (op het
LeidHlttlllnillllllllllllHllllllllllllltlllHIIIHIIII
fluisteren hier groeide geen gras
sprietje.
De lucht was er warm en broeiend, maar
daarbij toch zoo kil, dat men 'n rilling in den
rug voelde.
De meeste lui die daar woonden waren ge
woon om dezen tijd tusschen n en twee
uur 'n kort middagdutje te doen. Maar
wacht! daar wordt nog 'n venster opengemaakt
en een groot afgekloven been naar beneden
geslingerd.
Daar lag 't in het getemperde licht
'n witte vlek op den donkeren grond.
'n Paar fonkelende hondenoogen die ginds
in den donkeren hoek, van uit een half ver
vallen hondenhok rondgluurden, werden al
grooter en begeeriger. Langzaam, geluidloos
sloop het dier uit zyn hok; hy' strekte het
magere lyf zoo vér mogelijk vooruit, wentelde
zich over den grond, rekte en rekte den hals
wat hij maar kon met uitgestrekte tong
te vergeefs!...
De ketting was te kort en het been niet te
bereiken. Met een klagend gehuil gaf de hond
het op.
Nu lag hij uitgestrekt voor het hok, de
ruige kop op z'n voorpooten gedrukt, de oogen
halt' gesloten, maar toch waakzaam in het rond
glurend.
De vliegen zoemden om hem heen en
gingen rondom zijn oogen zitten. Met een
dof gebrom richtte hij zich van tyd tot tyd
half op en sloeg met zijn staart tegen de
planken van 't hok. O ! dat been l dat been
zooals het daar buiten zijn bereik lag! De
vliegen vlogen er nu gonzend om heen en zetten
er zich op. Daar kwam 'n droevige uitdrukking
in de intelligente hondenoog an; nog 'n laatste
blik naar de zoozeer begeerde kluif ?
daarop stootte de plompe snoet tegen de drink
schaal maar helaas, die was geheel leeg. ..
geen drupje water...
Met de tong uit den muil legde de hond
zich weer neer; af en toe nog 'n snuiven
daarna scheen hy' te slapen. Miar stil ! daar
slaat de groote poortdeur dicht slepende
voetstappen worden hoorbaar. Met 'n zacht,
bly gejank sprong de hond op, en reeds om
vatten hem twee kinderarmen, 'n kleine jongen
hurkte naast hem op den grond. Dag Pluto'
m'n hondekel"
't Was wederkeerig 'n allerhartelijkste begroe
ting. De hond sprong vroolyk-bly op, drukte
z'n dikken kop tegen de smalle borst van den
knaap en likte hem gezicht en handen, wat
de andere gewillig, met iets droevigs afgemats
en toch wel blij toeliet.
Wel Pluto, m'n beestje, heb j<? geen water
Wacht maar !" De jongen stond op en vulde
de half gebroken schaal, aan de pomp, met
water, toen viel zyn oog op het been, en, als
had hy de hondengedachte geraden, raapte hij
het op en keek aandachtig toe, hoe de scherpe
sterke tanden 't in korten tyd klein kregen
scheplein) heeft sedert begin September hare
worten wederom geopend. Dinsdag 1.1. hoorde
k Cavalleria Rusticana en Paljas welke elk
anders nabijheid niet meer schijnen te kunnen
mtberen. Het is thans reeds een goede tien
aren geleden dat eerstgenoemd werk zich
stormenderhand alle tooneelen van Duitschland
veroverde. Paljas volgde niet lang daarna. Tot
op heden hebben beide werken zich vrijwel in
de gunst van het groote publiek mogen ver
lengen. De muzikaal ontwikkelde oordeelt
anders. Het goud dat men aanvankelijk meende
te vinden in de twee producten der veristen
ileek slechts klatergoud te zyn; de effecten
waren er dik opgesmeerd.
Lang heeft men zich niet van de wijs laten
afbrengen. Spoedig was men zich bewust dat
de hartstocht van de beide onderwerpen en de
gloed der muziek wel een oogenblikkelyken
roes kunnen veroorzaken, maar op den duur
toch den ernstigen muziekvriend niet kunnen
boeien. En zoo dat thans nog geschieden kan,
dan zal het zeker slechts zyn door een uit
voering, waar een waas van artistiek kunnen
en fijn gevoel over ligt heen gespreid en die
zoo goed verzorgd is, ook in alle onderdeelen,
dat de toehoorder over de gr of hèden der wer
ken heenziet om slechts de dramatische kracht,
gepaard aan het gedistingeerd cachet der uit
voering te bewonderen.
Ik zou aan de waarheid te kort doen, als ik
constateerde dat ons Dinsdag avond een der
gelijke uitvoering geboden werd. Het element
dat my het verst verwijderd scheen, van wat
men redelijker wyze mag verlangen van een
operagezelschap in onzen ty'd, is het koor. Ik
wil niet stilstaan by enkele oneffenheden in
rhythmiscb. opzicht; wanneer later koor en
dirigent aan elkander gewend zullen zijn en
wanneer dames en heeren leden van het koor
genoeg welwillendheid aan den dag leggen om
hun eigen zucht tot jagen ondergeschikt te
maken aan de neiging van den directeur tot
tegenhouden, dan zal de eenheid van tempo
vóór en op het tooneel wel langzamerhand tot
stand komen.
Neen, wat my by het koor zeer gehinderd
heeft dat is het gemis aan adel van toon; het
totaal ontbreken van klankschoonheid. Heden
ten dage vordert men van elke liedertafel, om
het even of de leden er van behooren tot de
zeer ontwikkelde of tot de minder beschaafde
kringen der maatschappij, een zekere mate
van klankgehalte, waarnaar het oor met wel
gevallen luistert. E a terecht; als men aan den
zang een veredelenden invloed wil toeschrijven,
dan dient die zang ook edel te worden uit
gevoerd. Verlang ik nu te veel wanneer ik
verwacht van een operakoor dat het beant
woordt aan eisenen, die men by de eenvoudigste
mannenzangrereeniging gewend is te stellen ?
Zeker toch niet l Wanneer dus het koor, een
der twee voornaamste factoren van een deug
delijk operagezelschap, zich waardeering
wil verschaffen, dan zal het zich duchtige
studiën moeten getroosten, onder leiding van
een bekwaam koordirigent. Slagvaardig was het
anders genoeg.
Ver, zeer ver boven het koor stond wat het
orchest, de andere gewichtige factor, presteerde.
Er waren verscheidene goed geslaagde
oogenblikken aan te wijzen; de klank viel over het
algemeen te loven; slechts van de nuancee
ringen, vooral die in de zachter getinte mo
menten, moet nog veel meer werk worden
gemaakt. Een mooi piano heb ik slechts een
enkelen keer gehoord.
In Mascagni's werk werden de solopartyen
vervuld door de dames Bosse?Sommer, Bierlee
en Helmering, benevens de heeren de Vos en
v. d. Hoeck. Mevrouw Bosse?Sommer speelde
met zuidelijken gloed en haar stem klonk
zuiver en krachtig, maar haar uitspraak
daar moet men het zwy'gen maar toe doen.
Mej. Helmering had vooral in haar spel door
den regisseur beter voorbereid moeten zyn;
haar zang was overigens evenmin voldoende.
Laat men toch eens gaan breken met het
pIMINMHIIIIKIItlllllllllllllllll
Illllllllllllllllllllllllltltlllll
Met 'n weemoedig lachje toonde hij nu z'n
leege handen.
.Nou heb ik niks meer voor je, Pluto,
heelemaal niks meer! Maar wacht maar! als ik
geld heb, zal je 's wat zien l Daar zal je van
staan te ky'ken, hoor beestje; dan breng ik je
zóó wat lekkers mee t ! dan krjjg je die dikke
leverworst, die daar by den spekslager hangt!
dat beloof ik je vast l"
Hans Stibike had mooi praten waar zou
hy ooit het geld vandaan halen om die dikke
worst te koopen ? Voorloopig kon hy zyn vriend
niets anders geven dan 's morgens en 's avonds
de helft van z'n met reuzel besmeerde boter
ham, af en toe 'n paar afgekloven beenderen
en al de teederheid, die zyn jong warm hart
voor den hond voelde.
Hans Stibike was melkjongen by de groote
melkery in het Noorden van Berly'n. De bleeke
maan stond vaak nog aan den hemel, als hy
's morgens heel vroeg de ouderlijke woning
verliet; 'n kleine, tengere gestalte liep dan als
verloren door de breede, nog geheel verlaten
straten, 's Winters rilde hy van de koude, trots
de wanten en de bouffanten om z'ij hals; 's
zomers strompelde hy in de gloeiende middag
hitte naar huis moe en mat, om weg te
blazen. Klein voor z'n jaren, zou niemand
gelooven, dat hy reeds twaalf was, hy had
zulke vermoeide oogen, 'n platten neus en
wasbleeke ooren ; op 't lage voorhoofd waren
reeds diepe rimpels zichtbaar en de rug was
ietwat gebogen.
Na den hond voor het laatst gestreeld te
hebben verliet hy hem met 'n liefkozend
afscheidsklapje en zooals hij nu op z'n
scheefgetrapte haKken naar de kelderwoning
heenslofte, scheen alle licht en vreugde van hem
te wyken. Aan den ingang stond y even stil,
trok de pet van z'n vaalblond, vochtig haar en
keek onverschillig even op naar het stukje
hemel alleen uit gewoonte want het kon
hem weinig schelen ot het regende of dat de
zon scheen.
Langzaam ging hy de keldertrap af daar
was de deur met het opschrift: Stibike, schoen
maker. Men hoorde leven daarbinnen toen
'n langgerekt geeuwen . Er kwam 'n uit
drukking van angst op het gelaat van den
knaap ? vader was thuis !
Aarzelend bleef Hans 'n oogenblik staan
daarop drukte hy voorzichtig de klink neer.
Hola I Zoo, meneer! ben je da/ir ? Nou,
't is meer dan ty'd, hoor. Waar heb je zoolang
gezeten ? Rondgeboemeld ? jou mormel I Ik heb,
je net noodig. Ky'k 's, hier is de flesch; haal
me 's heel gauw voor twintig pfennig
brandewy'n by Huleke. Wat Geld ? Wat donder I
trek toch niet zoo'n aarts-onnoozele bakkes,
jongen ! Zeg dat ik morgen wel betalen zal!
Kom, rep je wat, allo l"
Vader, hy' wil me niks meer zonder geld
geven, gisteren heeft hy me de flesch bijna
naar 't hoofd gesmeten. Ik durf niet..." klaagde
systeem de kleinere rollen in handen te geven
van geheel onervaren of ontoereikende krachten.
Mej. Bierlee als Lola kon er juist even mee
door. De heer de Vos ontwikkelt zich als
zanger zoowel als speler meer en meer. Hij
had goede, glansvolle oogenblikken. Als hij zich
een betere declamatie eigen maakt, kan hy'
ons gemakkelijker over de kreupele vertaling .
heen helpen. De heer v. d. Hoeck bleek een
vertrouwde en geroutineerde kracht te zyn,
die zyn party geheel meester is.
In Leoncavallo's werk werden de solopartijen
vervuld door mevr. Engelen-Sewing en de heeren
Erneste Dalarno, v. d. Hoeck, Alexanders en
Smits. Mevrouw Engelen was even frisch en
bekoorlyk van stem als altijd. De heer Dalarno
zong zyn partij in onze taal; tenminste het
leek er op. Hy heeft reeds iets bereikt wat
aangaat de duidelijkheid; dat het uitheemsche
accent zoo sterk op den voorgrond trad, mag
men hem zeker niet verwijten; maar de directie
der opera zal wel toegeven dat het voor den
toehoorder toch een problematisch genot is
zóó Nederlandsen te hooren zingen. En onze
taal zat den zanger zeker erg in den weg. Af
en toe kon men bemerken een zeer
pryzenswaardigen aanloop tot iets goeds en werkelijk
waren er ook wel goede dingen aan te wijzen
in 's heeren Dakrao's creatie. Gaat hy voort
zich in de behandeling van onze taal te be
kwamen, dan mag men van hem wel iets goeds
verwachten.
De heer Alexanders als Sylvio, legde niet de
eigenschappen aan den dag, welke het begrij
pelijk maakten, dat Nedda hem haar hart ge
schonken had. De heeren Martien Smits (Beppo)
en v. d. Hoeck (Tonio) waren goed op hun
plaats.
De heer Elmblad voerde de regie. Elders
heeft de heer Elmblad zyn sporen als regisseur
verdiend. Hy vindt hier een werkkring, waar
hy veel nut kan stichten. Moge hy de energie
en de opgewektheid daartoe verkrygen.
De kapelmeester W. H. Rothwell heeft op
my een goeden indruk gemaakt. Zijne bewe
gingen zyn nu eens wat druk, dan weder iet
wat gemaniereerd; maar hy was met het orchest
reeds goed vertrouwd en menig onderdeel uit
de Italiaansche partituren werd door hem met
gloed vertolkt en weergegeven. Met belangstel
ling zie ik zyn leiding tegemoet van een der
werken uit de klassieke litteratuur.
Vele lezers van het Weekblad, die geen
vreemdeling zyn in Duitsche operatoestanden,
zullen met my ontsteld zyn geweest over het
plotseling afsterven van den Münchener kapel
meester Hermann Zumpe. Gesteund door den
machtigen arm van den intendant Ernst von
Possart, was hy de ziel der Münchener opera
en van de Festspiele in het Prinz-Regenten
theater die thans in vollen gang zyn en die,
door zyn onverwachts heengaan, van hunnen
voornaamsten dirigent zyn beroofd.
Aanvankelijk was Zumpe on^erwyzer. Toen
hy te Leipzig als zoodanig een aanstelling
kreeg (1871), nam hy tecens plaats in het
opera-orchest om daar den triangel te slaan.
Later zeide hy zyn leeraarsunbt vaarwel en
ging hy naar Bayreuth, waar Wagner hem
belastte met het copieeren der
Nibelungenpartituren. In verschillende theaters trad hij
vervolgens als kapelmeester op, totdat hy door
den ondernemenden dr. Kaim belast werd met
de leiding van het z.g. Kaim-orchest. Te
Schwerin, ging hy' wederom over naar het
theater en maakte zich daar verdienstelijk door
het opvoeren van Schillings' werken Ingwelde1'
en der Pfeifertag". De componist was over
de opvoering van laatstgenoemd werk zóó
tevreden, dat by zijn aanstelling bewerkte te
München. Van Zumpe stamt de bekende
vraag af: Haben sie meine Neunte schon
gehort ?" Niet alleen Beethoven's negende,
maar ook Wagner's partituren werden door
hem met een groote mate van persoonlijkheid
gedirigeerd, welke by velen, waaronder ook
achryver dezes, niet altijd instemming kon
IIIIIIMMMIIIHIIIIIIIMIIMMIIIIHIIIIIIIItlllttlll
Hans, De groote man die op de bank lag, met
de beenen over de zyleuniog, het hemd open
over de ruige borst, richtte zich op en sprong
op den grond. Wat 'n bliksemsche troep ! 'n
eerly'k man niet eens 'n slokje te gunnen alleen
omdat... Nou, vervloekte bengel! Wat sta je
me aan te gapen ? Moet ik je 'n handje hel
pen ? Allons, marsch l en brandewyn gehaald,
n twee drie l"
Stibike l" Van uit den hoek by den haard,
kwam de moeder nu naderbij, 'n kind op den
arm, 'n tweede, nauwelijks 'n jaar ouder, aan
haar rok; zij ging tusschen baar man en den
jongen staan.
Wacht nou 's, man," zei ze vergoelijkend,
laat hem eens even wat eten, dan kry'gt hy'
meer courage, niet waar Hans ? dan gaat hy'
ook 'n slok voor vader halen l"
De jongen liet het hoofd hangen: Ik durf
niet... hy zal me slaan," murmelde hy. En
als vader dronken is, slaat die me ook. Ik
wil geen brandewijn halen ik doe het
niet!..."
St..! Stil toch, in godsnaam!" De moeder
legde hem verschrikt de hand op den mond en
fluisterde: Als vader je hoort. .. Wees nou
'n beste jongen en ga straks, anders barst de
bom weer los, en dan slaat vader jou en my."
En zoo zou hy me allén ranselen, bedoel
je ? Neen moeder, je kry'gt ook je deel."
De jongen keek haar met vroegnjpen ernst
aan ; of hy knuffelt je eerst en dan slaat hy
óf hij slaat eerst en dan knuffelt hij je; dat
is altijd zóó."
De moeder zuchtte ; 'n rilling voer door 't
afgewerkte lichaam terwy'l 'n licht rood over
haar, van zorg en verdriet afgemagerd gezicht
kwam.
De man op de rustbank sloeg driftig met
zyn vuist op de tafel: Kom, haast ja wat!
Wat hebben jelui daar samen te fluisteren ?
Hou je mond l Hier is de flesch en nou gauw
den brandewijn gehaald ! Daarna kun je eten,
jou vreetzak!"
Voorwaarts ! Marsch !!" Hij zette n der
reusachtige voeten op den grond, stampte er
mee: Als 't weerlicht, of..." Hy deed als
wilde hij opstaan.
Toen greep de jongen angstig naar de flesch
en haastte zich de deur uit; de
zwaardreunende lach van den vader weerklonk achter
hem....
Onder de melkjongens heerschte algemeene
opgewondenheid; als 'n loopend vuurtje was
;t bekend geworden : n van hen had gestolen.
Daar ging hy ! In z'n blauwlinnen kiel, met
de groengerande pet diep in 't gezicht kwam
hij gebogen uit 't bureau. Daar hadden ze hem
onder handen genomen. In groepjes stonden
de andere jongens en staarden hem na. Wie
had dat ooit gedacht van dien Hans Stibike,
die haast geen drie tellen kon! Die nooit
vinden. Niettegenstaande dat is het toch voor
de muzikale kunst en vooral voor München
een groot verlies dat de energische kunstenaar
'n de volle kracht van zyn leeftijd (53 jaar)
werd weggerukt.
AHT. AVBBKAMP
JEANNE REYNEKE VAN STOTVE, Judith.
Door de Kon. Vereeniging Het Nederlandsch
Tooneel, aldus berichtten al voor eenige weken
de dagbladen, is Judith vau mevrouw Reyneke
van Stuwe in studie genomen. Ik waag de
voorspelling dat de auteur i'aarvan genoegen
zal beleven en de Vtreeniging met de vertooning
succes. Deze tragedie leent zich tot een mooie
cft&claww
40 cent» per r«g«l
Zeker en zonder pyn werkt het
Echte Badlauersehe Eksteroogenmiddel,
?050. Alleen echt met de fi--ma
KBON&NAPOTHEEK. Berlin. Depot by CLËBAN & Co.,
Apoth. POLAK, PHARMAC1E FRANgAlSE.
BRNEST IRROY
| Grands Yins de Champagne |
VIN BRUT 1893.
Oépositairet i
B. A. RIPPING & Co., Amst.
Piano-, Oriel- en MnziettanJel
METROOS «fc KALSHOVEJT,
Arnhem, Koningsplein.
VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en in Huur.
Repareeren Stemmen Ruilen.
Naar het eiland
Marken
YanjeRnyti
naast de ettiugtioot,
ie Amsterdam
'smiËaiscalSO.
DE HAYMSTOOMBOOTDIENST.
IIMHIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIttllllllll
kibbelde en wegliep als er twee aan 't vechten
waren !
Vijftig pfennig had hy' gestolen l En hy had
't toch zoo dom aangelegd; de koetsier, wien
hy het in de keuken ontvangen geld moest
afgeven, had het dadelijk gemerkt, hézödom!
Ja, 't was waar; Hans Stibike was de dief.
Hy had 't ook niet ontkend. Bleek, met
dlepgebogen hoofd, had hij er zwy'gend in berust
toen de koetsier hem 'n paar flinke oorvijgen
gaf en toen hy bij den inspecteur was gebracht,
stond hy daar weer met de lippsn wit en met
neergeslagen oogen. Men had zyn kleeren
nagezien.
Wa&r heb je dat vyftig-pfennigstuk ver
stopt ?" Geen antwoord.
Jongen, waarvoor heb je dat geld gestolen ?
Had je honger? Of heb je het versnoept?"
Weer geen antwoord.
Stibike, geef antwoord ! Waar zyn de vy'ftig
pfennigen ?" De krachtige hand van den inspec
teur rustte weer op Hans' schouder: Weet je
dan niet dat stelen heel slecht is ? En je
hebt gestolen ! Foei ! schaamje !"
Hij schoof z\;n bril op en keek den kleinen
zondaar van onder zyn borstelige wenkbrauwen
scherp in de oogen : Weet je wel, dat ik je
eigenlijk nu dadelijk moest wegjagen? Dieven
kunnen we niet in dienst houden. Wat. ..
wè.t zeg je ?"
'n Hevig sidderen voer door de magere ge
stalte ; smeekend hief hy de handen op en barstte
in een zenuwachtig snikken uit. Jaag me niet
weg, meneer de inspecteur! O, jaag me toch niet
weg !" Zijn tanden klapperden, terwy'l de tranen
over zyn wangen rolden. Ik bid u meneer, jaag
me niet weg ! Vader zou me doodranselen ! Ik
zal het nooit meer doen, heusch, nooit meer!
Maar o ! jaag me niet weg !"
Waarvoor heb je dan dat geld weggenomen?"
Hans stond weer zwijgend, haast onbeweeglyk
met ingebogen knieën en de lippen vast op
elkaar gedrukt.
't Is een verstokte bengel," zei de inspecteur
tot een der andere beambten en haalde zyn
schouders op ; daarop vervolgde hy op barschen
toon :
Stibike, je kunt nu naar huis gaan en aan
je vader zeggen, dat hy van middag hier moet
komen; ik wil met hem spreken. Schei uit
met huilen. Dat helpt toch niets. Kom, maak
dat je weg komt l"
Als 'n schaduw sloop de knaap langs de
straten. De zon scheen fel en 't asphalt straalde
hitte uit; maar daar merkte hy' niets van ; af
en toe voelde hy 'n rilling langs zijn rug. Hoe
meer hij 't ouderlyk huis naderde, hoe lang
zamer hij vooruit kwam; op het laatst kroop
hy byna. Voor elk winkelraam bleef hy staan;
nu leunde hy' zwaar tegen de dikke koperen
roeden voor 't raam van 'n slagerswinkel. Hier,
hier was het gisteren gebeurd ...
(Slot volgt).