De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 13 september pagina 2

13 september 1903 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No.1368 ft L r Een i yan KoBimün Sonhie, i. Voor de getrouwe lezers van het Week blad De Amsterdammer is het geen geheim dat de heer Ph. Zilcken de pen met niet minder vóórliefde hao teert dan de etsnaald. Minder bekend is het wellicht hier te lande, dat deze artist een zeer gewaardeerd mede werker is van een aantal Fransche bladen en tijdschriften: 'M. Zikken est habituéa la plume de Véorivain, d, la pointe de Faquafortiste, aux manipulations savantes du peinir e; a erit, iffi, de courtes tudes surprises dans les palpitations de la me, et donnant une synthese saisissante de Vimpresswn pittwesque." Aldus A. Delzant, in de voorrede die hij schreef voor Zilcken's in de Fransche taal geschreven en in 1900 bijeenverza melde en uitgegeven Souvenirs. Een van deze zeer persoonlijke herin neringen is gewijd aan koningin Sophie, welke Verlaine roemde als *eette grande reine, la seule amie, l'Egérieenquelque sorte de Fmfortuné.Napoléon III, qui, s1 il l'eut eoutée, se fut et nous eüt pargnélaguerre de 1870." De heer Zilcken deelt zelf mede, hoe hrj in aanraking is gekomen met de begaafde vorstin. »Ik was. ongeveer twintig jaar ge leden, een zeer jong mensch, en volgde de lessen aan het Haagsche gymnasium. »Mqne moeder, ofschoon eene Hollandsche, had haar geheele jeugd te Brussel doorgebracht en had daardoor, toen zij in het huwelijk trad, het weinige Hollandsen, dat zo gekend had, vergeten. Zoo kwam het dat, tijdens mvjn geboorte, bij ons te huis door mijne ouders meer Fransch dan Hollandsen werd gesproken, en dit verschafte mij later eene gemakkelijkheid om mij in de Fransche taal uit te drukken, waardoor ik mg van de meeste kameraden in mijne klasse onderscheidde. Daarbij moet ik vermelden, dat ik eene zeer sterke voorliefde had voor de Fransche letter kunde. Nog zeer jong, was ik vol geest drift voor Musset, Gautier en de Goncourt's. >De koningin, die destijds last had van winterhanden en daardoor eenigszins moei lijk kon schröven, gaf haren officieelen secre taris last, haar een jongmensch te bezorgen, in staat om op te schrijven wat zij hem in het Fransch zou dicteeren, en jong genoeg om niet te veel gewicht te hechten aan de onderwerpen der brieven en der studiën, die hij zou moeten opschrijven." De heer Von Weckkerlin, de officieele particuliere secretaris van de koningin, heeft zich naar het ons voorkomt, toch wel wat vergist. »Z7n petit jeune homme" dat wees de geboorte-akte uit. En het Fransch van den jeugdigen secretaris was stellig niet minder dan dat van H.M., maar of hij het belang der vertrouwelijke mededeelingen, welke hij op het papier had te brengen, niet heeft begrepen, betwijfelen wij zér. Dit belette den heer Zilcken echter niet, twintig jaar later met lofwaardige be scheidenheid te schrijven *J'ètais>tout indiqué". Aan de vorstelijke onderscheiding had hij zijn eerste gekleede jas te danken, want dit kleedingstuk werd speciaal voor de nieuwe functie vervaardigd, en daarin ge dost, begaf de jongeheer Zilcken zich naar het paleis, om door den heer Von Weck kerlin aan H.M. te worden voorgesteld. »Ik voelde mij erg verlegen, ofschoon ik zeer trotsch was, en niet zonder eenige hartklopping overschreed ik voor de eerste maal den drempel van den hoofdingang van het paleis en kwam in de zeer ruime vestibule, waar zich een achttal lakeien ophielden in hunne blauw-oranje-gouden livrei. Een van hen ging ons vóór en een tweede volgde ons tot de particuliere verDE MELKJONGEN, *> DOOR CLARA VIEBIG. Vry naar het Duitsch, door M. v. O. De binnenplaats was somber en bedompt, 't stukje hemel daarboven nauw zichtbaar en dan nog wel meest grauwig van tint door den rook der schoorsteenen. Het plaveisel was steeds nattig; de ruwe steenen wasemden 'n kleverig, modderig vocht uit; nooit scheen de zon er op. Die vertoonde zich 's zomers alleen in de middaguren tot op de heltt van 'n grijzen, torenhoogen zijvleugel. Beneden in de kelderwoningen waa het altijd schemerdonker. Als men de vijf vochtige, glib berige treden voorzichtig afgedaald was, stootte men tegen de smalle huisdeur. Boven n ervan was 'n stukje karton aangespykerd, waarop 'n naam stond: Stibike, schoenmaker. 't Was laat op dan middag; het gewone etensuur van den kleinen burgerman was voorby, al de ramen der beide züvleugels stonden open; men hoorde bordengerammel, kindergedrein en 'n lucht van koolrapen, knoflookworst en gebakken uien bleef in de bin nenplaats hangen. 'n Schelle vrouwenstem begon nu in hooge tonen een afgezaagd straatliedje te zingen waarin iets voorkwam van lente-liefde en zalig heid.; ze ging er geheel in op en gilde al harder, daartusschen brulde een kind en werd er met potten en pannen gesmeten. Zeg ere's! jouw trallala-madam ! wil je asjeblieft je bek houen ? is me dat 'n lawaai hier l" Een schorre stem schreeuwde dit in de bin nenplaats en 'n raam werd met geweld toegesmeten ; het gezang hield op. Nu was alles stil. Tot op de helft van den zijvleugel gleden zonnestralen op en neer, strekten zich 'n stukje verder uit, om zich dan weer schuw terug te trekken. Daar buiten moest^et een warme zomer zijn, daar stonden de romen in het groen te ruischen en te *) In Berlijn wordt de komst van den melkwagen van Bolle, wit met blauw beschilderd en van koperen kranen voorzien aangekon digd door 't zwaaien van 'n groote bel. De dienstmeisjes komen dan met haar melkkannen aan den wagen en worden door den koetsier bediend. Voor enkele pfennigen mér kan de melk naar de hoogere etageS gedragen worden, door kleine blauwgekielde jongens, waarvan er steeds twee of drie meerijden, achter den wagen gezeten op ijzeren zitjes, speciaal daartoe aan gebracht. Vert. trekken van de Koningin. Later werd ik met minder ceremonieel ontvangen en slechts door n lakei vergezeld. >Het was in het begin van den winter, en gedurende dit geheele seizoen bleven wij in het Paleis aan het Noordeinde; later, gedurende de zomermaanden, ging ik naar het Huis ten Bosch.. »Den eersten keer dus, vergezeld door den heer Von Weckkerlin, ging ik door een aantal zalen, waar in groote haarden stapels lichte turf geluidloos vlamden, daarna door lange gangen, en kwam ten slotte in een ruime kamer, die als salon en bibliotheek dienst deed. In het midden daarvan droeg eene groote tafel stapels boeken. Aan die tafel zat de koningin, in een leuningatoel van gebeeldhouwd eikenhout. «Naast een der vensters, welke de in strengen stijl gehouden kamer verlichtten, stond een zwarthouten tafel, bedekt met rood leder, dat door vergulde staafjes was bevestigd; in opstaande lijsten waren ver schillende portretten geplaatst, onder anderen dat van den prins van Oranje in de uniform van artillerie-officier en dat van prins Alexander in de uniform van zee-officier. »Een massief blok rood graniet, getorst door vergulde griffioenen, droeg inktkoker en zandvat, met eene groote hoeveelheid ganzenpennen, in een metalen penhouder uitloopend, zwart en rood zegellak en een cachet van gegraveerd kristal. Naast dezen monumentalen inktkoker een aantal ge opende brieven. »Daar was mijne plaats." (Slot volgt). cq LtTTClLN Mimet in Je Hoofdstad. Toen in April het opera-seizoen geëindigd was, zal menigeen de hoop gekoesterd hebben, dat het nu voor goed uit zou zijn met het schijnleven der Nederl. Opera en dat een ge zonde toestand in de plaats zou treden van het sukkelend bestaan, dat de opera tot nu toe gevoerd had. En inderdaad, het liet zich aan zien dat het ook beter zou kunnen gaan, daar de heer Van der Linden, voor velen den steen des aanstoots, niet meer aan de Nederlandsche Opera zou verbonden zijn. Met zijn aftrelen kon dus het terrein geëffend worden, waarop de oude en de nieuwe Nederlandsche opera's elkaar zouden ontmoeten en de hand van ver zoening reiken. Het mocht echter helaas niet zoo zijn. Allerwege leest en hoort men: het is jammer, het is betreurenswaardig dat er thans geen fusie is tot stand gekomen! Edoch, op welke onzalige motieven is de ineensmelting dan eigenlijk afgestuit ? Hebben de leidende perso nen zoo weinig verantwoordelijkheidsgevoel, dat züer niet voor terugdeinzen de kans te loopen dat een der twee gezelschappen, of misschien wel beide een debacle tegemoet gaan? Wat heeft men geen wee en ach geroepen, dat noch van het Koninklijk Huis, noch van stad of land een subsidie werd verstrekt! En wat ziet men thans gebeuren ? De eenige macht die subsidieeren kan, het publiek gaat men hal vee ren ; want het is toch duidelijk, dat wat thans in ieders kas afzonderlijk vloeit, anders in een gemeenschappelijke kas ware terechtgekomen. Waarlijk, zoo.ils de zaken thans staan, is de vraag niet ongerechtvaardigd oi onze drama tische toestanden wel rijp zijn voor een sub sidie van overheidswege. De oude Nederlandsche opera (op het LeidHlttlllnillllllllllllHllllllllllllltlllHIIIHIIII fluisteren hier groeide geen gras sprietje. De lucht was er warm en broeiend, maar daarbij toch zoo kil, dat men 'n rilling in den rug voelde. De meeste lui die daar woonden waren ge woon om dezen tijd tusschen n en twee uur 'n kort middagdutje te doen. Maar wacht! daar wordt nog 'n venster opengemaakt en een groot afgekloven been naar beneden geslingerd. Daar lag 't in het getemperde licht 'n witte vlek op den donkeren grond. 'n Paar fonkelende hondenoogen die ginds in den donkeren hoek, van uit een half ver vallen hondenhok rondgluurden, werden al grooter en begeeriger. Langzaam, geluidloos sloop het dier uit zyn hok; hy' strekte het magere lyf zoo vér mogelijk vooruit, wentelde zich over den grond, rekte en rekte den hals wat hij maar kon met uitgestrekte tong te vergeefs!... De ketting was te kort en het been niet te bereiken. Met een klagend gehuil gaf de hond het op. Nu lag hij uitgestrekt voor het hok, de ruige kop op z'n voorpooten gedrukt, de oogen halt' gesloten, maar toch waakzaam in het rond glurend. De vliegen zoemden om hem heen en gingen rondom zijn oogen zitten. Met een dof gebrom richtte hij zich van tyd tot tyd half op en sloeg met zijn staart tegen de planken van 't hok. O ! dat been l dat been zooals het daar buiten zijn bereik lag! De vliegen vlogen er nu gonzend om heen en zetten er zich op. Daar kwam 'n droevige uitdrukking in de intelligente hondenoog an; nog 'n laatste blik naar de zoozeer begeerde kluif ? daarop stootte de plompe snoet tegen de drink schaal maar helaas, die was geheel leeg. .. geen drupje water... Met de tong uit den muil legde de hond zich weer neer; af en toe nog 'n snuiven daarna scheen hy' te slapen. Miar stil ! daar slaat de groote poortdeur dicht slepende voetstappen worden hoorbaar. Met 'n zacht, bly gejank sprong de hond op, en reeds om vatten hem twee kinderarmen, 'n kleine jongen hurkte naast hem op den grond. Dag Pluto' m'n hondekel" 't Was wederkeerig 'n allerhartelijkste begroe ting. De hond sprong vroolyk-bly op, drukte z'n dikken kop tegen de smalle borst van den knaap en likte hem gezicht en handen, wat de andere gewillig, met iets droevigs afgemats en toch wel blij toeliet. Wel Pluto, m'n beestje, heb j<? geen water Wacht maar !" De jongen stond op en vulde de half gebroken schaal, aan de pomp, met water, toen viel zyn oog op het been, en, als had hy de hondengedachte geraden, raapte hij het op en keek aandachtig toe, hoe de scherpe sterke tanden 't in korten tyd klein kregen scheplein) heeft sedert begin September hare worten wederom geopend. Dinsdag 1.1. hoorde k Cavalleria Rusticana en Paljas welke elk anders nabijheid niet meer schijnen te kunnen mtberen. Het is thans reeds een goede tien aren geleden dat eerstgenoemd werk zich stormenderhand alle tooneelen van Duitschland veroverde. Paljas volgde niet lang daarna. Tot op heden hebben beide werken zich vrijwel in de gunst van het groote publiek mogen ver lengen. De muzikaal ontwikkelde oordeelt anders. Het goud dat men aanvankelijk meende te vinden in de twee producten der veristen ileek slechts klatergoud te zyn; de effecten waren er dik opgesmeerd. Lang heeft men zich niet van de wijs laten afbrengen. Spoedig was men zich bewust dat de hartstocht van de beide onderwerpen en de gloed der muziek wel een oogenblikkelyken roes kunnen veroorzaken, maar op den duur toch den ernstigen muziekvriend niet kunnen boeien. En zoo dat thans nog geschieden kan, dan zal het zeker slechts zyn door een uit voering, waar een waas van artistiek kunnen en fijn gevoel over ligt heen gespreid en die zoo goed verzorgd is, ook in alle onderdeelen, dat de toehoorder over de gr of hèden der wer ken heenziet om slechts de dramatische kracht, gepaard aan het gedistingeerd cachet der uit voering te bewonderen. Ik zou aan de waarheid te kort doen, als ik constateerde dat ons Dinsdag avond een der gelijke uitvoering geboden werd. Het element dat my het verst verwijderd scheen, van wat men redelijker wyze mag verlangen van een operagezelschap in onzen ty'd, is het koor. Ik wil niet stilstaan by enkele oneffenheden in rhythmiscb. opzicht; wanneer later koor en dirigent aan elkander gewend zullen zijn en wanneer dames en heeren leden van het koor genoeg welwillendheid aan den dag leggen om hun eigen zucht tot jagen ondergeschikt te maken aan de neiging van den directeur tot tegenhouden, dan zal de eenheid van tempo vóór en op het tooneel wel langzamerhand tot stand komen. Neen, wat my by het koor zeer gehinderd heeft dat is het gemis aan adel van toon; het totaal ontbreken van klankschoonheid. Heden ten dage vordert men van elke liedertafel, om het even of de leden er van behooren tot de zeer ontwikkelde of tot de minder beschaafde kringen der maatschappij, een zekere mate van klankgehalte, waarnaar het oor met wel gevallen luistert. E a terecht; als men aan den zang een veredelenden invloed wil toeschrijven, dan dient die zang ook edel te worden uit gevoerd. Verlang ik nu te veel wanneer ik verwacht van een operakoor dat het beant woordt aan eisenen, die men by de eenvoudigste mannenzangrereeniging gewend is te stellen ? Zeker toch niet l Wanneer dus het koor, een der twee voornaamste factoren van een deug delijk operagezelschap, zich waardeering wil verschaffen, dan zal het zich duchtige studiën moeten getroosten, onder leiding van een bekwaam koordirigent. Slagvaardig was het anders genoeg. Ver, zeer ver boven het koor stond wat het orchest, de andere gewichtige factor, presteerde. Er waren verscheidene goed geslaagde oogenblikken aan te wijzen; de klank viel over het algemeen te loven; slechts van de nuancee ringen, vooral die in de zachter getinte mo menten, moet nog veel meer werk worden gemaakt. Een mooi piano heb ik slechts een enkelen keer gehoord. In Mascagni's werk werden de solopartyen vervuld door de dames Bosse?Sommer, Bierlee en Helmering, benevens de heeren de Vos en v. d. Hoeck. Mevrouw Bosse?Sommer speelde met zuidelijken gloed en haar stem klonk zuiver en krachtig, maar haar uitspraak daar moet men het zwy'gen maar toe doen. Mej. Helmering had vooral in haar spel door den regisseur beter voorbereid moeten zyn; haar zang was overigens evenmin voldoende. Laat men toch eens gaan breken met het pIMINMHIIIIKIItlllllllllllllllll Illllllllllllllllllllllllltltlllll Met 'n weemoedig lachje toonde hij nu z'n leege handen. .Nou heb ik niks meer voor je, Pluto, heelemaal niks meer! Maar wacht maar! als ik geld heb, zal je 's wat zien l Daar zal je van staan te ky'ken, hoor beestje; dan breng ik je zóó wat lekkers mee t ! dan krjjg je die dikke leverworst, die daar by den spekslager hangt! dat beloof ik je vast l" Hans Stibike had mooi praten waar zou hy ooit het geld vandaan halen om die dikke worst te koopen ? Voorloopig kon hy zyn vriend niets anders geven dan 's morgens en 's avonds de helft van z'n met reuzel besmeerde boter ham, af en toe 'n paar afgekloven beenderen en al de teederheid, die zyn jong warm hart voor den hond voelde. Hans Stibike was melkjongen by de groote melkery in het Noorden van Berly'n. De bleeke maan stond vaak nog aan den hemel, als hy 's morgens heel vroeg de ouderlijke woning verliet; 'n kleine, tengere gestalte liep dan als verloren door de breede, nog geheel verlaten straten, 's Winters rilde hy van de koude, trots de wanten en de bouffanten om z'ij hals; 's zomers strompelde hy in de gloeiende middag hitte naar huis moe en mat, om weg te blazen. Klein voor z'n jaren, zou niemand gelooven, dat hy reeds twaalf was, hy had zulke vermoeide oogen, 'n platten neus en wasbleeke ooren ; op 't lage voorhoofd waren reeds diepe rimpels zichtbaar en de rug was ietwat gebogen. Na den hond voor het laatst gestreeld te hebben verliet hy hem met 'n liefkozend afscheidsklapje en zooals hij nu op z'n scheefgetrapte haKken naar de kelderwoning heenslofte, scheen alle licht en vreugde van hem te wyken. Aan den ingang stond y even stil, trok de pet van z'n vaalblond, vochtig haar en keek onverschillig even op naar het stukje hemel alleen uit gewoonte want het kon hem weinig schelen ot het regende of dat de zon scheen. Langzaam ging hy de keldertrap af daar was de deur met het opschrift: Stibike, schoen maker. Men hoorde leven daarbinnen toen 'n langgerekt geeuwen . Er kwam 'n uit drukking van angst op het gelaat van den knaap ? vader was thuis ! Aarzelend bleef Hans 'n oogenblik staan daarop drukte hy voorzichtig de klink neer. Hola I Zoo, meneer! ben je da/ir ? Nou, 't is meer dan ty'd, hoor. Waar heb je zoolang gezeten ? Rondgeboemeld ? jou mormel I Ik heb, je net noodig. Ky'k 's, hier is de flesch; haal me 's heel gauw voor twintig pfennig brandewy'n by Huleke. Wat Geld ? Wat donder I trek toch niet zoo'n aarts-onnoozele bakkes, jongen ! Zeg dat ik morgen wel betalen zal! Kom, rep je wat, allo l" Vader, hy' wil me niks meer zonder geld geven, gisteren heeft hy me de flesch bijna naar 't hoofd gesmeten. Ik durf niet..." klaagde systeem de kleinere rollen in handen te geven van geheel onervaren of ontoereikende krachten. Mej. Bierlee als Lola kon er juist even mee door. De heer de Vos ontwikkelt zich als zanger zoowel als speler meer en meer. Hij had goede, glansvolle oogenblikken. Als hij zich een betere declamatie eigen maakt, kan hy' ons gemakkelijker over de kreupele vertaling . heen helpen. De heer v. d. Hoeck bleek een vertrouwde en geroutineerde kracht te zyn, die zyn party geheel meester is. In Leoncavallo's werk werden de solopartijen vervuld door mevr. Engelen-Sewing en de heeren Erneste Dalarno, v. d. Hoeck, Alexanders en Smits. Mevrouw Engelen was even frisch en bekoorlyk van stem als altijd. De heer Dalarno zong zyn partij in onze taal; tenminste het leek er op. Hy heeft reeds iets bereikt wat aangaat de duidelijkheid; dat het uitheemsche accent zoo sterk op den voorgrond trad, mag men hem zeker niet verwijten; maar de directie der opera zal wel toegeven dat het voor den toehoorder toch een problematisch genot is zóó Nederlandsen te hooren zingen. En onze taal zat den zanger zeker erg in den weg. Af en toe kon men bemerken een zeer pryzenswaardigen aanloop tot iets goeds en werkelijk waren er ook wel goede dingen aan te wijzen in 's heeren Dakrao's creatie. Gaat hy voort zich in de behandeling van onze taal te be kwamen, dan mag men van hem wel iets goeds verwachten. De heer Alexanders als Sylvio, legde niet de eigenschappen aan den dag, welke het begrij pelijk maakten, dat Nedda hem haar hart ge schonken had. De heeren Martien Smits (Beppo) en v. d. Hoeck (Tonio) waren goed op hun plaats. De heer Elmblad voerde de regie. Elders heeft de heer Elmblad zyn sporen als regisseur verdiend. Hy vindt hier een werkkring, waar hy veel nut kan stichten. Moge hy de energie en de opgewektheid daartoe verkrygen. De kapelmeester W. H. Rothwell heeft op my een goeden indruk gemaakt. Zijne bewe gingen zyn nu eens wat druk, dan weder iet wat gemaniereerd; maar hy was met het orchest reeds goed vertrouwd en menig onderdeel uit de Italiaansche partituren werd door hem met gloed vertolkt en weergegeven. Met belangstel ling zie ik zyn leiding tegemoet van een der werken uit de klassieke litteratuur. Vele lezers van het Weekblad, die geen vreemdeling zyn in Duitsche operatoestanden, zullen met my ontsteld zyn geweest over het plotseling afsterven van den Münchener kapel meester Hermann Zumpe. Gesteund door den machtigen arm van den intendant Ernst von Possart, was hy de ziel der Münchener opera en van de Festspiele in het Prinz-Regenten theater die thans in vollen gang zyn en die, door zyn onverwachts heengaan, van hunnen voornaamsten dirigent zyn beroofd. Aanvankelijk was Zumpe on^erwyzer. Toen hy te Leipzig als zoodanig een aanstelling kreeg (1871), nam hy tecens plaats in het opera-orchest om daar den triangel te slaan. Later zeide hy zyn leeraarsunbt vaarwel en ging hy naar Bayreuth, waar Wagner hem belastte met het copieeren der Nibelungenpartituren. In verschillende theaters trad hij vervolgens als kapelmeester op, totdat hy door den ondernemenden dr. Kaim belast werd met de leiding van het z.g. Kaim-orchest. Te Schwerin, ging hy' wederom over naar het theater en maakte zich daar verdienstelijk door het opvoeren van Schillings' werken Ingwelde1' en der Pfeifertag". De componist was over de opvoering van laatstgenoemd werk zóó tevreden, dat by zijn aanstelling bewerkte te München. Van Zumpe stamt de bekende vraag af: Haben sie meine Neunte schon gehort ?" Niet alleen Beethoven's negende, maar ook Wagner's partituren werden door hem met een groote mate van persoonlijkheid gedirigeerd, welke by velen, waaronder ook achryver dezes, niet altijd instemming kon IIIIIIMMMIIIHIIIIIIIMIIMMIIIIHIIIIIIIItlllttlll Hans, De groote man die op de bank lag, met de beenen over de zyleuniog, het hemd open over de ruige borst, richtte zich op en sprong op den grond. Wat 'n bliksemsche troep ! 'n eerly'k man niet eens 'n slokje te gunnen alleen omdat... Nou, vervloekte bengel! Wat sta je me aan te gapen ? Moet ik je 'n handje hel pen ? Allons, marsch l en brandewyn gehaald, n twee drie l" Stibike l" Van uit den hoek by den haard, kwam de moeder nu naderbij, 'n kind op den arm, 'n tweede, nauwelijks 'n jaar ouder, aan haar rok; zij ging tusschen baar man en den jongen staan. Wacht nou 's, man," zei ze vergoelijkend, laat hem eens even wat eten, dan kry'gt hy' meer courage, niet waar Hans ? dan gaat hy' ook 'n slok voor vader halen l" De jongen liet het hoofd hangen: Ik durf niet... hy zal me slaan," murmelde hy. En als vader dronken is, slaat die me ook. Ik wil geen brandewijn halen ik doe het niet!..." St..! Stil toch, in godsnaam!" De moeder legde hem verschrikt de hand op den mond en fluisterde: Als vader je hoort. .. Wees nou 'n beste jongen en ga straks, anders barst de bom weer los, en dan slaat vader jou en my." En zoo zou hy me allén ranselen, bedoel je ? Neen moeder, je kry'gt ook je deel." De jongen keek haar met vroegnjpen ernst aan ; of hy knuffelt je eerst en dan slaat hy óf hij slaat eerst en dan knuffelt hij je; dat is altijd zóó." De moeder zuchtte ; 'n rilling voer door 't afgewerkte lichaam terwy'l 'n licht rood over haar, van zorg en verdriet afgemagerd gezicht kwam. De man op de rustbank sloeg driftig met zyn vuist op de tafel: Kom, haast ja wat! Wat hebben jelui daar samen te fluisteren ? Hou je mond l Hier is de flesch en nou gauw den brandewijn gehaald ! Daarna kun je eten, jou vreetzak!" Voorwaarts ! Marsch !!" Hij zette n der reusachtige voeten op den grond, stampte er mee: Als 't weerlicht, of..." Hy deed als wilde hij opstaan. Toen greep de jongen angstig naar de flesch en haastte zich de deur uit; de zwaardreunende lach van den vader weerklonk achter hem.... Onder de melkjongens heerschte algemeene opgewondenheid; als 'n loopend vuurtje was ;t bekend geworden : n van hen had gestolen. Daar ging hy ! In z'n blauwlinnen kiel, met de groengerande pet diep in 't gezicht kwam hij gebogen uit 't bureau. Daar hadden ze hem onder handen genomen. In groepjes stonden de andere jongens en staarden hem na. Wie had dat ooit gedacht van dien Hans Stibike, die haast geen drie tellen kon! Die nooit vinden. Niettegenstaande dat is het toch voor de muzikale kunst en vooral voor München een groot verlies dat de energische kunstenaar 'n de volle kracht van zyn leeftijd (53 jaar) werd weggerukt. AHT. AVBBKAMP JEANNE REYNEKE VAN STOTVE, Judith. Door de Kon. Vereeniging Het Nederlandsch Tooneel, aldus berichtten al voor eenige weken de dagbladen, is Judith vau mevrouw Reyneke van Stuwe in studie genomen. Ik waag de voorspelling dat de auteur i'aarvan genoegen zal beleven en de Vtreeniging met de vertooning succes. Deze tragedie leent zich tot een mooie cft&claww 40 cent» per r«g«l Zeker en zonder pyn werkt het Echte Badlauersehe Eksteroogenmiddel, ?050. Alleen echt met de fi--ma KBON&NAPOTHEEK. Berlin. Depot by CLËBAN & Co., Apoth. POLAK, PHARMAC1E FRANgAlSE. BRNEST IRROY | Grands Yins de Champagne | VIN BRUT 1893. Oépositairet i B. A. RIPPING & Co., Amst. Piano-, Oriel- en MnziettanJel METROOS «fc KALSHOVEJT, Arnhem, Koningsplein. VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en in Huur. Repareeren Stemmen Ruilen. Naar het eiland Marken YanjeRnyti naast de ettiugtioot, ie Amsterdam 'smiËaiscalSO. DE HAYMSTOOMBOOTDIENST. IIMHIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIttllllllll kibbelde en wegliep als er twee aan 't vechten waren ! Vijftig pfennig had hy' gestolen l En hy had 't toch zoo dom aangelegd; de koetsier, wien hy het in de keuken ontvangen geld moest afgeven, had het dadelijk gemerkt, hézödom! Ja, 't was waar; Hans Stibike was de dief. Hy had 't ook niet ontkend. Bleek, met dlepgebogen hoofd, had hij er zwy'gend in berust toen de koetsier hem 'n paar flinke oorvijgen gaf en toen hy bij den inspecteur was gebracht, stond hy daar weer met de lippsn wit en met neergeslagen oogen. Men had zyn kleeren nagezien. Wa&r heb je dat vyftig-pfennigstuk ver stopt ?" Geen antwoord. Jongen, waarvoor heb je dat geld gestolen ? Had je honger? Of heb je het versnoept?" Weer geen antwoord. Stibike, geef antwoord ! Waar zyn de vy'ftig pfennigen ?" De krachtige hand van den inspec teur rustte weer op Hans' schouder: Weet je dan niet dat stelen heel slecht is ? En je hebt gestolen ! Foei ! schaamje !" Hij schoof z\;n bril op en keek den kleinen zondaar van onder zyn borstelige wenkbrauwen scherp in de oogen : Weet je wel, dat ik je eigenlijk nu dadelijk moest wegjagen? Dieven kunnen we niet in dienst houden. Wat. .. wè.t zeg je ?" 'n Hevig sidderen voer door de magere ge stalte ; smeekend hief hy de handen op en barstte in een zenuwachtig snikken uit. Jaag me niet weg, meneer de inspecteur! O, jaag me toch niet weg !" Zijn tanden klapperden, terwy'l de tranen over zyn wangen rolden. Ik bid u meneer, jaag me niet weg ! Vader zou me doodranselen ! Ik zal het nooit meer doen, heusch, nooit meer! Maar o ! jaag me niet weg !" Waarvoor heb je dan dat geld weggenomen?" Hans stond weer zwijgend, haast onbeweeglyk met ingebogen knieën en de lippen vast op elkaar gedrukt. 't Is een verstokte bengel," zei de inspecteur tot een der andere beambten en haalde zyn schouders op ; daarop vervolgde hy op barschen toon : Stibike, je kunt nu naar huis gaan en aan je vader zeggen, dat hy van middag hier moet komen; ik wil met hem spreken. Schei uit met huilen. Dat helpt toch niets. Kom, maak dat je weg komt l" Als 'n schaduw sloop de knaap langs de straten. De zon scheen fel en 't asphalt straalde hitte uit; maar daar merkte hy' niets van ; af en toe voelde hy 'n rilling langs zijn rug. Hoe meer hij 't ouderlyk huis naderde, hoe lang zamer hij vooruit kwam; op het laatst kroop hy byna. Voor elk winkelraam bleef hy staan; nu leunde hy' zwaar tegen de dikke koperen roeden voor 't raam van 'n slagerswinkel. Hier, hier was het gisteren gebeurd ... (Slot volgt).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl