Historisch Archief 1877-1940
No. 13*68
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
monteering. Al dadelijk, in het eerste bedrijf,
een open plein van een Oostersche stad,
Bethnlia, en op het platte dak, van een der
huilen aan dat plein Judith en Mirza; Judith,
Manaase's jonge, betooverend-schpone weduwe,
en Mirza, haar dienstmaagd. Zij bidt, de be
koorlijke meesteres, bidt in zoetelijk rijmende,
vy'fvoetige jambische verzen, uitstekend geschikt
voor melodramatische voordracht. Zij smeekt,
de goddelij k-schoon e weduwe smeekt den Heer
om barmhartigheid en gena, dat niet de dood,
*d<e dreigt door dorst en groot verderf," haar
en al de inwoners, van het belegerde Bethulia
moge treffen....
De geschiedenis van deze belegering door
Holofernes, veldheer van Nebukadnezar, mag ik
als bekend onderstellen. Tot bet slot van 't
eerste bedrijf, of even verder, loopt de fabel
van het drama parallel met de historie, zooals
die geschreven staat in bet boek Judith van
de Apocriefe Boeken. Doch een daad maakt
meer indruk dan't verhaal van een daad:
zoo ook is de onmiddellijke werking van
een drama krachtiger dan van een epos,
aangenomen dat beide in hun soort even voor
treffelijk zijn.
Een onderstelling die mij ruimte laat voor de
allernoodigste restrictiën.
Zooals beneden zal blijken.
Ik wilde bier alleen verduidelijken dat het
drama VBO mevrouw fieyneke van Stawe diep
tragische emoties z.ou kunnen geven, zelfs bij
een publiek dat de Apocriefen kent, óók wan
neer haar Judith als twee droppelen water
geleek op die van de half-gewijde, of ongewijde,
Bijbelboeken. Dit is echter niet het geval.
Onze auteur heeft een andere Judith gegeven,
een moderne Judith, een Jadith van
sentimenteelen aanleg, die plotseling, gezegd plots, ver
liefd kan worden als een nerveuse Haagsche
juffer, een Jadith ook ... met gewetenswroeging.
Of ze, zóó, de yertponin? nog waard is P
Het zou onbillijk zijn dit te ontkennen. Het.
tragisch cos fl ie t tusschen liefde en plicht, al is
het honderdmaal vertoond, boeit altijd opnieuw,
en te meer, wanneer de liefde als een brandende
hartstocht wordt voorgesteld en de plicht als
een onafwendbaar noodlot. Zóó uu wist de
auteur van Judilh haar heldin te doen optreden
dat we, haar strijd aanschouwende, dien
medemaken in ons zelf, dien begrijpen en voelen....
't Is waar, niet altijd, niet overal.
Bij de lectuur van bet drama hoe dit
bij de ver t oo n ing zal wezen, moet nog
afgewacht worden bij de lectuur hindert
dikwijls Judith's rethorica en haar onmogelijke
taal. Trouwens, aan taalpaiticulariteiten labo
re er en ook de audere figuren van het stuk.
Holofernes en Mirza, Bagras en Ozias,
Nathaniel en het Volk, allen drukken zich vaak
zonderling uit en worden komisch tegen de
blijkbare bedoeling in van zich zelve en hun
schepper, i. e. de auteur. Meestal is dit een
gevolg van den rijmdwang. Een paar voorbeelden.
BAGBAS (tot Judith, bij de eerste ontmoeting).
Vrouw, 'vrouw, wat zijt gij schoon!... Is dit
een droom P
Waak ik, of slaap ik P Zag ik ooit zoo'n wonder!
Hierop antwoordt Judith heel slagvaardig,
wetende dat ze moet rijmen op droom en wonder:
'k Ben een Hebreen wsche vrouwe, die, vol schroom,
Tot Holofernes is gevloden, zonder
Bescherming, zonder hulp
Even later komt Holofernes op.
JUDITH.
O, mijn bevrijder!
O, Heer, wiens dienstmaagd ik wil zijn l O, bad
Ooit iemand u vergeefs P Wees mijn verblijder,
O, wees mijn redder....
Zou Judith van haar verblijder hebben gespro
ken, als ze zich al niet den wensch had laten
ontvallen dat Holofernes haar bevrijder mocht
wezen P Doch soms offert zij aan het rijm niet
} alleen haar taal, maar zelfs haar logica in ver
bitten bloede op!
Zie, ik ben
Een zwakke vrouw, en nochtans kan 'k u geven
De zekerheid der zege ... wijl 'k erken,
Dat niets Nebucadnezar kan weerstreven,
Den vorst van gansch deze aard.
Mooie dingen: wijl, omdat zij erkent dat nie
mand Nebuoadrezar kan weerstaan, zon ze de
zekerheid der zege kunnen geven! Praatjes: de
waarheid is, dat de auteur op ik ben geen beter
rijmklank vond dan 'k erken.
Zoo zou ik uit den treuren kunnen voortgaan.
Maar juist daarom zal ik het hierbij laten. Ter
waarschuwing echter voor auteura, wien de lust
ook eens mocht bekruipen drama's in verzen te
schrijven, wil ik alleen nog een enjambement
van Nathaniël citeeren:
Maar langer wachtte ik niet, wild haastig liep
'k Luid-jaichend, dat de dichte duisternisse,
Die ons gedrukt hield, was verklaard tot licht.'
Inderdaad, hier is het onderwerp wel zeer
dwaselijk van zijn gezegde gescheiden en de
acteur, die Nathaniël zal representeeren, moet
wél op zijn hoede wezen, als hij dit er zonder
haperen wil afbrengen. Als de auteur absoluut
in treurspelstijl en in verzen wilde schrijven,
en daar was wel wat vóór te zeggen waarom
heeft ze dan niet het blankvers gekozen?
Dit is, meen ik, voor de dialoog beproefd ge
bleken. Het is eenvoudiger ook dan het
gekruist-rijmende jambische vers. En wat meer
een vond zou dan Judith ten goede zij n gekomen.
In de eerste plaats aan de heldin, aan Judith
zelf. Door haar schoonheid immers, door baar
v e r s c h ij n i D g, moet zij een overweldigenden
indruk maken op Holofernes, niet door
opgeschroefden rimram. Haar woorden en haar daad
mogen Holofernes even wijs-uitstekend" voor
komen, hij wordt het eerst, bij wordt vooral
getroffen door de vrouw, de vrouw
Zoo schoon van aangezicht, zoo slank van lijve!
Hooren we slechts:
Nog nooit bekoorde
Een vrouw mij zooals gij, gij zijt volmaakt!
Geen vrouw, die ooit mij gansch ontvlammen
koude....
Maar door uw aanschijn is mijn hart ontwaakt....
Heb ik u eindlijk ... eindlijk dan gevonden l...
Hij strekt zijn armen naar Jadith uit. Maar zij,
die gekomen is om hem te dooden, zij treedt
terug. Nóg weet ze want ook zij heeft bij
den eersten aanblik reeds Holofernes zielslief
gekregen nóg is ze in staat baar hartstocht
te bedwingen:
Laat mij uw dienstmaagd zijn... uw dienstmaagd.
Heer...
Laat mij u eerst ter overwinning leiden....
Onverwrikt was nog haar besluit, dat zij
Bethnlia moest bevrijden door Nebucadnezar's
krijgsoverste met eigen hand om te brengen,
en toch:
O, mijn gelofte ... mijn gelofte ... Heer!
Kan ik haar ooit... zal ik haar ooit... vervullen P
Dat zal zij, maar onder welke omstandigheden!
Er wordt een feestmaal aangericht" door
Holofernes. Judith, versierd met al haar tooiselen,
ook thans nog in 't besef van haar plicht
neemt daaraan deel.
Zij moet, zij zal...
»Het feest heeft zijn toppunt bereikt. In het
algemeen rumoer buigt Holofernes zich naar
Judith over; zij nijgt haar hoofd; hij neemt
haar bij de hand, en leidt haar naar het
binnengedeelte van zijn tent" ...
Jndith, de moderne Judith, bezwijkt.
Twijfelt men? Hoort dan Mirza:
Gij offert, vroom, ter eere Gods, uw lijf,
En willig onderwerpt ge u aan verneedring....
Voor Mirza is dit een rgrootsch bedrijf." Zij
weet niet, dat Jndith door hartstocht werd
vervoerd. Wél mocht zij nochtans spreken:
O, laat mij bidden, bidden ter verteedring-.
Van onzen Heer, dat hij uw handen sterk.
Hier werkt de herinnering aan de
Hebreeuwsche Juditb, de echte Judith, uit de Apo
criefen, zeer storend. Déze Judith is rein
gebleven, handelende alleen uit de bracht van
haar geloof en uit liefde voor haar stam. Waarom
toch moest juist bet beeld van deze Judith
worden gealtereerd P Waarom hecht een moderne
auteur nog aan leeren wijnflesschen, aan reine
broodeu, aan al den toestel, al de uiterlijkheden
die 't Oostersche Joodsche cachet
moeten geven, als bet i n n e r l ij k e, de geest
wordt miskend en verdoezeld P Wie een oorijzer
geen passend hoofdsieraad vindt voor een mooi
Jodinnetje, wake er toch in godsnaam voor een
Hebreeuwsche geloofsheldin met allermondainste
passiën ten tooneele te voeren I
tevenons. Nauwelijks heb ik tijd gehad om
mijn vragen en bezwaren te formuleeren, of ik
zie Judith de Judith van mevrouw Reyneke
van Stuwe terugkeeren in de voortent. Ze
blijft verwilderd staan" en Mirza, hevig ver
schrikt", zegt:
Is het volbracht? Hebt gij uw wensch ver
kregen ?
JUDITH.
Volbracht! volbracht! neen het is niet volbracht!
Ik kaa niet... kan niet... kan niet.
Eenvoudiger, maar meer indrukwekkend,
waren de woorden van Lady Macbeth:
Had hènot resembled
My father as hèslept, I had done 't.
Daar staat tegenover dat de moderne Judith
het dan toch, geprikkeld door Mirza en haar
geweten, wél doet, met eigen hand haar ge
liefden Holofernes doodend. Na de daad evenwel
voelt ze zich moordenares, en wanneer ooit,
verbeeld ik mij, geoordeeld mocht worden dat
de tragedie Judith van Jeanne R. v. St.
blijvende, letterkundige waarde bezit,
dan zou het moeten zijn om de psychologische
juiste voorstelling van de heldin Judith na
den moord. Zij moet krankzinnig schijnen aan
haar Joodsch Volk, zij moet godslasterlijk voor
komen aan Nathaniël, aan Charmes, aan Chabris,
aan Ozias, maar zij kan niet anders dan be
lijden haar liefde voor den gedooden Holofernes,
verfoeiende alle eerbewijzen, verguizende zich
zelf. Haar laatste woorden zijn:
O, Holofernes! Holofernes! Ik,
Ik had u lief... Ik had u lief.... O, klinke
Van mijne lippen, in mijn laatsfen snik,
Uw naam ... uw naam.... O, laat me in 't niet
verzinken!
Kom, o, mijn zwaard, nog vochtig van zijn bloed,
Kom mij verlossing, kom mij redding brengen!
Als 't leren dan ons beiden scheiden doet,
Zoo zal de dood ons beider bloed vermengen....
Zij stoot zicb, snel, Holofernes' zwaard door
het hart."
Zonder twijfel en met deze erkenning keer
ik tot mijn allereerst geuite bewering terug
zonder twijfel zal dit slot pakken. Het slot is
goed, het is vol effect, het is tooneelmatig.
Doch ik sla mijn Apocriefe boeken nog eens op.
En ik lees;
Allen liepen samen van den kleinste tot
den grootste, omdat bare komst tegen hunne
verwachting was, en zij openden de poort en
ontvingen beiden; en na het vuur te hebben
aangestoken tot verlichting, maakten zij een
kring om baar. En zij sprak tot ben met luide
stem: Prijst God, prijst hem! prijst God, die
zijne barmhartigheid niet heeft onttrokken aan
het huis Israëls, m «ar onze vijanden door mijne
hand dezen nacht beeft verbijsterd." En bet
hoofd uit den zak te voorschijn halende, toonde
zij htt hun, zeggende: Ziet hier het hoofd van
Holofernes, het opperhoofd van de macht der
Assyriërs, en daar is het'gaas, waaronder hij
in zijne dronkenschap lag; en de Heer beeft
hem verslagen door de hand eener vrouw; en
zoo waar de Heer leeft, die mij bewaarde op
mijnen weg, dien ik ging, heeft mijn gelaat hem
tot zijn verderf misleid, en heelt bij geene
zonden met mij bedreven tot verontreiniging
en schande...."
Utrecht. W. Pm.
Inhoud van Tijdschriften.
De Nieuwe Gids. Sept.: Wrakke levens, door
G. v. Hnlzen; Verzen, door Willem Kloos;
Heimweh, door J. Everts Jr.; Arm leven, door
Reyneke van Stuwe; de tentoonstelling in Pulchri
uit de collectie-Wisselingh, door PI. Literaire
kroniek (Albert Verwey, Het leven van Pot
gieter) Willem Kloos.
Moderne Kunstwerken, Afl. 9: Acht repro
ducties van werken van J. Mendes da Costa:
Apen, Negerkop, Javaansche vrouw, Huizer
vrouwtje, Baby, Voor 't Bad, Vrouwenfiguur
en Aan 't smullen.
iifiimiiffiifjmiiiiiiiiijtiimifiiiimfiifiiimiiiiiiifuiiiiifiuiiiiiimifffffffmffHHuniiimitfiiffm
van den alom gerenommeerden
V V f»MM. VM^sMM. «»MV,UB f^^M. %/U V
oordeelen .?»??
S
om te krniden.
Fïnrff A A «Arno aan groenten, vleezen, sauzen en soepen. Hierin eenig en
onoveri. t ijnsie Aroma troffen.
2.
Uiterst voordeelig:
in 't gebruik, daar de oorspronkelijke
der gerechten wel verhoogd, doch niet verdrongen
moet worden.
3. UGUiaHlkdiJlldlV/ 111 g</WI UIA in tegenstelling met de vaste extracten.
'.?#&.;:;:>? 4_ uOGQKOOP ? van af 30 cents per flacon.
MAGGI's onderscheidingen: 4 groote pryzen, 25 gouden medailles, 4 eerediploma's, 4 eerepry'zen, zesmaal buiten mededinging o.a. 1S99 en 1900 Wereldtentoonstelling te Parijs.
fi,,,. .?iMimiiiiiimiiiiiiiiiimiiMiiiiiiiiiiiiiinMiiiimiiiiiMmiMiiimiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiMMiiiiiiiHiiMiiiM^
VOOï( DAMEjS.
ANNA MÜTHESIUS. Dog Eigenkleid der
Frau.
. Veel is er reeds over de meer en meer
veldwinnende reformkleeding geschreven en
gesproken. Men beoordeelt en beveelt ze aan
uit een sanitair oogpunt, men dweept ermede
om der nienwigheidswille, evenals men met
de mode van pofmonwen of tournures gedaan
heeft, men keurt ze af uit vastgeworteld con
servatisme, men scheldt ze uit ais indruischer.de
tegen den goeden smaak, kortom men beziet
ze van alle kanten en, zooals het veelal ge
beurt, de voor- als de tegenstanders, zy hebben
beiden gelijk; ieder hunner redeneeringen
bevat een zekere waarheid, die niet te ont
kennen valt.
Zelfs voor leeken is het licht te begrypen
dat het engsluitende corset, al is het dan
volgens de draagsters nog zoo weinig geregen,
in de bewegingen belemmert, dat de hooge,
stjjve boord, behoorlijke circulatie van de
bloedsomloop in den weg staat, en zoo zijn
er zeker zeer vele bedenkingen te opperen
tegen de hedendaagsche kleeding. Men gaat
op aesthedsche gronden DB, dut het tegenwoor
dige vrouwengewaad de schoone lynen van
het lichaam verkeerdelyk doet spreken, dat,
waar het naakt een lichte insnoering boven
den heup vertoont, zy' die versmalt tot zoo
gering mogelijk, om tegelijk hiermede de borst
een vorm te geven, die haar niet toekomt, en
die o speling der natuur, afhankelijk is van
de wisselingen der mode, of zy in een hoog
dan wel of een laag corset haar natuurlijke
vorm moet verbergen. Zoo sluit de aesthetiek
van het'lichaam dus al zeer slecht aan by de
aesthetiek der kleeding, maar men was er te
veel aan gewend de vrouw op de hoogte van
het midden in tweeën gedeeld te zien, waar
door het lichaam evenals dat van een insect,
drie afgescheiden gedeelten vormde, zoodat
men zich de ty'd der empire costumes als te
lang geleden en voor thans volkomen onge
schikt dacht, om maar in eens vrede te hebben
met de navolgingen hiervan in de reformdracht.
En we moeten het helaas erkennen ook deze
zelf is eenigszins schuld van de tegenkanting,
die zy veelal ondervindt. Zy toch voornamelijk
uitgaande van een gezondheidsideaal, hecht nog
te weinig waarde aan de aesthetische zijde van
het costunm; het is als meent zy de geheele
omwenteling in de vrouwenkleeding gevonden
te hebben in het korte empire-lyf en de lange
hieraan verbonden, of op de schouders han
gende rok, daarby dikwy'ls met een overdreven
eenvoud te werk gaande, die zelfa den
strengsten puritein te ver zon gaan.
Waar zelfs met de hedendaagsche
dameskleeding een goede modiste er wel degely'k
acht op geeft, de kleine gebreken in
lichaamsproportieën door juist aangebrachte garneering,
verdeeling of anderszins te vereffenen, daar is
ook de opgave een er reformkleedicg met een
eenvoudig vry hangend gewaad niet afgeloopen.
En deze kwestie is het juist, die Anna
Muthesius in haar zeer lezenswaardig BH
sierlyk uitgevoerd boekje behandelt.
Met: »Das Eigenkleid der Frau", zegt zy
reeds haar geheele bedoeling; iedere vrouw
moet gekleeu gaan in een geheel met hare
gestalte, met hare proportieën, met de kleur
van gelaat en haar samenstemmend costuum.
En hoewel uit gezondheidsoogpunt
voorstandster der reformkleeding, is voor haar de zaak
hiermede nog ?. niet opgelost. >Ein Eleid, das
alle Regeln der Gesnndheitslehre erfüllt, ist
deswegen noch lange kein Eleid, das auch den
berechtigsten Forderungen der Schönheit
nachkommt."
En het reformkleed is voor haar dan ook
slechts >das konstructive Gerippe für den
kunstlerischen Anfbau des Eleides, den j ede Frau
fur ihre Person vorzunehmen bat".
Vele lezeressen zullen waarschy'nly'k reeds
opzien tegen het vele hoofdbreken, dat op een
dergelijke wyze het kiezen van een nieuw
toilet met zich brengt. Wanneer zy echter
Anna Mnthegius hooren zeggen: >Auch das
schönste Gesicht und der vollkomenste Eörper
kano, dnrch gedankenlos behandelte Kleidung
entstellt werden" dan zal dunkt me de zaak
reeds eenige overweging beginnen te krijgen,
want hoe het ook zij, niemand zal zich by
voorkeur leelijker willen maken, en een zekere
zucht naar verfraaiing is den mensch inge
schapen. By de meest onbeschaafde volken
treedt zelfs de versiering eerder op, dan de
bekleeding, en een kralen snoer om hals,
armen of beenen gaat zelfa voor een schortje
om de henpen.
Na in het kort even gewezen te hebben op
het zonderlinge, van uit een modeplaat een
kostuum uit te zoeken, zonder na te gaan of
de bedoelde voorstelling, die zóó wellicht zeer
harmonisch kan zijn, in overeenstemming is
met gestalte en lichaamsverhouding der be
trokken persoon, gaat de schrijfster achter
eenvolgens na op welke punten in verband tot
de kleeding bijzonder de aandacht gevestigd
moeten worden.
Daar het gelaat langen ty'd reeds als het
voornaamste van 's menschen uiterlyk schoon ge
golden heeft, vereischt dit in de eerste plaats
dus de meeste zorg. Hier dient dus rekening
gehouden te worden met den vorm in verband
waarmede het kapsel glad, breed, hoog of
op welke wy'ze dan ook zijn moet; de keuze
van hoed sluit hier nstuurly'k zeer nauw by
aan, en iederen vorm van hoofd behoeft dus
eigenlyk een aparte bouw van den hoed. Dat
ook de garneering hiervan, allereerst eenvou
diger en verder n geheel met het kostuum
moet zijn, behoeft natuurly'k geen betoog.
Waar het kapsel dus dienen moet om de
schoonheid van het gelaat op het meest te doen
uitkomen, daar is een samengaan in bekleeding
van hals, schouders en borst van even groot
belang. n deze overeenstemming is niet ge
legen in nkleurigheid maar weder daarin
dat zij medewerkt tot een harmonisch geheel,
uitgaande van het gelaat waar zy de omgeving
mede vormt. De wyze waarop natuurlyke
afwykingen door juiat gekozen kleeding minder
in het oog zullen vallen, dit zyn toiletgeheimen,
die men het beste doet zelf door de sehryfster
te vernemen.
! Gabazeerd op bekends waarheden, dat bijv.
i een kort gewaad door verdeeling en
ver! siering in de lengterichting langer zal toonen
j en by een te slank figuur daarentegen, door
j aanbrengir.g van horizontale banden het te
: veel niet merkbaar mesr zal worden, wijst zy
i op tul van kleinigheden, ciie in 'B menschen
; proportie de harmonie dikwijls kunnen ver
storen, maar tevens «p de wijze waardoor het
asthetisch evenwicht hersteld kan worden.
Behalve de vorm verdient ook de kleur var.
het kostuum een niet geringe overweging, daar
ook zy in staat is de schoonheid, in dit geval
de kleur van het gelaat, al dan niet te
verhoogen. Wel is dit iets, wat men uit zichzelf
reeds betracht en zal een blondine by voorkeur
blauw, en een brunette rood dragen, maar niet
alleen blauw of rood, maar ook de nuanceering
is van belang in verband met de kleur van
het haar en het gelaat: >Wie sich j ede Frau
genau ber ihre Gestalt klar sein muss urn
daraus die richtige Form ihres Eigenkleides
zu entwickeln, so muss sie auch die farbige
Erscheinung ihres Gesichts kennen, um zu
wissen, welche Farben sie in ihrem Anzug zu
bevorzugen und welche zu vermeiden bat.
Waar alles, om waarlyk schoon te zyn in
dusdanig verband tot elkaar moet staan, daar
komt natuurlyk ook de >8chmuck" ter sprake,
die maar al te veel uit pronkerigheid op het
kleed gehecht wordt, zonder na te gaan of zij
er wel by' past, zoowel by de mensch als bij
het kleed. Ook hierbij is dus overleg waarlyk
noodzakelijk, daar zelfs de kleur van edelge
steenten of paarlen, de vorm en grootte, zeer
veel afbreuk aan het geheel zouden kunnen doen.
Dat een goede passende garneering dikwy'ls
zeer moeilyk te verkrijgen is, doet Anna
Muthesius schry'ven: »Ehe sich darin
(Fabrikwarenbetatzen) nicht* besseres entwickelt bat,
wird man am besten thun, eine Borte mit
selbsterfundenen Ornamenten in der gew
nschten zweiten Farbe als Aufraharbeit
anzuwenden. Ein klein wenig Handarbeit wirkt stets
besser als die kostbarste Fabrikware."
Zoo ziet men dus hoe het eene zeer nauw
in het andere sluit en het wel eenige zorg
vereischt een voor iedere persoon geëigend
kostuum samen te stellen; maar dan ook ligt
in die eigendommelykheid een groote bekoring,
en het waarlyk smaakvolle geheel, dat slechts
uit een volkomen samengaan der verschillende
onderdeelen kan bestaan is van niet minder
belangrijkheid. Het is in ieder geval een
kwestie die zeer zeker een ernstige overweging
verdient en waaraan helaas thans nog te
weinig waarde gehecht wordt. Het bovenstaand
boekje opent daar ook wellicht voor vele een
nieuw gezichtspunt, en wijst hun er op dat
naast gezondheid, een goede kleeding ook
andere eischen stelt.
R. W. P. J».
Nationaal bureau van Vrouwenarbeid.
Jacob v. d. Doesutraat 38, 's-Gravenhage.
Het Nationaal Bureau van Vrouwenarbeid
deelt mede, dat het vierde inlichtings-formulier
omtrent «beroep- en beroepsopleiding" gereed
is en wel thans in de volgorde der aanvragen
over «kook- en huishoudkunde", bevattende
de opleidingsgelegenheden in ons land, met
aanduiding van eischen, aard der opleiding,
leergeld, leermiddelen, vooruitzichten, bezol
digingen, organisatiën enz., dit beroep betref
fende, gely'k indertyd op de formulieren voor
tuinbouw, massage en heilgymnastiek en het
apothekersberoep vermeld.
De groote omvang en de voortdurende
wy'ziging waaraan deze formulieren, uit den aard
onderhevig zyn maakt opnieuw drukken
onmogely'k, zoodat tegen het gewone tarief van 30
ets., de portkosten gedurende l a 2 weken het
formulier in bruikleen aan ouders, vougden enz.
wordt afgestaan.
Vereeniging ter behartiging van de
belangen der vrouw.
By de »Vereeniging ter behartiging van de i
belangen der Vrouw" is antwoord ingekomen |
van de Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,
dat de gemeenteraad van Vry'enban 12 Aug.
de instructie voor het onderwyzend personeel
veranderd heeft, zoodat de door de 'ereeniging
gewraakte bopaling, »dat onderwijzeressen vóór
het aangaan van een huwelijk haar ontslag
moesten aanvragen", daarin thans ni> t moer
voorkomt. Gedeputeerde S'aten achten die be
paling in strijd met de wet.
U dankend voor de opname, achtend,
M. W II KUTOKÜB?HoiTSEMA,
i MHIIHIIMIIIHIIIIItltmilllllllllllllllllllllHIIIIMIIItlllllllllMlllllltlltlIM
Kot t,, (i Sept. 1903.
Ie Secretares.
Modes. Parasols. Oorsieraden.
Najaarshoeden. Klara Mörike. Vrou
welijke scheepsdokters. Mevrouw
Oondreau. Gravin Bourg de Bogas.
September heeft zich goed ingezet. Deze
maand schijnt ons een beetje schadeloos te
willen stellen, voor al de druipnatie, kille
zomerdagen waarmee wy geworsteld hebben.
Wy' genieten eindelyk de weelde van strak
blauwe luchten en glanzend zonnegoud. Wie
weet ? Misschien komen in den nazomer de
prachtige zonneschermen tot hun recht, lang
en wreed verdrongen, door kliddernatte regen
schermen, juist toen madame mode blykbaar
geen lid van een of ander meteorologisch
instituut, want, de plasregens waren voorspeld l
in haar onvermoeid, fantastisch brein, hél
veel bekoorlyks had bedacht, tot schutting
onzer oogen en van ons teint. Haar weelde-zin
had zich zelfs uitgestrekt, tot den stok van
het zonnescherm. Zeldzaam mooi en kostbaar
zyn die handvatsels van ivoor, schildpad,
dofgoud en oud-zilver, bezaaid met flonkerende
edelgesteenten.
De prinses van Wales, heeft dezen zomer
een paar harer vriendinnen, o. a. lady Primrose
en Juliet Lowther verrast, door aan de dames
prachtige, zeer kostbare en artistiek bewerkte
parasolstokken als huwelyksgeschenk
aan-tebieden. *)
In het terugkomen op genomen besluiten,
betoont de mode zich vrouw, tot aan de uiterste
toppen harer vingeren. Eort geledan, deed zy
het gebruik van oorversieringen in den ban.
Een verstandig praatje dat zy er by hield !
Neen, maar l de statigste matrone had haar
bespiegelingen over het afschuwelijke en
heidenache gebruik, om ooren te doorpriemen, en
versierselen in doorboorde oorlelletjes te han
gen, niet kunnen verbeteren. De strakhttid van
haar gelaat en de sombere vermanende ernst
van haar toor>, brachten menige vrouw tot
inkear. Zij beaamden het billyke van het
decreet, borgen oorringen en oorknoppen weg,
*) liet schoone weder was van korten duur.
Wy vreezen, dat de sierlijke zonneschermen
zullen opgerold blij ven. C.
en verschenen met ongetooide ooren. Nu neemt
de mode ons weer eens in het ootje. Als een
volleerde coquette, ontbloot zy haar
schitterwitte tanden, proest het uit in ons gezicht, en
vraagt met de liefste vleistem die men zich
denken kan: .Gén oorsieraden ? och, kom l
heb ik dat voorgeschreven ? l ... Geen kwestie
van l Niets, dat zóó het mat-bleeke, of
teerrose vrouwen-oortje releveert dan het dartel
kleurenspel van preciosa. Ze staan beeldig l
Heusch l Geen kleine steenen en niet van die
platte, sty'f op het oor gedrukte dormeuses,
foei l die zyn niet mooi. Lange, slank neer
hangende sieraden in de ooren, die wil ik
zien, omdat ze geestig de lichte hoofdbewegin
gen der spreekster accentueeren. Niets in de
ooren ? ! a d'autres mes chères amies ! Zóó
iets heb ik nooit gezegd l En nogmaals kriebelt
ons in de ongesmukte ooren, haar tergend
spotlacbje.
Mooie, platte vilthoeden met omgeslagen
randen, zullen in 't najaar veel gedragen
worden. Fy'n, kostbaar vilt in zachte tinten.
Gry's, by wit df, maakt veel opgang. De
flatteerende struisveeren zyn nog niet door de
mode verbannen. Hoe de veeren op den hoed
moeten geplaatst worden? Precies zoo als wy
zelf verkiezen. In d;lt opzicht laat de mode
ons volkomen vry. Lichtgry's met
olyfkleuriggroen, bly'ft voor hoeden een gezochte com
binatie,
» *
Elara Mörike, zuster van den overleden
sehryver, is op zeven-en-tachtig-jarigen leeftyd
gestorven. Zy was een zeer bescheiden, hoogst
beminnelyke vrouw, die levenslang haar koes
terende zorgen en steun aan den vereer
den broeder wy'dde. Zy bestuurde zyn huis
houding, voordat hy trouwde, maar bleef by'
het echtpaar Mörike, op uitdrukkelyk ver
langen van de jonge vrouw, die er niet van
wilde hooren, dat Mörike's »huisiroost", zooals
hy' Elara noemde, door haar tegenwoordigheid
zou verdreven worden. In de tevreden, zonnige,
schalke, steeds voor anderen zorgende figuur
van Nanette in »Maler Nolten" heeft Mörike
zijn zuster Elara geteekend.
* *
Drie fransehe vrouwelyke artsen, hebben
zich gericht tot de «Compagnie des
Messageries maritimes", met het verzoek in aanmerking
te komen als scheepsdokter. Waarom ook niet ?
Jongelui die hun studies in de medicynen
voltooid hebben, bly'ven ook niet altyd by'
honk maar zijn er in den regsl op gesteld,
iets van de wereld te gaan zien. Waarom zou
voor vrouwelyke doctoren het reizen niet
even goed zyn aangename, nuttige en
leerry'ke kanten hebben? Eén van het drietal, dr.
Sara Brodo, is reeds aangesteld, en vaart
voorloopig van Marseille naar Algiers en terug.
De twee andere jonge dames, hebben
toezegging, ook spoedig geplaatst te zullen worden.
Allicht worden die op haar verlangen, naar
Oost of West ingescheept.
* *
*
De »Sociétéfrargaise de géographie" heeft
voor het eerst prijzen toegekend aan dames.
Mevrouw Coadreau kreeg een zilveren medalje,
voor haar beschrijving, van haar reis naar de
eilandengroep Trembatos in den Stillen Oceian.
Gravin Bourg de Bogas, genoot dezelfde
onderscheiding, voor haar verslag over haar
reis om do weieki CAPRICE.