De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 13 september pagina 3

13 september 1903 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 13*68 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. monteering. Al dadelijk, in het eerste bedrijf, een open plein van een Oostersche stad, Bethnlia, en op het platte dak, van een der huilen aan dat plein Judith en Mirza; Judith, Manaase's jonge, betooverend-schpone weduwe, en Mirza, haar dienstmaagd. Zij bidt, de be koorlijke meesteres, bidt in zoetelijk rijmende, vy'fvoetige jambische verzen, uitstekend geschikt voor melodramatische voordracht. Zij smeekt, de goddelij k-schoon e weduwe smeekt den Heer om barmhartigheid en gena, dat niet de dood, *d<e dreigt door dorst en groot verderf," haar en al de inwoners, van het belegerde Bethulia moge treffen.... De geschiedenis van deze belegering door Holofernes, veldheer van Nebukadnezar, mag ik als bekend onderstellen. Tot bet slot van 't eerste bedrijf, of even verder, loopt de fabel van het drama parallel met de historie, zooals die geschreven staat in bet boek Judith van de Apocriefe Boeken. Doch een daad maakt meer indruk dan't verhaal van een daad: zoo ook is de onmiddellijke werking van een drama krachtiger dan van een epos, aangenomen dat beide in hun soort even voor treffelijk zijn. Een onderstelling die mij ruimte laat voor de allernoodigste restrictiën. Zooals beneden zal blijken. Ik wilde bier alleen verduidelijken dat het drama VBO mevrouw fieyneke van Stawe diep tragische emoties z.ou kunnen geven, zelfs bij een publiek dat de Apocriefen kent, óók wan neer haar Judith als twee droppelen water geleek op die van de half-gewijde, of ongewijde, Bijbelboeken. Dit is echter niet het geval. Onze auteur heeft een andere Judith gegeven, een moderne Judith, een Jadith van sentimenteelen aanleg, die plotseling, gezegd plots, ver liefd kan worden als een nerveuse Haagsche juffer, een Jadith ook ... met gewetenswroeging. Of ze, zóó, de yertponin? nog waard is P Het zou onbillijk zijn dit te ontkennen. Het. tragisch cos fl ie t tusschen liefde en plicht, al is het honderdmaal vertoond, boeit altijd opnieuw, en te meer, wanneer de liefde als een brandende hartstocht wordt voorgesteld en de plicht als een onafwendbaar noodlot. Zóó uu wist de auteur van Judilh haar heldin te doen optreden dat we, haar strijd aanschouwende, dien medemaken in ons zelf, dien begrijpen en voelen.... 't Is waar, niet altijd, niet overal. Bij de lectuur van bet drama hoe dit bij de ver t oo n ing zal wezen, moet nog afgewacht worden bij de lectuur hindert dikwijls Judith's rethorica en haar onmogelijke taal. Trouwens, aan taalpaiticulariteiten labo re er en ook de audere figuren van het stuk. Holofernes en Mirza, Bagras en Ozias, Nathaniel en het Volk, allen drukken zich vaak zonderling uit en worden komisch tegen de blijkbare bedoeling in van zich zelve en hun schepper, i. e. de auteur. Meestal is dit een gevolg van den rijmdwang. Een paar voorbeelden. BAGBAS (tot Judith, bij de eerste ontmoeting). Vrouw, 'vrouw, wat zijt gij schoon!... Is dit een droom P Waak ik, of slaap ik P Zag ik ooit zoo'n wonder! Hierop antwoordt Judith heel slagvaardig, wetende dat ze moet rijmen op droom en wonder: 'k Ben een Hebreen wsche vrouwe, die, vol schroom, Tot Holofernes is gevloden, zonder Bescherming, zonder hulp Even later komt Holofernes op. JUDITH. O, mijn bevrijder! O, Heer, wiens dienstmaagd ik wil zijn l O, bad Ooit iemand u vergeefs P Wees mijn verblijder, O, wees mijn redder.... Zou Judith van haar verblijder hebben gespro ken, als ze zich al niet den wensch had laten ontvallen dat Holofernes haar bevrijder mocht wezen P Doch soms offert zij aan het rijm niet } alleen haar taal, maar zelfs haar logica in ver bitten bloede op! Zie, ik ben Een zwakke vrouw, en nochtans kan 'k u geven De zekerheid der zege ... wijl 'k erken, Dat niets Nebucadnezar kan weerstreven, Den vorst van gansch deze aard. Mooie dingen: wijl, omdat zij erkent dat nie mand Nebuoadrezar kan weerstaan, zon ze de zekerheid der zege kunnen geven! Praatjes: de waarheid is, dat de auteur op ik ben geen beter rijmklank vond dan 'k erken. Zoo zou ik uit den treuren kunnen voortgaan. Maar juist daarom zal ik het hierbij laten. Ter waarschuwing echter voor auteura, wien de lust ook eens mocht bekruipen drama's in verzen te schrijven, wil ik alleen nog een enjambement van Nathaniël citeeren: Maar langer wachtte ik niet, wild haastig liep 'k Luid-jaichend, dat de dichte duisternisse, Die ons gedrukt hield, was verklaard tot licht.' Inderdaad, hier is het onderwerp wel zeer dwaselijk van zijn gezegde gescheiden en de acteur, die Nathaniël zal representeeren, moet wél op zijn hoede wezen, als hij dit er zonder haperen wil afbrengen. Als de auteur absoluut in treurspelstijl en in verzen wilde schrijven, en daar was wel wat vóór te zeggen waarom heeft ze dan niet het blankvers gekozen? Dit is, meen ik, voor de dialoog beproefd ge bleken. Het is eenvoudiger ook dan het gekruist-rijmende jambische vers. En wat meer een vond zou dan Judith ten goede zij n gekomen. In de eerste plaats aan de heldin, aan Judith zelf. Door haar schoonheid immers, door baar v e r s c h ij n i D g, moet zij een overweldigenden indruk maken op Holofernes, niet door opgeschroefden rimram. Haar woorden en haar daad mogen Holofernes even wijs-uitstekend" voor komen, hij wordt het eerst, bij wordt vooral getroffen door de vrouw, de vrouw Zoo schoon van aangezicht, zoo slank van lijve! Hooren we slechts: Nog nooit bekoorde Een vrouw mij zooals gij, gij zijt volmaakt! Geen vrouw, die ooit mij gansch ontvlammen koude.... Maar door uw aanschijn is mijn hart ontwaakt.... Heb ik u eindlijk ... eindlijk dan gevonden l... Hij strekt zijn armen naar Jadith uit. Maar zij, die gekomen is om hem te dooden, zij treedt terug. Nóg weet ze want ook zij heeft bij den eersten aanblik reeds Holofernes zielslief gekregen nóg is ze in staat baar hartstocht te bedwingen: Laat mij uw dienstmaagd zijn... uw dienstmaagd. Heer... Laat mij u eerst ter overwinning leiden.... Onverwrikt was nog haar besluit, dat zij Bethnlia moest bevrijden door Nebucadnezar's krijgsoverste met eigen hand om te brengen, en toch: O, mijn gelofte ... mijn gelofte ... Heer! Kan ik haar ooit... zal ik haar ooit... vervullen P Dat zal zij, maar onder welke omstandigheden! Er wordt een feestmaal aangericht" door Holofernes. Judith, versierd met al haar tooiselen, ook thans nog in 't besef van haar plicht neemt daaraan deel. Zij moet, zij zal... »Het feest heeft zijn toppunt bereikt. In het algemeen rumoer buigt Holofernes zich naar Judith over; zij nijgt haar hoofd; hij neemt haar bij de hand, en leidt haar naar het binnengedeelte van zijn tent" ... Jndith, de moderne Judith, bezwijkt. Twijfelt men? Hoort dan Mirza: Gij offert, vroom, ter eere Gods, uw lijf, En willig onderwerpt ge u aan verneedring.... Voor Mirza is dit een rgrootsch bedrijf." Zij weet niet, dat Jndith door hartstocht werd vervoerd. Wél mocht zij nochtans spreken: O, laat mij bidden, bidden ter verteedring-. Van onzen Heer, dat hij uw handen sterk. Hier werkt de herinnering aan de Hebreeuwsche Juditb, de echte Judith, uit de Apo criefen, zeer storend. Déze Judith is rein gebleven, handelende alleen uit de bracht van haar geloof en uit liefde voor haar stam. Waarom toch moest juist bet beeld van deze Judith worden gealtereerd P Waarom hecht een moderne auteur nog aan leeren wijnflesschen, aan reine broodeu, aan al den toestel, al de uiterlijkheden die 't Oostersche Joodsche cachet moeten geven, als bet i n n e r l ij k e, de geest wordt miskend en verdoezeld P Wie een oorijzer geen passend hoofdsieraad vindt voor een mooi Jodinnetje, wake er toch in godsnaam voor een Hebreeuwsche geloofsheldin met allermondainste passiën ten tooneele te voeren I tevenons. Nauwelijks heb ik tijd gehad om mijn vragen en bezwaren te formuleeren, of ik zie Judith de Judith van mevrouw Reyneke van Stuwe terugkeeren in de voortent. Ze blijft verwilderd staan" en Mirza, hevig ver schrikt", zegt: Is het volbracht? Hebt gij uw wensch ver kregen ? JUDITH. Volbracht! volbracht! neen het is niet volbracht! Ik kaa niet... kan niet... kan niet. Eenvoudiger, maar meer indrukwekkend, waren de woorden van Lady Macbeth: Had hènot resembled My father as hèslept, I had done 't. Daar staat tegenover dat de moderne Judith het dan toch, geprikkeld door Mirza en haar geweten, wél doet, met eigen hand haar ge liefden Holofernes doodend. Na de daad evenwel voelt ze zich moordenares, en wanneer ooit, verbeeld ik mij, geoordeeld mocht worden dat de tragedie Judith van Jeanne R. v. St. blijvende, letterkundige waarde bezit, dan zou het moeten zijn om de psychologische juiste voorstelling van de heldin Judith na den moord. Zij moet krankzinnig schijnen aan haar Joodsch Volk, zij moet godslasterlijk voor komen aan Nathaniël, aan Charmes, aan Chabris, aan Ozias, maar zij kan niet anders dan be lijden haar liefde voor den gedooden Holofernes, verfoeiende alle eerbewijzen, verguizende zich zelf. Haar laatste woorden zijn: O, Holofernes! Holofernes! Ik, Ik had u lief... Ik had u lief.... O, klinke Van mijne lippen, in mijn laatsfen snik, Uw naam ... uw naam.... O, laat me in 't niet verzinken! Kom, o, mijn zwaard, nog vochtig van zijn bloed, Kom mij verlossing, kom mij redding brengen! Als 't leren dan ons beiden scheiden doet, Zoo zal de dood ons beider bloed vermengen.... Zij stoot zicb, snel, Holofernes' zwaard door het hart." Zonder twijfel en met deze erkenning keer ik tot mijn allereerst geuite bewering terug zonder twijfel zal dit slot pakken. Het slot is goed, het is vol effect, het is tooneelmatig. Doch ik sla mijn Apocriefe boeken nog eens op. En ik lees; Allen liepen samen van den kleinste tot den grootste, omdat bare komst tegen hunne verwachting was, en zij openden de poort en ontvingen beiden; en na het vuur te hebben aangestoken tot verlichting, maakten zij een kring om baar. En zij sprak tot ben met luide stem: Prijst God, prijst hem! prijst God, die zijne barmhartigheid niet heeft onttrokken aan het huis Israëls, m «ar onze vijanden door mijne hand dezen nacht beeft verbijsterd." En bet hoofd uit den zak te voorschijn halende, toonde zij htt hun, zeggende: Ziet hier het hoofd van Holofernes, het opperhoofd van de macht der Assyriërs, en daar is het'gaas, waaronder hij in zijne dronkenschap lag; en de Heer beeft hem verslagen door de hand eener vrouw; en zoo waar de Heer leeft, die mij bewaarde op mijnen weg, dien ik ging, heeft mijn gelaat hem tot zijn verderf misleid, en heelt bij geene zonden met mij bedreven tot verontreiniging en schande...." Utrecht. W. Pm. Inhoud van Tijdschriften. De Nieuwe Gids. Sept.: Wrakke levens, door G. v. Hnlzen; Verzen, door Willem Kloos; Heimweh, door J. Everts Jr.; Arm leven, door Reyneke van Stuwe; de tentoonstelling in Pulchri uit de collectie-Wisselingh, door PI. Literaire kroniek (Albert Verwey, Het leven van Pot gieter) Willem Kloos. Moderne Kunstwerken, Afl. 9: Acht repro ducties van werken van J. Mendes da Costa: Apen, Negerkop, Javaansche vrouw, Huizer vrouwtje, Baby, Voor 't Bad, Vrouwenfiguur en Aan 't smullen. iifiimiiffiifjmiiiiiiiiijtiimifiiiimfiifiiimiiiiiiifuiiiiifiuiiiiiimifffffffmffHHuniiimitfiiffm van den alom gerenommeerden V V f»MM. VM^sMM. «»MV,UB f^^M. %/U V oordeelen .?»?? S om te krniden. Fïnrff A A «Arno aan groenten, vleezen, sauzen en soepen. Hierin eenig en onoveri. t ijnsie Aroma troffen. 2. Uiterst voordeelig: in 't gebruik, daar de oorspronkelijke der gerechten wel verhoogd, doch niet verdrongen moet worden. 3. UGUiaHlkdiJlldlV/ 111 g</WI UIA in tegenstelling met de vaste extracten. '.?#&.;:;:>? 4_ uOGQKOOP ? van af 30 cents per flacon. MAGGI's onderscheidingen: 4 groote pryzen, 25 gouden medailles, 4 eerediploma's, 4 eerepry'zen, zesmaal buiten mededinging o.a. 1S99 en 1900 Wereldtentoonstelling te Parijs. fi,,,. .?iMimiiiiiimiiiiiiiiiimiiMiiiiiiiiiiiiiinMiiiimiiiiiMmiMiiimiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiMMiiiiiiiHiiMiiiM^ VOOï( DAMEjS. ANNA MÜTHESIUS. Dog Eigenkleid der Frau. . Veel is er reeds over de meer en meer veldwinnende reformkleeding geschreven en gesproken. Men beoordeelt en beveelt ze aan uit een sanitair oogpunt, men dweept ermede om der nienwigheidswille, evenals men met de mode van pofmonwen of tournures gedaan heeft, men keurt ze af uit vastgeworteld con servatisme, men scheldt ze uit ais indruischer.de tegen den goeden smaak, kortom men beziet ze van alle kanten en, zooals het veelal ge beurt, de voor- als de tegenstanders, zy hebben beiden gelijk; ieder hunner redeneeringen bevat een zekere waarheid, die niet te ont kennen valt. Zelfs voor leeken is het licht te begrypen dat het engsluitende corset, al is het dan volgens de draagsters nog zoo weinig geregen, in de bewegingen belemmert, dat de hooge, stjjve boord, behoorlijke circulatie van de bloedsomloop in den weg staat, en zoo zijn er zeker zeer vele bedenkingen te opperen tegen de hedendaagsche kleeding. Men gaat op aesthedsche gronden DB, dut het tegenwoor dige vrouwengewaad de schoone lynen van het lichaam verkeerdelyk doet spreken, dat, waar het naakt een lichte insnoering boven den heup vertoont, zy' die versmalt tot zoo gering mogelijk, om tegelijk hiermede de borst een vorm te geven, die haar niet toekomt, en die o speling der natuur, afhankelijk is van de wisselingen der mode, of zy in een hoog dan wel of een laag corset haar natuurlijke vorm moet verbergen. Zoo sluit de aesthetiek van het'lichaam dus al zeer slecht aan by de aesthetiek der kleeding, maar men was er te veel aan gewend de vrouw op de hoogte van het midden in tweeën gedeeld te zien, waar door het lichaam evenals dat van een insect, drie afgescheiden gedeelten vormde, zoodat men zich de ty'd der empire costumes als te lang geleden en voor thans volkomen onge schikt dacht, om maar in eens vrede te hebben met de navolgingen hiervan in de reformdracht. En we moeten het helaas erkennen ook deze zelf is eenigszins schuld van de tegenkanting, die zy veelal ondervindt. Zy toch voornamelijk uitgaande van een gezondheidsideaal, hecht nog te weinig waarde aan de aesthetische zijde van het costunm; het is als meent zy de geheele omwenteling in de vrouwenkleeding gevonden te hebben in het korte empire-lyf en de lange hieraan verbonden, of op de schouders han gende rok, daarby dikwy'ls met een overdreven eenvoud te werk gaande, die zelfa den strengsten puritein te ver zon gaan. Waar zelfs met de hedendaagsche dameskleeding een goede modiste er wel degely'k acht op geeft, de kleine gebreken in lichaamsproportieën door juist aangebrachte garneering, verdeeling of anderszins te vereffenen, daar is ook de opgave een er reformkleedicg met een eenvoudig vry hangend gewaad niet afgeloopen. En deze kwestie is het juist, die Anna Muthesius in haar zeer lezenswaardig BH sierlyk uitgevoerd boekje behandelt. Met: »Das Eigenkleid der Frau", zegt zy reeds haar geheele bedoeling; iedere vrouw moet gekleeu gaan in een geheel met hare gestalte, met hare proportieën, met de kleur van gelaat en haar samenstemmend costuum. En hoewel uit gezondheidsoogpunt voorstandster der reformkleeding, is voor haar de zaak hiermede nog ?. niet opgelost. >Ein Eleid, das alle Regeln der Gesnndheitslehre erfüllt, ist deswegen noch lange kein Eleid, das auch den berechtigsten Forderungen der Schönheit nachkommt." En het reformkleed is voor haar dan ook slechts >das konstructive Gerippe für den kunstlerischen Anfbau des Eleides, den j ede Frau fur ihre Person vorzunehmen bat". Vele lezeressen zullen waarschy'nly'k reeds opzien tegen het vele hoofdbreken, dat op een dergelijke wyze het kiezen van een nieuw toilet met zich brengt. Wanneer zy echter Anna Mnthegius hooren zeggen: >Auch das schönste Gesicht und der vollkomenste Eörper kano, dnrch gedankenlos behandelte Kleidung entstellt werden" dan zal dunkt me de zaak reeds eenige overweging beginnen te krijgen, want hoe het ook zij, niemand zal zich by voorkeur leelijker willen maken, en een zekere zucht naar verfraaiing is den mensch inge schapen. By de meest onbeschaafde volken treedt zelfs de versiering eerder op, dan de bekleeding, en een kralen snoer om hals, armen of beenen gaat zelfa voor een schortje om de henpen. Na in het kort even gewezen te hebben op het zonderlinge, van uit een modeplaat een kostuum uit te zoeken, zonder na te gaan of de bedoelde voorstelling, die zóó wellicht zeer harmonisch kan zijn, in overeenstemming is met gestalte en lichaamsverhouding der be trokken persoon, gaat de schrijfster achter eenvolgens na op welke punten in verband tot de kleeding bijzonder de aandacht gevestigd moeten worden. Daar het gelaat langen ty'd reeds als het voornaamste van 's menschen uiterlyk schoon ge golden heeft, vereischt dit in de eerste plaats dus de meeste zorg. Hier dient dus rekening gehouden te worden met den vorm in verband waarmede het kapsel glad, breed, hoog of op welke wy'ze dan ook zijn moet; de keuze van hoed sluit hier nstuurly'k zeer nauw by aan, en iederen vorm van hoofd behoeft dus eigenlyk een aparte bouw van den hoed. Dat ook de garneering hiervan, allereerst eenvou diger en verder n geheel met het kostuum moet zijn, behoeft natuurly'k geen betoog. Waar het kapsel dus dienen moet om de schoonheid van het gelaat op het meest te doen uitkomen, daar is een samengaan in bekleeding van hals, schouders en borst van even groot belang. n deze overeenstemming is niet ge legen in nkleurigheid maar weder daarin dat zij medewerkt tot een harmonisch geheel, uitgaande van het gelaat waar zy de omgeving mede vormt. De wyze waarop natuurlyke afwykingen door juiat gekozen kleeding minder in het oog zullen vallen, dit zyn toiletgeheimen, die men het beste doet zelf door de sehryfster te vernemen. ! Gabazeerd op bekends waarheden, dat bijv. i een kort gewaad door verdeeling en ver! siering in de lengterichting langer zal toonen j en by een te slank figuur daarentegen, door j aanbrengir.g van horizontale banden het te : veel niet merkbaar mesr zal worden, wijst zy i op tul van kleinigheden, ciie in 'B menschen ; proportie de harmonie dikwijls kunnen ver storen, maar tevens «p de wijze waardoor het asthetisch evenwicht hersteld kan worden. Behalve de vorm verdient ook de kleur var. het kostuum een niet geringe overweging, daar ook zy in staat is de schoonheid, in dit geval de kleur van het gelaat, al dan niet te verhoogen. Wel is dit iets, wat men uit zichzelf reeds betracht en zal een blondine by voorkeur blauw, en een brunette rood dragen, maar niet alleen blauw of rood, maar ook de nuanceering is van belang in verband met de kleur van het haar en het gelaat: >Wie sich j ede Frau genau ber ihre Gestalt klar sein muss urn daraus die richtige Form ihres Eigenkleides zu entwickeln, so muss sie auch die farbige Erscheinung ihres Gesichts kennen, um zu wissen, welche Farben sie in ihrem Anzug zu bevorzugen und welche zu vermeiden bat. Waar alles, om waarlyk schoon te zyn in dusdanig verband tot elkaar moet staan, daar komt natuurlyk ook de >8chmuck" ter sprake, die maar al te veel uit pronkerigheid op het kleed gehecht wordt, zonder na te gaan of zij er wel by' past, zoowel by de mensch als bij het kleed. Ook hierbij is dus overleg waarlyk noodzakelijk, daar zelfs de kleur van edelge steenten of paarlen, de vorm en grootte, zeer veel afbreuk aan het geheel zouden kunnen doen. Dat een goede passende garneering dikwy'ls zeer moeilyk te verkrijgen is, doet Anna Muthesius schry'ven: »Ehe sich darin (Fabrikwarenbetatzen) nicht* besseres entwickelt bat, wird man am besten thun, eine Borte mit selbsterfundenen Ornamenten in der gew nschten zweiten Farbe als Aufraharbeit anzuwenden. Ein klein wenig Handarbeit wirkt stets besser als die kostbarste Fabrikware." Zoo ziet men dus hoe het eene zeer nauw in het andere sluit en het wel eenige zorg vereischt een voor iedere persoon geëigend kostuum samen te stellen; maar dan ook ligt in die eigendommelykheid een groote bekoring, en het waarlyk smaakvolle geheel, dat slechts uit een volkomen samengaan der verschillende onderdeelen kan bestaan is van niet minder belangrijkheid. Het is in ieder geval een kwestie die zeer zeker een ernstige overweging verdient en waaraan helaas thans nog te weinig waarde gehecht wordt. Het bovenstaand boekje opent daar ook wellicht voor vele een nieuw gezichtspunt, en wijst hun er op dat naast gezondheid, een goede kleeding ook andere eischen stelt. R. W. P. J». Nationaal bureau van Vrouwenarbeid. Jacob v. d. Doesutraat 38, 's-Gravenhage. Het Nationaal Bureau van Vrouwenarbeid deelt mede, dat het vierde inlichtings-formulier omtrent «beroep- en beroepsopleiding" gereed is en wel thans in de volgorde der aanvragen over «kook- en huishoudkunde", bevattende de opleidingsgelegenheden in ons land, met aanduiding van eischen, aard der opleiding, leergeld, leermiddelen, vooruitzichten, bezol digingen, organisatiën enz., dit beroep betref fende, gely'k indertyd op de formulieren voor tuinbouw, massage en heilgymnastiek en het apothekersberoep vermeld. De groote omvang en de voortdurende wy'ziging waaraan deze formulieren, uit den aard onderhevig zyn maakt opnieuw drukken onmogely'k, zoodat tegen het gewone tarief van 30 ets., de portkosten gedurende l a 2 weken het formulier in bruikleen aan ouders, vougden enz. wordt afgestaan. Vereeniging ter behartiging van de belangen der vrouw. By de »Vereeniging ter behartiging van de i belangen der Vrouw" is antwoord ingekomen | van de Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, dat de gemeenteraad van Vry'enban 12 Aug. de instructie voor het onderwyzend personeel veranderd heeft, zoodat de door de 'ereeniging gewraakte bopaling, »dat onderwijzeressen vóór het aangaan van een huwelijk haar ontslag moesten aanvragen", daarin thans ni> t moer voorkomt. Gedeputeerde S'aten achten die be paling in strijd met de wet. U dankend voor de opname, achtend, M. W II KUTOKÜB?HoiTSEMA, i MHIIHIIMIIIHIIIIItltmilllllllllllllllllllllHIIIIMIIItlllllllllMlllllltlltlIM Kot t,, (i Sept. 1903. Ie Secretares. Modes. Parasols. Oorsieraden. Najaarshoeden. Klara Mörike. Vrou welijke scheepsdokters. Mevrouw Oondreau. Gravin Bourg de Bogas. September heeft zich goed ingezet. Deze maand schijnt ons een beetje schadeloos te willen stellen, voor al de druipnatie, kille zomerdagen waarmee wy geworsteld hebben. Wy' genieten eindelyk de weelde van strak blauwe luchten en glanzend zonnegoud. Wie weet ? Misschien komen in den nazomer de prachtige zonneschermen tot hun recht, lang en wreed verdrongen, door kliddernatte regen schermen, juist toen madame mode blykbaar geen lid van een of ander meteorologisch instituut, want, de plasregens waren voorspeld l in haar onvermoeid, fantastisch brein, hél veel bekoorlyks had bedacht, tot schutting onzer oogen en van ons teint. Haar weelde-zin had zich zelfs uitgestrekt, tot den stok van het zonnescherm. Zeldzaam mooi en kostbaar zyn die handvatsels van ivoor, schildpad, dofgoud en oud-zilver, bezaaid met flonkerende edelgesteenten. De prinses van Wales, heeft dezen zomer een paar harer vriendinnen, o. a. lady Primrose en Juliet Lowther verrast, door aan de dames prachtige, zeer kostbare en artistiek bewerkte parasolstokken als huwelyksgeschenk aan-tebieden. *) In het terugkomen op genomen besluiten, betoont de mode zich vrouw, tot aan de uiterste toppen harer vingeren. Eort geledan, deed zy het gebruik van oorversieringen in den ban. Een verstandig praatje dat zy er by hield ! Neen, maar l de statigste matrone had haar bespiegelingen over het afschuwelijke en heidenache gebruik, om ooren te doorpriemen, en versierselen in doorboorde oorlelletjes te han gen, niet kunnen verbeteren. De strakhttid van haar gelaat en de sombere vermanende ernst van haar toor>, brachten menige vrouw tot inkear. Zij beaamden het billyke van het decreet, borgen oorringen en oorknoppen weg, *) liet schoone weder was van korten duur. Wy vreezen, dat de sierlijke zonneschermen zullen opgerold blij ven. C. en verschenen met ongetooide ooren. Nu neemt de mode ons weer eens in het ootje. Als een volleerde coquette, ontbloot zy haar schitterwitte tanden, proest het uit in ons gezicht, en vraagt met de liefste vleistem die men zich denken kan: .Gén oorsieraden ? och, kom l heb ik dat voorgeschreven ? l ... Geen kwestie van l Niets, dat zóó het mat-bleeke, of teerrose vrouwen-oortje releveert dan het dartel kleurenspel van preciosa. Ze staan beeldig l Heusch l Geen kleine steenen en niet van die platte, sty'f op het oor gedrukte dormeuses, foei l die zyn niet mooi. Lange, slank neer hangende sieraden in de ooren, die wil ik zien, omdat ze geestig de lichte hoofdbewegin gen der spreekster accentueeren. Niets in de ooren ? ! a d'autres mes chères amies ! Zóó iets heb ik nooit gezegd l En nogmaals kriebelt ons in de ongesmukte ooren, haar tergend spotlacbje. Mooie, platte vilthoeden met omgeslagen randen, zullen in 't najaar veel gedragen worden. Fy'n, kostbaar vilt in zachte tinten. Gry's, by wit df, maakt veel opgang. De flatteerende struisveeren zyn nog niet door de mode verbannen. Hoe de veeren op den hoed moeten geplaatst worden? Precies zoo als wy zelf verkiezen. In d;lt opzicht laat de mode ons volkomen vry. Lichtgry's met olyfkleuriggroen, bly'ft voor hoeden een gezochte com binatie, » * Elara Mörike, zuster van den overleden sehryver, is op zeven-en-tachtig-jarigen leeftyd gestorven. Zy was een zeer bescheiden, hoogst beminnelyke vrouw, die levenslang haar koes terende zorgen en steun aan den vereer den broeder wy'dde. Zy bestuurde zyn huis houding, voordat hy trouwde, maar bleef by' het echtpaar Mörike, op uitdrukkelyk ver langen van de jonge vrouw, die er niet van wilde hooren, dat Mörike's »huisiroost", zooals hy' Elara noemde, door haar tegenwoordigheid zou verdreven worden. In de tevreden, zonnige, schalke, steeds voor anderen zorgende figuur van Nanette in »Maler Nolten" heeft Mörike zijn zuster Elara geteekend. * * Drie fransehe vrouwelyke artsen, hebben zich gericht tot de «Compagnie des Messageries maritimes", met het verzoek in aanmerking te komen als scheepsdokter. Waarom ook niet ? Jongelui die hun studies in de medicynen voltooid hebben, bly'ven ook niet altyd by' honk maar zijn er in den regsl op gesteld, iets van de wereld te gaan zien. Waarom zou voor vrouwelyke doctoren het reizen niet even goed zyn aangename, nuttige en leerry'ke kanten hebben? Eén van het drietal, dr. Sara Brodo, is reeds aangesteld, en vaart voorloopig van Marseille naar Algiers en terug. De twee andere jonge dames, hebben toezegging, ook spoedig geplaatst te zullen worden. Allicht worden die op haar verlangen, naar Oost of West ingescheept. * * * De »Sociétéfrargaise de géographie" heeft voor het eerst prijzen toegekend aan dames. Mevrouw Coadreau kreeg een zilveren medalje, voor haar beschrijving, van haar reis naar de eilandengroep Trembatos in den Stillen Oceian. Gravin Bourg de Bogas, genoot dezelfde onderscheiding, voor haar verslag over haar reis om do weieki CAPRICE.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl