De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 20 september pagina 2

20 september 1903 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AM S TE B B A M M KR WEEKBLAD VOOR HEDERLAJTD. No.1369 >Daze studie is verschenen in de Revue des Deux Mondes van l Juni 1875, onder den titel:. Les dermer s Sluarta, impresaions d'un» Rane. Ik weet niet, of men ooit met zekexhei&heeft geweten, datkoningjn Sof)hia er dit schrijfster van was, maar ikherinner m\j zter goed, dat aaar aanleidingdaarvan verschillende personen werden genoemd, en ik bewaarde zorgvuldig myn geheim. Ik had, ingevolge de bevelen der koningin, het manuscript ie gepakt en het zelf aan den heer Buloz*) geadresseerd. >Toen de winter voorbij was, ging de ioaiag-in een deel van den zomer op het Huis ten Basch d >orbrengen. »AUes uing hier veel eenvoudiger toe dan in het Paleis aan het Noordeinde, en ik heb eene heerlijke herinnering behouden aan de te weinig talrijke séances in dit landhuis., waar de wijd geopende vensters de verrukkelijke zomergeuren binnenlieten. «Levendig herinner iK mij deze koningin, werkelgk koninklijk van optreden, een Weinig hooghartig met haar fijre houding v*n het hoofd, en die toch zoo bekoorlijk beminnelijk, zoo zeer oplettend welwillend wist te zijn. «Zoo zal ik neoit enkele kleine bqzonderheden vergeten-, karakteristiek voor de bij eene S m^ereine zoo innemende zijden. O Ji slechts n voorbeeld te noemen; Koningia Sophie had vernomen, dat ik in mijn ver leren oogenblikken, in den weinigen vrijen tijd-, dien mijne studiën mij lieten, begon te schilderen', en sq vroeg mij meermaden met zooveel aandrang mijn beginnerswerfc te zien, dat ik eens genoodzaakt waa haar op het palew twee van mijne -studiën- in olieverf mede te brengen: een boomstam en een stukje- van het Scheveningsehe strand. Zg had de goedheid, de schetsen te waardeeren en ried mij aan, mij flink te oefenen." De heer Zieken maakt ook melding van eene interessante verzameling; miniaturen in een der salons van de Koningia; het meest trof hem een- portret van Marafe, met het devies: «daar zij hem niet konden omkoopen, hebben zij hem vermoord." Dader de brieven, die de Koningin aan prinses M*thilde DdtnidofF schreef, wa» er een, dia van korten tijd vóór haar dood dagteekende, en waarin zij schreef, dat zij naar Marien bad hoopte te gaan, en dat haar zoon Alexander naar Denemarken zou. reizen. »WiUem is zoo vriendelijk mogelijk voor mij, maar hij wil niet op reis gaan." Zij beklaagde zich over gezwol len voeten en benauwdheden ; maar toch: »tet stemt mij treurig, te moeten heengaan ; het. leven, is hier zoo liefelijk." «? * * Wat wij hier uit de herinneringen van den heer Zilcken mededeelden, zal eene welkome aanvulling zijn van het beeld, dat zich onze lezers uit de in vorige nummers van dit Weekblad medegedeelde fragmenten van hare intieme correspondentie hebben kunnen vormen, het beeld eener supe rieure vrouw, met groote gaven van hoofd en hart. *) Oen toenmaligen hoofdredacteur van ds Rente des D?ux Mondes. MUST." Een enkele maal, als redacteur van hei Weekblad, verplicht over mijzelf te spreken, eed ik den lezers mee, wat ik in de Nieuwe Courmt geschreven heb. I. Antwoord van den heer De Koo." Aan de redactie van de Niemvi Cou-ant. M. M. Een weinig bekomen van den schrik, die mij overviel by het l «en uwer magistrale beoordeeling van mijl werk ea m\jn perso» in het algemeen, en van myn scheen over ridder orden ia 't bijzonder, waag ik h^t u op een verzuim opmerkzaam te maken, dat aan het opschrift vai uw artikel meer beteekenis moet verleenen, dan u aangenaam ka a zy'n. G\j schrijft, dat myn aanval nehij->baar l) tegen de R "gaering (is) gericht"; dat ik opzet telijk de ware, mij bekende, reden vai des heeren Kips' onderscheiding, listiglyk als looze criticus" verzwegen zou hebben; dat mijn doel was met een pijl die giftig is" den heer Kips te trtffsn; ea dit zulke venijnige manieren", als nu weder uit mijn schryven zijn gebleken, het respect" my om mijn verleden ver schuldigd', zullen doen verloren gaan. Onedeler" handeling kan men moeilijk een journalist ten laste leggen. Als degelyk en ernstig man uit men zulke beschuldigingen niet, zonder te weten wat men zegt, en het hewij» te leveren, dat men recht heefc iemands karakter aldus aan te tasten. Maar wat doet gij? G-y' sl»at een toan aan, als had de Hemel u, den hartenkenner, opgedragen mijn onuitge sproken bedoelingen voor u* lezers bloot te leggen, en gij onthoudt hun het eenige bewy'sttuk, dat, naar gy' m ent, u recht geeft my als een falsaris, die giftige pijlen afschiet en venijnige manieren heef, uit te monsteren. Wat zegt gy' zelf van deze manier ? Intusschen, gy zult my' de vry'heid vsr)orlooven, voor het publiek, dat uwe invectieven heeft genoten, het doo- ifly' geschrevene te herhalen, opdat dit zelf kunne oordeelen over de juistheid uwer c rakelt aal. E°n andere benoeming, -welke met de buitenlandsche politiek in verband schijnt te staan, is die van dtn heer Va'ckenier Kips, hoofdredacteur van 't L/trech'sch p en s DugV.ad, tot officier in de Oranj ?,-Nassau Orde. Waarl jk, de gedachte dat deze rddaeU-ur nog niet eens verd.eusteüjk geroeg zou zijn cm z\jn naam naast dien van zoo vele anderen op een ridder- of ridder olfi'ieislijstja te mogen lezen, komt niet by ons op. Zy'n talent hipt evenmin beneden een CK'anj'-Nassau, a's b v. dat van Bisten van Batenburg beneden een Leeuw. Maar deze j lu-Ealist heeft, wie herinnert het zich niet, zich de bedenkelijke eer verworven, in de dagen ook toen Kuyper's buiteclandsche reizende Europeesche pers zoo verontrustten, ona Nederlanders voor te stellen, als de harten vervuld van een zucht om onze zelf standigheid pry's te geven en, als onnoozel dwergja met Gsrmania ara in arm uit wan delen te gaan. De lichtvaardigheid, waarmee deze man over het hoogste en heiligste wat een natie bezit, heeft geschreven, en het spectakel toen door h<sm gemaakt, heeft 1) Ik cursiveer. gelukkig geen gevolgen Rehai, want men begreep maar al te goed, dat het vuurtje,, : »oo moeiiaam aangeblazen, gevairujk kon ! worden, aa eindelijk heeft de pers baar ! waterstraal er op gericht. Miar wat ziet i men nu? De heer K'ps, di«f gedaan: heeft Wat ky bom, onr in. 't buitenland den waan te wekken, dat Nederland, onier de laatste der Oranjes, bereid zou zy'n, zy'n zelfstan digheid U verkoopen, wordt tot offi:ier in de Oranje-Nasaau orde benoem i. natuurlijk naar het heet, in naam vat de Koningin. W»t beteekent dit? Mocht Kuyper Hare Majesteit daartoe nopsn, den schijn op de Kiningin ladende, dat zy, o' onbekend zou zy-i gebleven met de beweging, die in het buitenland over de toekomst van haar Koninkrijk was ontstaan, of dat züin Kips' denkbeelden behagen heef( gevonden? Mocht Kuyper, die, door zy'n opspraakwekker.de wijze van rei;en, zichzelf in ver denking heeft gebracht, al» bewoog hij zich ten opzichte van 'slands eer en onafhan kelijkheid, in anti vaderlaniHche richting1, aanleiding geren tot het vermoeden, da* bet uitgaan van den door d ai redacteur Ivpa gewilden koers, zyn tynpvthie genist? Of hoeft men hLer te denken aan den Mi. ister van Haitenlandsche Zikeo, Van Lynden ? De zaak wordt er niet heter door. Met den naam van Onu jvNassau had de geering den usatn van Kips niet mogen verbinden, zoolang nog van het NecUHandsche wapen Je Mauttiendrui' de zinspreuk: ia. Waarom- moest DU de q larotie, zooals zij'hier wordt gesteld, door u verduisterd warden, en mat welk recht tracht gy een vraag, vo T aas land van. beteekenis, om te goochelen in een aangaande de waardy van iemand, vis de h jer Kipa? . Gij meent u van de hooflzaak mijner be schouwing over het decoreeren van dien redactear te kunnen af jiaken, net te verzekeren, dat ieder, en dus ik ook, begrepen moet hebber, hoe Kuyper kam di ma»l heeft uitverkoren, wijl het Utrechtseh, Digblad de R^geering in de stakingsperiode krachtig had gesteund. Daar gelaten uu, welke beteeket is K ps' steun voor K'iyper zo a kunnen hebben, en het feit, dat hij als redacteur niets krachtiger gesteund heeft dan gij zelf en zoo veel anderen, die consarvatief-liberaal of keikelfjk zijn, de vraag blijft: Mocht K'iyper tegenover de Koningin ea de natie doen, als wist bij niet dat V. K'ps het hoogste en heiligste wat een natie bezit, haar onafhankelijkheid en zelfstandigheid, zóó ge ring heeft geacht, dat hij er geen bezwaar in zag ons land, ah een toekomstigen va-alstaat van Duitschland, in opspraak te brergen? By' de benoeming van den heer Kips nnet Kuyper (of Van Lyaden) zici de treurige agitatie herinnerd hebben zoo kor' geleden door den gedecoreerde verwekt. Dit interrationale feit kon allerminst duor Nsderlandtcbe ministers zy'n vergeten. Welnu hoi kon een Raadsman der Kroon, indien hy zelf vaarlijk krachtig staat tegenover Kips' idiotyocrasie;" indien bij in haar hè. haalde uiting ziet een gevaarlek be drijf;" ea i"dien hy a mede H. M. afkeerig acht van zulk een badenkely'k, ji, voor het vaierla-nd noodlottig, streven, vonr het otficierschap van een Or»tje-Nassau voordragen? Wie geeft het antwoord, dat ten volle ge rust'elt? Met hot oog op den tlotzin van het boven afgedruk a d ei vau iiiy'n artikel Bid lerorden, Echry'ft gij.: Hoe heleedigen l een dergelijke ui'spraak is voor iemand in wien bet monar chaal gevoel zóó sterk ontwikkeld is a!s in den hoef Iredscteur va'i het Ulrechtuche DayUud, beseft de heer De Koo natuurlijk ten volle". Dit heet d&n de vergiftige pijl". Wij vragen: hoe ter we-eld zoa het voor iemand als Kips, die de eerste is om het Ja Muititiendrai prys te geven, beleedjgcnd kun nen ziin, dat da R-gterivg hem niet uit naam der K'mirtflin ridderen mag ? 13 dit een beleediging of eenvoudig een zuivere consequentie ? Of zou het toch een beleediging kunnen zy'n, omdat de heer K ps zoo sterk monaictiaal ge voelt ? Maar hebt gij dan nnoit ernstig nagedacht over da zaak, waarover gij zoo slot schrijft ? Is het u dan werkelijk onbekend, dat het streven waarvoor wij waarschuwen, juist in monarchale kringen een stuwkracht kan vinden, daar de onderstelde belangen der Dyiastie zoo zeer in sfry'l kunnen koenen met de belangen van het zelfstandig oraf hack-lijk Und ? Waar blijft alzoo de vergiftige pijl, die güin mijn handen zaagt ? Indien het geen boosaardigheid was, die u aldus deed schrijvea en ik ben te we'gemanierd om ze u toe te dichten is het dan toch niet een schromelijke oppervlakligheid, een gebrek ain nauwgezette studie van het huidig tijdsgewr cht voor oen landje a's het onze, die u er '.03 brachten zoo slordig uit uw slot te fcbieten, en u zelf te vertoonen, als een die den giedjn naam van den heer K ps, als monarchaal gezinde, boven dien van uw vaderland steli l Wat ru den beer K'ps betreft, een man my' geheel onbekend, tef zy in zy'n hoed ;nigheüv*n conservatitf en Duitschgezinde ik guu hen alles wat zijn hart, en uw hart voor hem, maar begeert; aileen waar hij, naar mijne overtuiging, de zelfatandighe d, de onafbar.kelph.-id, de eer en de waarJi^heid van den Neder!ar,dschen S'üit aantast, zal ik hem weers'aan, en evenzoo di R^eering, wair deze te dien opz'chte een dubbelzinnige houding aan neemt, of verricht ee:i laakbare daad. Aan dezen plicht, weijsch ik getrouw te b'ijven, ondanks verguizing. Zoolang ik eon p n voer, gij moigc er op rekenen, vindt gij mij op my'n post. Het vaderland bovenal! Hilversum, Supt. 1903. J. DE Koo. # * * Il^t vaderland en da heer d-i Koo aar den eenen k&ut ea wij nu, met den heer K ps en rir. Knypw, en in ds toekomst mi soi-ien de ('yastie! aan don anderorj. De heer De Kao toont zijn mee.sïerschap in de terreinkeus. Maar meer riet. De aangevallene, de beledigde, i en bl(jft mr. Valckecier K ps. Dat de aanvaller een houw opliep, geeft hem geen reclit tot b klag Wat ia'ereen wist en begreep: rl. de naasfe aanleiding tot het d.:coreeren van dsn heer K, zou den scherpdiin'gen h"er DJ Koo onigaan zijn ! Voor ors is die veronderttelUng een voudig uitgesloten. Ea juist dit gaf aan zij i aanval een zoo yjr.ijnig karnkter, d*t de reien der decoratie gezocht werd waar zij niet lag en het feit der onderscheiding dus scheen aan gegrepen om een reeds vaak en op barre wijze gehoonden tegenstandsr andermaal te treffen. Mtar de vraag blyjft desondanks aldus de repliek of dr. Kuyper dosn mocht als wist hij riet, dat V. Kips het hoogste en heiüg^te wat een natie bezit, haar onafhankelijkheid en zelfitaniighaid" geringschat. Zon men niet zeggen dat de Regeering een landverrader gedecoreerd had ? Wat heeft de heer Kipa dart eigenlek gedaan ? Hy heeft voor een post onie m t het Duitsche rijk gep'eit; hy heeft trachten aan te toonen/dat het eenmaU tot een tol verbond niet dat ryk zou moeten komen. En La 't algemeen beweegt zyn geest z cd in pan-Garmaansche richting. Ojs zij a die denkbeelden niet sympathiek, e remin a) j, gelukkig, aia de groote meerder heid van ons volk. Er kan jn hun uiting, onder z>ikere om,tanl'>gheden, een gevaar gelegen zijn, en als het ooit nooiig mocht wazen, zullen wy mede helpen er den koudwaterstraal op te richten. Mair - een koud waterstraal is rolduende \llit is onrecht den heer Kips wegens die denkwyze dan vilke voor te (stellen als een mai die niets liever wenscbt dan ons land zy'n zelfstandigheid te doen prijs geven, als iemand die zich eigenlyk gezegd buiten d) natie plaatst en wien de Rigeering deswege de onderscheiding niet zou mogen verleenen, welke zij hem overigens wegens zy'n verdiensten in algemeenen en bijzonderen zin zou willen toe bennen. Het vaderland kan gerust blijven bij de decoratie van den heer Kips, germt ook wat de gezindheid van het ministerie betreft, om dat wij herhalen het zonder sohrjom het kortweg onmogelijk is aai dit besluit eenige beteekenis te hechten, die de grens van ons land overschrijdt. De monarchale gezindheid van den Nederlandfer z\j moge bij den een meer ontwikkeld zy'n dan bg dsn ander be teekent bij allen in ie eerste plaats, in het huidig1, tijtisga-wricht" meer dan ooit, de gehecht heid aan.un.ss monarchie, die van O. ar-j:- Nassau. Die. gezindheid is daarom een waarborg; voor het behoud van onsen onaf hankelykheid.^zin en du i van on'.e onafhankelijkheid. Ook bij den heer K'ps met al zy'a germanophilie l Wat den vorm betreft, slechts dit nog. De vra»g of het geh'.ele betoog van Di Am-terdummer in ons woord van afweer een plaats had moeten vinden, beantwoorden vy' ontken nend. S echts dit is v w belang, of wy den in houd juist weergaven. Onze gevolgtrekking ten aanzien van den heer Da Koo persoonlijk be rustte bovendien voor een deel op iets, wat in zy'n artikel niet te vinden was: dat hem niet zou bekecd zyn, wat iedereen wist! E i onze magistrale" toon ? Hij is een andere dan dn heer De Kio pleegt ain te slaan . . . Maar vergissen wy ons of booren wij thans dienzelt len klank in de woorden tot zyneijin verdediging gesproken ? Ei is dit niet een z yygende e kenning dat onze toon de rechte was om het op te nemen voor een ander, dien wij gegriefl en beleedigd achtten, maar die zich zelven niet verweren kon ? BED. N. Cc. II. Nog eens de heer De Koo. Aan de Ridactie van de nieuwi Ciu'ant. M. M Vergunt my tot afwering van uw aanval op mijn karakter, nog het volgende iu het rnidlen te brengen, in antwoord op uw onderschrift. Met byzonder genoegen las ik uwe verklaring dat het feit der onderscheiding (van den heer Kips) tc'ieenl) aangegrepen om een reeds vaak en op barre wrj'.e gehoonden tegenstander andermaal te treff n." G j neemt hiermeie dus terug u v uitspraak, dat myn aaival sltc'its qiasi tegen de Regee ring was gericht; dat ik den huichelaar zou gespeeld hebben, en langs de Regeering heen een pyl aan myn antagonist heb willen toe zenden. Diüe winst is voor my niet gering. liumers was het inderdaad mijn doel, gelijk gy nu terecht aanneemt, de regaeringshandeling te critiseeren, din zal het zelfj den minst scherpzinnige duideU'k zy'n, dat ik moest aantoonen, waarom de Regeering deze ridderorde niet had mngen uitdeelen, en dat ik dit onmogdyk had kunnen doen z>nder de daden van den hetr 7t;ps opnieuw in herinnering te brengen. Toch tracht gy uw houding nig te verdedigen met te ze^gei: de aangevallene, de beleedigde is en blijft mr. Kips " Miar ik heb op geen enkele maiier in mijn artikel dun hew K'pi aange-allen: ik heb een voudig herhaald, wat hij gedaan heeft; feiten, tot nog toe, door niemand ontkend; onmisbaar tot recht verstard der zaak. En beleedigd? Was dan ruijne conc'usie: dat de R?geeri;-g Kips geen Orsrj i Nassau mocht geven, zoolang Je m rintiendrai de zinspreuk van het Nederlandsche wapen is, riet de volstrekt logische constq-ientie voor iemand die zich op myn standpunt stelt? Hoe kon dan beleeligen myn doel zijn? Mit welk recht dat te onderstellen ? Gj doet het voorkooien, alsof ik den hser Kips reeds vaak en op barre wy'ze heb ge hoond." \\eet gy niet beter? Ik heb het streven van dien heer, gelijk myn plicht wa", besproken met alle kracht, en daarby' een enkelen keer tjeweien op zijn gebrek aan denken en. naderken, waardoor hij, de man die een krant te zyner beschikkirg heeft, gevaanij't werd vror zijn land. Li hob niet verheeld, dit de j nirrsPstiek van het U'rethtfch J-)ar;b'ad, raar mijn meerling, een van de zonderlirgite is, waarmee men in Neerland kennis k.ia maken, een meemntj, die ni^t de uwe zal zijn ; maar was dat hom? Geen enkele maal heb ik K ps's karakter aangetast; het eenige wat hoon kan zy'n. Ik heb eenvoudig gecons'atesrl, dat de pan- germanist j rarnalist de zelfstandigheid en onafaankelijkheid van zs,n land zóó gering heeft geschat, dat het hem geen moeite kostte tegelijk met Duitsche peramannen, aan te houden op het stieh'en van een tolverbond ; en welknaienkend mensen begrijpt niet waarfoe zoo iets zou moeten lei den ; dit spelen met vu'jr? Waw eo-n Du'txcher zelt, sis dr. Karl Manna, schrijft: Zal Nad'rland zelfstandig blijven, dan moet het dat WILLEN en t ooit dei/ken aan een tolrtili'ind, dat tpoedig het ter lies iltr Klaafktirnlige zelfstandigheid zrm ui d: b re* gen" (llandeLblad van 10 Aug. 1!K)3) en ik als Nederlander, gelijk ik reeds j irenlang heb gedaan, ook ru weer voor ditg'vaar ?waartchuwie, brcrgt gümijn bedoelingen in verdenking, als ware het mij te doen geweest om een psrsoon te wonden. Zie, mynehter^n, het gaat niet om de juist heid van mijn standpunt, om het al of niet afdoende mijner bjtoogen, of o a den vorm, dien ik bszig neen de quaestie loopt ever de zu;.virhtid mij rier bedoelingen, welke laatste gij, in a'.Urlöi termen, als peilile hebt uitgekreten. G;j hebt den volke verkondigd, dat ik listig, gift g, vtnvjniy in a woord min" my' ge dragen, heb, m\j alzoo aangetast in datgene, 1) Ik cursiveer. wat voor een journalst, ook voor u, het hoog ste behoort te. zijn. Welnu, de ee>.e helftvaa. u «? beschuldiging hebt gy al zg' 'c ook op weinig indrukwekkende wijs, teruggeno men ; toont u telf dan mannen van eer, en schrapt nu ook die af chuwe!rjke scheld woorden f... bawyst da juistheid v»n uw aanklacht. D.t u te vragen is myn recht. Ik b n journalist genoeg om te beseffen, dat het eerste u eenige moeite moet kosten. Muschlen echter maak ik het u iets gemakkelijker door de volgende mededeeling. Gj schrijft: Wat iedereen icixt en b greep, nl. de naaste aanleiding tot het decoreeren van den heer R, sou den tchirpzmniy#n heer De Roo ontgaan zijn Voor o is is die veronder stelling eenvoudig uitgesloten " Mg', mijnehceren, doen deje uwe woorden eer aan een sociëteitstafel, dan aan den lesse naar van een redactie-bureau denken. By een glaayi spraakwater toch, vindt men nogal eens menschen, die alles zoo precies aangaande ean ander weten, en hun verzekeringen versterken met een: praat me er nij.t van! mij behoefje niets te zeggeu!... Maar, nietwaar, zulk een gezellig kringetji is heel iets adders, dan een blad, dat de natie wil voorlichten. Weet dan, my'neheeren, dat ik hij het schry ven over die benoeming op geen enkele wy< gedacht heb aan de anti-stakingspolit ek van de heeren K'pi en Kuyper. Ea nogal natuurly'k, dunkt me, daar het voor my de vraag niet was, welke verdienstelijkheid de Minister in Ki^s kon ont dekt hebben maar of Z Exc. na hetgeen zoo ko t geleden gebeurd was, den heer MOCHI decoreeren m naam van de een vraag, die bij het aannemen tati elke moge* lijke aanleiding, nut even sterken nadruk be* hoorde te worden gesteld. Intusschen, ik herhaal het, dat Kuyper Kips gerilderd zou hebben, omdat deze als consertatief ook conservatief over de stakingen en stakingswetten, gelyk gij zelf en zoovele ande ren, heef; geschreven, was en is mijn meening Liet; doch al ware dit mijn meenitg we!, ik zou mij niet vermeten, my' aan te stellen, als kende ik, in een geval als het onderhavige, den weg eens minis'ers by de lintenduos. Ik gevoel, dat ik hiermedi, in uw oogen, zelf een aanslag doe op mijn scherpzinnigheid Maa- dit is noodig, want gy hebt mij overschat. Vergeet niet, dal ik, in bet landelijk oord, waar ik woon. onmogely'k de omvangiy'ke en stellige wetenschap kan bezitten, die men zich verwerft in de buurt van (ie Witte, zóó dicht by het Hof en de Be^ojne-kamer! Eioch het is zoo, al kwaant gij met honderd j rarnalisten my' verzekeren, dat Kuyper K'p* gesierd heeft Om zy'n anti stakingspoiitiek, in myn dorperheid zou ik geneigd z\ju te zeggen: zoo is uw onderstelling; maar hoe weet gy da''.... en hoe weet gij dan nog bovei dien, dat iedereen dit weet ? Hoe dit zij, ten opzichte van mijn decken htbt gtj u vergist. Uwe onderstelling was, noch is, de myre. live gevolgtrekking" hield dus geen verband met de werkelijkheid, maar alleen met uwe fantasie. Vooral op grond van deze ganscheiyk onb';wez'.n, volstrekt omoare onderstelling, hebt gij u gerechtigd geacht my aan te randen in my'i eer, en nog in uw ondersshrift gaat gij voort dat te doen. Nu WEET gij het d»n, uw beweren, als aou ik om den minister, of om Kip» te kunnen raken, sluw de eene of andere reden dier benoeming hebben verzwegen, heeft niet den geringste a zin. Zoo komt dus de looze, listige, venijnige, giftige, minne" man tot u, ea eischt EERHERSTEL,, Hij wacht uw antwoord. Laat het open en rond zij a ook al< gvj meent te mogen denken: d: heer De Koo LIEGT. Gy zult begrijpen, dat ik mij in myn antwoord op dtj beweringen in uw onderschrift, voor uwe lezers my' uitsluitend wensch te bepalen, tot wat myn karakter raakt. Hilversum, 13 Sspt. 1903, J. DJ Koo. * * * Niet mfter mr?Valckenier Kips is thans de hoofdpersoon van dit uitgesponnen drama, maar da heer De Koo. Hy is de bsleedigrte. Vóór hij, op zijne wy'ze verder gaande, ons die rol op ome beurt opdringt, willen wy' ons haasten zij a uitdrukkelyke verklaring, dat wij ons ten opzichte vau zijl denken heb oen ver gist, te aanvaarde . Daardoor vervalt dan ae veronderstelling, n l, dat hy, wetend) wat iedereen wist (^n wat dus volkomen geoorloofd was, als bekend aan te nemen ook bij den Leer DJ K>o, die, hoe ver vau De Witte ver wijderd, niet tot de laatut of slechtst pe Jormaerden pleegt te behoaren) opzettelijk het motief voor de onderscheiding voorbijzag, ten einde den gedecoreerde te kunnen hoonen. Wat blijft, is dit: dat een aanval (liet schvjnba'ir dan, maar werkelijk) tegen de R-g^ering gericht, meer dan i krenkende en heleedigende uiting in hield voor een man, met wien de aanvaller herhaaldaly'k in e scherpste polemiek betrokken was geweest, maar die zich thans niet kon verweren. Niets dan feiten en conseq nnties van myn standpunt zegt de heer De Koo. Het zy zoo, maar voor zijn consequenties heeft hij zich iJet ontzien den meest geraifi leerden vorm en voor de feiten de meest gezwo'len voorstelling te kiezon, die de smaak der lezers van de G.oene zich maar wenschen kon. DJ zuiverste verontwaardiging hebbe hem doen to..rnen tegen h~t ministerie, de uiting van dien to.irn moest het onzuiverste gegrijns ten koste van een derde wekken. Er was geen reden oai di :n darde te ontzien bthuhe nu. K ;eds vroeger was er gevochten dat de stukken eraf vlogen maar toen van wxrika-nten .. . Genoeg. E ke zin meer gseft den h«-er De Koo lic'it stuf voor ean kwart k'ilom druks in dm courant. Onze maat werd hem niet karig toe gemeten ; ongaarno zoul-m wy hem eraan m ie ten herinneren, dat ook hijzelf, ni-it minder dan de man van wien hij hierboven schrijft, oen krait ter ;ijner beschikking heeft." (.HKD. N. Cc) * # * De slotsom. Aan het adres rau de Redactie der Kif uwe Courant. Z )0 bl-'ef er niet .1 van uw onderstel lingen over. 1. dat ik huiche'achtig, om den heer Kips te kunnen aanvallen, op eeu fout der ll'igeeriijg heb willen \uj-ien ; gij moest bet terugnemen in het woordje ^scheen " 2. dat, naar mijn meening, de aanleiding tot Kips' benoeming, dezelfde zou zijn geweest, als naar uwe meeding; die onderstelling, gij moest het erkennen, verviel. 3 dat ik listiglijk deze of een andere aanleiding tot de benoeming verzwegen zou hebben; gij kondt uw insinuatie niet handhaven. 4. dat ik de bedoeling gehad heb den heec Kips te. beleedig«n ook,de ;.ftgrond slag van uw aanklacht bleek niét houd baar. Tegenover mij» ontkenning hebt gij Keen zweem van bewijs. Aüea uxd gij, beweert hebt, en op grond waarvan gfij mij voor uwe lezer»,, op eea toon als apraakt gij slechts axioma's uit, mijn naam heb t durven bezwadderen is daar van kracht beroofd. Arme man! En wat hebt ge tot uw verdediging weten bij te brengen ? Ten s-lotte is het nu niets atders, dan dat ik den' heer Kips bij deze gelegenheid had moeten «ontzien"; dat wil dus zeggen : de waarheid had moeten schrijven op zulk een manier, dat de heer Kips het niet on aangenaam behoefde te vinden. M. a. w. dat ik de zaak, waar het juist om te doen was, had moeten verzwijgen : het afkeuringswaardige van een pangermanist, te ridderen, die het Je Haintiendrai niet de tersle plicht van Koningin, R^geering en volk acht. Daar de bedoeling van beleediging uitge sloten is, een quaestie dus van vorm en een onm.Gge.li/jk6 eisen. Ziedaar nu liet eenige, waarmee gij, hopende op dj onnadenkendheid uwer lezers, uw_ figuur tracht te redden. De eenige weg, die voor u open stond, om den misslag, waarschijnlijk uit vriend schap voor uw per&broedër begaan, te her stellen, wat kon hij anders zijn dan uw «afschuwelijke scheldwoorden," uw eerroovende taal, terug te nemen, en uwe verontschuldiging aan te bieden aan den man, dien gij indeidaad btletdigd hebt? Edoch, daartoe waart ge te zwak. Uw gebrek aan zedelyken moed maakte het u onmogelijk. Uw lezers mochten niet bemerken, dat gij> u zelf in. de vingers ha U gesneden. Als Gornelia die een gla«' had gebroken, verstaakt gij de stukken.... Araie man, of moet ik zeggen : groot kind! Toch is hetgeen gij u bebt. ondmtaaa tchier zonder voorbeeld in d« Perst Ik ken haar sinds vele jaren. ? Wie Lasterde ooit zijn coufrater en trachtte diens blad te benadeelen niet op grond van. verkeerd begrepen feiten, maar eenvoudig van onderstellingen, gelijk gij. het mij en mijn weekblad hebt gedaan ? Welk een oppervlakkigheid! Meent men geroepen te zijn een persoon aan te vallen dan wordt toch zeker de grootste voorzichtigheid en een zóó volledig mogtJijke zaakkennis gtëischt. Hiervan bij. u geen spoar. Gij fantaseerde maar, zoog u. t uw duim. Ge kondt niets waarmaken; gij hadt een voudig geen enkel argument; en waar ik u door mijn; antwoorden m 't nauw bracht, met welke praatjes zocht ge uzelf uit de engte te heipep 'i Waar komt in uw beide onderschrifien itts voor wat op een betoog gelijkt: dat ik heel listig, loos, huichelachtig giftig, venijnig, min mij gedragen heb? Niets en nogmaals niets; , maar gij schrijft eenige losae zinnetjes over dit en over dat als ware zulk een frchija-verweer waardig den zich zelf respecteeren de u journalist int een zóó ernstig geval. Bj deze oppervlakkigheid zolder voor beeld past volkomen uw »^eten''. G j weet alles wat a nnar te weten noodig schijnt. Nu nog, ca er zoo deerlijk ingeloopen te zijn, verzekert gij met evenveel gemak aia vroeger, dat gij aangaande de aanleiding tot de benoe ming wist wat iedereen moest weten; gij kent dus Kuypers verborgen overleggingen niet minder goed dan de mrir.en in welke laatsten gij u in alle. opzichten hebt vergist. Zoo weeïgij b.v. ook, »dat de hear de Koo ean bruikbare oplossing voor het geval, dat hij ocder handen neemt, nooit aan zijn pen ontsrfappen laat." Nietwaar, wat een kerel zijt gij, die zelfs zóó diep in mijn binnenste hebt gekeken! Maar waarom zou u dat ontzegd zijn? Ea hoe gelukkigvoor Nederland een man te bezitten als u! Gij lost 't eene vraagstuk op na 't andere. Vindt men b.v. de bedoelde decoratie van een pangermanist idiosyncraat gevaarlijk, daar stelt gij ons gerust: »jmdat, wij herhalen het zonder schroom, het kortweg onm^gjlij's 13 aan dat besluit eenige beteekenis te hechten, die de grens van ons land oyer^cbrij it!" Ja, b-doelt pij : die benteming zou inderdaad gevaarlijli kunnen zijn, als ze onder de Duitsche annfxitieviieuden verromen werd, of door de Fransche of'Eiigelsche pers kon worden besproken. M.iar gy zijt gelukkig alwetend genoeg; «zonder schroom'1 kunt gij zeggen dat dit «kortweg onmogelijk is;'' en hoe gij ook dit atnêer weet, blijft uw geheim ; . evenals dat andere mysterie: waarom »het monarchaal gevoel een waarborg is voor den onafhankeiijkheidszin",ook bij den heer Kips, met al zijn germanophilie!'' Welk ten benijdenswaardig journalist! Het denken is u bespaard, omdat gij alles zoo bij voorbaat weet. Feiten zijn voor u overtjlligheden, betoogen Iux3. Zoo ver wondert het mij dan ook niet, dat gij a!s men zegt, gij hebt het recht niet iemands moreel aan te takten op grond van vier regels, terwijl gij de gehetie toelichting tot die regels den lezers onthoudt antwoordt: mijn lieve mec-sch, dat is niet meer dan ten questie van rwnil En ook vind ik het ganscti niet onbegrijpelijk, dat gij iu uw artikel den lezer op deze uitspraak oathailt: als een «snedige" opmerking uit Parsifal, het blad van py.nnapiast-,-'!! en hoogers-burgerscholieren »dat het beter is over linijes zijn mond te hou len, als men niet zelt een dteoraiie ontvangen oi afgewezen heefi". Want natuurlijk, de ju-ugd, d.e óók zoo niks weet verheugt u, volwaren nsan, allicht met haar »suedigheid"!! ET dat heet journalistiek! Waartoe u zelf zo > belachelijk gemaakt I Waarom slapte gij dan toch uit uw poli tieke uioes'iuiii.ije, ttrwiil voor zulk een groentekweekcnj uw geest zoo uitnemend is aangelegd? Erger nochtans dan die oppervlakkig heid, dat-gebrek san liadeuken en het ge mis van betoogkracht schijnt ons ds ontstentenis van een ontwikkeld eergevoel in u als dagbladschrijver. Indien .ge u niet zoo maar houdt, moet ik aannemen, dat het, voor u een raadsel is, waarom iemand zicti tot krachtig verweer zet, wanneer hij zichzelf eu zijn blad aU immoreel ziet aangewezen. Welke is dan voor u de beteekenis van het beste, wat m.i. ieder mensch te bewaren, te bewaken en te verdedigen heeft? Hebt gg zoo wu.iig eerbied voor eerge voel? Wat zijt gij voor een man?

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl