Historisch Archief 1877-1940
No. 1370
Dl A M STERDAM M EK WEEKBLAD VOOE KEDERLAND.
Amusante Nattmrstudie.
De Levende Dieren der Wereld. Een
beeld van het Dierenrijk voor ieder
een, geïllustreerd door photografie,
direct naar de natuur, ] e deel Zoog
dieren. Amsterdam, Uitgevers-Maat
schappij Elsevier.
«Prentjes kijken, lezen leeren" was de
naam van een aardig boekje, dat meehielp
om 't geheim der leeskunst ons te ont
hullen, en met een kleine toevoeging mag
't bij dit nieuwe, mooie dierenboek wel
heeten: «Prentjes kijken, lezen leeren in
het boek der natuur." Het meeste, wat
ons hier te zien wordt gegeven, zullen wij
nooit in werkelijkheid aanschouwen, maar
toch, en misschien juist daarom, is niemand
ongevoelig voor een kennismaking, zij het
dan alleen maar met de portretten van
al die levende wezens, met ons, bewoners
van de kleine planeet, die ons allen, grooten
en kleinen, zwakken en sterken, met on
verbrekelijke banden kluistert aan haar
oppervlak.
Portretten ja, want alle 554 illustraties
op de 384 bladzijden van dit groot quarto
boekdeel moeten naar photografieën geno
men zijn, zoodat aan de correctheid van de
afbeeldingen niet te twijfelen valt. Uit
alle deelen van de wereld zijn, reeds in dit
eerste deel, dat tot de zoogdieren zich
bepaalt, de dieren hier sa umgebracht, zoo
veel mogelijk in hun natuurlijke omgeving,
terwijl bij 't vreemde en verre ook 't
nabijliggende niet over 't hoofd werd gezien.
Veel aandacht is namelijk in beeld en
woord hier aan de huisdieren geschonken,
de viervoeters van 't honden- en
kattengeslacht, die de eer genieten, in ons huis
te mogen wonen en die vaak zoo vertrou
welijk met den mensch het lief en leed
des levens deelen.
Van engelscbe origine is dit populair
natuurwetenschappelijk geschrift, en waar
wij deze stof, veelal door duitsche pennen
bewerkt, onder de oogen krijgen, daar
moet ons hier de vlugge, aangename wijze
van behandeling treffen, die inderdaad het
terwijl hij tevens neushoorns,
zebra's, wilde ezels en antilopen
voor zijn rekening neemt. Dan
is er W. P. Pycraft, die over
vleermuizen het heeft en over
insecteneteude zoogdieren en
die ook tapirs, tamme paarden,
ezels, muilezels, en 't groepje
luiaarden, miereneters,
gordelen schubdieren onderhanden
heeft genomen. Nog resten H.
A. Bryden, die giraffen en
kameelen koos en de familiën
van de varkens en de herten
de revue passeeren liet; F. G.
Aflalo, die aan walvisch,
bruinvisch en dolfijn zijn aan
dacht wijdt en Saville Kent,
wien in het laatste hoofdzaak
vogelbek- en buideldieren wer
den toevertrouwd.
Deskundigen zijn ze ieder op
zijn wijs en allen schrijven ze
met liefde over de dieren, voor
wie zij onze belangstelling
inroepen. Veel nieuws ook is
daarbij, dat nog niet algemeen
tot boeken van dezen
populairen aard is doorgedrongen,
en wat ons aangenaam aandoet,
is 't volkomen op de hoogte
van den tijd zijn, zoodat men
ook de nieuwste ontdekkingen
niet te vergeefs hier zoekt. Wij
wezen reeds op den okapi, dien
Sir Harry Johnston heeft ont
dekt, en verder vinden we in
dit dierenboek ervaringen ver
meld, bij 't aanleggen van den
Oegandaspoorweg opgedaan, toen in een dicht droog
doornbosch veel rhinocerossen werden aan
getroffen, beide feiten dus uit den
allerlaatsten tijd dateerend. Verder lezen wij
van schade, door de leeuwen in
Maschonaland aangericht in 1890 en 1891, van
dieren, die door Hagenbeck getemd zijn
in de laatste jaren, van Nordenskjöld's en
Rudyard Kipling's wilderniservaringen, en
zoo maakt alles hier den indruk van de
Negerjongen en menscb-apen.
de vlakte, maar ze vangen hen en laten
ze weer voor de honden los. De jager
volgt zijn honden te paard. Deze honden
zijn de barzóï's, groote, witte, Russische
hazewinden; zij vertoonen eenige overeen
komst met den lerschen wolfshond, die
ongeveer 75 pond weegt en bijzonder sterk
en onverschrokken is. Drie of vier honden
achtervolgen den wolf; ze zijn erop afge
richt, hem niet te dooden, maar alleen
vast te houden. Wanneer de wolf nog half
volwassen is, kunnen de honden hem ge
makkelijk aan, maar wanneer hij volgroeid
is en niet gewond, maakt hij zich spoedig
genoeg uit de voeten."
de Rotterdamsche Diergaarde
werden meermalen wolven ge
boren en groot gebracht.
De aardige fox-terriër, die
op de afbeelding hier zich zoo
geïntrigeerd toont door het
vreemde, stekelige ding daar
vóór hem op den grond en de
mooie trouwe Newfoundlander
hebben niets van den wolven
aard meer overgehouden, al
zijn ze met de wolven van de
zelfde familie en al lijken ze
veel op elkaar. Zelfs kan de
kleinere Amerikaansche
prairiewolf, de coyote, soms als een
terriër met zijn neus in den
wind bij de rails van de spoor
lijn op wacht zitten, want sinds
de groote spoorwegen Amerika
doorsnijden, volgen de wolven
niet langer de karavanen, maar
zijn zij steeds in de buurt der
spoorlijnen te vinden. ledere
trein, die door de prairieën gaat,
is als een schip vol provisie.
Driemaal daags zijn er over
vloedige maaltijden, en de
zwarte koks gooien de restjes als
beenderen, oudbakken brood
enz, overboord. De wolven we
ten, dat de treinen voedsel uit
werpen, en wanneer ze er een
hooren aankomen, galoppeeren
ze er heen en wachten, of er
ook iets van hun gading te
vinden zal zijn.
Die photografie van hond en
egel herinnert mij levendig aan juist een
dergelijk tooneeltje, dat in onzen tuin zich
tueschen poes en egel afspeelde. Sinds eenige
naderen, zonder dat hij eraan denkt zich
op te rollen en 't geestig spitse snuitje
met de heldere oogjes blijven voortdurend
zichtbaar. Eens kwam een poes, die ook
wel eens een enkele maal daar getracteerd
wordt, juist toen de egel zat te smullen,
op het schoteltje af. Toen groote conster
natie, althans bij 't poesenkind l Heel
langzaam schoof ze nader, opkijkend eerst
naar ons, als wilde ze verzet aanteekenen
tegen de usurpatie van wat zij haar terrein
achtte. En achter 't egeltje al dichterbij
zi?h wagend, stak ze haar neus vooruit
en moet zich stellig flink hebben geprikt,
want in een wipje was het rechtsomkeert
en als een pijl, uit strakken boog geschoten,
vloog poes weg. De egel had van 't heele
geval waarschijnlijk niets gemerkt en ging
toen hij genoeg- had, kalm zijn weegs, met
langzame, maar hoorbare voetstapjes w
gtrippelend over 't grint.
Zulke afbeeldingen met dieren en action
zijn er verscheiden in dit werk en zij doen
het in menig opzicht gunstig afsteken bij
andere boeken van dit genre. Als oor
spronkelijk Nederlandsch boek, waarin
diezelfde levendigheid viel op te merken,
mag hier wel even 't werk van dr.
Rombouts over Artis worden gememoreerd.
Sommige platen illustreeren duidelijk
interessante levensverschijnselen bij de
dieren. Zoo zien we hier een
buidelbeerwijfje, bewoonster van 't zuidoosten van
Australië, met haar jong, dat zij op den
rug meedraagt. Die ko-ala of buidelbeer
behoort tot de klimbuideldieren, leeft op
en in de hooge gomboomen of eucalypten
en voedt zich met de bladeren. Ofschoon
hij in gevangen staat wel overgaat tot een
gemengd dieet van melk en brood en
vruchten, kan men hem moeilijk aan een
Daitsche Dog met gecoupöciclu uoren.
boek tot volksboek over 't dierenleven
stempelt, wat Brehm noch zijn confraters
eigenlijk ooit geworden zijn. Onwillekeurig
legt men ze naast elkander, Brehm's zoog
dieren en die van deze engelsche auteurs,
en 't is niet twijfelachtig, waar het
predicaat van degelijkheid en wetenschappe
lijkheid geplaatst moet worden. De ruimte
heeft echter ook in dezen een woordje
mee in te brengen, want zelfs de verkorte
Brehm, de volksuitgave, beschikt voor de
zoogdieren over 809 bladzijden en hier
moesten de heeren 't stellen met een aantal,
dat beneden de 400 blijft, zooals wij zagen.
De leider, die het werk der verschillende
auteurs groepeerde, is Charles J. Cornish.
Hij mocht onder zijn medewerkers zoölogen
van naam zien. Dr. Büttikofer, die een
inleidend woord schreef bij de vloeiende
nederlandsche vertaling van mejuffrouw
M. Ankersmit, noemt onder hen de heeren
Lijdekker, dr. Bowdler Sharpe en W. F.
Kirby, Herbert Maxwell en Saville Kent,
en in dit eerste deel, waar lang niet bij
alle hoofdstukken de namen der auteurs
vermeld zijn, ontmoeten wij als schrijvers
Sir Harry Johnston, oud-gouverneur van
Britsch Centraal-Afrika, die zijn ontdek
king, den okapi, zelf introduceert; dan
Louis Wain, die aan de huiskatten, en
C. H. Lane, die aan de huishouden alle
eer doet wedervaren; veel heeft ook F.
C. Selous, Rhodes' vriend, de groote
zuidafrikaansche jager, in te brengen, en
amusant vertelt hij van de olifanten,
prettigste actualiteit, al komt dan de
Amerikaansche president er ook nog voor
met de vóórpresidentiëele betiteling van
kolonel Theodore Roosevelt.
Hij wordt hier aangehaald in zijn
oorZilverwitte Angora Katten.
Ook in Amerika zelf was Roosevelt dik
wijls op de wolvenjacht, ook met diezelfde
barzoï-honden, die daar zijn ingevoerd en
in de westelijke staten voor de wolvenjacht
gebruikt worden. Men heeft er vaak speciale
wolvenjagers, om de wolven, wanneer ze in
de buurt van een ranch komen, te dooden.
«Gewoonlijk", heet het, «gingen wij al heel
vroeg op de jacht. Een groote linie van
honden en mannen vormend, reden we
Gemaande Wolf.
jaren woont een egel bij ons, maar zonder
zich anders te vertoonen dan alleen op
warme zomeravonden. Dan kan hij soms
dagen achtereen 's avonds in de schemering
rondwandelen op de zachte, breede pootjes
deel over de jacht in Rusland en wel de
jacht op wolven. «Prinsen en groote land
eigenaren", schrijft hij, «hebben alles tot
in de kleinste bijzonderheden erop inge
richt; ze volgen de wolven niet alleen over '
!
Wijfjes Nijlpaarden.
Blenheim- en Prince Charles Spaniels.
over de vlakte. Wanneer wij een wolf in
het vizier kregen, trachtten wij hem zoo
spoedig mogelijk te bereiken. Jonge wolven
achterhaalden wij gemakkelijk, en een wol
vin werd in korten tijd door de honden
afgemaakt. Maar met een volwassen wolf
of zelfti een groote, sterke wol vin ging dit
minder gemakkelijk. Dikwijls overvielen we
er o, die pas een veulen of een kalf ver
orberd had. Als dan de honden frisch
waren, grepen ze hem beet en hielden hem
vast. Maar een troep van drie of vier uit
stekend getrainde honden doodden onder
gunstige omstandigheden den grootsten
wolf... Zoowel de Schotsche hond als de
Russische hazewind legden in dezen strijd
een groote mate van onverschrokkenheid
en moed aan den dag."
Af en toe vinden we met genoegen in
den tekst mededeelingen over onze Neder
landsche dierentuinen en over de gedra
gingen der groote viervoeters, wanneer zij
daar in een voor hen zoo dragelijke ge
vangenschap vertoeven. In April of Mei,
lezen we, werpt een wolvin van vier tot
negen jongen. Een paar jaar geleden wer
den in den Haagschen dierentuin zes jonge
wolven geboren. Bij hun geboorte geleken
ze op jonge collies en waren ze met rossig
wit, donsachtig haar bedekt. Later werd
hun huid wolliger en donkerder,. Zij waren
twistziek en ruw, zelfs bij hun spel. Ook in
en vindt dan op een voederplekje vóór de
veranda een schoteltje met melk, waarvan
hij gretig drinkt. Men kan dan heel dicht '
kost gewennen, waar eucalyptusbladeren bij
ontbreken, en daarom wordt hij in de
Europeesche dierentuinen zelden aangetroffen;
in dien van Melbourne is hij op zijn eigen
gomboom een heel heer. In zijn slaap
houding houdt het dier zich stevig aan
een tak vast en rolt zich als een bal op,
zoodat het op een hoop mos of bont gelijkt.
Dan kan een kennersoog alleen hem onder
scheiden van de vele uitwassen, die op de
boomen zijn te zien. Van een beer heeft
het dier alleen iets door den korten kop
en de ronde, gepluimde ooren, maar anders
is er met de beren geen overeenkomst.
Als buideldier is hij met kangoeroe en
buidelrat, met buidelmuis en buidelhaas,
met wombat en koeskoes, met buidelwolf
en buidelmarter verwant, alle dieren, die
in Australiëen 't oostelijk deel van ons
Indii' thuis behooren en nergens anders
worden aangetroffen. Zij hebben alle aan
hun lijf een zak of buidel, soms slechts
door enkele huidplooien vertegenwoordigd,
waarin hun jongen lang nog na de geboorte
worden rondgedragen, 't Zijn interessante
oude vormen uit de dierenwereld,
herinnerend aan veel soorten, die reeds
lang van de aarde zijn verdwenen.
Of ook het nieuwe zebra-ach tig dier,
dat in Britsch Centraal Afrika ontdekt
werd, met oude, ondergegane vormen
verwant is, zal nog nader moeten blijken.
De okapi, door Sir Harry Johnston in de
*'
Leeuwin en Tjjger.