Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEEBLAD VOOR NEDERLAND.
Ne. 1870
Europeesche wereld der geleerden inge
leid, maakt nog een voorwerp uit van
onderzoek en men zal stellig eerst meer
exemplaren moeten vinden, om eenige
besliste conclusies over 't wezen van het
nieuwe zoogdier op te kunnen stellen.
Sir Harry vertelt, wddr hij het eerst
iets over dat op een paard gelijkend beest
met zebraetrepen op de achterdeelen en
de pooten heeft vernomen. »In 1882 83",
zegt hij, twas ik de gast van den
tegenwoordigen Sir Henry Stanley te
Stanleypool aan den Congo. De heer Stanley
sprak met mij over de mogelijkheid van
Afrikaansche ontdekkingen en deelde mij
mede, dat hij geloofde, dat de merkwaar
digste voortbrengselen van tropisch- Afrika
zich in de streek der Blauwe bergen ten
zuiden van het Albert-Nyanza concentreer
den. Deze meening was natuurlijk een der
drijfveeren van hem, om Emin Pacha te
helpen ontzetten. Zijn tocht door het groote
Congowoud naar de Blauwe bergen ten
zuiden van het Albert-Nyanza leidde tot
de ontdekking van den grooten
Afrikaanschen sneeuwberg, den Ruwenzori, van
het Albert-Edwardmeer, de rivier Semliki,
die dit meer met het Albert-Nyanza ver
bindt en van allerlei nadere bijzonderheden
omtrent de dwergrassen, die in het noorden
van het groote Congowoud wonen.
«Stanley was de eerste, die de aandacht
op deze machtige, dichte wouden vestigde
en wees op de geheimen en wonderen, die
zij op het gebied der natuurlijke historie
misschien nog bevatten. Doordat deze
tocht zoo gehaast was en hij en zijn
reisgenooten met veel bezwaren te kampen
hadden, konden zij hieraan niet.veel aan
dacht wijden, bovendien is het voor
menschen, die zich door deze oerwouden ge
haast een doorgang moeten banen uiterst
moeilijk, om met de dieren, die er zich
ophouden, in aanraking te komen.
... .«Toen ik in 1899 Oeganda bezocht,
kwam ik in aanraking met een troep
dwergen, die door een Duitschen
impressario aangeworven waren, om op de
Parijsche tentoonstelling vertoond te wor
den. Daar de regeering van den
Congostaat tegen zulk een handelwijze gekant
was, nam ik de dwergen van den Duitscher
over en hield hen eenigen tijd in Oeganda
bij mij, tot ik in staat was, hen persoon
lijk naar het Gongowoud terug te geleiden.
In verband met regeeringszaken moest ik
het Noordwesten van het Congogebied
bezoeken. Door middel van een tolk kon
ik mij al spoedig voor de dwergen ver
staanbaar maken en vroeg hen toen, of
ze in hun wouden ook een paardachtig
dier kenden. Zij begrepen dadelijk mijn
bedoeling en op een zebrahuid en een muil
ezel wijzende, deelden zij mij mede, dat
het door mij bedoelde dier okapi genoemd
werd, en er uitzag als een muilezel met
de strepen van een zebra.
»Ik deed hun de bedoelde vraag, omdat
ik vroeger gehoord had, dat de dwergen
een dier van dien aard kenden en om
dat ik er in Stanley's boek In dar lees t
Africa een zinspeling op had aangetroffen.
Bij een der Belgische forten aan de Sem
liki vernam ik van de officieren, dat hun
inlandsche soldaten meermalen jacht
maakten op die dieren en dan de huid
en het vleesch op het fort brachten.
»Zij bezorgden mij gidsen en, vergezeld
van de uit Oeganda meegebrachte dwer
gen, ging ik het woud in en zocht daar
eenige dagen naar den okapi. Wij kregen
den okapi niet te zien en daar het leven
in het bosch de geheele expeditie erg ziek
maakte en ik mijn tijd voor officieel werk
noodig had, moest ik het opgeven.
Intusschen was ik van de inboorlingen
door nauwkeurig gestelde vragen te weten
gekomen, dat de okapi een dier waa
zonder horens of eenig ander verdedigings
middel, dat hij de grootte had van een
grooten antiloop of van een muilezel,
alleen in het dichtste woud aangetroffen
werd en gewoonlijk in paren van een
mannetje en wijfje voorkwam. Hij leefde
voornamelijk van bladeren.
»De Belgische officieren beloofden mij,
hun best te doen, een geheele huid voor
mij te bemachtigen en die naar Oeganda
op te zenden. Aan deze belofte werd
voldaan door den heer Karl Erikson,
een Zweedsch officier in Belgischen dienst,
die mij een huid en twee schedels zond.
De huid en de grootste schedel waren
afkomstig van een jong mannetje. Dit is
de huid, die thans in 't Museum van
Natuurlijke Historie te Londen is opgezet.
Bij ontvangst der huid zag ik dadelijk,
dat de okapi nauw aan de giraffe
verwant is. Uit de zeer weinig ontwik
kelde horenbulten leidde ik af, dat hij
nauwer verwant was aan het
Helladotberium dan aan de thans levende giraffe.
Toen ik de huid en schedels aan pro
fessor Ray Lankaster opzond, stelde ik
hem tevens voor het dier den naam van
Helladotherium tigrinum te geven. Nadat
de professor een en ander aan een nauw
gezet en meer wetenschappelijk onderzoek
onderworpen had, sprak hij als zijn mee
ning uit, dat het dier nauwer aan de
giraffe dan aan het Helladotherium ver
want was, maar dat het genoeg eigen
aardigheden had, om een nieuwen ge
slachtsnaam voor hem in het leven te
roepen, namelijk dien van Ocapia."
De kop van den Afrikaanschen vier
voeter is op de achterzijde van dit eerste
deel afgebeeld en in den tekst stelt een
groote plaat de photografie voor van 't in
het Londensche Museum opgezette exem
plaar. Veel eer dus voor den nieuweling,
die op de voorzij door den
Zuid-Amerikaanschen wolf wordt geflankeerd.
Merkwaardig is de keurige uitvoering
van het boek; men kan met recht hier
van een prachtwerk spreken en op het
fraaie papier komen de door de
Amsterdamsche Boek- en Steendrukkerij, voorheen
Ellerman. Harms & Co. scherp afgedrukte
photografieën bijzonder mooi uit. In onze
huisgezinnen kan dit werk, dat zeker aan
het slot nog wel een alfabetisch register
krijgt, een bron van genoegen worden en
«Elsevier" verdient voldoening van dezen
haren arbeid te hebben.
F. J. VAN UlLDKIKB.
UIT DB NATUU
XXXII. Bestuiving en bevruchting.
Natuurlijk heeft niet ieder van myn lezers
in deze week gelegenheid gehad een Geranium
bloem te onderzoeken, maar z\j bloeien nog
Wie 't wel gedaan beeft zal ook wel de zoo
zorgvuldig verborgen h ning gevorden hebben.
Op bygaanden afdruk van een blaadje uit
mijn schetsboek i» bovenaan een
Gerariumbloem geteekerd, zooals die zich van terzij
gezien voordoet en daar vlak naast de zelfde
bloem, van bloembladeren ontdaan en in de
lengte doorgesneden. De dikke zwarte t-treep
stelt de holle buis voor, 't sterretje duidt de
plaats aan waar de honing gevormd wordt lie
tot ruim halfweg in de buis opstygt.
werkeUjk heb ik, zoo vaak ik Pelargoniums in
m\jn tuin had, de bestuiving waargenomen en
als het nog wat nazomert, hoop Ik 't ook van
dit jaar te zien.
.'t Is anders een slecht jaar voor insecten
en daardoor voor de vruchten; maar let toch
eens op, of ge, ah 't warm weer is tegen den
middag en in de schemering niet iets scha
duwachtige in uw tuin of voor uw venster over
en langs uw Pelargoninm heen en weer
ziet schieten, 't Duurt lang eer ge met zeker
heid kunt zeggen dat het een vlinder is, maar
eindelijk staat het dier stil in de lucht voor
een bloem; stilstaan is eigenlyk het woord
niet, het diertje houdt zich door snelle vleu
gelslagen in de lucht zwevende voor een bloem,
steekt zijn verbazend lange tong in de spoor
van een Pslargorium en schiet dan bliksem
snel een paar maal door de lucht en staat"
weer n uogenblik voor een andere blo m van
dezelfde plant; of anders van ean fuchsia, ah
die in de nabijheid bloeit.
Het diertje, dat bier werkt, is een heel mooie
vlinder, brons van boven, melkwit van onder
en met een staartje dat uitgespreid kan worden.
Zyn wetenschappelijke naam ia Macroglossa,
letterlek langtong", maar bij ons heet hjj ook
wel colibrivlinder of anders heel prozaïsch
meekrapvlinder", waarschijnlijk omdat de rups
onder andere planten ook gaarne
meekrapbladeren lust
Nu zon 't mogelijk kunnen zjjn, dat n honing
Details van een Pelargoniumbloem. Bij de sterretjes naast den bloemsteel bevindt zich
de honingbewaarplaats. Illustraties uit ,De Levende Natuur".
Uitwendig verraadt zich die honingbewaar
plaats door een knobbeltje op den bloemsteal,
twee k drie centimeter onder de bloem in de
bovenste opening van de honiagbnis of van
de honingspoor zooals de botanische term luidt;
die is hier met den bloemsteel vergroeid en is
ook wel te vinden zonder de bloem te ontleden.
De groene kelk n. m. van onze geranium heeft
een blaadje of slipje, dat grooter is dan de vier
andere en dat dan ook twee kroonbladeren
steunt in plaats van n. Kijk nu in de bloem
naar de plek, waar de twee kroonbladeren op
't grootste kelkblaadje vastgehecht zijn ; juist
daar ziet ge een donkere opening, dat is de
toegang tot den kelder, waar de geranium den
honing bewaart, waarmee hij de vlinders be
loont die het stuifmeel overbrengen.
Bloem in het meeldraad- ti/jdperk,
(in doorsnee en vergroot)
Uit D. L. N".
Maar nu die andere aanwijzing van de
honingbergplaats in de bloem, waar ik de vorige
week op doelde. O n t, middeltje, het grootste
kelkblad met de twee kroonbladeren opzoeken,
is voor de insecten onbruikbaar, die stomme J
dieren kunnen niet tellen en hebben geen be- i
grip van kelk en kroon. l
Maar bekijkt ge de roode bladeren van nabij, [
dan vindt ge, bij de eene bloem sterker dan |
bij de andere, maar toch altyd wel zichtbaar, l
op elk kroonb'ad eenige donkere lijnen getee- j
kend; ze hebban een verloop als de rivieren l
op een landkaart, ze komen samen of naderen j
althans elkaar in 't hart van de bloem. Op j
twee bloemblaadjes zijn die .aderen" hooger :
gekleurd, soms ook verdiept als geultjes, althans
sterker uitgedrukt dan op de drie overige, en j
volgt ge die convergeerende aderen, dan komt ge l
precies uit bij het gaatje van den bloemsteel ,
dat toegang geeft tot den honing. !
Die ly'nen nu vormen hier het honingmerk,
dat bij kweekplanten vaak verloren gaat, maar i
bij onze tuingeraniums meestal no? zeer goed j
te onderscheiden is. De witte variëteiten be- |
houden dikwijls juist in 't honingmerk hun
oorspronkelijk roode kleur.
De groote lengte van de honingbuis, waardoor i
de honing zeer diep verborgen komt te liggen, j
wijst er op, dat de bestuiving ook hier door
vlinders geschiedt, net als bij de Ferraria. En ;
n vlinder niets met de bestuiving van de bloem
te maken hadden en dat deze bij toeval ge
schiedde; maar tegen deze opvatting pleit de
eigenaardige stand van de meeldraden en van
de helmknoppen ten opdchte van de plaats, waar
de vlindertong in de bloem wordt gestoken
Zie, als de bloem pas geopend is, zijn de
helmknoppen, die 't stuifmeel bevatten, alle naar
n kant gekeerd; ze brengen hun stuifmeel
(dat heelemaal niet stuift, zelfs eenigszins kle
verig is) naar de buitenzijde, en wel juist naar
den kant waar de vlindertong langs moet
strijken om den honing te krjjgen. De helm
draden zyn dan nog kort t n de stempel er
tusschen is nauwelijks te zien.
In dit stadium, het meeldraads- of mannelijk
stadium, lost de bloem het stuifmeel In 't vol
gende dat een of twee dagen later intreedt, zyn
de helmknoppen verdwei en en in fraaie ly'nen,
groen met wijnrood. prijkt de vyfstralige stamper
midden in de bloem De vlinder, die nu komt
snoepen, brengt weer stuifmeel van een andere
jongere bloem terug. Het poeder is aan zijn
tong bleven kleven, of is by 't intrekken van dit
zuig rgaan op don voorkop terecht gekomen
Van de vyf wyd uitgespreide stempelstralen pakt
er allicht elk een korrelje en dat is voldoende
om een vijfvoudige vrucht te verwekken. Hoe dit
iniieme proces verloopt hoop ik later te vertellen.
Eerst nog iets van onze bloem. In 't stam
perstadium, vooral op 't einde daarvan, krullen
de stempelstralen aierk om. Ditzelfde
verschynBP! komt ook bij vele andere bloemen o. a. hij
f.V*
Bloem in het stampertijdperk. (in doorsnee
zonder kroonbladeren en vergroot.)
Uit D.L.N."
onze gewone gele paardebloem voor. En 't wordt
wel verklaard als een middel, dat de bloem
toepast, om ingeval bes'ui ving door insecten
uitblyft, zich met eigen stuifmeel te beleggen,
de zoogenaamde zelfbestuivin? toe te passen.
Deze heet zoo in tegenstelling met de kruis
bestuiving, waarby stuifmeel uit andere bloemen
of van andere planten wordt overge racht.
Deze inkrulling van de stempelatraien kan
soms zoover doorgaan, dat de haartjes bereikt
worden die 't vrucht beginsel omgeven ; zie de
afbeelding. Die haartje» hebhen allicht nog
eenige stuifmeelkorrels vastgehouden van gieter
of eergisteren toen de stuifmeeldoosjes afvielen
of geledigd werden, alzoo doen deze
reservekorrels dienst als bestuivend poeder, wanneer
i er wegens 't slechte weer geen insect op
be! zoek komt.
De eohbri- of metkrapvlinder, met uitgerolde tong. een bestuiver van onze Pelargonium*.
111. uit D. L. N."
lUIIMMIMIIIIIIMHIMHIMimillllllllll
IIIIMIIIIIIIIIHH
CHOCOL AT-VEEN
LE PLUS DÉLICIEUX CHOCOLAT POUB CROQUER
MËUBKL-BAHAR
SINGEL 263 -283.
de Falels«traat
MASSIEF1 EIKEN'.
140 X 80
/«».Telefoon 3968.
Kantoor-Melen eoz.
J. MEIJER1NK MEIJER.
Panorama-Gebouw.
Amsterdam, Plantage.
Antieke Meubelen, Porceleinen, Schil
derijen, Perzische Tapijten.
prijzen.
vrij.
DE PHOENIX.
234 Spuistraat, Amsterdam.
Meubileeringen.
Geïll. prijs couran teii en begrootingen gratis.
Levering onder volledige garantie franco
geplaatst door geheel Nederland.
ARTS AND CRAFTS,
Kneuterdijk 10, den Haag.
Moderne Eatiks,
SC HILDERIJ£N,ETSENenz.
Voorwerpen yaa modarne Kaast op dik gebied.
BOEKBINDERIJ
Album- en Portefewllefabriek,
ELIAS P. VAN BOMMEL,
Kerkstr. 51-53 55, Amst
i BINNEN-!
INRICHTINGTOT
MEUBELEERING
EN -VERSIERING
^DER- WONINGiS
I2O - ROKIN ? 12O
m
EN TEGEL
FABRIEK
HOLLAND
NAAML-VENN-CEV-TE
UTRECHT