De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 27 september pagina 7

27 september 1903 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1369 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD YOOR NEDERLAND. Persoonlek heb ik dit geval nog niet waar genomen, ook nooit de proef genomen of zelfbestuiving bjj Pelargonium effect heeft; ik heb te weinig tjjd voor zulke omslachtige proef nemingen, die, ais se wat beteekenen zullen, «eer veel voorzorg en attentie vereischen. Misschien is er .onder mijn lezers iemand die tijd'en lost er voor heeft. Ook moet die dan eens Opletten of het door de ervaring bevestigd wordt, dat de rpode knopjes langs den bloemsteel werkelijk dienst kunnen doen, om mieren, of ander op zoetig heid belust goed, buiten de bloem te houden of te voorkomen, dat de honingkelder wordt aangeboord", gelijk büde O.-I. kers zoo vaak geschiedt. Die roodgeknopte haartjes heeten eztraflorale nectariën, dw.z. men beschouwt ze ah | hpningvoortbrengers; ze zouden door honing te bieden, zy 't ook in geringe hoeveelheid, zulke bezoekers of ongenoode gasten afkoopen van een rooftocht in de bloem, die daar toch geen bestuivingsdienst kunnen verrichten, dus niets dan last en schade zouden veroorzaken. By andere wilde planten heb ik vaak vleugellooze insecten (dat zyn meestal geen bestuiven) op de extra-florale nectariën betig gezien, maar Pelargoninms zyn uitheemsche planten en de biologie van een bloem, kan slechts volledig bestudeerd wo. den op de plaats, waar de plant in groote hoeveelheid in het wild groeit. E. HEIMANS. CORRESPONDENTIE. 6. te A. Ik zal een myrthe takje met bloem voor u zien te krijgen. S. v. S. Jean d'Ardennes" kost ?1.50 per deel (3 deelen), de kaarten zyn te klein en daardoor by'na alle onduidelijk. Yan Gilbert White's Selborne kreeg ik juist een mooie geïll. editie in handen van ?3.90. J. B. H. te Apeldoorn. Uw zoon heeft gelijk; niet by' alle tweeslachtige bloemen is zelfbestuiving mogelijk. Ik zal er nog wel meer voorbeelden van geven. iiiimiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiHMiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiimiiiiiiiHiiiiiiiiitiGiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii Fijnste Bouillon. Door alleen op de MAGGI'8 ConsomméCapsules kokend water te gieten, zonder andere toevoegingen, verkrijgt men oogenhlikkelyk een fijn smakende krachtigen Bouillon. Een Capsule voor 2 groote koppen Bouillon 12 ets. binnenste Tubes lllllllllllllllllllimillllllllllllllllllMIIIMlIIIIIIIIHIIIIIIIMIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIHHIMMMIHIIIIIHMIIIM llmlIMIIlmlIIIIIIIIIIMIIIHIIIIlmillllllllMIIIIIIIMlIllllmlIllmlIIIIMIIMIIIIIIMimlIIIIIIIMIIMmmimlIlllllmiimilllml DAMEjS. Verslag oyer 1902 m het comitéToorte wetten De jaarlijksche bestuursvergadering van den Internationalen Vrouwenraad had dit jaar plaats te Dresden van 17 tot 20 Augustus. Onder de verschillende verslagen, die er werden uitgebracht, was zeker een der belangrijkste dat van het comitétot onderzoek der wetten, de vrouw en het kind betreffende, in verschil lende landen. Het werd uitgebracht door de presidente van het comité, Frau von Beschwitz en in den aanhef herinnerde deze er aan, dat het comitévoor de wetten, waarin voor ieder der aangesloten Nationale Vrouwenraden ne afgevaardigde zitting heeft, (voor ons land mevrouw Boddaert-Schuurbecque Boeye), in 1899 op de groote vijfjaarlyksche vergadering te Londen is opgericht met het doel om een vertronwbaar overzicht te verkrijgen van het hier sterker, ginds zwakker, maar bij alle cultuur volken duidelijk waarneembare streven, om te komen tot afschaffing van de marit&le macht, het zoogenaamde mundium, eo van de daar mede samengaande economische en zedelijke afhankelijkheid der vrouw. Daarnaast wilde men, door kennisneming en onderlinge verge lijking van aller pogingen, aanvankelijke teleur stellingen en mogelijke latere resultaten, den moed en het vertrouwen gaande houden by de vrouwen van alle natiën in haren onvermydely'ken strijd ter verkrijging van volle rechts persoonlijkheid. Drie jaren, berichtte Frau von Beschwitz verder, heeft het comiténu gearbeid; maar daarbij bevonden, dat het beoogde doel slechts stap voor stap en voet voor voet te bereiken is; dat de wetgeving bij ieder volk wortelt in algemeen gangbare opvattingen, die zich slechts langzaam vervormen en ontwikkelen kunnen; en dat in den regel eene verbetering in den maatschappeUjken toestand der vrouw aan iedere verandering van burgerlijk rechterlijke bepa lingen pleegt vooraf te gaan. Indien derhalve het comitézijne berichten beperken wilde tot enkel mededeelingen van veranderingen in het familierecht tot stand gekomen, zoo zoude het van de meerderheid der aangesloten Nationa'e Vrouwenraden weinig of niets te berichten hebben. Daarom heeft het zich tot taak gesteld alle gegevens te verzamelen, die de rechts positie der vrouw in het algemeen betreffen, of wel blijk geven van den gestadig toenemenden invloed der vrouw op de wetgeving. Zoo ia het reeds van aanbelang te vernemen, dat in Canada door den gemeenteraad van Toronto een wetsontwerp werd ingediend, om vrouwen, gehuwd of ongehuwd, voor zoover zy aan den gestelden belastingstandaard voldoen, het kiesrecht voor den gemeenteraad te verleenen, en dat dit ontwerp wel niet aangeno men, maar toch commissoriaal werd gemaakt; terwijl te Quebeck op initiatief van den Montreal Local Council of Women" eene wet is aangenomen, waarbij dit recht den vrouwen is toegekend. Ook werd daar eene wet aangeno men, die het verbod van kinderarbeid in fabrieken van 12 tot op 13 jaar verhoogt. Een ontwerp, ingediend om te Montreal de huizen van ontucht onder politietoezicht te stellen, werd verworpen op aandrang van tal van vereenigingen, die een krachtig protest aanteekenden tegen eene dergelijke pfficiëele sanc tioneering van het kwaad. In Britscb Culumbia neemt de Local Council of Women" maat regelen ten gunste van een wetsontwerp inge diend om den vader aansprakelijk te stellen voor het onderhoud van zyn onwettig kind. In Zweden zijn in het verloopen jaar voor en door vrouwen groote dingen tot stand ge bracht. Het familierecht aldaar werd geregeld büeene wet van het jaar 1734 De laatste jaren brachten hierin tal van belangrijke wij zigingen. In 1874 verwierf de gehuwde vrouw het recht van beschikking over haar eigen verdiend loon en over het vermogen, dat haar b\j huwl\jkscontract of bij erflating toekwam. Bij eene herziening der huwly'ksverjnogenswet in 1898 werden nog verschillen de veranderingen in gelijken zin aangebracht. Het vorige jaar werd den Rijksdag een wetsontwerp voorgelegd ter verbetering van de wet op de echtscheiding; het werd toen verworpen; maar in Januari 1903 opnieuw ingediend en aangenomen. Ook werd in diezelfde maand by beide Kamers der Volksvertegenwoordiging in behandeling geno men een wetsontwerp tot opheffing van de maritale macht; deze zaak is nog hangende. Aangenomen werd in den Rijksdag eene wet, waarbij ook gehuwde vrouwen, (ongehuwde waren het reeds sinds lang), benoembaar wor den verklaard in armbesturen. By het arm wezen is nu eene vrouw aangesteld voor het toezicht op uitbestede zuigelingen; zes vrouwen zijn werkzaam bij het Rykstoezicht op weeshuizen, tehuizen voor vrouwen en meisjes, toevluchten voor onbehuisden, oude mannen- en vrouwen huizen, enz., enz. Tegelijkertijd werd besloten tot de aanstelling van inspectrices bij het fabriekswezen. Het belangrijkste echter, meent Frau von Beschwitz, was in 1902 in Zweden de sterk toenemende beweging voor vrouwen kiesrecht Reeds in Januari 1899 richtte de Frederika Bremerbond eene petitie ten gunste daarvan tot den koning; maar te vergeefs. Toen in het voorjaar van 1902 de regeering den Rijksdag een wetsontwerp voorlegde, waarbij het kiesrecht der mannen aanzienlijk werd uitgebreid, werd die gelegenheid aangegrepen om opnieuw op te komen voor het recht, dat ook de vrouw, als zij aan dezelfde voorwaarden, die den man gesteld worden, beantwoordt, toekomt om de leden der Tweede Kamer te kiezen. Het ontwerp voor vrouwenkiesrecht, gesteund door een petitionement van duizenden vrou wen, werd in de Eerste Kamer eenstemmig verworpen; in de Tweede Kamer waren 63 stem men voor, 116 stemmen tegen geweest. Ver schillende vereenigingen voor vrouwenkiesrecht hebben zich tydens deze campagne krachtig ontwikkeld. In Engeland werd in het jaar 1902 veel gedaan om den maatschappelyken arbeid der vrouw te organiseeren; en werden verschil lende wetten uitgevaardigd om de rechtspositie der vrouw en van het kind te verzekeren. Zoo werd de drankwet in dier voege gewijzigd, dat voortaan een beschonkene, die een kind onder zijne hoede heeft, dubbel strafbaar is; en ver slaafdheid aan den drank wettige reden tot echtscheiding oplevert, beide voor den man en voor de vrouw. Met l Januari 1902 trad eene wet in werking, waarbij verkoop van sterken drank aan kinderen, anders dan in gekurkte en verzegelde flesschen, straf baar is; ook is strafbaar het opzettelijk zenden van kinderen beneden 14 jaar naar plaatsen, waar sterke drank wordt verkocht. In tweede lezing kwam eene wet, betreffende het recht tot echtschei ding op grond van echtbreuk, mishandeling, tuchthuisstraf en krankzinnigheid: de legiti meering van kinderen, wier ouders eerst na de geboorte daarran huwen, en de wettiging van het huwelijk van den weduwnaar met de zuster zy'ner overleden vrouw. Het werd ver worpen. Het aandeel der Engelsche vrouwen aan het schooltoezicht is verminderd. Sedert 1870 hadden zij zitting in de School Boards op gelijken voet met de mannen. Büde nieuwe onderwijswet van 1902 zyn deze School Boards ondergeschikt verklaard aan boven hen staande County and Borough Councils", die uitsluitend uit mannen bestaan. Volgens diezelfde wet moet echter in iedere School Board minstens n e vrouw zitting hebben. Een ontwerp voor vrouwenkiesrecht werd andermaal door het Parlement verworpen, alsook verschillende kin derwetten, The Women's Local government Society" blijft niettemin onvermoeid voortgaan de aandacht van den wetgever te vestigen op het onlogische der ongelykheid van man en en vrouw voor de wet, en zoo eene kentering der dingen voor te bereiden. JOHANNA W. A. NABEB, Afgev. voor Nederland in het Pers- Comit voor den Int Vrouwenraad. (Slot volgt.) Jong-leyen, door VKOÜWKE. Nazomer. Klamme nattigheid dringt loom door, bekleft warm de woningen, maakt 't toeven in huis tot 'n obsessie, 't loopen buiten tot 'n kwelling. In 't atelier z wee ten de vingers der traagwerkende naaimeisjes; 't wil niet met den arbeid. Een oef!" hier, diep zuchten ginds, 't geeft geen opluchting, 't Venster, wyd-open naar de binnenplaats, laat niets door dan warme klammigheid. 't Is of je in 'n fabriek bent", zucht er een; as ik me zus afhaal uit de stoomwasschery', dan komt je daar net zoo'n benauwde nattigheid tegen", beweert 'n ander. 't Is nog 'n meevallertje, dat 't Zaterdag is, en 'n stille week", doet nu de atelieropzichteres: laa'k es kyke: die reisjapon van mevrouw Bek, die komt af, dan heb je nog 't bloesje ?an juffrouw Verschoor; daar motten niks meer als de sluitknopjes en de oogjes an, en 't ceintuurband mot vast gezet worden. Dat doe jy, Fietje", tot een aankomend meisje, dan", vervolgt ze, 't costuum van mevrouw Bruins, dat kan óók met 'n uur klaar", bemerkt een der oudste naaisters, op de ophangkettinkjes na aan 't jak en de lussen aan den rok". Das 't werk van Wiesje". Wiesje, 't jongste leermeisje, bleek, armoedig wezentje, met stug, ongelyk haar, in geelige klit samenhangend in den diepen kuil van d'r tanigmaagren nek, Wietje met ietwat scheef-gerugd lijfje van niet-uitgegroeid kind van veertien, dat honger heeft, altijd-door honger, Wieije, 't oudste van zeven, is opgeschrikt by 't hooren van d'r naam. Zeker was ze ingedommeld- God, ze bad ook zoo'n slaap, dat loome weer, en dan van nacht, van nacht was vader weer zat naar huis gekomme, ha i ie m >eder geranseld, beestig, beestig. En as zy' en Jan zica hebben gedron gen tusschen hem en moeder, toe hét-ie Jan getrapt, dat-ie van ochtend nog half lam was, en hy', as-ie op most voor zen winkel, huilde van py'n. Haar had-ie tegen de vlieringdeur gesmeten, maar toen was ie toch ook op geweest, heelemaal op, en toen was-ie naar de vliering gestempeld, 't Was je r.achie wel gewees! ... Wiesje keek nog alty'd half-wezenloos Kind, wat sta je me toch an te gape, kom je nooit klaar met die paar ongelukkige haakies." De atelier-opzichteres was gén o i vrien delijk menscb, maar ook baar maakt dat weeklamme in de kamer, die zwaar zwoele lucht, komend van 't binnenplaataje, gemelijk, en ze zag, zag duidelyk, dat Wiesje geslapen had As je zödoorgaat, ben je daarmee nog niet eens klaar as de rok van mevrouw Bruins zoover is en die moét om zes uur k aar, en dan zal jy dat costuum moeten wegbrengen, Fritz moet de andere kant uit, naar Duinoord. Er is niets an te doen" vervolgt ze, als ze Wiesje's hulpeloos benauwd gezichtje ziet; Fritz kan niet van bikboord naar bakboord op n avond met de groote doos Er staat niks anders op dan dat jy gaat met de kleine doos, of jy, Fietje, zou 't fooitje willen verdienen." BÜ't woord fouitje" is 't alsof er leven komt in de dof slaperige oogen van Wiesje. Op eens zit ze recht, wakker is ze nu, heelemaal wakker, dat ne woord heeft haar wakker gemaakt... 'n fooitje, dat zal ze moeder meebrengen ; dat helpt weer, al is 't maar wat, by' de huishuur. Ik zal zelf wel gaan, juffrouw, 't is ommers in de Carpentierstraat ?" Ja, in de Carpentierstraat, maar as je niet vort maakt, met die haakies, dan komt de rok niet eens klaar." Ze zit nu in n spanning te naaien. Wel moet ze telkens weer de naald door het haar halen, omdat ie zoo piept van der klamme handen, maar dubbel gauw gaat-ie dan weer, om 't oponthoud in te halen. 'n Fooitie l... misschien wel drie stuivers, nou, as moeder dan van vader d'r vy'ftien krijgt, dan benne er toch achttien stuivers by mekaar, daar zal de huisbaas dan wel weer voorloopig mee te sussen zy'n, en hoeft moeder niet in doodsangst te zitten, dat-ie der kommende Maandag deruit laat zette. Of as 't is 'n kwartje was ... 's 'n kwartje ... dan kreeg moe vier stuivers en ze kocht 'n krentebroodje voor kleine Mie en voor d'r zelf, dan hield ze nog 'n cent over, dat's juist voor 'n tol voor Dirk. Zoo'n versch warm krentebroodje van de fabriek... hé, as 't is 'n kwartje was l Nou... voor 'n dubbeltje wil ze óók nog de weg maken, al is 't 'n hél eind, van de Bierka na de Carpentierstraat en dan met die doos ... Fritz kry'gt de groote, maar de kleine scheelt niet veel; die is al net zoo zwaar, en die draagt nog lastiger omdat er 'n touw in plaats 'n riem an is ... 'n dubbeltje 't is »el niet veel... maar as moeder vijftien stuivers kan krygen van vader .. . Vy'ftien stuivers van zes gulden, 't is toch al min genoeg. Wat moste ze beginne, as moeder niet nog d'r boojewaschjes d'r by' had. en Fritz z'n acht en veertig stuivers niet zömaar overgaf, en moeder haar vijf en twintig niet kreeg... Misschien kreeg ze toch 'n kwartje .. . nou ... dan mocht 't weer ook mieserig zyn, ze zou anstappen hoor, om naar huis te komme... Ze betrapt zich weer op indommelen . . . angstig ky'kt ze op, of niemand wat gemerkt heeft. Nieuwe inspanning weer, om toch wakker te blyven en flink door te werken. Kom, aan niks denke nou, as an 't werk... De haken zitten, juffrouw." Wiesje staat op en gaat naar de juffrouw. Nou ... 't had nog wel wat netter gekend, maar allo, 't gaat. Gauw nu 't kettinkje en de lussen." Het laatste uur gaat snel in bard werken voorbij. Klokslag zes staan de werksters op. De jongste meisjes hebben het atelier nog op te ruimen, de snippers in de daarvoor bestemde zak te doen. Intusschen worden de stukken, die ter aflevering gereed zy'n, door de atelier-op zichteres geperst. Met een half uur is alles gereed. Fritz en Wiesje nemen ieder hun spanen doos. Zorgvuldig legt de juffrouw de kleedingstukkeu daarin neer. Niet schudden, Fritz. .. voorzichtig, Wiesje..." Ze ziet, hoe de grootte der beide doozen buiten verhouding btaat tot de zwakke schriele lichaampjes van die twee, die ze torschen moeten langs langen weg; van daar haar waarschuwing. Steeds nog glibberig is 't op straat en nog zy'gt zoele motregen neer. Moeilyk houdt Wiesje zich in evenwicht, slepend langs gladden ongelyken weg haar veel te zwaren last. Langzaam, hél langzaam gaat 't. Reeds meer dan half-donker is 't als ze aanschelt in de Carpentierstraat. Complement ?an juffrouw Treffer en daar is de japon". Half r.og buiten heeft 't kind 't, als de deur van 't bovenhuis is opengetrokken, er in horten uitgebracht: ze is buiten adem. O, breng maar boven in de doos", 't Is de dienstbode die de order geeft, niet achtend de nietigheid van 't kind en de zwaarte der vracht. Wiesje staart even weer hulpeloos; ze kan niet, n* dien langen weg, nu nog die trappen op. Kom, klinkt 't nu van boven aan de trap, kom, as je 'm boven brengt, zal ik 'n goed woordje voor je doen". Wiesje begrypt; van 't al of niet naar boven zeulen, hangt 't fooitje af. In gosnaam dan ; 't kind spant zich bovenmenschelijk in, vóór de laatste vier treden kan ze heelemaal niet meer; de boel zou ze laten vallen .. . maar fluks nu vat de dienstbode de doos en veilig komt ze boven. Wiesje blijft boven aan de trap uithygen ; de dooa wordt door de dienstboee binnengebracht. Ga maar even oy de trap zitten" zegt nu deze, als ze van uit de kamer naar haar keuken gaand, 't aemaehtige kind ziet staan. Ga maar hier op de trap zitten ; 't zal nog wel een poosje duren eer jt! wat hoort; de japon moet eerst worden gepast." Het duurt lang, hél lang, Wiesje denkt dat ze haar vergeten hebben, maar... ze moeten de doos toch teruggeven, die kan hier toch niet blyven. Wér wacht ze 'n poos. Eindelijk laat ze 'n zwak kuchen hooren, met 't hoofd naar de keuken gericht. De dienstbode hoort 't en begrijpt. Ja schaap," komt ze naar de trap, ze laten je lekker wachten ; ik zal es tikken". Het tikken helpt; de dienstbode wordt binnengeroepen, de doas kan terug; 'n dubbeltje wordt baar voor 't meisje gegeven. Ze heeft zoo lang zitten wachten; 't is al zoo Isat," waagt ze te zeggen. Nou, hier dan!" Voor 't kleine zilverstukje komt een ietwat grooter in de hand van 't meisje. Nou. zie es, ik heb me best voor je gedaan," zegt ze, als z<j Wiesje de doos overreikt, kijk 's 'n kwartje heb ik voor je." Ken dankbaar lachje, een naar vroolykheid zwemmend daak u wel", dan laat ze't kwartje in de dooa glijden en duwt die zorgvuldig dicht. Zoo snel 't kan, gaat Wie.-je de trappen LU af, voorzichtig de doos sleepend langs de treden. De deur goed toe l" wordt haar door de dienstbode nageroepen. Het gaat niet vlug de doos er uit te krygen; de wind heeft met den avond zich gevoegd by' den nu ook sterker neer pallenden regen; de wind houdt de deur tegen. Het is bar vlak daar in de Carpentier straat, wind en regen ze hebben er vry spel: aan ne zijde slechts is de straat bebouwd, aan den anderen kant is vlak land, vergaande en zonder boomen. Tweemaal beproeft 't kind de doos aan 'a. arm houdend, de straatdeur toe te krygen; 't lukt niet. Dan maar neer zetten de doos, die wordt dan wel modderig van onder, en ze bederft d'r goedje, maar God 't gaat niet: nóg eens geprobeerd ; 't wil niet. Wacht, klein ding, ik zal helpen, mot-ietoe?" 't Is een werkman, die toevallig langs de huizen kan t loopt. Dat tobben heeft 't moeie kind danig afge beuld ... daar ginds daar gaat de tram, daar mee kan ze tot 't Plein voor 'n dubbeltje... 'n Dubbeltje, dan houdt ze maar drie stuivers over ... en as de huisbaas niet tevree is met achttien stuivers.. . negentien is altijd toch meer ... De tram laat ze voorbygaan ; ze gaat moeilyk over de rat-slykerigen trottoir; af en toe verwisselt ze van draagarm, maar met de linker gaat 't alty'd nog moeilyker dan met de rechter! Ze gaat de straten 'ellen: de kerk is al achter de rug, nu de Wilhelminastraat, dan 't Emmapark .. 'n Kwartje . .. zou ze op de Heerengracht by Kaiser der twee krentebroodjes koopen ... neen, by' de bakker waar moeder d'r brood haalt. Kaiser is wel 'n lek kerder winkel, maar de Rijnstraat is t ader ... Neen, niet bij Kaiser, de Rijnstraat door, daar is 't ook niet zoo druk ; dan de Uüeboomen en dan is ze gauw op 't Zieken en op 'tholüe. De doos hoeft niet meer terug, had de juffrouw gezegd; ze waren niet t'buis vanavond. Eerst dan de doos t'huis neerzetten en niks eerst an moeder zeggen, an niemand niks. Vader ... die is toch zoo vroeg niet t'huis, die zit toch nog in de kroeg ; dan gaat ze stikem eve weg en haalt d'r twee krentebroodjes. . . nou die kanre wel in viere. .. en de tol. . . en dan legt ze d'r twee dubbeltjes neer voor moeder.. . en de tol voor Fritz. Ze is i aan den Schenkweg. Hè, daar staat ook 'n stoomtram, da's toch niet die van Schevecingen ? Och kom! 'k geloof 'k slaap al, ik ben toch ee.-st an de Schenk... 'n Hevige w'ndvlaag doet haar de hoed over de oogen glyden, loopend poogt ze met de vry'e hand die wat vaster op 't hoofd te krygen; wel lukt 't, maar ils ze de hoek om wil slaan van de Rynstraat, jaagt een nog feller windstoot haar het lichte hoofddeksel tot geheel over 't gezicht. Dat telkens schuiven van dien hoed, die de oogen haar dan bedekt, die oververmoeid heid, 't maakt 't kind zenuwachtig, angstig ... ze voelt zich benauwd, hy'gt naar lucht, is machteloos de weerspannige hoed op z'n plaats te krygen ; maar ze strompelt vooit, voort, de doos aan den arm. Zonder zien, tobbend met de vry'e hand om de hoed in evenwicht te houden, acht ze niet op de drukte van aan komende ry'tuigen, die de juist uit den buitenlandschen trein gestapte passagiers van 't. Staatsspoorstation in allerijl stadswaans bren gen. Z". heelt te veel zich in te spannen met 't vechten tegen wind en regen, 't torschen van die doos. Op e^r.s : twee, vier reuzen-lichtoogen vlak voor haar, een helsch gebrul. . . verward wordt ze, verstyfd van schrik door dat licht, door dat harde getoeter... ze wil wy'ken... ze kan niet... ze voelt komen iets vreeselijks . . . dan 'n val... dan niets meer . . . In de Maandagmorgen verschijnende bladen onder de laatste stedelyke berichten": Tusschen 9 uur en halftien is 1.1. Zaterdagavond door eigen onvoorzichtigheid een omstreeks twaalf jarig loopmeisje door 'n automobiel overreden. Het deerlijk verminkte lijkje is met de toevallig onbeschadigde kleerendoos, waarin een kwartje, vermoedelijk een ontvangen fooitje, naar het politiebureau gebracht, liet kind it reeds door de moeder herkend." ,Difi soort kinderen zy'n toch alty'd even onvoorzichtig," hootdschudt mevrouw ; mijnheer knikt ernst'g instemming ; hy is juist bazig z'n eerste lleniy Clay aan te steken. llWUMtlllmlIHIlmMIMnEillHilllMMtlUIIIIIIIHtllllllltllnlIllllmilllllM' Gelukkig zijn. Marie hall. De eerste vrouwelijke chirurg in Oostenrijk-Honqarvje. Wit zal de dtrde sijn ? Modes. llerfstinantels. Langs bypnotischen weg wordt onze wil dikwyla aangezet, om te hulp ta komen in ziektegevallen. By zenuwzieken is het willen meestal overgegaan, in willoosheid. Door ziekte, overspan, ir.pr, verdriet, of vermoeienis wordt het krachtig willet weifelend, slap, dof. ver strooid. Wacht l zegt de hypnotiseur, ik zal door suggestie uw wil wakker schudden, aan moedigen, versterken, bondgenoot maken van mijn goede bedoelingen. En, als dntttr itn Bunde, moet de wil krachtdadig aan den arbeid gezet worden, en daardoor overwinnen stoornis der zanuwen, der spijsvertering en andere akeligheien. Een overtuigd prediker der suggestie, is een Fransch medicus, dr Bellard. Mer.schen moet men alles leeren, zegt hy Niet het minst moet men hen leeren «gelukkig te zyn." Dat is iets, wat de wind je maar niet aanwaait. Gelukkig zyn, moet evengoed aangeleerd worden als lezen, schrijven, rekenen, paardryden, zwemmen, roeien, enz. Hy stelt zich voor, lezingen te houden over »de kunst om gelukkig te zy'n." Gelukkig onder alle omstandigheden. Een extra rerhandelin» zal hy houden over het onderwerp 9Gelukkig zy'n, hoewel getrouwd." Dat *hoewel" is moordend I Getrouwden zullen het verplet terende van dit ne woord gevoelen ! Ongetrouwden zullen het met een grynslach be groeten. Il y a de quoi! * * Marie Hall, is de naam der negentienjarige violiste, van wie wy binnen kort zullen hooren gewagen. Een muziekaal genie, die op kranige wy°ze zich heeft gekant, tegen de wanhopende armoede harer kinderjaren. Als een heldin heeft zij geleden en gestreden en nu de jonge kunstenares er is, wenschen wij haar alles goeds, by' den aanvang eener loopbaan, die schitte rend belooft te zijn. Marie Hall werd den 8 a April 1884 geboren te Newcastle,en werd toen de opera-babyge noemd. Zij stamt uit een muzikanten-geslacht. Haar vader, haar moeder en haar oom zy'n bekende harpisten. Den 8n April van boven genoemd jaar, trok de familie Hall, met een rondtrekkend operagezelschap naar Newcastle, waar opera-baby het levenslicht zag. Vader Hall wilde van zyn kinderen, 2 meisjes en 2 jongens, harpisten maken. Marietje kreeg op haar 5e jaar harp-les. Zy vond het afschuwe lijk, en kroop weg als haar vader het instrument te voorschijn haalde. >Ik wil viool spelen, geef me toch een viool" smeekte het kleine ding. Papa Hall was zoo verstandig, gehoor te geven, aan het verlangen van zy'n buitengewoon muziekaal dochtertje. Toen zy acht jaar was, gaf hy haar vioolles. Een jaar later, wist het kleine meisje aan een ongelukkig viooltje zulke tonen te ontlokken, dat de voorbijgangers op straat bleven stilstaan. Op straat. Helaas ! Zomers, als de theaters gesloten waren, speelde de familie Hall, man, vrouw, Marietje en n jongetje, Teddy, langs de huizen, in vestibules l van hotels en in tingeltangels. Nog is Marie niet vergeten, hoe ontzettend zy het vond, met het bakje rond te gaan. Het ontluikend talent van Marietje had haar eenige vrienden en bewonderaars bezorgd, die haar uitstekende lessen lieten geven. Toen zij zestien jaar was, hoorde zy Jan Knbelik in Londen spelen. Zy was in extase over zyn techniek en voordracht. Na afloop van het concert, wachtte zy hem op. »Mag ik eens voor u spelen ?" Kubelik schrok een Deetje en vroeg uiterst verbaasd : »lk geloof niet, dat ik u ken, is 't wel 'l Goed, kom morgen ochtend in my'n hotel." Marie bleef den heelen nacht op om te studeeren en speelde eenige malen, het >D Minor Concerto" van Wieniawski, het stuk waarmee Kubelik dien avond de verrukking zyner toehoorders tot haar hoogste punt had opgevoerd. Kubelik zat te ontby'ten met zy'o accompagnateur. »Toe ! meneer Kubelik, wil u me accompagneeren ?" De violist was verbluft, maar voldeed aan haar verlangen. Met tranen in de oogen omhelsde hy' het bleeke, tengere kind en zei: »Je moet onmiddellijk naar Praag. Je moet studeeren onder leiding van my'n meester, professor Sevcik." Marie Hall ging naar Dresden, om gauw wat Duitsch te leeren, want, Sevcik spreekt geen woord Engelsch. Dank zy' haar fijn ontwikkeld muziekaal gehoor, had Marie Hall, zelfs zonder les te nemen, spoedig een mondje-vol Duitsch te pakken. Toen ging zy' naar Praag, en stu deerde onder leiding van Sevcik, die haar zyn >meest begaafde leerlinge" noemt. Achttien maanden werkte zij aan het conservatoire. Soms studeerde zy veertien uren per dag, en stond 's morger.s om 4 uur op. Overtuigd dat zy' zichzelf moet opvoeden, en vurig verlangend zich te ontwikkelen en haar geest te beschaven, zondert zij eenige uren at, om de beste Engelsche schrijver* te bestudeeren. By' het uitreiken van het einddiploma aan het conBervatoire, moeten de leerlingen in het publiek spelen. Toen Marie Hall zich deed hooren, werd zy' vyf en-twintig maal teruggeroepen. Zij heeft reeds eenige concerien gegeven met haar accompagnatrice, mej. Vojaoek, een Boheemsche dame, die met Sevcik's beste leerlingen rondreist. Zy' wil de steun worden van haar arme ouders. >Vader en moeder moeten Teddy heelemaal aan my afstaan," zegt Marie, »ik zal goed voor hem zorgen, hy is zoo'n zwak kereltje, ik zal hem opvoeden en vioolles geven want Teddy is vél knapper dan ik." Eenige weken geleden, is Jan Kubelik in den echt verbonden met een Hongiarsche dame, te weten, een jonge weduwe, gravin Marianne von Ctiiky?Steil. * ? Dr. Margit Genersich is in Oostenryk de eerste vrouwelykn chirurg. Dusverre hadden geen vrouwen zich gewaagd op uitsluitend chirurgisch gebied. Dr. Margit Genersich ia als assistente aangesteld by' de chirurgische kliniek te Budapest. * * Nederland bezit zyn tweede vrouwelijke advocaat. Mej. Van Dorp is in de rechten ge promoveerd. Zij volgt de baanbreekster, mej. A. E. Kok, vrij wel op den voet. Ook mej. Van Dorp wenschen wy een aangenamen werk kring en vlotte praktijk. Wie zal onze derde vrouweiyke rechtsgeleerde zyn? Verlangend zien wy naar haar uit. * * Feitelyk is de hedendaagselie mode een be1 minnely'ke gebiedster. Hatir dienen is niet l moeilijk. Zij is veelzijdig ontwikkeld en onbe krompen van opvatting. In alles schept zy behagen. In alles. Mits dit onbegrensde van goeden smaak getuige. Draagt wat gy wilt. Zorgt echter, dat wat gij draagt, u goed staat. IOp het gebied van herfstmantels zyn kleine, korte, grocie, lange, ruime, getailleerde mantels allemaal even modieus. Is dat niet heel «Hm ', rekening houden met ieders gestalte? Z*lh zy'n rauwe monwen nieuwerwetsch ! Hoe man de woelig en zwierig gegarneerde japonmouw j zonder letsel in die kokertjes moet wringen, \ laat de «aimable souveraine" ook aan ons beleid j over. Er is groteske tegenspraak in die nauwe j mantelmouwen en omslachtige japonmouwen, alevel daarvoor is de mode een vrouw, om met zichzelf in contradictie te zy'n l CAPRICE.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl