Historisch Archief 1877-1940
No. 1369
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD YOOR NEDERLAND.
Persoonlek heb ik dit geval nog niet waar
genomen, ook nooit de proef genomen of
zelfbestuiving bjj Pelargonium effect heeft; ik heb
te weinig tjjd voor zulke omslachtige proef
nemingen, die, ais se wat beteekenen zullen,
«eer veel voorzorg en attentie vereischen.
Misschien is er .onder mijn lezers iemand
die tijd'en lost er voor heeft.
Ook moet die dan eens Opletten of het
door de ervaring bevestigd wordt, dat de rpode
knopjes langs den bloemsteel werkelijk dienst
kunnen doen, om mieren, of ander op zoetig
heid belust goed, buiten de bloem te houden
of te voorkomen, dat de honingkelder wordt
aangeboord", gelijk büde O.-I. kers zoo vaak
geschiedt.
Die roodgeknopte haartjes heeten
eztraflorale nectariën, dw.z. men beschouwt ze ah |
hpningvoortbrengers; ze zouden door honing te
bieden, zy 't ook in geringe hoeveelheid, zulke
bezoekers of ongenoode gasten afkoopen van
een rooftocht in de bloem, die daar toch geen
bestuivingsdienst kunnen verrichten, dus niets
dan last en schade zouden veroorzaken. By
andere wilde planten heb ik vaak vleugellooze
insecten (dat zyn meestal geen bestuiven) op
de extra-florale nectariën betig gezien, maar
Pelargoninms zyn uitheemsche planten en de
biologie van een bloem, kan slechts volledig
bestudeerd wo. den op de plaats, waar de plant
in groote hoeveelheid in het wild groeit.
E. HEIMANS.
CORRESPONDENTIE.
6. te A. Ik zal een myrthe takje met bloem
voor u zien te krijgen.
S. v. S. Jean d'Ardennes" kost ?1.50 per
deel (3 deelen), de kaarten zyn te klein en
daardoor by'na alle onduidelijk. Yan Gilbert
White's Selborne kreeg ik juist een mooie geïll.
editie in handen van ?3.90.
J. B. H. te Apeldoorn. Uw zoon heeft gelijk;
niet by' alle tweeslachtige bloemen is
zelfbestuiving mogelijk. Ik zal er nog wel meer
voorbeelden van geven.
iiiimiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiHMiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiimiiiiiiiHiiiiiiiiitiGiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
Fijnste Bouillon.
Door alleen op de
MAGGI'8 ConsomméCapsules
kokend water te gieten, zonder andere toevoegingen, verkrijgt
men oogenhlikkelyk een fijn smakende krachtigen Bouillon.
Een Capsule voor 2 groote koppen Bouillon 12 ets.
binnenste Tubes
lllllllllllllllllllimillllllllllllllllllMIIIMlIIIIIIIIHIIIIIIIMIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIHHIMMMIHIIIIIHMIIIM
llmlIMIIlmlIIIIIIIIIIMIIIHIIIIlmillllllllMIIIIIIIMlIllllmlIllmlIIIIMIIMIIIIIIMimlIIIIIIIMIIMmmimlIlllllmiimilllml
DAMEjS.
Verslag oyer 1902 m het comitéToorte wetten
De jaarlijksche bestuursvergadering van den
Internationalen Vrouwenraad had dit jaar
plaats te Dresden van 17 tot 20 Augustus.
Onder de verschillende verslagen, die er werden
uitgebracht, was zeker een der belangrijkste
dat van het comitétot onderzoek der wetten,
de vrouw en het kind betreffende, in verschil
lende landen. Het werd uitgebracht door de
presidente van het comité, Frau von Beschwitz
en in den aanhef herinnerde deze er aan, dat
het comitévoor de wetten, waarin voor ieder
der aangesloten Nationale Vrouwenraden ne
afgevaardigde zitting heeft, (voor ons land
mevrouw Boddaert-Schuurbecque Boeye), in
1899 op de groote vijfjaarlyksche vergadering
te Londen is opgericht met het doel om een
vertronwbaar overzicht te verkrijgen van het hier
sterker, ginds zwakker, maar bij alle cultuur
volken duidelijk waarneembare streven, om te
komen tot afschaffing van de marit&le macht,
het zoogenaamde mundium, eo van de daar
mede samengaande economische en zedelijke
afhankelijkheid der vrouw. Daarnaast wilde
men, door kennisneming en onderlinge verge
lijking van aller pogingen, aanvankelijke teleur
stellingen en mogelijke latere resultaten, den
moed en het vertrouwen gaande houden by de
vrouwen van alle natiën in haren
onvermydely'ken strijd ter verkrijging van volle rechts
persoonlijkheid.
Drie jaren, berichtte Frau von Beschwitz
verder, heeft het comiténu gearbeid; maar
daarbij bevonden, dat het beoogde doel slechts
stap voor stap en voet voor voet te bereiken
is; dat de wetgeving bij ieder volk wortelt in
algemeen gangbare opvattingen, die zich slechts
langzaam vervormen en ontwikkelen kunnen;
en dat in den regel eene verbetering in den
maatschappeUjken toestand der vrouw aan iedere
verandering van burgerlijk rechterlijke bepa
lingen pleegt vooraf te gaan. Indien derhalve
het comitézijne berichten beperken wilde tot
enkel mededeelingen van veranderingen in het
familierecht tot stand gekomen, zoo zoude het
van de meerderheid der aangesloten Nationa'e
Vrouwenraden weinig of niets te berichten
hebben. Daarom heeft het zich tot taak gesteld
alle gegevens te verzamelen, die de rechts
positie der vrouw in het algemeen betreffen,
of wel blijk geven van den gestadig
toenemenden invloed der vrouw op de wetgeving.
Zoo ia het reeds van aanbelang te vernemen,
dat in Canada door den gemeenteraad van
Toronto een wetsontwerp werd ingediend, om
vrouwen, gehuwd of ongehuwd, voor zoover zy
aan den gestelden belastingstandaard voldoen,
het kiesrecht voor den gemeenteraad te
verleenen, en dat dit ontwerp wel niet aangeno
men, maar toch commissoriaal werd gemaakt;
terwijl te Quebeck op initiatief van den
Montreal Local Council of Women" eene wet is
aangenomen, waarbij dit recht den vrouwen is
toegekend. Ook werd daar eene wet aangeno
men, die het verbod van kinderarbeid in
fabrieken van 12 tot op 13 jaar verhoogt. Een
ontwerp, ingediend om te Montreal de huizen
van ontucht onder politietoezicht te stellen,
werd verworpen op aandrang van tal van
vereenigingen, die een krachtig protest
aanteekenden tegen eene dergelijke pfficiëele sanc
tioneering van het kwaad. In Britscb Culumbia
neemt de Local Council of Women" maat
regelen ten gunste van een wetsontwerp inge
diend om den vader aansprakelijk te stellen
voor het onderhoud van zyn onwettig kind.
In Zweden zijn in het verloopen jaar voor
en door vrouwen groote dingen tot stand ge
bracht. Het familierecht aldaar werd geregeld
büeene wet van het jaar 1734 De laatste
jaren brachten hierin tal van belangrijke wij
zigingen. In 1874 verwierf de gehuwde vrouw
het recht van beschikking over haar eigen
verdiend loon en over het vermogen, dat haar
b\j huwl\jkscontract of bij erflating toekwam.
Bij eene herziening der huwly'ksverjnogenswet
in 1898 werden nog verschillen de veranderingen
in gelijken zin aangebracht. Het vorige jaar
werd den Rijksdag een wetsontwerp voorgelegd
ter verbetering van de wet op de echtscheiding;
het werd toen verworpen; maar in Januari
1903 opnieuw ingediend en aangenomen. Ook
werd in diezelfde maand by beide Kamers der
Volksvertegenwoordiging in behandeling geno
men een wetsontwerp tot opheffing van de
maritale macht; deze zaak is nog hangende.
Aangenomen werd in den Rijksdag eene wet,
waarbij ook gehuwde vrouwen, (ongehuwde
waren het reeds sinds lang), benoembaar wor
den verklaard in armbesturen. By het arm wezen
is nu eene vrouw aangesteld voor het toezicht
op uitbestede zuigelingen; zes vrouwen zijn
werkzaam bij het Rykstoezicht op weeshuizen,
tehuizen voor vrouwen en meisjes, toevluchten
voor onbehuisden, oude mannen- en vrouwen
huizen, enz., enz. Tegelijkertijd werd besloten
tot de aanstelling van inspectrices bij het
fabriekswezen. Het belangrijkste echter, meent
Frau von Beschwitz, was in 1902 in Zweden
de sterk toenemende beweging voor vrouwen
kiesrecht Reeds in Januari 1899 richtte de
Frederika Bremerbond eene petitie ten gunste
daarvan tot den koning; maar te vergeefs.
Toen in het voorjaar van 1902 de regeering
den Rijksdag een wetsontwerp voorlegde, waarbij
het kiesrecht der mannen aanzienlijk werd
uitgebreid, werd die gelegenheid aangegrepen
om opnieuw op te komen voor het recht, dat ook
de vrouw, als zij aan dezelfde voorwaarden, die
den man gesteld worden, beantwoordt, toekomt
om de leden der Tweede Kamer te kiezen.
Het ontwerp voor vrouwenkiesrecht, gesteund
door een petitionement van duizenden vrou
wen, werd in de Eerste Kamer eenstemmig
verworpen; in de Tweede Kamer waren 63 stem
men voor, 116 stemmen tegen geweest. Ver
schillende vereenigingen voor vrouwenkiesrecht
hebben zich tydens deze campagne krachtig
ontwikkeld.
In Engeland werd in het jaar 1902 veel
gedaan om den maatschappelyken arbeid der
vrouw te organiseeren; en werden verschil
lende wetten uitgevaardigd om de rechtspositie
der vrouw en van het kind te verzekeren. Zoo
werd de drankwet in dier voege gewijzigd, dat
voortaan een beschonkene, die een kind onder
zijne hoede heeft, dubbel strafbaar is; en ver
slaafdheid aan den drank wettige reden tot
echtscheiding oplevert, beide voor den man en
voor de vrouw. Met l Januari 1902 trad eene
wet in werking, waarbij verkoop van sterken
drank aan kinderen, anders dan in gekurkte
en verzegelde flesschen, straf baar is; ook is
strafbaar het opzettelijk zenden van kinderen
beneden 14 jaar naar plaatsen, waar sterke
drank wordt verkocht. In tweede lezing kwam
eene wet, betreffende het recht tot echtschei
ding op grond van echtbreuk, mishandeling,
tuchthuisstraf en krankzinnigheid: de legiti
meering van kinderen, wier ouders eerst na
de geboorte daarran huwen, en de wettiging
van het huwelijk van den weduwnaar met de
zuster zy'ner overleden vrouw. Het werd ver
worpen. Het aandeel der Engelsche vrouwen
aan het schooltoezicht is verminderd. Sedert
1870 hadden zij zitting in de School Boards
op gelijken voet met de mannen. Büde nieuwe
onderwijswet van 1902 zyn deze School Boards
ondergeschikt verklaard aan boven hen staande
County and Borough Councils", die uitsluitend
uit mannen bestaan. Volgens diezelfde wet
moet echter in iedere School Board minstens
n e vrouw zitting hebben. Een ontwerp voor
vrouwenkiesrecht werd andermaal door het
Parlement verworpen, alsook verschillende kin
derwetten, The Women's Local government
Society" blijft niettemin onvermoeid voortgaan
de aandacht van den wetgever te vestigen op
het onlogische der ongelykheid van man en
en vrouw voor de wet, en zoo eene kentering
der dingen voor te bereiden.
JOHANNA W. A. NABEB,
Afgev. voor Nederland in het Pers- Comit
voor den Int Vrouwenraad.
(Slot volgt.)
Jong-leyen,
door VKOÜWKE.
Nazomer. Klamme nattigheid dringt loom
door, bekleft warm de woningen, maakt 't
toeven in huis tot 'n obsessie, 't loopen buiten
tot 'n kwelling.
In 't atelier z wee ten de vingers der
traagwerkende naaimeisjes; 't wil niet met den
arbeid. Een oef!" hier, diep zuchten ginds,
't geeft geen opluchting, 't Venster, wyd-open
naar de binnenplaats, laat niets door dan warme
klammigheid.
't Is of je in 'n fabriek bent", zucht er
een; as ik me zus afhaal uit de
stoomwasschery', dan komt je daar net zoo'n benauwde
nattigheid tegen", beweert 'n ander.
't Is nog 'n meevallertje, dat 't Zaterdag
is, en 'n stille week", doet nu de
atelieropzichteres: laa'k es kyke: die reisjapon van
mevrouw Bek, die komt af, dan heb je nog 't
bloesje ?an juffrouw Verschoor; daar motten
niks meer als de sluitknopjes en de oogjes an,
en 't ceintuurband mot vast gezet worden.
Dat doe jy, Fietje", tot een aankomend meisje,
dan", vervolgt ze, 't costuum van mevrouw
Bruins, dat kan óók met 'n uur klaar", bemerkt
een der oudste naaisters, op de
ophangkettinkjes na aan 't jak en de lussen aan den
rok".
Das 't werk van Wiesje".
Wiesje, 't jongste leermeisje, bleek, armoedig
wezentje, met stug, ongelyk haar, in geelige klit
samenhangend in den diepen kuil van d'r
tanigmaagren nek, Wietje met ietwat scheef-gerugd
lijfje van niet-uitgegroeid kind van veertien,
dat honger heeft, altijd-door honger, Wieije,
't oudste van zeven, is opgeschrikt by 't hooren
van d'r naam. Zeker was ze ingedommeld- God,
ze bad ook zoo'n slaap, dat loome weer, en dan
van nacht, van nacht was vader weer zat naar
huis gekomme, ha i ie m >eder geranseld, beestig,
beestig. En as zy' en Jan zica hebben gedron
gen tusschen hem en moeder, toe hét-ie Jan
getrapt, dat-ie van ochtend nog half lam was,
en hy', as-ie op most voor zen winkel, huilde
van py'n. Haar had-ie tegen de vlieringdeur
gesmeten, maar toen was ie toch ook op geweest,
heelemaal op, en toen was-ie naar de vliering
gestempeld, 't Was je r.achie wel gewees! ...
Wiesje keek nog alty'd half-wezenloos
Kind, wat sta je me toch an te gape, kom
je nooit klaar met die paar ongelukkige
haakies." De atelier-opzichteres was gén o i vrien
delijk menscb, maar ook baar maakt dat
weeklamme in de kamer, die zwaar zwoele lucht,
komend van 't binnenplaataje, gemelijk, en ze
zag, zag duidelyk, dat Wiesje geslapen had
As je zödoorgaat, ben je daarmee nog
niet eens klaar as de rok van mevrouw Bruins
zoover is en die moét om zes uur k aar, en
dan zal jy dat costuum moeten wegbrengen,
Fritz moet de andere kant uit, naar Duinoord.
Er is niets an te doen" vervolgt ze, als ze
Wiesje's hulpeloos benauwd gezichtje ziet;
Fritz kan niet van bikboord naar bakboord op
n avond met de groote doos Er staat niks
anders op dan dat jy gaat met de kleine doos,
of jy, Fietje, zou 't fooitje willen verdienen."
BÜ't woord fouitje" is 't alsof er leven
komt in de dof slaperige oogen van Wiesje. Op
eens zit ze recht, wakker is ze nu, heelemaal
wakker, dat ne woord heeft haar wakker
gemaakt... 'n fooitje, dat zal ze moeder
meebrengen ; dat helpt weer, al is 't maar wat,
by' de huishuur. Ik zal zelf wel gaan, juffrouw,
't is ommers in de Carpentierstraat ?"
Ja, in de Carpentierstraat, maar as je niet
vort maakt, met die haakies, dan komt de rok
niet eens klaar."
Ze zit nu in n spanning te naaien. Wel
moet ze telkens weer de naald door het haar
halen, omdat ie zoo piept van der klamme
handen, maar dubbel gauw gaat-ie dan weer,
om 't oponthoud in te halen.
'n Fooitie l... misschien wel drie stuivers,
nou, as moeder dan van vader d'r vy'ftien
krijgt, dan benne er toch achttien stuivers by
mekaar, daar zal de huisbaas dan wel weer
voorloopig mee te sussen zy'n, en hoeft moeder
niet in doodsangst te zitten, dat-ie der
kommende Maandag deruit laat zette. Of as 't is
'n kwartje was ... 's 'n kwartje ... dan kreeg
moe vier stuivers en ze kocht 'n krentebroodje
voor kleine Mie en voor d'r zelf, dan hield ze
nog 'n cent over, dat's juist voor 'n tol voor
Dirk. Zoo'n versch warm krentebroodje van
de fabriek... hé, as 't is 'n kwartje was l
Nou... voor 'n dubbeltje wil ze óók nog de
weg maken, al is 't 'n hél eind, van de Bierka
na de Carpentierstraat en dan met die doos ...
Fritz kry'gt de groote, maar de kleine scheelt
niet veel; die is al net zoo zwaar, en die
draagt nog lastiger omdat er 'n touw in plaats
'n riem an is ... 'n dubbeltje 't is »el niet
veel... maar as moeder vijftien stuivers kan
krygen van vader .. . Vy'ftien stuivers van zes
gulden, 't is toch al min genoeg.
Wat moste ze beginne, as moeder niet nog
d'r boojewaschjes d'r by' had. en Fritz z'n acht
en veertig stuivers niet zömaar overgaf, en
moeder haar vijf en twintig niet kreeg...
Misschien kreeg ze toch 'n kwartje .. . nou ...
dan mocht 't weer ook mieserig zyn, ze zou
anstappen hoor, om naar huis te komme...
Ze betrapt zich weer op indommelen . . .
angstig ky'kt ze op, of niemand wat gemerkt
heeft. Nieuwe inspanning weer, om toch wakker
te blyven en flink door te werken. Kom, aan
niks denke nou, as an 't werk...
De haken zitten, juffrouw." Wiesje staat
op en gaat naar de juffrouw.
Nou ... 't had nog wel wat netter gekend,
maar allo, 't gaat. Gauw nu 't kettinkje en de
lussen."
Het laatste uur gaat snel in bard werken
voorbij. Klokslag zes staan de werksters op. De
jongste meisjes hebben het atelier nog op te
ruimen, de snippers in de daarvoor bestemde
zak te doen. Intusschen worden de stukken, die
ter aflevering gereed zy'n, door de atelier-op
zichteres geperst. Met een half uur is alles
gereed. Fritz en Wiesje nemen ieder hun
spanen doos. Zorgvuldig legt de juffrouw de
kleedingstukkeu daarin neer. Niet schudden,
Fritz. .. voorzichtig, Wiesje..." Ze ziet, hoe
de grootte der beide doozen buiten verhouding
btaat tot de zwakke schriele lichaampjes van
die twee, die ze torschen moeten langs langen
weg; van daar haar waarschuwing.
Steeds nog glibberig is 't op straat en nog
zy'gt zoele motregen neer. Moeilyk houdt Wiesje
zich in evenwicht, slepend langs gladden
ongelyken weg haar veel te zwaren last.
Langzaam, hél langzaam gaat 't. Reeds
meer dan half-donker is 't als ze aanschelt in
de Carpentierstraat. Complement ?an juffrouw
Treffer en daar is de japon". Half r.og buiten
heeft 't kind 't, als de deur van 't bovenhuis
is opengetrokken, er in horten uitgebracht: ze
is buiten adem.
O, breng maar boven in de doos", 't Is de
dienstbode die de order geeft, niet achtend de
nietigheid van 't kind en de zwaarte der vracht.
Wiesje staart even weer hulpeloos; ze kan
niet, n* dien langen weg, nu nog die trappen
op. Kom, klinkt 't nu van boven aan de
trap, kom, as je 'm boven brengt, zal ik 'n
goed woordje voor je doen".
Wiesje begrypt; van 't al of niet naar boven
zeulen, hangt 't fooitje af. In gosnaam dan ;
't kind spant zich bovenmenschelijk in, vóór
de laatste vier treden kan ze heelemaal niet
meer; de boel zou ze laten vallen .. . maar
fluks nu vat de dienstbode de doos en veilig
komt ze boven. Wiesje blijft boven aan de
trap uithygen ; de dooa wordt door de
dienstboee binnengebracht. Ga maar even oy de
trap zitten" zegt nu deze, als ze van uit de
kamer naar haar keuken gaand, 't aemaehtige
kind ziet staan. Ga maar hier op de trap zitten ;
't zal nog wel een poosje duren eer jt! wat
hoort; de japon moet eerst worden gepast."
Het duurt lang, hél lang, Wiesje denkt dat
ze haar vergeten hebben, maar... ze moeten
de doos toch teruggeven, die kan hier toch
niet blyven. Wér wacht ze 'n poos. Eindelijk
laat ze 'n zwak kuchen hooren, met 't hoofd
naar de keuken gericht.
De dienstbode hoort 't en begrijpt. Ja
schaap," komt ze naar de trap, ze laten je
lekker wachten ; ik zal es tikken". Het tikken
helpt; de dienstbode wordt binnengeroepen,
de doas kan terug; 'n dubbeltje wordt baar
voor 't meisje gegeven.
Ze heeft zoo lang zitten wachten; 't is al
zoo Isat," waagt ze te zeggen. Nou, hier dan!"
Voor 't kleine zilverstukje komt een ietwat
grooter in de hand van 't meisje.
Nou. zie es, ik heb me best voor je gedaan,"
zegt ze, als z<j Wiesje de doos overreikt, kijk
's 'n kwartje heb ik voor je."
Ken dankbaar lachje, een naar vroolykheid
zwemmend daak u wel", dan laat ze't kwartje
in de dooa glijden en duwt die zorgvuldig dicht.
Zoo snel 't kan, gaat Wie.-je de trappen LU
af, voorzichtig de doos sleepend langs de treden.
De deur goed toe l" wordt haar door de
dienstbode nageroepen. Het gaat niet vlug de
doos er uit te krygen; de wind heeft met den
avond zich gevoegd by' den nu ook sterker
neer pallenden regen; de wind houdt de deur
tegen. Het is bar vlak daar in de Carpentier
straat, wind en regen ze hebben er vry spel:
aan ne zijde slechts is de straat bebouwd,
aan den anderen kant is vlak land, vergaande
en zonder boomen. Tweemaal beproeft 't kind
de doos aan 'a. arm houdend, de straatdeur
toe te krygen; 't lukt niet. Dan maar neer
zetten de doos, die wordt dan wel modderig
van onder, en ze bederft d'r goedje, maar God
't gaat niet: nóg eens geprobeerd ; 't wil niet.
Wacht, klein ding, ik zal helpen,
mot-ietoe?" 't Is een werkman, die toevallig langs
de huizen kan t loopt.
Dat tobben heeft 't moeie kind danig afge
beuld ... daar ginds daar gaat de tram, daar
mee kan ze tot 't Plein voor 'n dubbeltje...
'n Dubbeltje, dan houdt ze maar drie stuivers
over ... en as de huisbaas niet tevree is met
achttien stuivers.. . negentien is altijd toch
meer ... De tram laat ze voorbygaan ; ze gaat
moeilyk over de rat-slykerigen trottoir; af en
toe verwisselt ze van draagarm, maar met de
linker gaat 't alty'd nog moeilyker dan met de
rechter! Ze gaat de straten 'ellen: de kerk
is al achter de rug, nu de Wilhelminastraat,
dan 't Emmapark .. 'n Kwartje . .. zou ze op
de Heerengracht by Kaiser der twee
krentebroodjes koopen ... neen, by' de bakker waar
moeder d'r brood haalt. Kaiser is wel 'n lek
kerder winkel, maar de Rijnstraat is t ader ...
Neen, niet bij Kaiser, de Rijnstraat door, daar
is 't ook niet zoo druk ; dan de Uüeboomen
en dan is ze gauw op 't Zieken en op 'tholüe.
De doos hoeft niet meer terug, had de juffrouw
gezegd; ze waren niet t'buis vanavond. Eerst
dan de doos t'huis neerzetten en niks eerst
an moeder zeggen, an niemand niks. Vader ...
die is toch zoo vroeg niet t'huis, die zit toch
nog in de kroeg ; dan gaat ze stikem eve weg
en haalt d'r twee krentebroodjes. . . nou die
kanre wel in viere. .. en de tol. . . en dan legt
ze d'r twee dubbeltjes neer voor moeder.. .
en de tol voor Fritz.
Ze is i aan den Schenkweg. Hè, daar staat
ook 'n stoomtram, da's toch niet die van
Schevecingen ? Och kom! 'k geloof 'k slaap al, ik
ben toch ee.-st an de Schenk... 'n Hevige
w'ndvlaag doet haar de hoed over de oogen
glyden, loopend poogt ze met de vry'e hand
die wat vaster op 't hoofd te krygen; wel
lukt 't, maar ils ze de hoek om wil slaan van
de Rynstraat, jaagt een nog feller windstoot
haar het lichte hoofddeksel tot geheel over 't
gezicht. Dat telkens schuiven van dien hoed,
die de oogen haar dan bedekt, die oververmoeid
heid, 't maakt 't kind zenuwachtig, angstig ...
ze voelt zich benauwd, hy'gt naar lucht, is
machteloos de weerspannige hoed op z'n plaats
te krygen ; maar ze strompelt vooit, voort, de
doos aan den arm. Zonder zien, tobbend met
de vry'e hand om de hoed in evenwicht te
houden, acht ze niet op de drukte van aan
komende ry'tuigen, die de juist uit den
buitenlandschen trein gestapte passagiers van 't.
Staatsspoorstation in allerijl stadswaans bren
gen. Z". heelt te veel zich in te spannen met
't vechten tegen wind en regen, 't torschen
van die doos. Op e^r.s : twee, vier
reuzen-lichtoogen vlak voor haar, een helsch gebrul. . .
verward wordt ze, verstyfd van schrik door
dat licht, door dat harde getoeter... ze wil
wy'ken... ze kan niet... ze voelt komen iets
vreeselijks . . . dan 'n val... dan niets meer . . .
In de Maandagmorgen verschijnende bladen
onder de laatste stedelyke berichten":
Tusschen 9 uur en halftien is 1.1. Zaterdagavond door
eigen onvoorzichtigheid een omstreeks twaalf
jarig loopmeisje door 'n automobiel overreden.
Het deerlijk verminkte lijkje is met de toevallig
onbeschadigde kleerendoos, waarin een kwartje,
vermoedelijk een ontvangen fooitje, naar het
politiebureau gebracht, liet kind it reeds door
de moeder herkend."
,Difi soort kinderen zy'n toch alty'd even
onvoorzichtig," hootdschudt mevrouw ; mijnheer
knikt ernst'g instemming ; hy is juist bazig
z'n eerste lleniy Clay aan te steken.
llWUMtlllmlIHIlmMIMnEillHilllMMtlUIIIIIIIHtllllllltllnlIllllmilllllM'
Gelukkig zijn. Marie hall. De eerste
vrouwelijke chirurg in
Oostenrijk-Honqarvje. Wit zal de dtrde sijn ?
Modes. llerfstinantels.
Langs bypnotischen weg wordt onze wil
dikwyla aangezet, om te hulp ta komen in
ziektegevallen. By zenuwzieken is het willen
meestal overgegaan, in willoosheid. Door ziekte,
overspan, ir.pr, verdriet, of vermoeienis wordt
het krachtig willet weifelend, slap, dof. ver
strooid. Wacht l zegt de hypnotiseur, ik zal
door suggestie uw wil wakker schudden, aan
moedigen, versterken, bondgenoot maken van
mijn goede bedoelingen. En, als dntttr itn
Bunde, moet de wil krachtdadig aan den
arbeid gezet worden, en daardoor overwinnen
stoornis der zanuwen, der spijsvertering en
andere akeligheien. Een overtuigd prediker
der suggestie, is een Fransch medicus,
dr Bellard. Mer.schen moet men alles leeren,
zegt hy Niet het minst moet men hen leeren
«gelukkig te zyn." Dat is iets, wat de wind
je maar niet aanwaait. Gelukkig zyn, moet
evengoed aangeleerd worden als lezen, schrijven,
rekenen, paardryden, zwemmen, roeien, enz.
Hy stelt zich voor, lezingen te houden over
»de kunst om gelukkig te zy'n." Gelukkig
onder alle omstandigheden. Een extra
rerhandelin» zal hy houden over het onderwerp
9Gelukkig zy'n, hoewel getrouwd." Dat *hoewel"
is moordend I Getrouwden zullen het verplet
terende van dit ne woord gevoelen !
Ongetrouwden zullen het met een grynslach be
groeten.
Il y a de quoi!
* *
Marie Hall, is de naam der negentienjarige
violiste, van wie wy binnen kort zullen hooren
gewagen. Een muziekaal genie, die op kranige
wy°ze zich heeft gekant, tegen de wanhopende
armoede harer kinderjaren. Als een heldin
heeft zij geleden en gestreden en nu de jonge
kunstenares er is, wenschen wij haar alles goeds,
by' den aanvang eener loopbaan, die schitte
rend belooft te zijn.
Marie Hall werd den 8 a April 1884 geboren
te Newcastle,en werd toen de opera-babyge
noemd. Zij stamt uit een muzikanten-geslacht.
Haar vader, haar moeder en haar oom zy'n
bekende harpisten. Den 8n April van boven
genoemd jaar, trok de familie Hall, met een
rondtrekkend operagezelschap naar Newcastle,
waar opera-baby het levenslicht zag. Vader
Hall wilde van zyn kinderen, 2 meisjes en 2
jongens, harpisten maken. Marietje kreeg op
haar 5e jaar harp-les. Zy vond het afschuwe
lijk, en kroop weg als haar vader het instrument
te voorschijn haalde. >Ik wil viool spelen, geef
me toch een viool" smeekte het kleine ding.
Papa Hall was zoo verstandig, gehoor te
geven, aan het verlangen van zy'n buitengewoon
muziekaal dochtertje. Toen zy acht jaar was,
gaf hy haar vioolles. Een jaar later, wist het
kleine meisje aan een ongelukkig viooltje
zulke tonen te ontlokken, dat de voorbijgangers
op straat bleven stilstaan. Op straat. Helaas !
Zomers, als de theaters gesloten waren, speelde
de familie Hall, man, vrouw, Marietje en n
jongetje, Teddy, langs de huizen, in vestibules
l van hotels en in tingeltangels. Nog is Marie
niet vergeten, hoe ontzettend zy het vond,
met het bakje rond te gaan. Het ontluikend
talent van Marietje had haar eenige vrienden
en bewonderaars bezorgd, die haar uitstekende
lessen lieten geven. Toen zij zestien jaar was,
hoorde zy Jan Knbelik in Londen spelen. Zy was
in extase over zyn techniek en voordracht.
Na afloop van het concert, wachtte zy hem
op. »Mag ik eens voor u spelen ?" Kubelik
schrok een Deetje en vroeg uiterst verbaasd :
»lk geloof niet, dat ik u ken, is 't wel 'l Goed,
kom morgen ochtend in my'n hotel."
Marie bleef den heelen nacht op om te
studeeren en speelde eenige malen, het >D
Minor Concerto" van Wieniawski, het stuk
waarmee Kubelik dien avond de verrukking
zyner toehoorders tot haar hoogste punt had
opgevoerd.
Kubelik zat te ontby'ten met zy'o
accompagnateur. »Toe ! meneer Kubelik, wil u me
accompagneeren ?" De violist was verbluft,
maar voldeed aan haar verlangen. Met tranen
in de oogen omhelsde hy' het bleeke, tengere
kind en zei: »Je moet onmiddellijk naar Praag.
Je moet studeeren onder leiding van my'n
meester, professor Sevcik."
Marie Hall ging naar Dresden, om gauw wat
Duitsch te leeren, want, Sevcik spreekt geen
woord Engelsch. Dank zy' haar fijn ontwikkeld
muziekaal gehoor, had Marie Hall, zelfs zonder
les te nemen, spoedig een mondje-vol Duitsch
te pakken. Toen ging zy' naar Praag, en stu
deerde onder leiding van Sevcik, die haar zyn
>meest begaafde leerlinge" noemt. Achttien
maanden werkte zij aan het conservatoire.
Soms studeerde zy veertien uren per dag, en
stond 's morger.s om 4 uur op. Overtuigd dat
zy' zichzelf moet opvoeden, en vurig verlangend
zich te ontwikkelen en haar geest te beschaven,
zondert zij eenige uren at, om de beste
Engelsche schrijver* te bestudeeren. By' het uitreiken
van het einddiploma aan het conBervatoire,
moeten de leerlingen in het publiek spelen.
Toen Marie Hall zich deed hooren, werd zy'
vyf en-twintig maal teruggeroepen.
Zij heeft reeds eenige concerien gegeven
met haar accompagnatrice, mej. Vojaoek, een
Boheemsche dame, die met Sevcik's beste
leerlingen rondreist. Zy' wil de steun worden
van haar arme ouders. >Vader en moeder moeten
Teddy heelemaal aan my afstaan," zegt Marie,
»ik zal goed voor hem zorgen, hy is zoo'n zwak
kereltje, ik zal hem opvoeden en vioolles geven
want Teddy is vél knapper dan ik."
Eenige weken geleden, is Jan Kubelik in
den echt verbonden met een Hongiarsche dame,
te weten, een jonge weduwe, gravin Marianne
von Ctiiky?Steil.
* ?
Dr. Margit Genersich is in Oostenryk de
eerste vrouwelykn chirurg. Dusverre hadden
geen vrouwen zich gewaagd op uitsluitend
chirurgisch gebied. Dr. Margit Genersich ia
als assistente aangesteld by' de chirurgische
kliniek te Budapest.
* *
Nederland bezit zyn tweede vrouwelijke
advocaat. Mej. Van Dorp is in de rechten ge
promoveerd. Zij volgt de baanbreekster, mej.
A. E. Kok, vrij wel op den voet. Ook mej.
Van Dorp wenschen wy een aangenamen werk
kring en vlotte praktijk. Wie zal onze derde
vrouweiyke rechtsgeleerde zyn? Verlangend
zien wy naar haar uit.
* *
Feitelyk is de hedendaagselie mode een
be1 minnely'ke gebiedster. Hatir dienen is niet
l moeilijk. Zij is veelzijdig ontwikkeld en onbe
krompen van opvatting. In alles schept zy
behagen. In alles. Mits dit onbegrensde van
goeden smaak getuige. Draagt wat gy wilt.
Zorgt echter, dat wat gij draagt, u goed staat.
IOp het gebied van herfstmantels zyn kleine,
korte, grocie, lange, ruime, getailleerde mantels
allemaal even modieus. Is dat niet heel «Hm
', rekening houden met ieders gestalte? Z*lh
zy'n rauwe monwen nieuwerwetsch ! Hoe man
de woelig en zwierig gegarneerde japonmouw
j zonder letsel in die kokertjes moet wringen,
\ laat de «aimable souveraine" ook aan ons beleid
j over. Er is groteske tegenspraak in die nauwe
j mantelmouwen en omslachtige japonmouwen,
alevel daarvoor is de mode een vrouw, om met
zichzelf in contradictie te zy'n l
CAPRICE.