De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 4 oktober pagina 2

4 oktober 1903 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

"?t v DE AMSTEB?I>AMMER WEEEBLAD T OOR NEDERLAND. No.1371 r l in stand worden gehouden waarover eene algemeene dimuie san artillerie-officieren is gesteld, welke het Rijk per jaar ?14,100 kost 3) en waaraan ala toazjchthebbend en administratief personeel /Verbonden zijn: i l luitenant-kdlonel, hoofd, l kapitein-in genieur, hoofdopzichter, (artillerie-officier), ! 4 ingenieurs (artillerie-officieren) opzich ters, 2 boekhouders, 5 schrijvers, 3 teeke- j naars, 7 opzichters en 7 onderopzichters, j die gezamenlijk het Rijk jaarlijks op ?35,750 komen te staan. Ieder onbevooroordeelde zal op deze vragen zeer zeker volmondig »neen" ant woorden. Doch er is meer. Enkel aan arbeidsloon werd voor het maken van bovenbedoelde voorwerpen ongeveer anderhalve ton gouds besteed, on gerekend de kosten verbonden aan andere voordeelen aan het werkvolk toegtkend en die niet onder cijfers zijn te brengen ' als: pensioenbedragen, genees kundige behandeling, enz. :Brecgt men nu hierbij in rekening de kosten der gebouwen, werktuigen, gereed schappen, verder administratiekosten en zoovele andere uitgaven, dan zal zonder twijfel worden toegestemd, dat het Rijk duur uit is door behoeften, grootendeels van zoo weinig aanbelang, onder eigen bebeer te doen aanmaken en herstellen. Bij raadpleging van de lijst der voor werpen ziju er wellicht enkele aan te wijzen waarvoor aanmaak en herstelling in eene Rijksinrichting noodig is. We hebben het oog o.a. op mitrailleurs, affuiten en stoelen voor mortieren en mi trailleurs. Zonder bezwaar zou daarvoor eeue eenvoudige inrichting gemaakt kun nen worden aan de Hembrug, alwaar ook andere artillerie werkplaatsen aanwezig zijn of komen. In deze zou gehandeld kunnen worden als met de geschutgieterij, die l Mei 1904 wordt opgeheven. De overige voorwerpen zouden door de particuliere industrie geleverd kunnen wordtri en de herstellingen onder toelicht van de magazijnmeestera der artillerie of korpscommandauten p'aats hebben. Wat het beheer bij de constructiewerhplaatsen aangaat nog het volgende: De Staatscommissie in zake de veertien ton quaestie heeft in het in 1902 aan H. M. de Koningin uitgebracht rapport o.a. het beheer over die werkplaatsen aan een vernietigende critiek onderworpen. Het ia der commissie o. m. gebleken, dat daarbij evenals bij de overige ai tillerieinrichtingen de gewoonte bestaat om arti kelen, welke niet meer bruikbaar zijn en andere artillerie-behoeften, welke daarvoor in aanmerking kunnen komen en in de magazijnen als buiten model of als onbruik baar zijn ter zijde gelegd, door omwerking voor den dienst te doen geschikt maken, in plaats van die voorwerpen ten bate van het Rijk van de hand te doen. Eén staaltje uit vele zal voldoende zijn om aan te toonen hoe bij de artillerieinriehtingen met dat gebruik wordt omge sprongen: 4) ?Een contract betrof de omwerking van 70.UOO K.G. ijzerrommel ter waarde van ?2030 tot 10.740 K.G. staal en 3G 590 K.G. ijzer tegen den prijs van ?112.77 per 1000 KG. slaal en ijzer of ?5337.40'voor de geheele omwerking. De aanbieding tot keuring mosst ge schieden binnen drie maanden na de dagteekening der goedkeuring van het con tract, dus vóór l April 1001. De om te werken hoeveelheid ijzerrommel zou «onmiddellijk na de goedkeuring van het contract" ter beschikking van de aanneemster worden gesteld. De aanneemster was niet diligent in de uitvoering van het contract ; het laatste gedeelte van de gecontracteerde hoeveel heid staal en ijzer werd eerst in October 1901 geleverd. Maar ook het in ontvangst nempn van den om te werken ijzerrommel geschiedde niet met spoed en ^erd die althans gedeeltelijk aan een andere firma afge leverd top verschillende dagen m clober en November 1901. De gecontracteerde lioevrelheid staal en ijzer was dus afgeleverd vóór dat de hoe-. veelheid ijzerrommel, waaruit dat staal en ijzer door omwerking moest ivorden ver kregen, in haar (f heel ontvangen ivas. De gecontracteerde om werking kon dus geen plaats hebben gehad. De betrokken directie heeft dit feit be vestigd. De Staatscommissie haalt nog tal van voorbeelden aan ten bewijze van het grove onregelmatige beheer en bewijst in den breede op welk ne onverantwoordelijke wijze het Rijk door de gepleegde hande lingen geldelijk wordt benadeeld. Zij stelde bovendien aan twee deskun digen de volgende vragen: » Vraaa 1. Is aan te nemen, dat dezelfde «materialen, die verstrekt zijn, bewerkt »worden teiug ontvangen? «Antwoord. Neen, en uit een metallur»giseh oogpunt niet te verdedigen. » Vraag 2. Kan vooraf met eenige zeker»heid worden geraamd of uit de hoeveel heden oud metaal stellig de gevraagde ^hoeveelheden nieuwe voorwerpen zijn te smaken ? »Atitwoord. Eene dergelijke berekening »zou tot groote moeielijkheden aanleiding »geven. »Vraag 3. Zijn de kosten van eene om»werking van oude metalen tot tieuwe «voorwerpen niet zóó hoog, dat zij daarom »niit aan te bevelen zou zijn? «Antwoord. Ia de gevallen, waarin eene «dergelijke omwerkirg tot de mogelijkhe»den behoort, is zij tevens zeer kostbaar. »Vraag 4. Is er grond voor de onder stelling, dat in de gevallen hieivoren om«schreven, - eenvoudig het oude materiaal «voor andere doeleinden benut wordt en »nieuwe voorwerpen geleverd worden, die «niet van dat oude materiaal zijn gemaakt? «Antwoord. Da. onderstelling is juist; de «handeling uit de contracten voortvloeiende «komt eenvoudig neer op het doen leveren j «van nieuwe voorwerpen waarbij het des- ' «wege verschuldigde wordt voldaan voor «een deel met oud materiaal, voor het »overige in geld." i Staatsinstellingen, welke zich staande moeten houden door handelingen als de voormelde, behooren in een geordenden staat niet thuis. { Aan het beheer kleeft bovendien nog het groote gebrek, dat niemand in staat is den kostenden prijs der voorwerpen te controleeren, waardoor het spreekt van zelf niet de minste waarde kan wor- l den gehecht aan vertoogen om aan te toonen, dat bij de constrüctie-werkplaat- ; sen goedkpoper gewerkt wordt dan bij particulieren. l De Staatscommissie toont dit in haar ' rapport duidelijk aan eii zegt in het al gemeen : 5) ' »Het Rijk heeft kostbare inrichtingen «voor den aanmaak van verschillende «artillerie-benoodigdheden; daarvoor wor»den jaarlijks belangrijke tommen teiege-, «gestaan. De Begrootingswetgever het ft «dus h«t recht te weten of die inrichtin»gen aan hare bestemming beantwoorden, »en de daarvoor toegestaLe telden nuttig «worden besteed. De Begroot ing nieiet dus «zoo worden ingericht, dat duidelijk blijkt «waarvoor door den wetgever de gelden «worden toegestaan, opdat later uit, het «Verslag van Staatsuitgaveu gemakkelijk «kan worden nagegaan, (f het werkplan «is uitgevoerd, dan wel of een deel der «toegestane gelden voor andere doeleinden »is aangewend." Neemt men bij hat vorenstaande in aan merking, dat niettegenstaande e;en zwerm van opzichters, pot tier», enz. bij de artillerie-inrichtingen in betrekking is, niet belet schijnt te kunnen wurden, dat daarbij jaren achtereen belangrijke elief'stalleii vaa materieel en brauelstoff'en plaats vinden C), danjs naar onze meei ing, in 's Rij ka belang, da tijd gekomen tot opheffing van althans niet bepaald noodzakelijke werkplaatsen. Het zou wij erkennen tiet gaarne?? een zware slag v<j x hat wipsn. der artil lerie zijn, indien tot de opheffing van ge noemde Constructie werkplaatsen werd be sloten. Niet alleen toch zouden daardoor hoofd- en verdere oifuieren minder noodig zijn, maar ook vooreleelige, rustige en ge wilde betrekkingen zouden voor de artil lerie-officieren verloren gaan. Ojk werklieden zouden daardoor in moeieiykheden geraken. Dat we dit bezwaar ten volle gevoelden kan daaruit blijken, dat efoor ons werd aanbevolen de opheffing der Constructiewerkplaatsen geleidelijk te ele>en geschieden, i waardoor de toe te brengen schade althans ! dragelijker zoude worden. Hoe zwaar bet e ffcr, dat gebracht zal moeten worden, intusscheu ook me>gezijn, het kan ons i>iet weerhouden nogmaals met aandrang de opheffing aaa te bevelen in het belang van de reeds zoozeer be zwaarde belastingschuldigen. Onze hoop blijft nog a l tijel gevestigd op d«n Minister van Oorlog Bergansius die, door de opheffing van reeds ne over bodige artillerie-inlichting (de Geschutgietenj), heeft geloond het algemeen Rijksbelang hoog te stellen. * * * 1) Vergelijk No. 1307 van dit weekblad. 2) Latere opgaven zijn nog niet verstrekt. 3) bze directie voerr, het algemeen toez ebt ovrr tl de aitiüerie-inr'chtingen. 4) Veru'elijk bladz. 272 van het rapport. 5) Vergelijk blad?. 2(17 van het rappor'. C) Vergelijk de persberichten over liet gebeulde aan da inr.cLtingeu te Hembrug en te 's-Grave. hage. De begrootingsjaclit In de eerstvolgende maanden zal dat gedeelte der Wetgevende macht dat, volgens de Grotdwet, heet het Nederlandsche Volk te vertegenwoordigen en wij bedoelen speciaal de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal zich bezighouden' althans zich behooren besig te houden mtt het onderzo'k en daarna met de behandeling van de aangeboden Begroe tingen voor het diensijaar 1904. Bij deze jaaili.ks lerugkeerecde bezig heid doet zich ook bijoa jaarlijks een eigenaardig verschijcsel voor. Als het jaar reeds bijna ten einde spoedt December dus reeds eenige dagen oud ia dan blijkt dat nog een belargrijk deel van de Begrooticg op behandeling wacht. Dan doen zich de eerste waarschuwingen uit den mond van den voorzitter hooren: «ik zou de geachte sprekers in overweging «wecschen te geven zich zooveel mogelijk «te bekorten." De dagen fpoeden zich voort; de waar schuwingen worden dringender: »wegens »den niet snellen gang onzer werkzaam«heden zal ik (voorzitter) wellicht genood»zaakt zijn voor te stellen hetzij morgen, «hetzij overmorgen, hetzij op b ide dagen «ook des avonde te vergaderen." Htt dreigement met eene avondzitting; het helpt ietf. Evenwel : de Kerstdagen komen in het zicht en weer klinkt des voorzitters waar schuwende stern : »de dagen, die ons van «Kerstmis scheiden minderen snel, doch »het door ons te verrichten werk mindert «slechts weinig of niet. De hoop, dat terug»komst dadelijk na Kerstmis L iet noodig «zal zijn, is reeds zeer flauw." Dat helpt gewoonlijk afloende. De hamer van den voorzitter kent bijna geen rust meer. Aitikelen, loopende soms over belangrijke bedragen, worden zonder dis cussie aangenomen. Enkele leden maken er hun werk van om elk .medelid, die het waagt nog het woord te vragen en te voeren, door het toewerpai van booze blikken te herinneren aan des voorzitters waarschuwing ; en juist voo* Kerstmis is de Kamer met het Bjgrootingswerk . .. gereed. Onparlpmentair spreekt; men dan van »liet afn ffalen van da Begrooting tegen «Kerstmis.'' i De Ka-meroverzichtschrijvers, dan voprloopig gekomen aan het einde van eene serie Kameroverzichten, laten dan gewoon lijk niet na te wijzen op dit treurig ver schijnsel. Maar, het kalf is verdronken, nu men den put zou willen gaan dempen. Het komt ons PU eens beter voor een waarschuwend woord vooraf te doen hooren. Hoe kan nu aan elk onderdeel der be- < grooting eene behoorlijke behandeling worden verzekerd, daarbij uitgaande van de ver- ! onderstelling, dat eene indiening van de begrooting vroeger dan nu geschiedt, niet is aan te bevelen en dat het gewenseht i (verplicht) is om met de behandeling ?> óór ' de intiede van het nieuwe diensijaar gerwd te zijn ? i Ziedaar de vraag, waarop het antwoord gezocht moet worden. De oplossing, ten vorigen jare door een l der geachte afgevaardigden aan de hand i geduan ter verzekering van eene b"tere behandeling van de begrooting voor Sariname en Curse;ao (behandeling onmiddellijk na de Indische begrooting) baat het gebeel ; niét: er zullen dan weer andere onder- '? deelen der Staattbegrooting zijn, die bet ! met eene stii fmoederlijke behandeling zullen ' moeten stellen. O.)k een tweede middel: het wijzigen van de volgorde der behandeling der ver schillende hoofstukken der Staatsbe- j grooting lielpt niet afdoende. Het middel , zou vooral dienstig zijn om niet steeds j dezelfde hoofdstukken te doen lijden onder den tijdnood. Maar daarenboven zou bij velen s/root bezwaar bestaan om Hoofd stuk VI (Marine) en Hoofdstuk VIII (Oorlog), waarbij zulke groote uitgaven betrokken zijn, vluchtig te behandelen. j Een derde middel het terugbrengen j van de »Algeiueene Beschouwingen1' over | het beleid der Regeering en den stand van de politiek, naar de behandeling van het Adres van Antwoord op de Troo.irede, zooals vroeger plaats vond kan ook niet aanbevelenswaard genoemd worden. De redenen, die indertijd voor deze wijiiging hebben gegolden, hebben nog niets van hun geldigheid veiloren. Het vierde middel zou wezen: meer zwijgen en korter spreken. Dit, middel zou zeker helpen : gaat men de Handelingen der Tweede Kamer rui, dan blijkt, dat vele sprekers men vindt ze onder alle partijen zich zouden kunnen bekorten ; ja, soms ze'fs zou het gesprokene ongezegd gelaten kunnen zijn. Misschien is in dit oplicht verbetering te verwachten; maar het zal voorshands misschien juister zijn, als men zijne verwachtingen ten opzichte van dit middel niet te hoog gespannen houdt. Naar het voorkomt is er echter nog een middel om aan de verschillende onderdeelen der b 'grooting eene grondige be handeling te verzekeren : Met de openbare behandeling der begroo tingen vroeger te beginnen. Alvorens dit toe te lichten, zij mede gedeeld hoe de loop van zaken in 1902 geweest is. Na opening der zitting op Dinsdag 10 September 1902 weril de Indische bpgrooting en een paar dagen later de S'aat?begrooting bij de Tweede Kamer ingediend; de begrootingen werden daarna in de afdeelingen onderzocht dit vereischt niet veel lijd. Op grond van de opmerkingen, in de af'deeliugen gemaakt, stelden de velschillende commissiën van rappoiteurs de voorloopige verslagen samen dit vereischt meer tijd. 24 October 1902 verscheen het eerste voorloopig verslag, dat der Inditche begrooting, een lijvig stuk werk. 13 November 1902 zond de Minster van Koloniën zijne Memorie van Antwoord betreffende de Indische beprootirg bij de Tweede Kamer in, en 19 November werd een aanvang gfmaakt met de openbare behindeling dier begroeting, die gevolgd werd door de behandeling der Staatsbegrooting. Nu rijit de eerste vraag: hadden de genoemde stukken niet vlugger kunnen verschijnen ? Daartegenover dit. De schrif telijke voorbereiding voor de behandeling der Indische begrcotirg is, zonder twijfel, een omvangrijk werk. omdat die begrooting alles omvat: zoowel Binnenlandsche Zaken en Justitie, als Fiuaric en, Waterstaat, Oorlog en meerdere. Nu staat volstrekt niet vast, dat bij gebleken noodzakelijk heid de Memorie van Antwoord niet eenige dagen eerder gereed had kunnen zijn. Dan zou de mondelirge behandeling misschien een week eerder hebben kunnen aanvargen, dus op 12 November. Dan zou men een week gewonnen hebben bij de 5 weker, die men nu had tol 24 December inderdaad een niet geringe aanwinst. Maar wij willen de concessie doen, dat het inderdaad niet mogelijk is de omvang rijke schriftelijke voorbereiding voor de behandeling*der Indische begrooting (met het oog op het beantwoorden van een massa onverwachte detail-vragen) in een korter tijdsverloop, dan daarvoor in 1902 noodig wae, tot stand te brengen. Dan rij;t de tweede vraag: waarom moet de openbare behandeling der Indische begrooting ? vóórgaan, waarom most 'de openbare behandeling der Staatsbagrootiag wachten op de openbare behandeling der Indische begrooting? Natuurlijk, wij weten het ook wel: de Indische begrooting moet tij li^ door de Twee Ie Kamer behandeld worden, omdat die begrooting nog vóór de intrede van het nieuwe dienstjaar, dus vóór Nieuwjaar, door de Eerste Kamer moet worden be handeld; of juister uitgedrukt: het is in hooge mate gewensc'u, dat de E-rste Kamer haar voor Nieuwjaar behandelt. Maar er is geen enk^l m:nief, waarom de behandeling van de Indische begrootiug niet zou kunnen plaats vinden tusschen die van twee Hoofdstukken der Scaatsbegrooting 1). Zijn er nu niet deelen van de Staats begrooting, die ik zeg niet eene minder belangrijke, maar eene minder onioangrijke schriftelijke voorbereiding - noodig hebben dan de Indische begrooting ver eischt? Zeker, en wel in de eerste plaats Hoofd stuk I der S:aatsbegrootiug waarbij ge houden wor len »de Alge.rneene B schou wingen" O7er het beleid der R jgesring en den stand van de politiek. De leiders der partijen weten reeds lang welke opmerkingen zij in het voorloopig verslag zullen ruiken en de Regeering zal reeds lang overwogen hebbeu wat zij zal ar.twoorden. Stel nu, dat d,) Tweede Kamer 22 Sep tember aanvangt met de schriftelijke voor bereiding, dan is hft toch waarlijk niet te veel geverfd als men verwacht, dat op 3 November met de openbare behandeling van de «Algeimene Beschouwingen'' kan worden aangevangen, ook hl h< u It men er rrkenirg mede, dat d« leden van de Tweede Kamer eer.'ue dagen, \ óór de oper.bare behandeling aanvangt, m het hezit moeten zijn van de Memorie van Antwoord. Het zijn - het is natuurlijk bekend juist de beraadslagingen bij de »Algemeene Beschouwingen', die zooveel tij i vragen van het begrootingsdebat. Afgaande op de uitkomsten dtr laatste jaren mag men daarvoor geiust rekenen op 5 of meer dagen. Na afl jop van die beraadslagingen kan dan een ander, klein Hoofdstuk dtr Staats begrooting worden behandeld, bijv. Buitenlandsche Zaken, misschien ook Justitie, om dan tegen medio November, eveuals tot dusver, de Indische begrooting aan de orde te stellen. Men kan tegen de bovengeschetste rege ling rnissclren n bezwaar opperen: dat de griffie van de Tweede Kamer niet sterk genoeg bezet is om met het, werk op tij i gereed te bunnen zijn. Wij vernaeenen, dat bij eene behoorlijke regeling van de werkzaamheden dit gevaar niet bestaat. Maar, alweer, toegegeven dat die meenirig niet juist ia moet dan niet eerder de griffii met n man versterft worden, dan dat men 's lands belang eene grondige behandeling der begrooting zou schaden om zoo nietig een reden ? 2) »Maar hij vergeet heelemaal te denken «aan de Kameroverzichtschrijvers; die «zullen nu ruim 7, in plaats van 5 weken «moeten pennen," zal men zeggen. Ja, dat is waar, want de vergaderingen zullen toch duren tot Kerstmis; maar daartegen zij opgemerkt, dat in de eerste plaats het voor de overzichtschrijvers, verslaggevers en stenografen zoo afmat tende werk der avondzittingen minder zal voorkomen; en voorts: or.s is steeds ver zekerd, dat een rechtgeaard kameroverzichtschrijver niets liever doet dan het schrijven van .... kameroverzichten. G. i) Men lie'ft Wil geheel andere wetten 1iric'im twee Hoofdstukken der Staatsbtgrootiig behandeld. 2) Men vertelt soms, dat het sommigen Miiiisteis niet onaangenaam is, als hunne brgroot ngen r et met eeue minder grondige operbare bfhandel ng moeten tellen en dat er Kamerleden zijn, die een termijn van 5 weki n voor de beiiaudelu g der begrootirjg met al wat ^airaan acm x is, reeds meer dun ruim vinden. D.'ze veronderstellingen zijüzoo ver beneden de waardigheid van Ministers en Kamerleder, dat wij da;>nan geen woord meer w.Hen verspillen. met Duitschland of daar komt detioorrele mat haar woorden: .mUdaiige woeling", als deed het er niet toe welken indruk de arbeiderswereld van II. M.'s politiek inzicht ontvangt; ontbreekt onder zoo treffende o ustar digheden voorts elke uitspraak, die op eenig gemoeds leven bij H, M. wijst, en laat men haar zelto zwijgen over v. Heutsz, den man, dien uit het dankbaar Nederland telegrammen van hulde toeftroomen. Wiarlijk, het beleid van Dr Kuyper, in zija streven om bet Koningschap hoog te hou den ... schijnt orsraadselschtig ; do ;h het zou, naar onze meenirg, maar al te verklaarbaar wezen, indien wij durfden aannemen, dat Kuyper de leer is (oegedaaa : de grondwettige Vorstin, nét vliegwiel, niét ornament, maar ministerieel instrument." En terwijl zij zelfs nu ook deze kleine pericooop uit ons artikel weglaat, schrijft zij: Alles beweegt zich bij hen om de ce ge dachte, dat hier de vrouw, dat in die vrouw het gemoed, en uit dit gemoed het medelijden had moeten spreken. Maar met zoo loos gebazel verschalkt men OLS volk niet. .Dat volk weet zeer goei, dat hier riet d V vrouw, maar de Koningin had te spreken; dat die Koningin hier sprak niet ter ontlasting vaa het gemoed, maar a's Hoof! van den Staat in een Staatsstuk; en dat in dit Staatsatük. daarom da heiligheid vai het gezag geen oogenblik mocbt verzwakt worden, oralat zij dat gejgg van haar God ontving en regeert bij de Gratie Gods". Over het ridderen van den internatio nalen politicus geen woord. Dat wij bij het uitspreken der troonrede alleen aan de vrouw, en niet aan de, Koningin als constitutioneel-vorslin, ge dacht zouden hebben, waar haalt de scribent het vandaan ? Maar dan verder: de Koningin mocht geen gemoed toonen. omdat daardoor de heiligheid van het Gezag verzwakt zou worden .. . wijl het Gezag van God is, en zij regeert bij de gratie Gods. ... Dus door Go:l, bij G>da goe lertierenheid, in 't geza01 gesteld, mag zij geen mede... T to a e ' o J o lijden toonen, geen bewondering, geen ver! rukking, want dan gaat de heiligheid naar de maan; en dat nogal bijgestaan door een Minister, die zich zoo gaarne de dienstknecht noemt van den God des ontI fermens! j Zou de Standaard deze quaestie riet i eens iets grondiger willen behandelen ? Het Heilig Gezag. De Standaard heeft het geluk in grooter formaat te verschijnen. Dat het een teeken van, en een middel tot grooter voorspoed zij! Voor ons echter is dat eerste nummer in vergroot formaat een teleurstelling. De Standaard had steeds, meer dan n ander blad, de gewoonte om het betoog van zijn tegenstander te verzwijgen, «f het zóó onvolledig mee te deelen, dat zljb lezers onmogelijk konden begrijpen, waar over eigenlijk de strijd liep. Wij hebben het dan bij ons zelf wel eens verontschuldigd. denkende, het blaadje is zoo klein, het mist de ruimte voor een behoorlijke polemiek. Maar ziet, daar heeft het nu de gelegen heid om iets eerlijker te zijn, en zoowaar het gaat door op de oude, reeds door Lohraan indertijd, zoo zeer gegispte manier. Onder het opschrift; Spelen met den Oranjenaam, vertelt het in tal van regels, dat niet wij, maar zij, de echte vrienden van Oranje zijn, en wij slechts »bazelen". Wij hadden in ons artikel Ministerieel Instrument geschreven: Pas moest man er zich over verbazen, dat een Raadsman der kroon H. M. heeft voorge steld op haar verjaardag een dagbladschryver te ridderen, wiens naam wel allereerst dot t denken aan de agitatie voor een tolverbond Scciütüaancaï&g&n/wb&n <j g tiiiiiuiitimiiiiiiiiiEiiiiiiniiHiiiiiiiHimiiiiiiHimiiiiiHM! HoislEflnstrie in Eüschlanl Herhaaldelijk ia in Jjn laafsten'tij l door de Dmtsche ngitririg gewezen op de sociaal-po!1tieke wetgeving en met trots en voldoening de nadruk gelegd op de onbfkromiisn wijze, waarop de Staat voor de arbeiders zorg draagt. Ongttwijfid.l denkt niem.nl er aan om da groote beteikenis 1e ondtrtc'iatten van hi t fei*1, dat de S aat eindelijk gebroken heeft met de fatale leer van //vrij coutraoi' en dat hij zich eindelijk bewust werd van zijie plichten tegenovi r de eouomiscb. zwakken. Wel i? waar had d« verzekering tegen ziekten haar ontstaan daaraan alleen te danken, dat men de .gemeenten van dien last wilde onthtffsp, dat nam echter i bt wep, dat langzamerhand een ommekeer merïbaar werd in de inzichten der invloedrijke pirsoj en, getuige; de onge vallenwet, de ouüei\toji<pensioneeii"g?zaken, voor dea arbeid<r vaa liet. hoogste he'.ang, omdut hij, ala hem een ongeluk treft of als hij te(ui is o:n te arbeiden, rekenen kan op geldelijken bijs and en het, armeuhuis nu niet zija tenige toevlucht behoeft te zijr. Mnar een ieder, die met de toestaudtn in de arbeirierswereld eenigszms vertrouwd IP, verwoid^rt er zich over o ij het lezen dier loftuitingen op de wetter, dat de hteren voiksvertfgenwoordigers schijnen te ver geten dat een groot deil der srbeihrs verre weg hrt grootste geieeitïder in de (mduslr.ëji ) werkzame vrouwelijke arbeider-, n.l, net legfr der huisarbeidster0, geheel buiten de genoemde wetten vallen. De huisindustrie is geen verscliijnsel vai dea nieuwen tijd. Zij outstOüd in vroege tijden dsar, waar de locale markt, geen voldoeiidt n afzet wtarborgde, zoodat de arbeiier tegelijki-rij f koop man zijn moest, om zijne wareu goed van de hand te doen. Aangezien hem hiertoe geld, tijd en kei.nis ontbrak, was hij blij eeu oiidercemecderi, kuudi^en man te vinden, die hem vaa die zort; outh.ef en hem zijn loon dadelijk u.tbi tialdf. Met zou'n tusschenpersoon, of ,/ondernemer" knoopte de arb^iier of handwerksman spoedig vaste relaties aar?. Aangezien veelal lut geval z ca voordeed dat de laatste geen kip.'aal bezat, om z ch het, noodige materiaal aan ie icb.ffu", g&f de ondernemer hem een voor>c!iot, zoodat de arbeider ia nog prooter afhankelijkheid kwam. Vrouwen vooial trachtten f p die wijie werk te krijger. ]) lu de eerste plaats wareu de voort brengselen van vrouwenarbeid bijzouder geschikt voor den (xpor!-handel, die toen mtt groote moeiilijkhfden te kfmpen harl. Bjvfudien was het voor die vrouwen, di« op eigen onderhoud aar gewezen war^n, het eenige middel om de iis'en en lagen di r g'ldtn te ontkomep, wait op eiktle uitzonderingen ns, toonden de gilden zich vijandig tegen vrouwenarbeid, etn zeer natuurlijk gevolg van de vrees voor concurrentie. die zij door tegenwerking irachtten te beperken, Door de arbtidert>(-ter:) werk in tuis te geven ontdook de ondernemer de gilde-wetten. Dit ondernemers-stelsel weid vooral begun stigd dior den 30-jangen oorlog, die handel en nijverheid verlamde, waardoor de werkman. nog minder in s'.aat was, eenig risica op zic'i te nemen. Voor den arbeider was dit fv.-teem geen geluk. Zij geweaien zich daardoor aan orge-regelden en aan geen vaste tijden gebonden arbeid ;. zij leefden daardoor geïsoleerd en ten gevolge daarvan waren zij totaal onb;kend met den stand der mark'prijzen. Zij motsten zich met elk loon tevreden stellen, omdat zij niet op de hoogte waren van de werkelijke waarde van hun arbeid. Deze nadeelige gevolgen treffen den vrouwen nog meer dan den minnen, want niet alleen dat de eersten arm wirer, en niet betchern.d werden, zij werden doe r hare in gucstiger omstan

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl