Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1371
over het jonge geslaobt uit te oefenen bij nalatig
heid der ouder» of van anderen, belast met de zorg
daarvoor," een uitdrukking, waarmede de Staats
secretaris Walpole in 1S67 een algemeene
toepissing van dat beginsel verdedigde. De toestanden
verbeterden weinig door deze eerste wet. De
fabrikanten zorgden wel dat zij een doode letter
Weef. Zij verdedigden het zonder schaamte, dat
de kleine kinderen tnsschen het bed en de
fabriek aan den arbiid moesten worden gehouden
om te voorkomen dat zij slechte gewoonten
aannamen! Robert Oven toonde ah fabrikant
dat deze stelling niet opging en niets anders
«as dan een uitvlucht zijner collega's om hunne
harteloosheid voor het j>nge volk je der lagere klas
sen te verbloemen. Hij ffafzijn fabriekskinderen
vrijen tijd, behoorlijk onderricht en ontspanning.
En daf. maakte nieuwe wezens van hen. Aan zijne
humane bemoeiingen en het belang derf
abiiekskinderen was het te danken, dat het Hoogerhuisin
1819 eene Commissie benoemde om andermaal
bun lot te onderzoeken. O ren verklaarde voor da
Commissie, dat hij kinderen van 6 en 5, en ia
sommige gevallen van slechts 3 jaar oul, in
fabrieken werkzaam aangetroffen had. Sir .Robert
Peel verklaarde, dat kinderen van 7 jaar oud
13 en 14 uren' per etmaal in slecht geventileerde
fabrieken werkten. En een kat oei spinner met
name Wilkinson deelde mee, dat de te.ft der
geëmployeerden in de tixtielfabrieken van
Lapeaahire beneden den leeftijd van 16 en l in
elke 5 beneden dien van 9 jaar wa?. Gevolg
van het onderzoek was een wet, die allen arbtH
voor kinderen beneden den ouderdom van 9
jaar verbood en den mxxitnum arbeidr-tijd voor
jonsre werkers van 16 jaar oud en daar beneden
op 12 uren p^r dag stelde, de echafitijden uit
gezonderd. Robert O wen wen;chte de wet op
de gansene t«xtielnijverheid ;o gep-st hebben.
Maar zij werd alleen op katoenfabnaken toej
a>telijk gemaakt.
(Slot volgt.) J. K v. D. V.
dempte strijkinstrumenten een prachtige stemr
mingsvolle inleiding vormen tot de feestelijke
slot-episode. Ik ben dankbaar voor bet ge
hoorde, maar geloof niet dat d'Indy's op. 47
veel zal bijdragen tot den roem van den be
gaafden franschen meester.
Het concert werd ingeleid met Glock's
Iphigenie-onvertnre, waarbij Wagner zoo'n
treffend slot heeft gecomponeerd. (Naar men
weet vormt de ouverture in origineelen vorm
geen afgesloten geheel, m tar gaat dadelijk over
in de eerste scène der ooera)
Aan het einde werd Weber's onverwelkbare
Oberon-ouvertnre gespeeld. Dat het orchest den
gansenen avond wederom heerlijk klonk be
hoeft nauwelijks gezegd; maar het slotnummer
was toch by'zonder glansrijk en schoon.
Een zeer fraaien indruk maakt het titelblad
van het programma. De ontwerper Antoon
Molkenboer ia hierin naar mijne meening zeer
gelukkig geweest. Aan bet hoofd vindt men
eenige extatische vrouwei figuren, symbool van
den helderen Dur-toonaard, aan den roet eenige
treurende figuren, mannen en vrouwen, dragende
een baar, waarmede de droevige Moll- toonaard
wordt uitgedrukt. In bet midden i y nboliseeren
eenige zich gracieus bewegende paren den dans,
waaruit de suite en de eymphonie is voortge
komen. Maar meer nog dan in deze voor
stellingen, vindt het oog welbehagen in de
smaakvolle kleuren en de sierlijke ornamentiek'
ANT.
Hermam Zompe. t
(Juge*d).
Mtil in de HooHstal
Het cor.cer'j iar houdt geen rekening inet
de temperatuur; anders zou het Concertge
bouw de wkitercampagne nog wel geen aan
vang hebben doen r.emen; doch het is nu
eenmaal Oktober en daaron werden de tuin
deuren gesloten en nam de heer Mengelberg
wederom den staf in de hand, die gedurende
eeniga maanden met veel talent en toewijding
door den heer AndréSpoor gezwaaid is.
Gewoonlijk pleegt men met de solisten-con
certen eertt voor den dag te komen als de
winter werkelijk winter geworden is; ditmaal
echter is men van die gewoonte afgeweken en
heeft men reeds in den aan var g van het
seixoen zich de medewerking verzekerd van den
bq ons hoogelyk gewaardeerden violist Jacqnes
Thibaud, waarschijnlijk omdat hij binnen kott
in transatlantische gewesten optreedt.
Taiband hal zich een edele taak gesteld
net de voordracht van Mozart's vioolconcert /
in Es. Mozart toch is in al zijn werken en
niet het minst in dit concert zoo puur en
rein, dat slechts de warm voelende artiest en
niet de naar duizelingwekkende toeren
smachtende virtuoos behagen schept in een concert
i*n Mozart. En Thiband heeft het gespeeld
net al de heerlijke, sympathieke eigenschap- /V
pen van zijn spel. Zijn prachtvolle glansrijke / ? ,
, toon spreekt onmiddellijk tot bet hart. Hetj<x
fluïdum tusschen speler en publiek laat zich
1 niet wachten en met ingehouden adem luistert
de geheele zaal naar den jongen kunstenaar.
Een weinig voorovergebogen, als het ware geheel
in zich zei ven gekeerd, toovert b\j de heerlijke
melodieën van een Mpzartsch Adagio uit zyn
instrument te voorschijn,' alsof de ziel van den
onsterfalyken meester inde zijne is overgegaan.
He was een schoone droom, waarin h\j bet
publiek gevangen hield en merkbaar was de
geesteaontspanniDg van de toehoorders, toen
de laatste tonen van het Adagio weggestorven
waren.
B\j het Rindo kwam men wederom terug op
de wereld; maar het was een lachende, zonnige
wereld, zonder pijn en zonder smarten; de
afspiegeling van het hart des beminnelyken
meestere, der Muzen lieveling.
In het tweede deel speelde Taibaud een
Nocturne van Chopin-Wilhelovj en en Polo
naise van Wienianski. Hoewel het niet de
gewoone afgezaagde Chopin'sche nocturne was,
had ik voor dit en het andere nummer toch
gaarne gehoord de Sonate van B ach, die op bet
programma van den tweeden dag prijkte; edoch,
Thibaud heeft zeker toonen blijken dat hij
de virtuose zijde van zijn spel niet verwaarloost
en in dat opzicht minstens even veel presteert
als de alleen?virtuozen. Gelukkig werd de min
«f meer banale indruk, die door holle heksen
toeren nu eenmaal gemaakt wordt, volkomen
nitgewischt door de heerlijk sobere voordracht
van Baethoven's F-dur Romance, waarvan het
orchestrale gedeelte door den heer Mengalberg
prachtvol werd weergegeven, hoewel de klank
daarvan ons toch niet geheel kon vergoeden
het gemis van het orchest. Dit heeft met de
begeleiding van Mozart's concert wederom een
schitterend bewijs gegeven van adacquaat voelen
met den solist.
Als noviteit bood het programma >Médée",
suite opus 47, van Vin c nt d'Indy, d'apièj la
tragédie de Citulle Mendis Hat werk is
slechts een paar jaren oud en werd geschreven
kort na 's meesters bekend strijkquartet (opus
45). Vermoedelijk heeft d'Indy hst gecom
poneerd als verpoozing van zwaarderen arbeid.
Het werk is niet pretentieus; het doet
denken aan een studie, waarbij het hoofd meer
ingespannen is dan het hart. Slechts op een
enkele plaats ontmoet men een weldadige
warmte. Natuurlijk is de suite prachtig geïn
strumenteerd, hoewel er on niet precies nieuwe
effecten in voorkomen. Het hoofdthema ont
moet men in bij r, a alle vijf deelen; uiterlijk
is dus wel gezorgd voor eenheid; niettegen
staande dat stuit men toch herhaaldelijk op
afsluitingen, die een warme stroom van melodie
en gedachte tegenhouden en het geheel ver
brokkeld doen schijnen, dus aan de eenheid
van het werk weder afbreuk doen. Daarom
heb ik van deze Suite als geheel weinig indruk
gekregen, hoewel enkele onderdeelen mijne
aandacht trokken. Deze zijn in den tweeden
Satz Pantomime" genaamd, waar de
Danse"molodie met bet thema der strijkinstrumenten
tegelijkertijd optreedt; de melodie der fluit in
l'Attente de Médée"; enkele fragmenten van
Méiée et Jason" en vooral de aanvang van
het slot Ie Tiiomphe Aurora!'1, waar de
geEin fenrig Herz, des reinsten Kucstlerthums
Erhabnem Werk voll Inbrunst hingeeeben,
Geschwellt vom Stolze schwererstrittnen Ruhoos,
Ein feurig Herz hat aufgebö-t zu leben!
Ucd als der Arzt so dü»tern Uaheils Grund
Erkunden wollte mit Skalpell und Sonde,
Da f and er dieses Herz so krank und wund
Ein Wunder, dasz es vordem schlagen konnte!
So hat ein Sterbender sein treues Heer
lm Kampf geführt mit ungebeugtem Muthe I
Er hat gesiegt und hat das ist noch m eb r
Den Sieg bezahlt mit seineen eig'ren Biute!
F. v. O.
WIMIHMHIIIIIIIIIIIII
IIIHIttlllllMIIIIIMIIIIIII
De stedelijke tentoonstelling van Innstwerten,
L
Niemand, die de uiterlijke verschijnselen van
bet kunstleven in de laatste jaren heeft
gadegeslagen, kan onwetendheid voorwenden
omtrent de werkelijke beteckenis die de
stedelijke tentoonstellingen allengs gekregen
hebben. De tijden zijn toch al te ver heen,
dat de »Dripjaarlyksche"tei; toonstellingen waren,
die vrijwel het beste te zien gaven wat bier
te lande gedurende een jaar werd voortgebracht.
Andere gelegenheden voor de schilders om
hun werk te expoaeeren waren toen nog zeer
bepeikt, totdat van lieverlede meerdere kunst
genootschappen en ook kunstkoopeis kleine
tentoonstellingen arrangeerden, waarvan de
schilders gaarne gobruik maakten om hun
werk onder de oogen van het publiek te bren
gen. Het verval der Driejaarlyksche was daar
een onmiddellijk gevolg van vele goede jonge
ren gingen zich al meer van inzendingen ont
houden en de medewerking der ouderen van
reputatie werd verre van algemeen.
Die toestar,d is al jaren zoo en wie nu een
stedelijke' gaat bezueken kan niet ontveinzen
dat hij ongeveer weet wat daar te vinden zal
zijn. Als we nu van een catilogus van meer
dan 800 nummers booren spreken, kunnen we
wel nagaan, dat de qualiteit noodwendig om
gekeerd evenredig aan de quantiteit moet zijn,
aangezien het aantal goede schilders in ons
land, waarvan er dan nog maar enkelen
deelr.emen, zeer beperkt is. En ook het gehalte
der buitenlanders is vrijwel elk jaar hetzelfde.
Men vindt er steeds geweldig groots doeken
met pakkende gebeurtenissen of grootsche ca ?
tuurtafereelen, die onze Hollandsche oogen
vreemd aandoen; stukken waarvan ik ver
moed dat ze zoo orga.eer als reizende cir
cussen, de jaarmarkten van schilderijen be
zoeken; zoomede ondorwerpen ontleend aan
onze eigen omgeving, die ons de Hollandeche
natuur in een verkieedpakje te zien
geven,werk van toevallig hier vertoevende of vertoefd
hebbende vreemdelingen. Er moet dus per t
een massa overblijven van minder gehalte en
als de geheele tentoonstelling afmetingen aan
neemt als de thans gehoudtne, kan het niet
anders of de hoeveelheid van die soort moet
reusachtig groot zyn. Aldus voorbereid zullen
we moedig aan den slag gaan om op te sporen
wat besprekenswaard it.
De meest importante inzend in? is wel het
8 tal portretten van Jan Veth. Of het toeval
is of opzet weet ik niet, maar deze kleine
collectie geeft zooveel gelegenheid aan den
schilder om zijn talent van velerlei kanten te
tooner, dat we bijna aan het laatste zonden den
ken, Op 't eerste gezicht is de correcte, soms wat
droge werkwijze vrijwel dezelfde, maar bij
nadere beschouwing biedt ze ons juist groote
verscheidenheid en een zich voegen naar den
aard van het onderwerp, dat ons bewondering
afdwingt. Zelden vinden we momenten in zy'n
werk, die van spontane vervoering getuigen, maar
even zelden kunnen we gedeelten aanwijzen,
waar oog en hand niet gevoelig bleven en de
toewijding van den maker tot onverschilligheid
overging. Bezieling is in al hetgeen hy' maakt,
doch 't is een gereglementeerde bezieling, die
den ijzeren wil nooit baas wordt, maar gedwee
verwijlen blijft by 't voorzichtig, minutieus
gedoe der. welbestierde hand. Soms echter
voert het zich te veel verdiepen in onderdeelen
tot verzwakking van den samenhang, blyven
de deelen van een gezicht te fragmentarisch,
komen niet tot den geleidelyken bouw van den
kop, zooals onze zestiende- en zeventiende
eeuwers dat bijna zonder uitzondering in hun
macht hadden te doen. Ongestraft versmaadt
hy' ook niet hun voorbeeld om voor kop, romp
en achtergrond of omgeving een mooie ver
deeling in het kader te vinden. Ean enkele
keer, zooals bij het portret van prof. de Hartog,
waar by die deugd betracht, wint het portret
er enorm by en doet het ons by andere, b.v. dat
zeldzaam scherp geziene, delicaat geschilderde
portret van prof. Kooyker, naar meer ruimte
er om heen verlangen. Behoudens dit laatste,
ligt er het meest intimiteit ea karakterteek
ening in de schrijvende dame; de meeste een
heid vonden we in het portret van den lezenden
knaap, dat trouwens het eenige met lan
geschilderde is.
Om by' het portret te blijven, vermelden we
een lijst met 10 portretstudies van v. d. Waay,
die, hoewel nagenoeg het tegengestelde van
Veth's werk, eveneens groote verdienste be
zitten. Er is leven en gelijkenis in de koppen;
ze zyn vlot en breed geschilderd, op eenigen
afstand vereenigeu zich de flink en vry opge
zette toetsen tot een vast geheel, zelden zag
ik zulk sympathiek werk van dezen academiker.
Therèse Schwartze heeft ia dezelfde, de
eerezaal, behalve twee mansportretten een groote
paste), twee kinderen ten voeten uit, waarin
we alle goede hoedanigheden terugvinden die
deze weeldeschilderes in hare forsche maar
toch vrouwelyke kunst weet te geven. Niet
minder dan hel hare is het werk van den
Oostenrijker Laszlo salonkunst, maar van
arinder distinctie, 't Mafst interessant is de
vluchtige schets van wijlen L?o XIII dat
leenige, streng-vriendelijke gelaat, die
sch.it^.erende felle oogen, het komt wel overeen met
de beschrijvingen, die we van dezen paus in
zyn laatste levemjiren kregen.
Th. Molkenboer's portret van wijlen pastoor
Poelhekke heeft het uiterly'k van een schilderij
der primitieven zonder met de hooge deugden
van hun werk iets gemeen te hebben. Verder
vielen my op een goed doorwerkt klein por
tretstukje van mevr. Grandmont Hubrecht (no.
223), een Katwyksch vrouwtje van S il berg,
deftig-stille klearschikktog die aan v. d. Maarel
denken doet, maar evenzeer aan diens beden
kelijke gladheid in later werk; een portret in
bijna hetzelfde kleurgamma van mej Wandscheer
met betere stofuitdiukkirig, en van de buitenlan
ders nog een Linbachachtig portret van Lenbach
door Felix Mayer, dat wellicht waar, maar
weinig aantrekkelyk is.
Keeren we terug tot de eerezaal en ver
heugen we ons in het werk van v. Soest die,
met zy'n «Winterzon" Jzich een eerste plaats
onder de jongeren verweifr. Het maagdelijk
reine van de sneeuw werd zonder oferdry'ving
of kunstmiddeltjes, maar door eerlijke, gevoelige
schildering zeer mooi weergegeven. Van
bizondere teerheid is het kijkje door de besneeuwde
boomtakken in de nevelige morgen lucht, ev->n
rose gekleurd door de doorkomende zon. Er
behoort veel meesterschap toe om een moment
dat in de natuur zeif zoo indrukwekkend
schoon is, zóó weer te geren, dat niet de
herinnering aan zoo'n natuuitafereel wordt
opgewekt, maar we de impressie die de natuur
ons geven kan, direct van het schilderij ontvangen.
Hoeveel afbeeldingen van zons op- of onder
gangen en andere natuurapotbeonen doen dit ?
Met van Soest vormen Wiggers, Monnickendam
en Hart Nibbrig wel de spes patriae op deze
tentoonstelling. Wiggers om zyn gruote land
schap, dat zeker er tiy winnen zou als er meer
van die tintelende, fijae doorzichtigheid iu was,
als in het kleine deel landschap en lacht om
de opkomende maan, maar dat toch om de
mooi volgehouden stemming en knappe
teekenirg tot het meest solide werk gerekend mott
worden. In Monnickendam's werk is veel
persoonlyks ; allengs gaan zyn sterke, warme
kleuren zien meer en meer verbinden tot een
vast samenstel, komt er gloed en klaarheid in
zy'n schilderyen en soms trtffan onderdeelen
door buitengewoon geestige schildering, zooals
b.v. de jodenvrouw in haar deurpost.
Hart Nibbrig, de onwrikbare, komt in zy'n
»Engh en Meent" nader dan ooit tot zyn doel.
Hoe weinig hindert hier het proiédé, hoe zuiver
is de lucht boven, die ruime, in vakken bouw
land verdeelde vlakte.
Wat een toekomst lag er nog in het werk
van Kink. Als we in zyn groote schilderij in
elk onderdeal ontwaren hoe lx nk oog steeds
studeerende was en weten hoe zelden hy' zy'n
kennis, die toch waarlyk niet gerirg was, dienst
baar maakte aan bet produceeren van behage
lijke schilderyen, dan stemt het droevig, dat
een zoo wel onderlegd kunstei aar de.i tyd
niet mocht beleren dat zy'n talent ontwikkeld
door een zoo ijverige en langa studie de ryke
vruchten geven kon.
Mat Rink betreuren we hier Gibriel, wiens
werk de overtuiging versterkt dat met de ou
deren een kunst heengaat, voor welks verdwij
nen men in die der jongeren den troost niet
vindt. Niet dat zy da herinnericg aan hun
groote voorgangers niet levendig houden
helaas juist al te veal Ze zya by twintigtallen
aan te wijzen de schilderyen, waarvan hetlykt
of de maker nimmer de i.atuur aanschouwde,
maar zyn impressies regelrecht en uitsluitend
ontving van het werk der grooten. E a het treu
rige is, dat dit juist werk geeft dat zya be
koring niet mist op den oppervlakkigen
beachouwer.die het pronken met andermans veeren
Biet bemerkt en er zy'n door de echte meesters
ge?ormden smaak in bevredigd ziet. We zullen
deze kunst maar onbesproken laten en
daarmfe veel wat sommigen voor zeer belangrijke
schilderyen op deze tentoonstelling zullen aan
zien, da groote schaal in aanmerking ge
nomen waarop ze soms zy'n uitgevoerd.
Nog enkele opmerkingen. Gorter herstelt
zich, wordt de/elyker, waarlijk een overwin
ning, [n de >Verversgezel" en het stilleven
van Ter Weeme is een zeer eigen en onge
meen kleurbesef. Sleeswyk geeft met «Zonnige
dag" een wat onbeholpen maar trouwhartig
schilderij, waren er maar wat meer van
deze soort. Van Meiners een onaanzienlijk
klein rivierzezichije waarin een mooie stem
ming. De «Zomer Idyle" van W. Maris Jbzn,
te weinig voor schilderij, te veel voor deco
ratieve vakversiering, is niettemin een frisch
werk van zuivere bedoeling.
(Slot volgt). J. W. N.
07er nienwe NeuerMscne literatuur,
Daarna, door CYEIEL BÜYSSB, Amsterdam,
Van Holkema en Warendorf.
Met het schrijven van een mooi boek gaat
het als met het schilderen van een mooi
schilderij.
Er zyn heel wat voorbereidende studiën
noodig. Opeens komt niemand er. Het
zooganaamd rijpe werk wordt voorafgegaan door
soortgelijk, maar van minderen rang; niet
nutteloos, mair voedsel voor groei; puin voor
opbouw tot beter; scherven, waaruit worden
saamgesteld de kleurige vazen, waarin de dich
ter-auteur poot de plant met de zeldzame bloe
men van zyn breeder wordend denken en
voelen, zyn hooger raikejd beelden en zien.
Hoe minder h«t aan een boek wordt gemerk*,
dat het een schilderij-achtige kompositie is;
dat uit h <el wat krabbels, schetsen,
teekeningen keus werd gedaan tot saimstel van
onderdeelen en bouw van 't geheel, hoe meer
hel den indruk maakt van een levend geheel,
door de i oodzakelnkheid van een natuurwet
ter wereld gekomen. Dan ee*st wordt het wat
men noemt scheppingswerk, blijvend en. voor
den kenner een lust.
Of dit boek zoo iets is ?
Ia elk ge/al: een lesbaar boek. Ei dit
zegt in deze drukke tijden reeds veel.
Het is nut zwaar op de hand".
Geenzielsbescbryvingen er ia zóó aitgerafeld en won
derbaar, dat de personen de a indruk mak-n
thus te behooren in. een andere werell dan,
de onze.
Maar naast veel gewoons in dit boek is tevens
de natuur aan 't woord, gejien door een dich'
ter schilder, een impressieve; die de waarge
nomen na'uur-tafereelen niet doopt in
individuëele visie-stof, ten minste niet in bizonder
fantastische; maar alles weergeeft zoo nauw
keurig als hij het buiten zag.
Wie zal dit afkeuren ? Wie niet zeggen,
dat zulke kunst niet alleen recht heeft van be
staan, maar artistieke wonderen kan scheppen ?
Wat. iny het meest ia dit boek bekoort, is,
naast de zeer aanschouwelijke weergave van
een moreel zwak, weifelend, besluiteloos kun
stenaarsleven, de zeer mooie natuurbeschrij
ving, die hier en-daar als broljes mozaïsk is
ingevoegd. Maar niet uiterlijk ingevoegd. En
daarom staan ze hooier dan vele dergelijke
in andere boeken, die er alleen zyn om stem
ming te maken ; en op hem, die uit t onder
den indruk of in de stemming komt, de uit
werking doen van hors d'oenvres
Maar deze latuurbescbryvinkjes, ten minste
de meeste, zyn even z ovele schilderijtjes, die
eenvoudig de voorstelling ge en van de
schilderijer, die de hoofdpersoon schildert, maar
niet bttsciirijft.
E^n enkele keer beschryft hy, als hy met
zyn jong vrouwtje naar een mooi plekje dwaalt
van zyn buiten en haar tracht te
enthousiasmeeren voor zya kunst. Hy vertelt baar wat
er op zyn schildeiy zal staan.
.Florence! hier heb ik myn impressie T'riep
hy j'iichend. Dit hoekje by zonsondergang.
Ik zal het oogenblik kiezen als de zon ginds
aan de kim der verre bosechen is. Dan worit
dit hier alles van onder verlicht, 't Zal zyn
als vlammenst repen over het g ud van de
bloeiende braam, tus^caen de bruinrood wor
dende stammen van de celersparren. Het
groea der lariksen, doorschijnend teer als af
hangende kanten mouwen, zal tintelen op 't
zwaar gordiin der heesters en, der hooge
boomen, die byna zware zullen worden. En in
het baaitje zal het stille wa'er vaal en bruin
zy'n, tusschen de breed?, dof-groene bladen
der waterlelies, met hier en daar een vlam
van purper en oranje er door of overheen,
terwyl het meer zelf, tusschen de knoestige
roodbruine stammen, als een groote vlakte van
afwisselend vuur en licht zal glinsterspatten.
Zeg, begrijp je dat het mooi zal zyn ?''
Maar zy hegrfep het niet. En nu begint
zyn ly'rlen. Een vrierd had hem gewaarschuwd ;
maar r-y luisterde niet, wai t hy hield van
hanr zielsveel hoewel meer rog mi&schien
van zyn kunst. Als hy zoa dagen zat te
schilderen, alleen met de natuur en zyn kunst
liefde, voelde zijn jonge vrouw zich
xerwaarloosd. E i zy, uit de weield van den ver
armden adel, hy zoon van een ryk industrieel,
zy nietsdoende liefhebster van mondain amu
sement, hy geboren werker, verwijderden zich
hoe langer hoe meer -an elkaar, elk langs
eigen weg; hy by zyn kunst, zy by kenniasen
en wereldsch vermaak. Met zyn gemoedsrust
loopt het ten einde. Allerlei phasen van. zelf
kwelling laat de auteur zyn held doorloopen,
tot hy het toppnnt bereikt door een anoniem
briefje met twee anonieme woorden: Paul
e t F l o r e n c e.
Paul is 'n fat, 'n neef. En nu gaat Alt. ed,
de held, uit op onderzoek.
Hij vindt de sporen van beider schuld en
zyn vaier helpt hem aai een wettelijke
scheiding.
Maar hij kan Florence niet vergeten, haar
met wie hy' intiem toch 'n tyd gelukfeig is ge
weest. Ea hy stuurt haar geld en alwe»r
geld. Ea eindelyk bezoekt hy haar. En in
zya vervildering by 't heengaan vergeet hy
zijn hoed. En dat bagatel werd de oorzaak
van zyn ellende. Want bij het teruggaan
viel hy haar in de armen.
Nu leeft hij weer met haar. Maar na eenigen
tijd vindt hij dit 'n toestand, die haar onwaar
dig is. En hij besluit baar voor altyd vaarwel
te zeggen. Werkelijk keert hy naar zijn Far
West terug en leeft er voor zijn kunst. Maar
op een naburig buiten ontmoet hy Marie, 'n
fympathiek kernitje van vroeger, die er schil
derstudies maakt, hem en zijn werk begrypt
en by 't schilderen zyn raad en hulp aan
neemt. Meer en meer groeit zyn liefde voor
haar. En juist als by' 't zal uitspreken, 't
hooge woord, eu zij ia haar verwarring voelt
dat het komen zal, arriveert Loebmuller, de
gastheer, met de boodschap, dat Marij's moe
der er is. En zoo werd de charme ve.broken
voor beider.
Teruggekeerd in zijn eenzaamheid vindt hy
een brief van Floret ce, waaria ze kond geef c
van haar aanstaand moedert chap.
En nu staat eindelijk zyn besluit vut
Toen ging hy zich verkleeden.
Tusschen tien en elf uur KOU hy by' Flo
rence zy'n."
Een boek dus bijna zonder intrigue, een
psychologische studie, een zielkundige analyse.
Meer niet. Maar tegelyk veel, heel veel. Een mo
dern boek, met weinig van een Franbchen roman.
Want het is niet alleen Monsieur et Madame,
niet alleen het chercfuz la femme, maar ook
de bébé, die het keerpunt brengt in 't leven
van den held.
In den proloog en in de karakterteekening
van sommige neven-personen is veel
moderncynische levens-wijsheid verwerkt, waaraan
men den kenner kent van het allernieuwste,
van het Maupassant's-pessimisme en van de
Nietzschiaansche vrouwen-verachting. Ook uit
Alfred de Musset's levens-ondervinding put de
auteur om zy'n held, by monde van den vriecd
zyner j -ugd, ve-gevensgezind te stemmen jegens
de kinderachtige echtelijke afdwaling van zyn
vrouw. Hij, Maxime, wiens leef.egel het egoïsme
pur tang i», tracht hem te overtuigen van zyn
ongely'k Als je vrouw maar van je houdt, als
ze werkelyk van je houdt, dat maakt alles
weer goed, redeneert deze vriend. En raar
deze vergevensgezinde woorden uit 't land der
gerechtelijke vrijspraken van zich wrekende
nvskenden, heeft Alfred ooren, wijd open ooren;
en hij tracht weer te doen als vroeger, lief te
zy'n en Florence's verzwakkende genegenheid
te herwinnen
Deze philosophie laat ik voor wat ze is.
Bovendien pa t ze by deze personen, die in 't
geheel niet Hollandsen zijn in hun drukke
lawaaierigheid en snel tot tranen geroerde
emotie In een Hollandsen boek zou een vrouw
als Florence's mama totaal misplaatst zy'n.
Want in ons land is al wat goede manieren
heeft ook op den tchijn er van belust. En
zoo keukenmeidachtig grof als deze oude dame
van adel of dame van ouden adel de artistieke
vrienden van haar schoonzoon behandelt, is
al een mogelijk in een land, waar het bloed
rapper gaat of waar zy' die htt doet een ge
gronde reden heeft. Hier bly'kt het laatste
niet; en het eerste is by deze veel etende,
dikbloedige adelly'ke ook al onwaarschijnlijk.
Dit h'.uur fchaadt als een al te Lrlel klin
kende dissoi.ant aan de entourage.
De dochter van zulk een moeder.... Hoe ia
het mogelijk, dat een rij n.gevoelend talent, een
soort van schilder-genie, niet genialer te werk
gegaan is by 't kieken van een levensgezellin t
Hoe kwam hij aan haar ? Dit zou de titel
kunnen zyn van een soort van verklarende
inleiding.
0/erigens zijn de tooneeltjss zoo levendig,
dat men gaarne over dit bezwaar heenstapt
en al lezende vergeet er aan te denken. Tot
de vader zich met de scheiding bemoeit...
dan komt er een toort dood punt, waarover
da spanning niet heen wil. Wat heeft die er
mee te maken? denken we in ons vry'a land...
Maar het zwakke, weifellooze van den zoon
verklaart hier veel en bovendien: de zeden
zya uitheemscb.
Het boek is geschreven in
eenvoudig-held»re taal. Voor het grootste gedeelte is het
Hollandsen. H er-en-daar zyn de dialogen
Franseli en ook wel heel eventjes in een
Vlaamsen idioom.
Waar de schrijver zich beweegt in 't vrije,
in bosch en veld, onder op- en oidtrgaande
zon, by maan, voorjaar, herfst en winter, wordt
hy g' spireer i tot bladzijden vol van de fijnste
ratuur plastiek
Een boek dus al is het geschreven onder
ui heemschen invloed, toch door zyn kijk op de
natuur, en als weergave er v"an, door-en-door
Nederlandbch.
J. WINKLER Paras.
NIEUWE UITGAVEN.
BOEKA. Iropisch Nederland Studiën en
beschouwirsen. Amsterdam. F. van Rossen.
BOEKA, Bestuur van Oost Indië. Studiën en
beschouwingen. Amsterdam, F. van Rossen.
Van strijd en vrede, door GUSTAV FRBNSSKN.
Vertaling van dr. J. HERDBRSCHEÉ. Amsterdam,
Van Holkema & Warendoiff.
iiutiliuiiHitititumii
40 eents'par rigtl.
TRADEMARK
ffiARTELL'S COGNAC,
Dit beroemde merk is
verkrjjgbaar bij alle Wijnhandelaars ea
bjj de vertegenwoordigers
KOOrJIAX* «V BKl XIKB,
Wijnhandelaars te Amsterdam.
Heofd-Depöt
VAN
Dr. JAEGER'S ORIG.
K. F. DKUSCHLE-BENGEB,
Amsterdam, Kalverstr. 157.
Benig specialiteit in deze
artikelen in geheel Nedeil.
Zeker en zonder pijn workt het
Echte Radlaucrsclie Eksterooïenmiddel,
? O f,0. Alleen fcbt met de fi'ma
KRONENAPO TH EEK B rlin. Depot l>üCl BAM & Co.,
Apoth. POLAK, PHARMAC1E FKANQAISE.
Piano-, Oriel- en Itaietailel
M JE \UOOS & liALSIIOVKBT,
Arnhem, Koningsplein.
VLEUGELS en PiANISO'S in Koop en in Huur.
Repareeren Stemmen Kuilen.