De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 4 oktober pagina 7

4 oktober 1903 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1371 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Wie wel eens het bekende museum bezocht heeft, weet welke schatten o.a. aan koper en houtplaten daar bewaard worden en het 1570 werd hij door Philips II tot diens prototypograaf benoemd, in welke hoedanigheid Plantijn moest waken over de stipte naleving der reglementen op het drukken (door drukkers of boekhandelaren) en streng toezicht houden over in een voortreffelijk bandje (stijl begin der XVIe eeuw) en 24 afdrukken zijn getrokken op oud papier, dat nog in het museum aanwezig was. Met de uiterste zorg zijn deze platen afgedrukt. De derde : de gevangenneming, de zevende : de doornenkroning, de negende : de kruisdraging, de tiende: de kruisiging, zijn van aangrijpende schoonheid. Ik neem deze er uit, omdat het te ver zou voeren alle te bespreken. De gevangenneming: Jezus in het midden, kalm en gelaten na zijn gebed in bet »hof ken van Oliveten". Judas hem den verraderskus gevende, en om hen drukte van soldaten, die Jezus zullen binden. Rechts op den voorgrond Petrus, die in de hand en twee andere hebbeu bem de doornenkroon opgezet, die zij nu door feilen slag en het steken met een soort vork steviger bevestigen. Ook hier weer is het lijden innig. schoon weergegeven. De kruisdraging: Jezus is bezweken onder den last van het kruis, waarvan hij het. dwarshont met beide armen omklemd boudt. Da krnispaal wordt links getorscht door een soldaat, geeft de heer Rooses bij dit boekje en tevens een overzicht van het geheele werk van Jan1Wiericx, die o. a. het bij dit artikel gerepro duceerde portret van Christoffel Plantin gra veerde. De bewuste plaatjes uit den brevier zijn niet alleen gesneden maar ook geteekeud door Wie ricx, van wien Let Britsch Museum, de Albertina, het Museum te Berlijn, de Hermitage te De Kruisdraging. ^-C:^^^=|^^S-' £m j>attris, PCmtinf, tuosque &9pres itfrtaan cetcrmtm ^ama Cóquetur anus. <gare opus. lnvi£& tu tuncCeris a-iïu.; ~TKS tantum tun£t at ifte viros . uuare luuftra Jezus aan het Kruis. is een gelukkig denkbeeld geweest van de com missie van toezicht om van deze platen een beperkt aantal proeven te drukken en in den handel te brengen. Zoo zijn er dan, door de goede zorgen van den geleerden en volijverigen conservator Max Rooses, reeds eetige schitterende boekjes met kopergravures verschenen, waarop wél met na druk de aandacht gevestigd mag worden, vooral in een tijd, nu men in ons land de graveerkunst weer meer begint te beoefenen. Van 1576 tot 1876 is de drukkerij der Plantijcs eigendom der familie geweest en ging toen over aan de stad Antwerpan. Bekend is dat Caristoffel Plantijn de stichter der drukkerij, in 1549 te Antwerpen kwam wonen. Eerst in 1555 vatte hij zijn beroep als drukker weer op, dat hij reeds in Frankrijk (hij was geboortig van S'. Avertin bij Tours) had uitgeoefend. In 1576 vestigde bij zich als drukker in het huis op de Vrijdagmarkt. Hoe hij van zijn drukkerij de eerste typographische inrichting van zijn tijd en zijn land maakte, is door den heer Rooses in zijn monumentaal werk over Plantijn be schreven. Tal van voortreffelijk gedrukte werken zijn er bij PJactiJD van de pers gekomen. Jaarlijks werden er pi.m. 50 bij hem uitgegeven, het totaal overtreft de 1500, op allerlei gebied: klassieken, gebedenboeken, philologische en andere wetenschappelijke boeken. Ook zijn aan hem te danken de eerste klassieken in zakfor maat. In 1567 begon hij den Bitle polyglotte te drukken, dien hij in 1572 voltooide, en in 1568 den Thesaurus Teuthoniae Lingttac, bet oudste Nederlandsche woordenboek. Later zijn eerste Brevier, zijn Missaal van het Concilie van Trente, de kerkvaders Augustmus eu Hieronymus, de werken van Ortelius en Ju&tus Lipsius, tal van plaatwerken en belangrijke muziekstukken, lu meesters en gezellen. Bekend is ook hoe deze inrichting niet alleen de voortreffelijkste drukkerij maar tevens een brandpunt van geleerdheid en kunstleven was, en dit werd een traditie, gehandhaafd door Plantijn's schoonzoon Jan Moretus l en zijn kleinzoon Balthazar Moretus I. Meer dan een eeuw lang wist het geslacht Plantijn-Moretus de grootste geleerden en kunstenaars aan zich te verbinden. Voor de illustratie der werken werd de hulp ingeroepen van schilders als Rubens, Martin de Vos, Erasmus, Qaellin, Chrispijn van den Broek, van de kopergraveurs Wiericx, Crispijn van de Passé, Pieter van der Borcht, Schelte a Bolswert, Lucas Vorsterman, van de hout snijders Antoon van Leest, Arnold Nicolaï, Geeraart van Kampen. Christoffel Jeeher e. a. Ia den loop der jaren verzamelde de familie Plantij t-Moretus ook tal van kostbare boeken, handschriften, schilderijen en kopergravuren van andere of nieuwere meesters, die niet voor hun rekening hadden gewerkt. Zoo kocht ze o.a. de 14 koperplaten van de Passie van Ons Heer Jezus Christus door Lucas van Leyden, de 6 etsen van Peter Boel. Al deze kunstschatten, het materiaal der oude drukkerij en de familie-archieven zijn tengevolge van de testamentaire beschikking van Chris toffel Plautijn altijd in bezit gebleven van de eigenaars der drukkerij. Het eerste boekje door de commissie ter uit gave bestemd, was: De Passie van Ons Heer Jezus Christus, 14 platen in 1521 door Lucas van Leyden gegraveerd (Bij Bartscb, Le Peintre Graveur vindt men ze in deel VII beschreven). De oude exemplaren zijn zeldzaam en het is een gelukkige gedachte geweest om deze prachtige platen weer te laten afdrukken. Ze zijn gevat Malchus het oor wil afbouwen. Ontroerend is de Christus-gestalte, de tegenstelling tusschen zijn verheven kalmte en de dolle woede der soldaten. De doornenkroning: Mat zit Jezus ter neer op een steen. Een soldaat geeft hem een staf De vlucht naar Egypte. terwijl een andere een touw opheft om 3ez\is door sl&gen tot, opstaan te dwingen. Om de groep heen: soldaten en troostende eu bedroefde vrouwen. Op deze plaat is het kruishout een wonder van graveerkunst. De kruis^eving: Op de Hoofdschedelplaats hangt Jezus met drie nagelen aan het kruis geklonken. Links zijn Moeder en Johannes, die | zijn gelaat verbergt in de plooien van zijn mantel. Rechts bespottende soldaten. In compositie en uitdrukking zijn trouwens al deze platen juweelen, en het, is epn gelukkige gedachte geweest om deze Passie weer te her drukken. Het tweede fraaie boek is: Zes en veertig platen voor een getijdenboek in 1588 door Chrispijn van de Passé, Laar teekeningen van Marlen de Vos gegraveerd. Dit boek is in een z-er schoonen, eenvoudigen XVIe eeuwschen licubruinen band gebonden. Chrispijn van de Passéhad deze gravuren voor Jan Moretus gemaakt, doch ze zijn nooit uitgegeven. In een paar aanteekeniagen der registers van de Plantijnsche drukkerij, die door den heer Rooses in zijn inleiding worden overgenomen, vindt men er een en ander over. In den oudsten der inventarissen wordt de reeks beschreven in dezer voege: 36 Passio Domini geteekend door M. de Vos en gesneden door Crispijn van de Pass aan 11 gulden het stuk, waard . ? 396. 10 van den Brevier in 8°van denzelf den teekenaar en graveur van denzelfden prijs. ?110. De heer Rooses toont aan dat deze beschrij ving ietwat onnauwkeurig is. Belangwekkend is het deze uiterst fijn gegra veerde platen te vergelijken met die van Lucas van Leyden, e a die van Jan Wiericx, wiens 12 platen voor den Brevier in 8°eveneens nooit werden afgedrukt. Een zorgvuldige toelichting Petersburg en het Muspum van Stokholm nog teekeningen bezitten. Waarschijnlijk dateeren deze kopergravures uit de jaren tusschen 1585 en 1590. Bij Bartsch, Le Peintre-Graveur, dl. IV. vindt men de 6 etsen van Pieter Boel beschreven, waarvan de koperen platen later in bezit der Moretuïsen kwamen. Pieter Boel, die te Ant werpen geboren werd in 1625 en volgens Strntt in 1680 stierf, was volgens sommigen een leer ling van Erans Snijders, volgens anderen van Cornelis de Waal, zijn oom. Hij muntte uit in het schilderen van viervoetige dieren, vogels en bloemen, reisde veel in Italiëwaar hij zijn talent gewaardeerd zag, bleef op zijn terugkeer naar Antwerpen eenigen tijd te Parijs, waar hij zich had kunnen vestigen, doch liet verscheiden begonnen werken onvoltooid om naar zijn vader land terug te keeren. Bartsch kent slechts 7 platen van hem (de 7de is de Jacht op een everzwijn). De 6 etsen, die zeer zeldzaam waren, omdat de graveur er slechts een zeer beperkt aantal van had gedrukt, toen hij de p'aten verkocht, dragen op het schutblad den titel Diversi uccelli (allerlei vogels). Men moet Bartsch gelijk gever, als hij schrijft: »dans Ie genre des oiseaux, nous n'avons rien de pareu a ceux représentés sur les six planches de sa main ; ils ne cesseront jamais d'être des sujets dignes de l'admiration de tous les vrais connaisseurs". Voortreffelijk is het karakter dezer arenden, valken, sperwers, en andere vogels weergegeven. Een der krachtigste is wel de arenden: een arend, met breed-uitgespreide vlerken, den klauw in een buitgemaakte hinde slaande, weert dreigend krijschend een mede dinger naar het lekkerbeetje af. Een derde betuurt stil maar gretig de hinde. Van gewel dige dramatische kracht en prachtig van compoi MiimiHiiiiiiiiiimMiiimMiiimiiiiimiMimiiminiiimiiii Twee tooneelisten in eenzelfde rol. Louis Bouwmeester en Henri de Vries in de rol van Isidore Lechat in het tooneelspel »Zaken zyn Zaken". De Fransche schrijver Mirbeau zou zich op feiten van tekende personen kunnen beroepen, als men hem een verwijt wilde maken, dat hy, in z'n tooneelspel: Zaken gijn zaken, zich aan overdrijving schuldig had gemaakt. ledere tijd deze in 't bizonder kan menschen aanwijzen als Lechat, de hoofdpersoon in zyn tooneelwerk. Met het vaste doel voor oogen: »er te komen", vangen zy aan en gaan verder, alles vermorzelend wat hun in den weg staat of komt. Geweten, gevoel, en meewarig heid, naastenliefde, hulp<%ardigheid, eerge voel, alles leggen zij het zwegen op. Zjj gaan voort naar hun doel, zonder op of om te zien. Louis Bouwmeester. Alles offeren zy aan dat doel op. Alles is hun ?zaak" geworden, «doode stof". Wordt de op merking gemaakt, dat men toch dit en dat in aanmerking te nemen, dit of dat te ontzien heeft, het antwoord luidt: «Zaken zijn zaken." Lechat is zulk een man. Alle mogelijke onder nemingen, alle speculaties gaat bij aan. Hoe vele slachtsoffers hy maakt... »Z»ken zijn zaken I"... Vrouw en dochter,.. ze zijn sukkels voor hem. Menschen van hoogere afkomst, of van ontwikkeling krenkt hij; van hun fijner gevoel geeft hu den brui. Ze zyn zaken voor hem. Om spoediger tot zijn doel te geraken, zegt hy ieder de grootste onbeschoftheden in het gezicht, zoodat ze verbluft, geslagen staan Dan hoonlacht hij om hen, en slaat zonder gewetens wroeging zijn slag. De meriBchen van «Zaken zijn zaken" doen zich onder velerlei vorm voor. De tooneelspeler. zulk een man hebbende uit te beelden, heeft vele modellen ter keuze. Zijn temperament bepaalt die. Hierin schuilt de oorzaak van het groote verschil tusschen de uitbeelding van een zelfde persoon, van Lechat, door Louis Bouwmeester en Henri de Vries. Cecil Rhodes zou als model voor Louis Bouwmeester kunnen gelden, met kleine trekjes van Dicken's Bounderby, den man in een sloot geboren, alles, tot zijn geboorte toe, aan zich zelf verplicht achtende; Chamberlain als voor beeld voor Henri de Vries. Louis Bouwmeester bedekt zyn doen en handelen achter zekere jovialiteit, hij doet zich voor als joviale kerel, hy lacht om alles, 't is hem de moeite niet waard het gewichtigste gemoedsbezwaar voor ernst op te nemen. Achter ploertige bonhomie laat hij zijn overmacht gevoelen; hij heeft geld, hij heeft macht: doe hem wat. Hu hoort de nobelste opmerking spottend, lachend aan, gaat op de punt van een tafel zitten, de handen in den zak, het lichaam achteruit, de borst ruim uit. Hjj zit er, hij weerstaat ieder, vertelt lachend zijn Bcbavuitenstreken en, alsof hu gel u k had, aan ieder ernstige bedenking den kop indruk kend met de opmerking: >Zaken zijn zaken l" Lechat van Henri de Vries daarentegen heeft overwicht door het cynische, door het koel voortreffelijke; hy staat in het volle besef van zyn kracht, van zyn macht; hij brutaliseert wie hem weerstaat, hij brengt de pijnlijkste wonden toe, zonder een spier te vertrekken. Ook menschen zijn zaken voor hem, doode voorwerpen, van welke het voordeel hem toekomt. Lechat van Henri de Vries is het type van ijskoud, meedoogenloos egoïsme, van brutale, l niets ontziende kracht, een in n bepaalde richting voortstrevend werktuig, dat nooit op zij gaat, maar wat hem in den weg staat verpletterd. Lechat van Louis Bouwmeester laat de menschen er inloopen door bonhomie; Lechat van Henri de Vries doet hen door zijne ijzigbeid bevriezen, hy biologeert hen, hy maakt hen weer tot wormen Naar deze verschillende opvatting hebben beide tooneelisten, ieder eene treffely'ke cr atie geleverd. R Henri de Vries.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl