De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 11 oktober pagina 3

11 oktober 1903 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

Ifo; 1873 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR N E D KR L A N D. déor Schuihann opgerichte muzieltblad, dat in die dage» een zeer belangrijke rol speelde,, refereerde over de ouveirture o.a. als ^oï'gt: In der Ouverture ist der Pilgergesang ?vorherrschend!, hie und da Von einem unheim3ichen Geschwirr der Violinen qnd hohen JSaiteninstruinenien unterbrochen j flbrigens ist sie unverstandlich und entbehrt ebenso der eigentliehe Grundfarbe, wie das ganze Sujet." En wanneer een enkele stem der critiek (Deutsche Allyemeine Zeltung) niet mede smaalt «n het durft wagen te schrijven: Wagner 'habe durch den Tannhauser die Oper auf «ihe Höhe erhoben, die ihre bisherige Erscheinungsformen bertreffe" dan staan er oniniddelijk wijsneuzen gereed om dien vooruitaienden berichtgever toe te voegen: Gott bewahre uns vor dieser Höhe! Es ist da oben so ode und so kalt, das wer die Langeweile >is zu ihr hinauf glücklich berwindet, sicher nicht lange auf ihr dauern kann". Ondanks de houding der toenmalige pers) begon het publiek, dat aanvankelijk vreemd tegenover het werk stond, langzamerhand ontvankelijk te worden voor de schoonheden van den TAtmhauser"; zóó zelfs dat de Dresdener Abendzeitung meende haar misnoegen daarover te moeten uitspreken en er bijvoeg de; Wie kommt's doch dass man z. B. ber Ferdinand Hiller's Trauhi in der Christnacht", der doch unstrejtig méhr Musik in sich echlieaat als der Tannhauser, so ganz stille gewesen ist?" Arme Ferdinand Hiller; wie kent thans nog zijn Traum in der Christnacht" ? Ja ?wie kent eigenlijk Ferdinand Hiller zelf nog? En slechts een halfjaar vóór den Tannhauser werd zijn opera eveneens te Dresden opge voerd. Maar Hiller is er geen schuld aan, dat de critiek van die dagen zich zoo zeer vergaloppeerde uit boosheid of domheid; en doet een groot gedeelte van de Duitsclie critiek dit ook thans niet met dezelfde felheid. tegenover mannen al» Bruckner, Strauss, IVtahler, SchilHngs en anderen ? De uitvoering van Taiinhiiuser had vooral myne belangstelling opgewekt omdat de heer ^Fierie daarvan de directie in handen had. ISa de eerste opvoering, die ik niet bijwoonde schenen de meeningeii over zijne leiding nogal verdeeld te z^jn; misschien is dit ook na de tweede opvoering het geval geweest; maar toch heb ik redan te vermoeden dat bij toehoor ders, die beide opvoeringen hebben bijgewoond, de indruk van de tweede van anderen aard zal geweest zijn dan van de eerste. Ik heb Zaterdag 1.1. het werk zien groeien. Lag er over de eerste acte nog iets mats uitgespreid, waarvan de oorzaak hoofdzakelijk moet gezocht worden i h de niet voldoende «imiiimmiiiiniiiiiiiHiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiitujiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiMMHiiii bezetting van de titelrol, de tweede acte verwekte reeds veel meer belangstelling en in de derde acte wist de heer Tierie de juiste stemming te treffen. Het kwam mij voor, dat de heer Tierie af en toe ietwat academisch te werk gaat in zijne wedergave der partituur; dat zijn op vatting' en tempokeuze nog te veel de vrucht is van nauwkeurige berekening en hoezeer die ook noodig is, t>. a. bij het instudeeren zoo meen ik toch, dat de impulsie van het oogenblik meer .warmte vermag te ver oorzaken, dan een star consequent vasthouden aan een eenmaal opgevatte meening. Vooral Wagner eischt in hooge mate een elastisch tempo en de Schwung" die aan het geheel iets verleent van een improvisatie geeft aan een dramatisch werk van Wagner leven, benevens de zoo noodige kleur en warmte in de voordracht. Het eerste gedeelte der ouverture b.v. kon daardoor veel winnen; ook meende ik, dat aan het slot der tweede . acte, bij het groote ensemble hetwelk door Elisabeth beheerscht wordt met de woorden: Ich flehe für sein Leben", de heer Tierie er naar streefde het tempo in te houden; terwijl juist hier een matig occellerando een kolossalen climax te weeg brengt, die in het quart-sext-accoord van den B-dur drieklank zijn culminatiepunt vindt. Doch genoeg hierover. Het is mijn overtuiging, dat de heer Tierie bij volgende opvoeringen nog wel eenige wijzigingen zal brengen .in zijn opvatting, vooral als mijn meening juist is, dat de tweede opvoering in dit opzicht reeds aanmerkelijk verschilde met de eerste. Ontegenzeggelijk heeft de heer Tierie met het orchest reeds veel tot stand gebracht. Stelt men zijn eischen niet hooger dan het peil waarop zich dit orchest bevindt, dan is er alleszins reden tot tevredenheid ; want er is gewerkt zoo goed als liet ging en er zijn ook enkele zeer goede krachten in het orchest aanwezig. Eischt men echter dat de weder gave van het instrumentale gedeelte een het, werk waardige zij, dan dient geconstateerd dat het orchest niet bij machte was een klankschoonheid te ontwikkelen, als waarop een dergelijke partituur aanspraak mag maken. _ Ditzelfde geldt min of meer van het koor ; alleen is het daarmede nog zooveel slimmer gesteld, omdat dit aan de handeling deel neemt en in dat opzicht een te kort aanwezig was, dat zeer hinderlijk en storend werkte op den totaalindruk. Bijna alles.wat het koor te zingen had klonk zonder eenig ni'.'deleven met de handeling, stijf als een van buiten geleerde les; ook waren de bewegingen die van automaten. De heer Tierie kan dit natuurlijk niet helpen. Als hij er iets aan Wat nu aangaat de vertolking der solo partijen .... tegenover de meer of min ge lukkige bezetting hiervan; staan kapelmeester en regisseur vrijwel machteloos. In dat op zicht verschilt de toestand dezer opera in mets met dien aan de groote gesubsidieerde theaters in het buitenland. Het talent v*m den heer Pauwels past beter bij werken van gallischen oorsprong. Het vreemde dialect waarmede de heer Pauwels onze taal behandelt en dat liij, ondanks zijn langdurig verblijf hier te lande, nog niet heeft prijs gegeven, stond hem bij de ver tolking erg iii den weg; vooral -wanneer hij in eeii snel tempo syllabisch moet zingen, zooals o. a. bij de liederen in den A'enusberg. In de derde acte, bij het verhaal van de reis naar Rome, wist de heer Pauwels dramatische accenten te vinden, die den toehoorder ge deeltelijk over zijn tekortkomingen in de uitspraak wisten heen te helpen. Mevrouw Coini-Francisea zong de Venus partij P een wijze, waarmede men zeer wel vrede kon hebben; vooral de hooge toueu klonken fraai en gemakkelijk. Mejuffrouw Kmmy Kloos zong de Elisabeth. Als jiu'ii van mejuffrouw Kloos niet meer wil eischen dan de meeste; overige mede spelers boden, dan mag men van haar zeggen dat zij tamelijk wel past in het kader van het geheel; anders zou men haar moeten toevoegen, dat de toon de, noodige vastheid mist en dat zij in geeneu deele de dramahad kunnen doen zou dit zeker anders geweest zijn en als bij er nog iets aan zal kunnen doen, wordt dit misschien met der tijd anders. Ik achtte mij echter verplicht dit niet onvermeld te laten, daar men zich niet mag overgeven aan de illusie met een voor name kunstuiting te doen te hebben en men ten gevolge van min gunstige plaatselijke toestanden in geen geval de hooge eischen uit het oog. mag verliezen, die een waar kunstwerk aan de uitvoerders het recht heeft te stellen. / De aankleeding van het stuk liet, vooral i in het begin alles te wenscheu over. Men l zou der Nieuwe Xederlandsche Opera onrecht doen, van haar te eischen dat zij b.v. de scène in den Venusberg monteerde op een wijze zooals dit te Bayreuth of München geschiedt; doch het onhandige gedoe van de drie gratiën en van de Bacchanten en Xymphen is toch wel wat al t-j simpel voor het publiek eener groote stad. Beter ware het de handeling geheel te doen vervallen en het aan den toehoorder over te laten zich een voorstelling te maken van den toestand, zoo rijk en weelderig als zijn phantasie hem zulks veroorlooft. tische kracht bezat om aan het slot der tweede acte de scène te beheerschen. De heer Orelio maakte als Wolfram verre weg den besten indruk; thans was het lied aan de Avondster -rein, hoewel het naar mijn gevoel een weinig te forsch gezongen werd. De stem van den heer Schulze (Walther v. d. Vogelweide) klonk zeer goed; in de ensembles vooral bewees zij goede diensten. De heer Koster heeft een zeer schoon, sonoor orgaan, dat hij echter niet weet te gebruiken; ook laat de uitspraak.van enkele letters te wenschen over. Als de heer Koster wilde studeeren, zou hij een toekomst hebben. De herdersknaap werd door mej. Dibbels allerliefst gezongen. De heer Maal als Biterolf was onvoldoende. Zijn stem is mat en kleur loos. Hoe komt hij er toe zich een dergelijke grime te bezorgen? De andere partijen zijn van minder beteekenis. Ben ik nu te streng geweest in mijn oordeel? Als het een groot kunstwerk geldt is gestreng heid op zijn plaats, naar ik meen. Voegt men mij nu toe. dat men moet roeien met de riemen die men heeft, of zoo iets, dan ant woord ik dat men met deze riemen den Tanuhauser niet naar veilige haven kan roeien. Een tweetal boekjes werd mij toegezon den, waaraan ik een enkel woord wil wijden in deze kolommen. Het eerste is een tekst boek voor het groote Muziekfeest, dat 17 en 18 dezer te Arnhem gevierd zal worden. Het woord tekstboek zegt hier eigenlijk te weinig; want behalve da programma's en de teksten, bevat het boek buitengewoon belangrijke be schouwingen over de werken welke zullen worden uitgevoerd. Aan deze toelichtingen,' die blijkbaar door competente hand geschre ven zijn, dankt het tekstboek een beteekenis die veel vorder reikt dan van de meeste dergelijke- boeken. Op Zaterdag avond wordt het Voncert ge ./pend met \Vach auf" uit Wagner's Meistersinger; dan volgt de derde symphoiiie van Gtistav Mahler voor alt-solo vrouwen en knapenko, r en orchest (eerste uitvoering in Nederland). Het Zondag-middag-concert bevat, behalve solovoordraclitcn der solisten, een nieuw werk van Jan van (iilso. een jong Xederlandsch | componist Suli'.mith" genaamd, voor soli, koor en orchest; en op het programma van het Zoudag-avond-concert prijkt een cantate van Bacil Gott der Herr ist Sonu' und Schild", llünde'.'s ..Caeciliën-ode" en Beethoveii's Xegende". Voorwaar een Feestprogramma'1 ! Het koor bestaat uit pi.m. 550 stemmen on het orchest uit pi.m. 120 musici, waarvan de vercenigde Arnhemsehe en Utrechtsche orchesten het hoofdbestanddeel vormen. Het zou nnj niet verwonderen indien van heinde en verre uit ons land de toehoorders naar Arnhem stroomden. Ik raad hun allen aan, zich vooraf te voorzien van het feestboek. De tweede door mij bedoelde publicatie is uitgegaan van de Concert-Directie de Algemeene Muziekhandel". Het is een sierlijk uitgevoerd boekske met goed geslaagde por tretten van de kunstenaars, die in den loop van dit seizoen optreden onder het aogidium van genoemde Concert-Directie. Biographische bijzonderheden en enkele oordeelen der pers zijn er nevens afgedrukt. In het voorwoord leest men: De ernst en waardeeriug waar mede de toonkunst in Parijs, . ook in hare intiemste uitingen getuige de avonden in ons land van Bauer, Casals, hetHayot-kwartet, Thibaud, Wurmser e. a. in de laatste j aren wordt beoefend, heeft ons bij het sluiten onzer verbindtenissen- dit jaar meer het oog doen richten op Frankrijk, dan anders." Uit het boekje leert men dat er in den loop van den winter wederom heel wat muziek gemaakt zal worden in de hoofdstad. AVERKAMP. Droogmaking der Zuiderzee. Donderdag 15 October a. s., des avonds ten 8 % uur, zal de heer A. A. Beekman van 's-Graveiihage, voor de Vereeniging A. P. (bovengenoemd) in de groote zaal van deu Werkenden Stand, een voordracht houden over : De droogmaking der Zuiderzee, ook met het oog op de belangen van Amsterdam." Voor belangstellenden zjjn introducties verkrijgbaar, bij den heer J. Preijs, secretaris, Ceintuurbaan 394. Reclames. BRUT 1*33. nèpofitttiret t ' KIPPIBTG & Co.. 'Amst Piano-, DriBl- en Mnzéta MEYROOS «fc KALSHOVBOX, Arnhem, Koningsplein. VLEUGELS enPIAXIXO's in Koop en in Huur Repareeren Stemmen Ruilen. Maggi's Aroma is ecii eenig beproefd middel om gerechten, groenten, vleezen, soepen, sausen, ragouts, ougenblikkelijk een krachtigen. aangenamen, geur en smaak te geven. Weinig druppels zfjii AtH ff* t T1 lïil P H voldoende. Verkrijgbaar bij alle soliede kruideniers en U 1U IC Ik l U i U C U comestibleshandelaren. <a l* YOOEi <a I» Maafiie, arMitte ironv i II. (SM.) Misschien is het toe te schrijven aan de aansporingen der schrijfster, dat veel wat toenmaals slechts wensch was, tegenwoordig reeds in de daad is omgezet, n een deieerste schoenenfabriekell van Engeland, heeft de zuster- van den eigenaar een deel van het bestuur op zich genomen, onmiskenbaar ten voordeele van het groot aantal vrouwen, die er in arbeiden en dit geval staat volstrekt niet op zich zelf. Als echter miss Collet de ouders nadrukkelijk aanraadt, ook hunne dochters zorgvuldig voor te bereiden voor het gekozen beroep, en haar, evenals de zonen, alle mogelijke hulpmiddelen te veraehaffen, dan is er ook heden nog aanleiding voor 'dezen raad. Zelfs in Engeland, het land van den vryhandel en het fa'r ptay", laat zich het feit niet loochenen, dat vrouwen arbeid grootendeels lager betaald wordt dan mannenarbeid. De verschillende factoren, die er toe hebben meegewerkt dezen toestand in het leven te roepen, zijn reeds lang door de economen nagegaan. Xiet altijd echter is de slechtere belooning eene onrechtvaardig heid, nl. niet dan, als er minder arbeid wordt geleverd en dit geschiedt ongetwijfeld, als het ontbreekt aan genoegzame voorbereiding. Deze gevallen zijn niet alleen nadeelig voor het individu, maar ook voor geheel de arbeidende vrouwen wereld. Hoewel de maat schappelijke positie der vrouw, die een be roep uitoefent, in Engeland nauwelijks iets te wenschen overlaat, zoo is toch het feit, dat zij tot de arbeiders in een beroep behoort, nog betrekkelijk nieuw, en is dit nog niet zoozeer in het vleesch en bloed der natie overgegaan, dat er bij het beoordeelen er van niet nu en dan onrechtvaardigheden of hardheden voorkomen. Als een man onbekwaam voor zijn beroep blijkt, zoo gaat dit slechts hemzelf en zijn anibt aan; de onbekwaamheid eener vrouw ?wordt echter het geheele geslacht ten laste gelegd." Dit zijn woorden, die overal moesten be hartigd worden. Hoe staat het nu met de uitgaven der vrouw, die haar eigen brood verdient en die in zeker, opzicht wisselwerking oefenen op de inkomsten? Als oorzaak voor de geringere belooning der vrouw, hoort men dikwijls opperen: dat zij niet zooveel gebruikt als de man." Misschien vreenen deze philanthTopen wel, dat de betere belooning een slechten invloed op het gemoed der vrouw zal hebben. Miss Collet is in alle geval van eene tegenovergestelde meening, en niet ge zind de kunst der vrouw om met weinig toe te komen, als eene deugd te beschouwen. Hare geringe eischen beschouwt zij veeleer als een vloek, vooral als die hand in hand gaan met een gebrek aan zorg voor de toe komst. Alleen om te leven, daartoe is zeker maar weinig voldoende, maar de meilsch, die ' een beroep vervult, moet zich ook frisch en voor den arbeid geschikt bewaren voor de toekomst. Dat dit oneindig veel duurder is, dan alleen zijn leven te rekken, dit wordt, ongelukkigerwijze, noch door de arbeidende vrouw, noch door haren werkgever genoeg zaam in aanmerking genomen. Niets leidt er ons meer toe ons hierover in beschouwingen te verdiepen, dan eene studie van het budget der vrouwen, die oen beroep vervullen. Miss Collet haalt een groot aantal aan, met een jaarlijksch inkomen van ?1200??4000. Grootendeels is het liet budget van onderwijzeressen, dat zij aan haalt, maar ook dat eener boekhoudster en eener journaliste bevindt er zich onder. Zij vormen een leerrijk en interessant hoofdstuk, ook door de bijgevoegde commentaren, die gedeeltelijk van de betreffende personen zelveu, gedeeltelijk van de schrijfster van hot boek zyn. En hoewel zij er geen aanspraak op maken als typen te gelden, zoo zijn hare mededeelingen toch van groote waarde, vooral ook met het oog op de moeilijkheid om, in dezen, betrouwbaar materiaal te leveren. Voor zoover wij weten, maakt dit boek voor het eerst eene reeks van budgetten openbaar uit de kringen der arbeidende vrouwen uit den middelstand. Bij de vele raadgevingen, die de schrijfster ten beste geeft, in dat deel dat handelt over de grenzen, die de ouderdom stelt aan de werkende vrouw, had de schrijfster haar nog nadrukkelijker op 't hart kunnen drukken, spaarzaam te zijn in het verbruik harer krachten. 't Is zeker zeer loffelijk zich, met ijver en energie, aan zijn werk te wijden, maar ook daarin moet maat worden gehouden. Zooals de nieuweling in het bergen beklimmen den be proefden klimmer dikwijls in 't begin te vlug af is, OLU dan uitgeput den top te bereiken, en daar niet in staat te zijn iets te genieten, zoo vervallen ook de vrouwen, in den beroeps arbeid, dikwijls in de fout van zich te over spannen. Slechts zeer korten tijd komt deze overdrevene energie, die zich vooral in eene verlenging van den .arbeidstijd uit. den arbeid ten goede. Spoedig genoeg heeft zij eeue tegenovergestelde werking. Voor den werk gever is zij daarom geen winst, en voor den arbeider beduidt het verkwisten en ontijdig verbruiken zijner krachten, de verwoesting van het kostbaarst goed dat. hij bezit. Ook hier moet de gouden middelmaat" gevonden worden. Eene menigte statistisch materiaal is aan gewend om den stand der huwelijksmarkt vast te stellen en den invloed dien de steeds toenemende beroepsarbeid der vrouw daarop heeft uitgeoefend. Miss Collet komt tot liet resultaat, dat in Engeland en Wales, onge veer 10 of 17 percent van alle vrouwen nood zakelijk ongehuwd moeien blijven. In Londen stijgt het percentage tot 2<>. In de praktijk is de verhouding echter gedeeltelijk eeiiigszins anders, en voor een ander deel, schijnt die verschoven, naar dat men rekent volgens de verschillende klassen der be\ olking. Vooral ! kan ook het verschuiven van den leeftijd, l waarop men trouwt, het geheele beeld ver- ! anderen. Dat de man uit de zoogenaamde ! betere standen, tegenwoordig op rijperen leeftijd tot den echt overgaat, dan vroeger het geval was, is algemeen bekend maar, in Engeland ten minste is deze neiging, hoewel uit andere oorzaken, ook bij de vrouw waar te nemen. Miss Collet begroet dit als een verblijdend feit. want, in tegenstelling met hetgeen algemeen wordt aangenomen, hangt zij de meeniiig aan, dat d* rrouii' later tot geestelijke rijpheid komt, dan de man. En de schrijfster verheugt zir-h niet alleen over het feit der latere huwelijken, maar ook over de oorzaken, die daartoe leiden: de intellectueele en economische vooruitgang der vrouw. Dezelfde oorzaken voeren ook tot het toenemen van liet ongehuwd blijven van ontwikkelde vrouwen, die het vrouwelijker en eervoller vinden de arbeidsmarkt te be treden dan de overvolle huwelijksmarkt. Wel is waar is het toenemen van het onge huwd blijven op zichzelf geen verblijdend teeken; dat echter de richting, waarin eene hoogere, meer zedelijke opvatting van het huwelijk zich uitspreekt, de heilzaamste ge volgen moet hebben voor beide geslachten, dus voor de geheele natie, ligt voor de hand. Als het beschamend, vernederend, onzedelijk van de vrouw is, het huwelijk te gebruiken als eene inrichting om verzorgd te zijn, zóó is het niet minder verlagend voor den man om voor dit doel, door de vrouw te worden aangenomen. En de mannen die beseffen hoe verlagend dit is en er naar streven toestanden in het leven te roepen, waarin de man om zijns zelfs wil wordt gehuwd, zij hehooren waarlijk niet tot de slechtste medestrijders voor de bevrijding der vrouw. Het bovenstaande is ons grootendeels mee gedeeld djor Henriette Jastrov uit Londen, die eene diepgaande studie van het, boek van miss Collet gemaakt blijkt te hebben. M. K. (i't'sr>ntj]it"id en «jtroeiVimj. Wenken voor bet huwelijk, door prof. dr. GKOUG STICKKK. Leiden. A. II. Adriani. De geneeskunde, in het begin van de lüe eeuw nog arm aan natuurwetenschappelijk ex-act vastgestelde ervaringsfeiten en gvootendeels op vooropgestelde meeningen en specu latieve overwegingen gebouwd, is inderdaad in de ai'geloopcii eeuw meer en meer een natuurwetenschap geworden, en daarvan heeft de behandeling van zieke menschen, de ge neeskunst, ongetwijfeld in niet geringe mate ge]>roiiteerd. De triomfen der wetenschap in de laatste jaren kunnen niet worden geloochend, niemand zal ontkennen boe het spoedig en vroegtijdig herkennen van ziekten, dank zij de verbe tering der diagnosjische hulpmiddelen tot een ongeëvenaarde juistheid en nauwkeurig heid is opgevoerd, en boe ook op therapeutisch gebied zegepralen zijn verkregen men denke aan de praetisehe resultaten der mo derne chirurgie en van verscheidene aan de chirurgie verwante speciale vakken die eenvoudig verbazingwekkend mogen worden genoemd. Doch ook de grenzen van ons therapeutisch onvermogen zijn, dank zij dezen vooruitgang, beter bekend en nauwkeuriger en scherper vastgesteld. Wij weten thans tamelijk zeker dat in vele gevallen ons vermogen' om een bepaald lijden vroegtijdig en met juistheid te herkennen, gelijk staat met het uitspreken van een vonnis van ongeneeslijkheid, en daar de waarlijk ernstige en bekwame geneesheer zeer goed weet dat hij slechts een zeer be perkten invloed op liet ziekteverloop der meest verschillende aandoeningen kan uit oefenen, krijgt de vraag hoe allerlei ziekten, die voor eene behandeling welke tot genezing voert ontoegankelijk zijn, kunnen worden voorkomen, bier een beteekenis van zeer wijde strekking. e> Laat ons trachten te voorkomen wat wij, als het eenmaal ontstaan is, niet kunnen genezen, dat wordt mee:- en meer het parool, de beteekenis van prophylaxis en hygiëne wordt steeds ^rooter. krachtig wordt deze beteekenis in degelijke populaire geschriften onder een breeden kring van ontwikkelde leekeu verbreid, en men hoopt daar, en ik geloof terecht, op den duur resultaat van. Onder de oorzaken van ziekten waar tegen over tot heden het vermogen van den ge neesheer als therapeut al als bijzonder gering pleegt te gelden, behoort ook de herediteit. De erfelijkheidsleer in het algemeen, en vooral die ten opzichte van psychische stoornissen, heeft menigeen treurig' gestemd en tot een pessimisme en fataliteitsleer gebracht die het leven tot een last maakte en waarbij alleen de dood een uitkomst scheen te kunnen geven. De moderne literatuur, voorgelicht door on getwijfeld wel wat eenzijdige, en gedeeltelijk ook nog onrijpe, geneeskundige beschouwingen heeft zich van het onderwerp meester ge maakt en producten geleverd zóó vreeselijk en zóó griezelig dat vele meuschen er door tot vertwijfeling en tot wanhoop zijn gebracht. Er bestaat eene anecdote van een kardi naal wiens vader de zwijnen had gehoed, en van een fransclien gezant, die trotsch was op zijn adel. Gedurende eene lastige onder handeling waarbij de kardinaal met veel be leid voor de behingen der kerk opkwam, liet de gezant zich door zijn drift vervoeren om den priester zijn geringe afkomst voor de Voeten te werpen. 't Is waar" gaf deze ten antwoord dat inij-n vader de varkens heeft gehoed, maar als mi' vader dat had gedaan, dan zoudt gij thans nog het/A-11'de doen." Deze kleine vertelling is leerrijk. Ontegenzeggelijk bestaat in vele gevallen een onmiskenbaar hereditaire invloed, doch de wetenschappelijke genealogie, toont, naar het mij voorkomt, meer en meer aan dat wij van de wetten welke de erfelijkheid onder pathologische omstandigheden beheersehen nog bitter weinig weten, en meer en meer wint de overtuiging veld dat men op grond van wat al te oppervlakkige theoretische be schouwingen aan deze pathologische heredi teit te veel gewicht beeft gehecht en de be teekenis van het milieu waaronder iemand opgroeit te veel heeft verwaarloosd. Zeker zijn de omstandigheden waaronder iemand leeft en die op hem inwerken van niet minder beteekenis voor zijn later leven dan de aanleg tot afwijkingen in de eene of andere, richting die hij bij zijn geboorte meebrengt, en die gedurende zijn leven on getwijfeld latent kan blijven. Is een en ander juist, en bovenstaande opvattingen zijn heden ten dage ih het alge meen gesproken zeker geneeskundig gang baar, dan krijgt de opvoeding weer een veel grootere beteekenis voor de gezondheid, dan men haar in de laatste 20 jaar wel heeft willen toekennen. Zij toch zal dan in vele gevallen kunnen voorkomen wat, eenmaal ontstaan, niet is te genezen, en kunnen paralyseeren wat de herediteit aan ziekelijken aan leg aan het individu bij zijn geboorte meegaf. Het wil mij voorkomen dat prof. dr. Georg Sticker van de boven uiteengezette opvat tingen, en van eenige andere daaraan ver wante, is uitgegaan toen hij het boek schreef dat thans in Hollandsche vertaling, onder bovenstaanden titel, bij den uitgever Adriani is verschenen en aan ons publiek wordt aan geboden. Het is een mooi, degelijk, ernstig en goed bedoeld werk, dat vlot vertaald, zich prettig laat lezen. Tot een referaat leent het zich niet, maar het wekt hem die het leest op tot denken en tot nadenken over den inhoud, en komt op grond van een duidelijk en glas helder betoog tot de conclusie dat reinheid. nuchterheid en knischheid de deugden zijn die ieder in zijn leven moet aankweeken. wiens begeerte het is om voort te leven in lichamelijk en geestelijk-gezonde kinderen. Reinheid, nuchterheid en kuischheid zijn de eigenschappen waartoe ieder kind moet worden opgevoed wil het gezond blijven. Moge de lichamelijke gezondheid de meest zekere, de meest noodzakelijke voorwaarde zijn voor eene krachtige ontwikkeling van verstand en hart, er is gezond verstand voor noodig om ons er toe te bewegen voor onze gezondheid te zorgen en haar in stand te houden, en de volle gezondheid kan slechts groeien en bloeien op den bodem van een natuurlijk zedelijk leven. Welke beteekenis de opvoeding voor een en ander heeft, is door den schrijver in een helder en zaakrijk betoog op boeiende wijze en in hoogst aangenamen vorm scherp en duidelijk uiteengezet. Ik hoop dat velen het boek zullen koopen en het met ernst en aandacht zullen lezen, als het hun gaat als mij zullen zij zich den tijd daaraan besteed, niet beklagen. Amst., Oct. 1903. Dr. STEFHAX. Lady Phmketi. Ale.randra, Virian. 1'iiix A". Jleati-ice Terry. Modes. W'iiiterstorf'en. Hout. Lady Pluiikett is een Amerikaansche van geboorte, miss Morgan uit Philadelphia. Zij is de echtgenoote van den Britscben gezant te Weenen, sir Francis Plunkett; de bekoor lijke ambassadrice behoort tot dat type van Amerikaansche vrouwen, schitterend door schoonheid en verstand, die in zoo hooge mate de bewondering wekten van den geestigen Max o'Rell (Paul Blonet) en van Pierre de Conlcvain, auteur van Noblesse Am ricaine" en Eve victorieuse". De tact en de gratie, waarmee de vrouw van den Engelschen gezant zich beweegt in diplomatieke kringen en aan het hof, bleven niet onopgemerkt door keizer Frans Jozef. De keizer van Oostenrijk is zeer zuinig met zijn portretten, in dat opzicht is hij een contrast van zijn cousiii", Wifliehn II, die ze letterlijk rondstrooit. Lady Plunkett werd dezer dagen verrast door den beminnelijker!, in leed ver grijsden Frans Josef, die haar eigenhandig zijn conterfeitsel bood. * * Alexandra Vivian, een der tweelingzusters Vivian, jongste hofdames van de koningin van Engeland, is verloofd met mr. Alexander Leith. Alexandra is het petekind der koningin, eii haar zuster is vernoemd naar Albion's koning. Het Engelscho koningspaar is altijd vol belangstelling voor de horde petekinderen, die zij in alle lagen der Britsche maatschappij

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl