De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 18 oktober pagina 1

18 oktober 1903 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

K°. 1373 BE AMSTERDAMMER 1903, WEEKBLAD VOOE NEDERLAND Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAÜIUK Jr. Dit nummer bevat een bijvoegsel. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heeren^racht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad "Wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden ?. / ]..~>0, Ir. p post / 1.05 Voor huliëper jaar ?. . ,, mail 10. Afzonderlijke .Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar .l2'/3 Dit blad is verkrijnbaai- Kiosk 10 Boulevard des Capndues tegenover het Grand Café, te Parijs. Zondag 18 October. Adverlentieii van l?5 regels f 1.10, elke regel meer. . .... f O.JU Reclames por regel , .iO Aimo: ces uit Diiitschhnitl, Oostenrijk en Zwitserland worden n!(s]iiilrnd .'afi_rc"oiMen (luor de firma KUliOLF ilOSSËte Kcnleu en .looi a'le filialen d-zer liviua. I N H O 17 Dt VAN VERSE EN VAN NABIJ : De hervorming van bet Hooger Onderwijs, door Jr D. G Jelge 8ma Extra-rantsoen in de Indische Staatsruif, door H. E Rookmaaker Boter-contróle-atations, dooi dr G.W B Rusland en Mandschoerfle SOCIALE AANGELEGENHEDEN: Tien jaren arbeidswet geving, door mr. dr. H. 8. Veldm-n FEUIL LETON: Een Aquarel Novelle van Tda Boy-Ed Vertaling van J brouwer. (Slot)?RECL\MES "VOOB DAMEÖ: Aan allen zoowel mannen als Trouwen, door Elise A. baighton Onverzorgd, door Lonise Btratenas. Internationale kinderlitteratunr, door N. van Hiehtum «fan Zeven Meisjes, door Felicie Jeha beoordeeld door Ina Boadier-Bakke.. Allerlei. d»,ior Caprice. Die lort van Oleve" te Amsterdam door J. v M. De kunsthandel van Frans uffa en Zonen, (Ing ). door Alberio Beguin. Jefiha eu Hamlet door Van Elring. 01T DE NATUUR door E. Heinana F1NAN01EELE EN OEOONOMI8CHE KRONIEK, d-iorD. Stigter. KDNdf EN LETTEREN: Onze letterkundigen, door Henri Dekking. Oenvres Fosthomes de Faal Verlaine. beoordeeld door .-«cob de Haan SCHETSJES: Tante. Naar het Diiitgch van Wilhelm Stekel - INGEZONDEN PKN- EN POTLOOD KR ASSEN.- SCHAAKSPEL. ADVEBTENTIEN. Déhervorming van liet Hooger Onderwijs. De indiening van con ontwerp tot wijziging der wet op het hooger onder wijs wekte groote belangstelling en heeft niet alleen het verstand, maar ook het gemoed van velen ia beweging gebracht. Daardoor werden er een aantal verheven idealistische beschouwingen van allerlei aard in brochures, tijdschriften en cou ranten gepubliceerd. Ik ben altijd een groot, bewonderaar van dit verheven idealisme geweest, hoewel ik moet be kennen, dat ik de idealisten, dikwijls oiet kan volgen in hun vlucht boven de wolken. Het komt mij echter voor, dat naast dit verheven idealisme ook aan het gezond verstand in onderwijszaken nog altijd een bescheiden plaatsje toekomt. Daarom vertaal ik hieronder een passage uit Friedrich Paulsen1 s System der Ethik (Deel II pag. 75 vlg.) die me onlangs bij de lezing trof als getuigende van veel gezond verstand, en die ik daarom aan bovengenoemde verheven idealisten ter bizondere overweging aanbeveel. Ze handelt bovendien over een punt, dat bij iedere regeling van het hooger onderwijs, voor zooverre dit bevoegdheden verleent tot het bekleeden van maatschappelijke betrekkingen, door het gezond verstand misschien voor het allerbelangrijkste gehouden wordt. Paulsen zegt in die passage het vol gende : Een weten, dat den enkeling niet van nut kan zijn, hetzij uit gebrek aan be kwaamheid, hetzij door het ontbreken der uitwendige omstandigheden, die hem in staat stellen er gebruik van te maken, is voor hem heelemaal niets waard. Ja, men zal verder moeten gaan en moeten zeggen: het is voor hem een kwaad. Dit ligt voor de hand bij gebrek aan bekwaamheid. Een te veel aan kennis voor den aanleg maakt niet verstandiger maar dommer. Men moot slechts onder scheid maken tusschon onwetendheid en domheid; onwetendheid is gebrek aan kennis, domheid is gebrek aan oordeel ; ze kan bestaan te gelijk met veel kermis, ja ze wordt onder sommige; omstandig heden daardoor voortgebracht. Van den hertog van Wellington wordt een aardige anecdote verteld. Hij werd door een jongen man om een betrekking aange zocht ; nadat hij een poos met hem ge sproken had, wees hij zijn verzoek af' met de woorden : gij hebt voor uw ver stand te veel geleerd (you are ovcreducated for your intellect.) Ik vrees, dat de hertog van Wellington, als hij onze examens bijwoonde, niet zelden dezelfde opmerking zou maken. Daar er, vóór men een ambt kan bekleeden, examens zijn ingesteld, heeft kennis, waarop uit den aard der zaak bij een staatsexamen alleen gelet kan worden" dit is onjuist en niet in overeenstemming met de zoo even uitgesproken vrees voor de opmer kingen van den hertog van AVellington heeft dus tengevolge-vanden maatstaf, die bij de examen* wordt gebruikt kennis voor den bezitter als lid der maatschappij een toevallige en uiterlijke waarde, die ge heel onaf hankclijk is van haar werkelijke waarde voor hem zelf als redelijk we/en. Daardoor gebeurt het, dat velen veel leeren, wat niet in overeenstemming is met hun natuurlijke bekwaamheden en nei gingen. Het gevolg is, dat niet alleen het loeren van deze dingen voor leeraren en leerlingen tot een kwelling wordt, maar dat ook het natuurlijke verstand, dat er is. nadeel lijdt. Het oordeel wordt door zulke j kennis, die men alleen uitwendig bezit, verward en onderdrukt. Het is een allergewoonste gebeurtenis dat bij examens op een vraag, die aan het verstand wordt gedaan, geantwoord wordt met het ge heugen ; in plaats van een oordeel komt er een van buiten geleerde formule of een feit. Soms kan men er den exami nandus op geen enkele wijze toe brengen zijn verstand te gebruiken; dit is door alleen te loeren rudimentair geworden. Komt zoodanig iemand nu in de praktijk, dan staat het te vreezen, dat hij daar juist zoo zal doen; de zaak eischt begrip en observatie van een feitencomplex, beoordeeling van wat mogelijk en nood zakelijk is ; onze gestudeerde begint, iri plaats van zijn oogen open te doen en zijn verstand bij de zaak te gebruiken, weldra in zijn geheugen te zoeken naar formules en feiten, die hij vroeger van buiten heeft geleerd; hij neemt onwille keurig de examenpose aan, waarop hij afgericht is ; hij kent geen ander gebruik van zijn verstand. Bluntschli spreekt in zijn autobiographie ergens de meening uit, dat het niet zelden zoo gaat met onze juristen ; door alleen te loeren en formules op te zeggen verliezen zij vol komen den onbevangen blik op de feiten. Dat is ook wel de bedoeling van het Duitsche spreekwoord, dat de geleerden de verkeerden noemt. En datzelfde be doelt Huxley, als hij in een van zijn redevoeringen zegt: domheid fit, non nascitur (wordt gemaakt en niet geboren.) Ze ontstaat in negen van de tien gevallen door een lang voortgezette onderdrukking der natuurlijke intellectueele begeerte van den kant der ouders en leeraren, een on derdrukking, die gepaard gaat met het voortdurende pogen om kunstmatigen lust te verwekken naar spijzen, die niet alleen zonder smaak, maar ook in hoofdzaak on verteerbaar zijn. En behalve de domheid, die men zoo leert, leert men nog iets anders nl. lioor/moed. Aan de verwording van het hoofd door te veel onderwijs beantwoordt een verwording van het hart. Kennis maakt opgeblazen, zegt de apostel; dit geldt vóór alles van die kennis, die haar be zitter niet in toepassing kan brengen. Tot vertoon gebruikt men in het alge meen geen nuttige, maar nutteloozc din gen. Het nuttige "komt tot rust, doordat het gebruikt wordt; overtollige pronk daarentegen drijft overal tot vertoon. 7oo gaat het ook met nuttolooze kennis ; ze drijft haar bezitter er toe aan om met haar vertooning te maken, om toch iets aan haar bezit te hebben. De goed onder wezen höliere Toch ter" en haar gouver nante hebben geon rust, voor ze met haar Fransch voor den dag zijn gekomen, opdat de mensehen het zien en haar kennis prijzen; de Vnterxecimdaner", die zuchtend en vloekend zoo lang ge tobd heeft met zijn Latijnsche thomas en vertalingen, tot hij eindelijk het getuig schrift voor eenjarig vrijwilliger heeft gekregen, wordt nu niet zelden zijn leven lang door Lati-uihocliDUif geplaagd". Paulsen spreekt hier over een kwaad, dat in Duitschland grooten omvang ge kregen schijnt te hebben. Hot is echter ook in ons land lang niet onbekend. En bij de sterke neiging, die er bestaat, om alles wat van over onze Oostelijke; gren zen komt na te volgen, waarbij na tuurlijk het verkeerde het eerst voor nabootsing in aanmerking komt is het te vreezen, dat het spoedig voel grooter afmetingen zal aannemen. Vooral bij het hooger onderwijs, omdat dit uit zijn aard een vrij groote hoeveelheid kennis van zijn leerlingen eischt. l let loopt dus, meer dan ander onderwijs, gevaar een talrijke klasse personen te kweeken, die zooals Paulsen zegt te veel geleerd hebben voor hun verstand. En het kan dit kwaad door beperking van leerstof niet of slechts in geringe mate bestrijden. En aan den anderen kant is het van het grootste belang, dat juist bij dit onderwijs het kwaad binnen zoo enge grenzen mogelijk wordt beperkt. "Want zijn leerlingen zijn bestemd later in de maatschappij de gewichtigste betrekkin gen te bekleeden en hebben dus meer dan anderen een goed en onbedorven verstand noodig. Xeom als voorbeeld de betrekkingen van rechter en van predi kant. AVat is voor onze tegenwoordige maatschappij, in de moeielijke omstan digheden waarin ze verkeert, van grooter belang dan rechters uitstekend van ver stand en ruim van oordeel, die de ver kregen kennis behoorlijk kunnen toepassen en in staat zijn zich bij hun uitspraken te verheffen boven vooroordeelen van op voeding of omgeving? Of wat is voor haar verderfelijker dan predikanten, die hun grooten maatschappolijken en staat kundigen invloed uitoefenen met de be krompenheid, welke onafscheidelijk ver bonden is aan beperkte verstandelijke vermogens ? Bovendien valt het belang dor individuen, die de betrekkingen bc- \ kleeden, hier samen met het belang der maatschappij. Een betrekking, die eischen stelt aan het verstand, waaraan dit door zijn aanleg niet kan voldoen, is geen ^eluk voor hem die haar bekleedt. Men h'erleze de opmerkingen van Paulsen en het door hem aangehaalde oordeel van Bluntschli. Het is dus in ieder opzicht wenschelijk om bij het hooger onderwijs het kwaad, waarvan Paulsen spreekt, zoo krachtig ! mogelijk te bestrijden. Wat is daartoe het middel ? Ik zie er slechts n nl. de uitsluiting van hen, die onvoldoenden aanleg bezitten voar het verwerken der kennis, die noodzakelijk van hen gevor derd moet worden. En daarvoor is weder om slechts n middel beschikbaar nl. de examens; men zal deze niet anders moeten regelen, maar men zal er een anderen maatstaf bij moeten aanleggen; niet meer uitsluitend vragen naar de kennis, maar ook en boven alles naar don verstandelijke)! aanleg der candidaten. En dat dit mogelijk is; dit geeft Paulsen, hoewel hij het formeel ontkent, zelf toe door zijn anecdote omtrent den hertog van AVellington en de opmerkin gen, die hij naar aanleiding daarvan maakt. Daarop vestigde ik reeds in een tusschenzin de aandacht. Dit is de conclusie, die ik uit de aan gehaalde woorden van Paulsen wilde trekken. D. G. JKI.OKÜSMA. Extra-rantsoen in de Indische Staatsruif. De vleeschpotten zijn weer buitengezet, ditmaal voor een lid eener familie, die, naar de oud vice-president van het Hoog Gerechtshof van Ned. IndiëMr. M. C. Piepers in ])e Controleur van 22 Augustus jl. zeide, reeds sedert een vierde eeuw op allerlei wijze ten koste van N. 1. wordt vetgC7iiest." Een vet baantje werd gecreëerd onder den titel Ilegeerings-Commissaris voor de invoering der decentralisatie in Xed. Indië, een baantje dat behalve een hoog traktement aan dun gelukkige, die er mede werd begiftigd, ook nog de in Indiëgemeenlijk aan dergelijke baantjes verbonden voordeelon als b.v. ruim deelareeren, hier en daar op kosten van on gelijk logeeren, eten en drinken, kan meebrengen. En behalve dat men er zoo lui en zoo vrij in kan zijn als men zelf wil, is het bizondor vatbaar om schier eindeloos te worden gerekt; van welke gelegenheid dan ook in den regel bij dergelijke tijdelijke; bedieningen ge bruik wordt gemaakt. Of' in dit geval de aanstelling van een Rogeeringscommissaris veel voordeed kan brengen ik bedoel nu aan de zaak wordt door sommigen, die daar oog op hebben, evenzeer betwijfeld als de; noodzakelijkheid en hot nut van de; uitzending, nog niet lang geleden, van den aan dezen Kegeerings-Commissaris ten'wanten Rogoorings-Commissaris voor de mijnwetgeving. Xieuwe gezichtspunten op een zaak waarover nu al bijna een halve eeuw lang zoovelen, waaronder zeer bekwame mannen, huil licht lieten schijnen, zullen eloor den RogoeTings-Commissaris wel niet gevonden worden. Hot ontwerp is zoo in alle détails, zoo tot in de'ii treure behandeld; het is z<'><> uitgeput geworden, dat ze'lf's ee'ii blinde op het pad dei1 decentralisatie den weg zou kunnen vinden. Mochten zij, elie zoet denken, het mis hebben en inderdaad nog een RogooringsCommissaris nooelig zijn voor de invoering der decentralisatie, dan had men moeten omzien naai' iemand niet alleen van speciale kennis, maar ook van veel erva ring op dit gebied. Ervaring op heit terrein waarop hij werk zaam zal zijn, kan deze Rogeerings-Coinmissaris niet hebben, want niemand onzer Indische ambtenaren of particulieren heeft ze, daar in de. praktijk liet terrein allen on bekend is. Of'bij van de theorie der zaak moer dan gewone^ kennis heeft ? Men heeft daar niet van gehoord. Had men hier kunnen beschikken over een man niet groote kennis en ervaring in de zaak, die hij moot gaan dienen, zooals b.v. een ('onrad had op hot ge bied van waterbouwkunde toen zijn hulp voor het Suozkanaal werd ingeroepen, men zon van elie kennis en ervaring dankbaar gebruik hebben kunnen maken en zijn hone>oming tof Regeerings-Commissaris alleszins geinoti ve-erd achten. AVie zou ze afgekeurd hebben ! N. n echter, maar misschien heli ik het mis, doet deze be noeming allicht denken aan het be zorgen van een vet baantje aan een lid van een invloedrijke, in Indiëzeer en veine zijnde, familie en van zulk soort benoemingen en van gecommitteerde vriendjes hebben we waarlijk in Indiëal meer dan genoeg gehad. (De eerste gecommitteerde dien ik in Indiëzag, was een zeeofficier aan wiens uitsluitend nautische kennis was opge dragen om, ruim declarcerende, een onder zoek te doen naar den staat van de gouvernements-koffiekultuur in zeker ge west). Nu we toch niet kunnen beschikken over een of meer personen met practische ervaring op 't stuk van decentralisatie in N. L, ware het o. i. beter (en 't Indisch budget niet bezwarend) geweest als men de uitvoering der decentralisatie onder het gewone toezicht had overgelaten aan de bestunrs-ambtenaren. Dat was de gewone rationeele weg geweest waarop wetten behooren te worden uitgevoerd. En wilde men met alle geweld speciale hulp daarbij hebben, dan had men wel denkelijk meer gehad aan een of meer Nederlandsche ambtenaren, doorkneed in de kennis van genieentebeheer met al den aankleve van dien, dan aan een Indisch ambtenaar, die de kennis niet bezit. Arau deze drie wijzen van hulp bij de invoering der decentralisatie achten wij die middels een Regeorings-Commissaris Indisch ambtenaar alzoo de minst verkiezelijke. Ik besprak hier alleen het noodige, nuttige en urgente van deze benoeming, niet do perseion van den nieuwen Regeerings-Commissaris, omtrent wien mij alleen bekene! is dat hij een ambtenaar is als velen en dat hij, nog jong in's lands dienst zijnde;, door zijn broeder toen Gouverneur-Generaal van N.-I. werd benoemd tot een ambt, waaraan een maan delijks salaris van twee duizend gulden was verbonden. * * * Intnsschen mogen we Tndi gelukwenschen dat eindelijk delanggewenschte decentralisatie van het bestuur ook daar zal worden ingevoerd. De voordeden daarvan zijn in den loop der jaren al zoo vaak aangetoond en liggen zoo voor de hand, dat het overbodig werk zou zijn ze hier nogmaals uit te meten. Dat de decentralisatie, goed uitgevoerd, ook goed en zegenrijk zal werken, daaraan zullen wel weinigen twijfelen. Tijdens onze . voorouders heeft men reeds vruchten ge plukt van een be>om niet ongelijk aan die, welke wij nu gaan planten. Het kollegie van Schepenen en de Ileemraden te Batavia hadden toen te zamen te zorgen voor al wat men thans aan do te vormen (gemeente)raden wil opdragen (het recht om heffingen uit te schrijven daaronder begrepen om hun kosten te dekken) en dat hun arbeid niet zonder nut is gebleven, kunnen wij opmaken uit de' historische getuigenis : dat het oude Batavia wat inwendig beheer, veilig heid en orde, netheid en aanzien aanbe langt, kon wedijveren met de grootste steden van ons vaderland. Ook in Britsch-Indiëheeft de daar be staande decentralisatie, al was er hier of daar wel eens een kleine strubbeling, zoo nuttig en degelijk goed ge-werkt, dat ze een enizer meest superieure mannen op koloniaal gebied enthousiast deed uitroope'n Als 711011 zoo kennis neemt van de Britsch-Indische Gemeentewetten dan zou men er wel naar willen grijpen als naar een der schoonste vruchten, gewassen op het veld van koloniaal beheer". Hoe hoogst belangrijk het decentrali satie-vraagstuk ook is en voorloopig blijft, we moe'ten thans eindigen, want waar is het, 't geen een voornaain dagblad onlangs zeide: dat het al genoeg van alle kanten is bezien; dat er rimnschoots te veel over geschreven en gewreven is, dat uit al het gezeur meer dan de? noodige wijs heid is te' putten om eindelijk met ietwat bekwamen spoed te komen tot ele uit voering. J lopen wij dat de nieuwbenoemde Rogcerings-Coniniissaris dit althans eens zal zijn met liet blad dat de benoeming onvriendelijk beoordeelde. II. R. ROOKMAAKER. Boter-controle-stations. Van S tot 10 September hoeft te Brussel een Internationaal /uivelcongres plaatsge had, dat vooral ook door Nederlanders druk bezocht is on waarop behalve hygiëne der melk on dor molkprodukten, de bestrijding der boterve-rvnlscliing eene voorname plaats innam. Van Noilorlandsche zijde zijn aldaar de botor-contre'ile-stations ter sprake gebraelit 1), inrichtingen namelijk, waar door onderlinge, scherpe controle van de plaatsen, waar boter vervaardigd wordt, aan do afne mers de zekerheid kan worden verschaft van een zuiver en onvervalscht product, ook al zou een scheikundig onderzoek het bewijs daarvan wetenschappelijk niet altijd kunnen leveren. Door de sprekers op het congres en de afgevaardigden uit Nederland werd in stellige bewoordingen medegedeeld, dat dergelijke stations ree.ls in enkele deelen van ons land aanwezig of in voorbereiding waren en dat met vrij groote waarschijn lijkheid deze inrichtingen weldra het grootste gedeelte der Nederlandsche zuivelproductie zou omvatten, waardoor voor goed een einde zou worden gemaakt aan de minder goede reputatie der Nederlandsche boter op de buitenlandsehe markt, onder sommige om standigheden en verhoudingen. Het systeem, waarop de controle in deze stations Lerust, is eenvoudig en te gelijker tijd afdoende, terwijl ieder boterproducent de vrije keuze heeft om zich al of niet aan te sluiten en de strenge voorwaarden te onderteokenen, waaraan zijn fabrikaat en zijne inrichting in het vervolg zullen onder worpen zijn. Alvorens mede te deelen; welke deze voorwaarden zijn en waarom zij een afdoende waarborg geven voor de zuiverheid der boter, afkomstig van fabrieken, die zich aan haar hebben onderworpen, willen wij even in herinnering brengen, waarom zulke bijzonelerc maatregelen noodig zijn en niet met een eenvoudig onderzoek der boter kan worden volstaan, op de wijze zooals dit met andere levensmiddelen geschiedt. Do boter namelijk is eene zelfstandigheid, die niet altijd onder het mikroskoop of met behulp der scheikunde zoodanig kan worden onderzocht, dat met wetenschappelijke zeker heid kan worden verklaard: zij is zuiver of vermengd met sommige andere stoffen, niet van melk afkomstig. Do reden is, dat zij niet is van standvas tige samenstelling en dat het kenmerk berust op het aanwezig zijn van zekere bestanddeelen, in echte boter, de zooge?naamde vluchtige vetzuren, die niet voor komen in andere vetten on waaraan dus de boter steeds kan worden herkond. Deze vluchtige vetzuren komen echter in de boter voor in meer of mindere mate afwisselende naar het jaargetijde, in verband niet de weersgesteldheid en niet zelden afhankelijk van de voeding en de verpleging der koeien. De handelswaarde der boter staat met het meer of minder voorkomen dezer vluch tige vetzuren in geen verband; de geur kan even fijn, de smaak even goed en in hejt algemeen de kwaliteit even uitmuntend zijn, of' er meer of minder dezer stoffen iu de boter aanwezig zijn. Er komt zeer bijzonder en met name vooral in Friesland in sommige tijden van het jaar boter voor van ontwijfelbaar beste kwaliteit, wier ge halte aan vluchtige vetzuren verre boneden het gemiddelde is van dat in andere provin ciën of in hot buitenland. A an deze omstan digheid, waarvan de oorzaak nog niet met zekerheid bekend is, maken do vervalsc.hers van boter gebruik; zij koopen, vooral in N.-Brabant, waar zij in sommige streken veel gevonden worelt, boter met voel vluch tige vetzuren en vermengen deze met margarine, waarin eleze stoffen ontbroken, maar verkrijgen dan een mengsel, waarin bij onderzoek blijkt, dat minstens evenveel vluchtige vetzuren aanwezig zijn als in echte, zuivere boter uit sommige andere streken afkomstig. De vorvalsclihig, die behendig on binnen zekere grenzen uitgevoerd niet kan worden lierkeuel, althans niet op zulk eene afdoende wijze, elat zij den grondslag kan opleveren voor een rechterlijk vonnis, is oorzaak dat do Neelerlaiidsclie boter op buitenlandsehe markten is gedéprecieerd en vermoed wordt. vcrvalscht te zijn in allo gevallen, waarin het monster een laag gehalte aan vluchtige vetzuren aanwijst. De groote schade die den eerlijken boterlumelel door dezo onge lukkige reputatie wordt toegebracht is zeer aanzienlijk; de boste Nederlanelscho boter staat b.v. op de Londenscho markt altijd lager genoteerd dan D-eensche on Frausche boter; de midelelprijzen per jaar zijn per kilo eenige centen lager, hetgeen bij eon productie van moer dan 30 millioen kilo, zooals het laatste jaar, een schaelepost oplevert van honderd duizende guldens. Nu hot gebleken is voorhauels ook met de beste voorzorgsmaatregelen en do meest geschikte voedingswijze der koeien niet mogelijk te zijn ton allen tijde boter te bereiden met voldoende hoeveelheid vluch tige vetzuren, zijn de fabrikanten van boter onderling te rade gegaan om een middel te vinden, die don koojier voldoende waar borgen voor do zuiverheid van hun product kan aanbieden, waarom zij de bovenge noemde; onderlinge; controle-stations hebben opgericht. In Friesland en Z.-Holland zijn zij reeds enkele jaren in werking en hebben het bewijs geleverd prpofhoude-nd te zijn; voor Gelderland?Overijsel is het sedert enkele maanden geopend te Deventer on voor Drente en Groningen wordt er oen te Assen opgericht; terwijl voor elo zuide1) Ter kennisnemingen aanbeveling waren O]> liet congres op ruime schaal twee bro chures verspreid in ele Franse'he- (aal p-eschreven; het eene was afkomstig van de Afdeelin.ü' Landbouw aan het Departement vuil Waterstaat en/., he't andere van den Fedenitieven Xederhuidselien /uivelbond en beide de1 organisatie en wcrkingswij/e der boter-shüioiis duidelijk uiteenzettende.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl