De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 18 oktober pagina 3

18 oktober 1903 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No.1373 DE A M S T E R D A M M E Tl WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. met haar speciale bescherming van vrouwen en kinderen zon zijn gebleken. Over deze speciale bescherming heb ik vroeger reeds in dit Blad gesproken en mij fcij die gelegenheid doen kennen als een tegenstander, dus thans daarover geen woord meer. Toen het Nationaal Bureau deze vragen ter beantwoording ontving, zat het eigenlijk er mee verlegen, want het nooilige materiaal Toor het beantwoorden ontbrak. Immers het is een feit, dat wij niet verwend zijn op het gebied van betrouwbare statistische opgaven en nauwkeurige, systematisch ge houden enquêtes. Telkens komt dit gebrek ?weer aan den dag. Wie zich beweegt op sociaal-economisch terrein en aangaande een of ander onderwerp een speciale studie wil maken, stuit bij eiken stap op het gemis van goede gegevens. Meestal zal hij dan zelf moeten beginnen met het doen van een onderzoek en niet alleen neemt dit onderzoek veel tijd in beslag, maar dikwijls is het vrij van nauwkeurig en volledig, omdat een particulier bij het doen van zulk ?werk niet dat materiaal kan verzamelen jiiiiiiiiiimumiiiitiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiimiiiii waartoe de overheid in staat is. Het Nationaal Bureau heeft zelf een on derzoek ingesteld door het zenden van vragenlijsten aan de Kamers van Arbeid, Kamers van Koophandel en Fabrieken, vakvereenigingen en bedrijfshoofden, doch is ook tot de bovengeschetste ervaring ge komen. In een naschrift zegt het Bureau dan ook, dat het is een volstrekte onmo gelijkheid voor een consciëntieus onder zoek (althans wat betreft de vragen l en 2) tot eenige vaste, waardevolle conclusie te komen, de gegevens zijn te verstrooid en te tegenstrijdig''. Slechts een klein deel der Kamers van Arbeid heeft de gevraagde inlichtingen gegeven. Dit resultaat had ik verwacht, omdat ik zelf in mijne Dualiteit van secretaris van den Verbruikersbond de ervaring heb opgedaan, dat in deze van de Kamers van Arbeid voor een particulier niet veel is te verwachten. Het is niet alleen, dat de Kamers door het gemis van enquêterecht onmachtig zijn veel te doen, maar zeer vele Kamers stellen zich op het standpunt, dat het niet op haar weg ligt aan particulieren gegevens te verschaffen; zoo althans antwoordden mij de meeste Kamers. Tegen dit standpunt, hetwelk ik in strijd acht met het beginsel dat aan de Kamers ten grondslag ligt en met het doel krachtens hetwelk de Kamers zijn opgericht, ben ik indertijd in dit blad opgekomen. Mij is evenwel ter ooro gekomen, dat de Kamers in deze hare enge opvatting ge steund worden van hoogerhand. Immers toen ik een tijdgeleden een artikel over den Verbruikersbond en de Kamers van Arbeid zag opgenomen in een door do Re geering gesubsidieerd blad, werd mij te ver staan gegeven, dat ik in het vervolg maar niet meer moest trachten dergelijke artikelen te schrijven omdat de hoogere autoriteit het niet goed vond, dat de Kamers zich met particulieren zaken inlieten. Commentaar overbodig. Maar dit nu daargelaten. Gelijk gezegd, het Nationaal Bureau ont ving wel eenige, doen niet voldoende inlich tingen van de Kamers van Arbeid. Hetgeon de Kamers van Koophandel berichtten, is evenmin van veel aanbelang; slechts enkele gaven iets waaraan men meer heeft. Dat ook de vakvereenigingen niet vele belangrijke gegevens verstrekten, behoeft wel geen verwondering te baren. Het vakvereenigingsloven is bij ons nog geheel in den dop, tenminste wat betreft deze wijze van handelen. Over het algemeen houden de vakvereenigingen zich niet bezig met het verzamelen van gegevens en het bewer ken daarvan en dit feit is zeer te betreuren, omdat, indien dit wel het geval ware en de vereenigingen konden beschikken over voldoend afgewerkt en geordend materiaal, zij over het algemeen veel beter beslagen ten ijs zouden komen en er van haar een veel grootere kracht zoude kunnen uitgaan. Dan toch zouden zij met stukken kunnen bewijzen de slechte werking van sommige wetten, waar zij thans dikwijls niet anders vermogen dan een vermoeden uit te spreken, Maar is dit de vakvereenigingen kwalijk te nemen? Terecht zegt het meergemeld na schrift : Kn wat de vakvereenigingen aan gaat, haar strijd voor de allereerste rechten en behingen is voorzeker nog zoo zwaar en daarbij meestal neerkomend op de schouders van enkelen, dat wij haar allerminst een grief zouden mogen maken van het luttel aantal inlichtingen." Maar laat ons terugkeeren tot de gestelde vragen. Op grond van de verslagen der Inspecteurs van den Arbeid en van de ver kregen inlichtingen aarzelt het Nationaal Bureau terecht een positief antwoord te geven op vraag 1. Wel schijnt vast te staan, dat de vervanging niet zoo veelvul dig is geweest als gevreesd werd. Of deze vervanging een zegen is geweest dan wel niet, schijnt niet met zekerheid te zeggen. Het antwoord op vraag 2 moet zijn, dat verhooging geen regel is, doch van een direct causaal verband tussohen vervanging en loonsverhooging, zoo deze plaats greep, is niet gebleken. Met betrekking tot vraag 3 dringt het Nationaal Bureau aan op verkorting van den arbeidsdag op gronden van practijk, gerechtigheid en humaniteit. Met genoegen heb ik nu no. 3 der goedkoope uitgaven ontvangen, omdat het aan velen, die dieper in dit onderwerp willen dringen, veel materiaal aan de hand doet. Kampen. Mr. Dr. H. S. VELDMAN'. iiiifuiiiMiiiiHiiiiiiiiMtitiiiiMiiitftiii mimiiintmiMiMmiHttiMtiMiiiiiiumiiiiiiiii 2 Door een juist gebruik met den -reeds lang beproefden, veelvuldig met prijzen bekroonden MAGGI's AROMA om te kruiden! Want weinige druppels na het opdienen bijgevoegd zijn voldoende, om gerechten, zooals: groenten, vleezen, ^ U II ? O II ? soepen, sausen, ra-routs enz., oogenblikkelijk, een verrassend krachtigen, aangenamen geur en smaak te geven. W| ^ mm m ^^^ I n f I a e «n s v a n ? O.3O tot ? .S5. £=S? * Te verkrijgen bij kruideniers en comestibleshandelaars. iiiiiiiiiMMiiitiiiitiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiintiMiiiiiHimiuiiiiiiimiiiiiiiiiMMiiuiiiMiiiiiiiiiiu Hoe kan ik in de keuken YOOE( DAMEjS. allen, zoowel mannen als TM?ED. Zoo zijn ze dan in zee de 6000 exemplaren van de circulaire betreffende het Congres voor Kinderbescherming en daarmee hebben de vrouwen want vrouwenarbeid is het allereerst den Staat met 60 gulden verrijkt. Och ja, dat is den vrouwen steeds geoorloofd geweest de gemeenschap, of bij zondere instellingen, zelfs manlijke particu lieren geldelijk voordeel te doen geworden. Hoe betrekkelijk weinige van die 6000 open brieven zullen hun bestemming verder hebben bereikt, dan te zijn bezorgd aan de woningen der geadresseerden! Velen toch hebben de slechte gewoonte om alles wat de post ze brengt met een l cents zegel er op, ongelezen in de papiermand te doen ver dwijnen, en slechte gewoonten blijven onuitroeibaar. Xeen, wie dat gelooven niet wij ; want achtten we dat te staan als een paal boven 'Water, dan zou daarmee tevens ons groot en krachtig vertrouwen, dat het Kinderbescherming Congres schoone vruchten zal afwerpen, tot liet rijk der hersenschim men worden gebracht. En waar we aan toe zyn daaraan zeker niet. We gelooven stellig en vast, dat slechte gewoonten, zelfs erger dingen denk aan Boefje"?kunnen verkeeren in goede eigenschappen, wanneer de genezing wordt ter hand genomen door een ernstigen wil, indien het volwassenen betreft, of door een gezonde opvoedkunde, Traar het de jeugd raakt. Tot verbetering der maatschappelijke misstanden geen ander mid del dan door opvoeding het individu brengen tot liefde voor alles wat goed is en wel luidt de weg is lang, buiten kijf, maar zeker. Over het welslagen van het Kinderbe scherming Congres behoeven we ons niet ongerust te maken. Marie J u u g i u s heeft de regeling ter hand genomen; voor hen die niet volkomen vreemdeling zijn in de vrouwenwereld, is dit alles zeggend. Scheppend vernuft en organiseerend talent, bezit ze in zeldzame mate. Zij toch was het, welke het plan teekende voor de Nationale Tentoon stelling van Vrouwenarbeid in 1898 en daar na het terrein van eenige honderden vier kante meters herschiep in een vereeniging, die zich uitstrekt over het geheele land (Xat. Ver. voor Vrouwenarbeid) maar niet meer werkruimte beslaat dan een enge suite Xat. Bur. v. Vr. Arbeid, Jacob v. d. Poesstraat, den Haag, doch zal blijven voort leven, zoolang de vrouwen, niet alles zullen verkregen hebben, waarop ze rechtmatig aanspraak kunnen maken. In dat kleine be stek worden alle draden saamgeknoopt. Het kan dus niet anders of het werk dezer vrouw zal ook dezen keer slagen, en nog zooveel te eer en te meer, nu zij thans den volledigen steun heeft van een, die zich steeds in de schaduw plaatst, hoe helder ook haar hoofd en veel omvattend haar onuit puttelijk arbeidsvermogen. De lezing dezer circulaire, geschreven in Nederlundsch dat Xederlandsch is, biedt reeds genot, zich richtende tot het hoofd en sprekende tot hart, terwijl voor het oog verrijst een stapel doorvorschten en nog te doorwerken geschriften, die velen onzer slechts zou afschrikken. Kom laat nu eens dit congres in April ] 904 te honden en een n a t i o u a a l belang beoogt niemand toch zal dit ontkennen ? een werkelijk nationale zaak worden. Dat honderden er een eer in stellen aan het welslagen mee te werken door ten eerste oen bijdragen in het fonds ter bestrijding der onkosten, ten tweede door lid te worden van het congres het lidmaatschap is ge steld op n gulden ? door grooten moreelen steun, zoodat do beste krachten zullen ten dienste staan, wamieer het er toe zal komen, wat de ontwerpster voor oogen zweeft, er zich reeds tijdens het congres afzonderlijken comité's zullen vormen, die te uitgebreide of voor een populair congres te wetenschappelijke onderdeden van het vraagstuk in naderen studie nemen en daar toe permanent worden verklaard". Allen, die thans spijt gevoelen over het lot hunner circulaire, vragen aan het Xat. Bureau voor Vrouwen-arbeid, Den Haag, een andere aan. ELISE A. II.uuiiToy. Den Haag, 26 Sept, 190;!. Op een morgen klopte zij bij mij aan, zóó onhandig door hare schuwheid, dat ik mij verbeeldde een dienstmeisje voor mij te zien, dat zich kwam aanbevelen en zich van deur had vergist. Zoodra echter hare stem hoor bare klanken uitbrengen kon, wist ik dat ik eene vrouw van beschaving tegenover mij luid en spoedig daarop vernam ik dan ook een onzer alleroudste namen en het zoo vaak reeds aangehoord en immer toch nog zoo aandoenlijk verhaal eener hopelooze armoede. Het was een toestand zonder uitweg, zijzelve wist het, maar kwam niettemin in hare troosteloosheid nog eens vragen, of er waar lijk in het geheel geen kans voor haar bestond. Wij zochten samen, tot wij n lichtpunt ontdekten in... een postje van zestig gulden 'sjaars met kost en inwoning. Zij was niet d'3 eerste van haar soort, die ik op mijn weg ontmoette. In elke stad kan men ze aan treffen, zoo men er naar zoekt, de vrouwen van stand, die zich schuil houden, uit schaam tegevoel alleen, omdat hare klecderen hare bittere armoede zouden verraden ; maar voor wie zelfs het dugelijksch brood eene niet altijd wederkeerende lekkernij is. Wat te doen ?" zeide een harer mij eens met angst wekkende gelatenheid: Ik heb nu reeds langer dan tien jaar naar arbeid gezocht; maar is het wonder zoo dat niet baatte ? Eene freule wil men niet tot dienstbode hebben en ik ben met geen enkele kennis toegerust; men heeft mij niets geleerd. Alles wat ik bij den dood mijner ouders overhield (elfhonderd gulden) is thans op; maar ik zal ten minste dt-u moed hebbeu te ver hongeren." Wie draagt schuld aan dergelijke toestan den ? Xiet de maatschappij, die onmogelijk in het onderhoud van allen kan voorzien; maar de ouders, die hun kind veroordeelden tot de bitterste der vernederingen, tot gebrek lijden, omdat zij willens en wetens weigerden in zijne toekomst te voorzien. Wat zou men zeggen van den vader, die verzuimde zijn zoon een ambacht te laten leeren, ofschoon hij wist dat de knaap later genoodzaakt zou zijn in eigen onderhoud te voorzien? Men zou geen woorden van af keu ring genoeg voor hem vinden en terecht; maar hoevelen zijn er, die anders tegenover hunne dochters handelen ? Wie verdeelt het geld, dat er jaarlijks aan de opvoeding der kinderen kan worden besteed, in gelijke par ten, onverschillig of het jongens of meisjes zijn, die daarvan zullen genieten? Och, meisjes!" zeggen de meeste ouders, zelfs nog in onze dagen : die komen altijd terecht. Zij trouwen, en zoo niet, dan zijn er nog altijd damesfondsjes, waaruit zij onder stand kunnen ontvangen. Ecue vrouw beeft zoo weinig nocdig." Dus wordt in koelen bloede, met de grootste schaamteloosheid de dichter tot den bedel staf veroordeeld, den zoon de schitterendste kansen geschonken en toch wie van beiden is het, die den ouders de meeste toewijding bewijst ? De knaap volgt vroegtijdig zijn eigen loopbaan, heeft nog slechts eigen toekomst en geluk voor oogen; het meisje ontheft, na verloop van tijd, de moeder van de zorgen van het huishouden, of' vervangt haar in het gezin; zij verpleegt hare ouders in dagen van ziekte, is de vreugde van hun levens avond, blijft bij hen tot aan hun dood en daarna staat zij alleen, met de armoede, waaraan zij, dank zij eene onvergeeflijke verwaarlooziiig der allereerste ouderplichten, ten prooi gelaten werd. \Vant het ix onverschoonbaar eene vrouw tot zulk een toestand zonder hoop, zonder uitzicht te vcroordcelcii, terwijl er tal van middelen overbleven haar daartegen te be veiligen. Herhaaldelijk hebben wij het uitgeroepen: laat men toch ook bij ons het voorbeeld van Denemarken volgen, waar de ouders uit den beschaafden stand, van de geboorte af van een dochtertje, wekelijks een gulden storten in de kas eem-r inrichting, die het meisje op een en twintig-jurigen leeftijd een kamer en pension waarborgt in het groote daarvoor bestemde gebouw, zoodat zij voor het overige harer levensdagen nog alk-en in eigen klee ding heeft te voorzien /ij is dan ten minste tegen honger en kou.Ie beveiligd en zal zich, bij een weinigjc eergevoel, toch nuttig trach ten te maken. Deze stichting bloeit ; want vele kinderen sterven vóór dien leeftijd, anderen trouwen, de meesten blijven nog jaren lang bij hunne ouders. Enkelen wederom kunnen daar ook op latere jaren toegang verkrijgen, door drie duizend gulden in eens te storten. Zoolang wij echter een dergelijk tehuis in ons land missen, blijft de levensverzekering over. Hoe gering is het oll'er niet, dat men jaarlijks, van de geboorte af van een kind, moet brengen, om dat kind, van een te bepalen leeftijd af, eene vaste jaarwedde te bezorgen. Hoe gemakkelijk hebben de verzekeringsban ken het niet gemaakt een studiebeurs aan dat kjnd toe te schenken. Hoe goedkoop is thuis liet onderwijs, dat men aan meisjes kan laten geven ! Willen ouders zich kwijten van hun plicht, dan moeten zij hunne dochter, evengoed als hun zoon, in staat stellen later haai- brood te, verdienen eu dit wordt, vooral in hoogere standen, veel te dikwijls o;) jammerlijke wijze verzuimd. Al wat men nastreeft is het meisje op te brengen voor de wereld, dat wil zeggen haar een weinig van alles te laten leeren, een beetje muziek, een beetje van de moderne ta len, een beetje letterkunde, en uit al die beetjes groeit niets, in het geheel niets voor den strijd om het bestaan. Kijst de vrees voor de toekomst al eens boven, dan wordt zij spoedig in slaap gesust door d'j gedachte aan do rijke familie, die men heeft, en vergeet men maar liefst dat rijke bloedverwanten zelden hunne vrijgevigheid anders uiten dan in het wegschenken van afgedragen kleederen. Ik zag eens buljaponnen in de kamer van een brocdeloozen man! Men behoeft daarom geen heirleger van vrouwelijke dokters, rechtsgeleerden enz. te verkrijgen; de dochter kan bij hare ouders blijven tot hun dood; maar laat haar daarna in staat zijn haar levensonderhoud te ver dienen met type-writing, stenographie, het geven van lessen in teekenen, muziek of vreemde talen, het verplegen van kranken, indien dit hare roeping is. Er staan tal van wegen voor haar open, indien zij slechts vooraf bekwaam werd gemaakt die te volgen. Meer eii meer wordt de blik der wereld daaromtrent verbreed, verdwijnen de vooroordeelen tegen vrouwenarbeid ; maar al ware dat ook het geval niet, er is geen ver nedering zoo groot als die der afhankelijkheid van aalmoezen. En geen vader of' moeder, die over een redelijk inkomen beschikt, mag zijn kind daarvoor bestemmen. Men is zelf niet rijk ; dat kan gebeuren ; maar worden er nooit onnoodige uitgaven gedaan? limit men zich nooit genoegens, wordt er geen geld aan rooken, aan wijn, aan wat niet al verspild, dat voldoende had kunnen zijn, om de dochters voor toekomstige ellende te bewaren? Wij herinneren ons eene vrouw, die als landloopster werd opgepakt. Zij weigerde haar naam te zeggen; maar toen hij niet temin werd ontdekt, bleek het dat zij de laatste afstammeling was van een onzer roem rijkste geslachten, uit het huis der graven van Holland gesproten. Hare ouders hadden nog in weelde geleefd, maar haar niets na gelaten, niet eens eene behoorlijke opvoeding, en zij zwierf bedelende rond, na te vergeefs naar arbeid gezocht te hebben. Wanneer zal er een einde komen aan zulke toestanden, die een aanklacht zijn tegen het onderhart, die vader- en moeder-onteerend moeten heeteu en telkens weder bewijzen hoe weinig er nog verricht wordt voor het kind, dat wezen, dat alles, ook zijne toekomst, verwacht van hen, die het in het leven riepen. Lorisi; STKATEXUS. Meraationile Mcderlitteratfliir, Cnte FivKii'Ixcliijfl", Kine (leschiohte fiïr Duinen, a bei' für kleine, vou OSCAR Pi.ETsciijVolksausgabein Schwurzdruck, Stuttgart, Loewe's Verlag, Eerdinund Carl, Preis 90 Pf. Kou ik vroeger in dit blad een ander boek van Oscar Pletsch (?der Alte Bekuniite"j niet aan onze landgenooten ivcominandeeren, omdat het te speciaal-/J»/'/.sr/t en ook voor onzen smaak wat te zoetelijk was, met C-rute Freundschaft" is dit geheel anders. Wel is ook hier de kleeilhir/ der kindertjes grappigouderwetseh-Duitsch,maurde kinderfiguurtjes zelf, il'e zijn ?intt'i-mttuiwia.l, in ui hun doen en laten. Ik heb zoo'n idee dat de tet'kenaar zijn eigen dochtertje en haar klein, grappig vriendinnetje bij baar spelen aan dachtig heeft bestudeerd. Want de twee typische kleine meisjes die ons hier zoo geestig geschetst worden in al de pliasen van haar spel, zijn bepaald naar liet leven geteekend. (ieen wijze lesjes, geen kwasi-kinderlijke iianspraakjes, geen moraal geeft ons Pletsch ditmaal; alleen een friscli, humoristisch stukje kinderleven. Hoe meer je deze aardige plaatjes bekijkt, destemeer schik krijg je er in ; je leeft en speelt in gedachten met die twee kleintjes mé. Met desteineer genoegen introduceer ik dit boekje bij de lezers van dit blad, omdat de enkele Dtütsche woordjes die den uiterst beknoptc-n tekst uitmaken, niemand behoeven af te schrikken, het voor kleine Xederlandsche kindertjes te koopenr Daar deze toch zelf nog niet kunnen lezen, kan mama die; onderschriftjes wel gauw even vertalen. En bovendien zijn die enkele woordjes voor een ook maar eenigszins bespraakte moeder totaal overbodig. De plaatjes zelf spreken immers het echte volapük liet iwrfcr-volapük nog wel! Alles wat onze kleine meisjes hier zien gebeuren, hebben ze zelf wel eens beleefd. Ze zullen deze plaatjes niet alleen maar eens eventjes aankijken, en dan het boekje : flap! weci' dichtslaan. Dat is, dunkt me, onmoge lijk ! Neen, ze zullen er zich geheel in ver diepen ; ze zullen die aardige, ouderwetsch gekleede kindertjes al heel gauw als vriendinnetjes, als goede ' bekenden gaan beschouwen. Ik vond ditzelfde boekje reeds eenige jaren geled.-n bij een mij bekende, familie, waar bet 't lievelingsboek was van twee aardige kleine meisjes vun 4 en 5 jaar. Met wat een ambitie lieten ze 't me zien, en vertelden ze me alles van het spel der twee Duitsche vriendinnetjes: ,.Kijk, op 't eerste plaatje, trekt de kleinste bij de andere aan de bel : Tingelingeling!" Zie je wel? haar pop gaat ook mee op visite !" Kn jawel, ze wordt binnengelaten, want op 't tweede plaatje is ze al bij haar vrien dinnetje, en geeft haar de hand. A"t< kijken ze allehei nog ernstig en onverschillig, maar sla nog eens ren blaadje om ! Daar vind je ze al heelemaal verdiept in 't aankleeden van haar poppen ! Blijkbaar hadden de poppenkindertjes zich vuil gemaakt, want even lateistaan de moedertjes allehei aan de waschtobbe, en op 't volgende plaatje zie je ze de wasch" ophangen aan zelfgespanneii lijnen, vastgemaakt aan de knoppen van een stoel en aan 't kacheldeurtje. Ken stout poppenkind hangt over d'.MI rand van de tobbe, en ploetert achter moedertje's rug in 't water. En nu is de wasch afgeloopen, en we vinden de twee ijverige- werksters terug, uitrustend in een geiuüthlich Stübcben" onder een reus achtige parapluie. En op 't volgende j,laatje heeft 't kleine bezoekstertje met het grappige haarnetje op, blijkbaar verdriet, en de andere troost haar : Es ist ja nicht so schlimm!" En dan gaan ze zingen : ungenu-in gvfuhlvoll", de eene uit een atlas, de andere uit een ander groot boek. Daarna komen ze op 't idee om den hond in den poppenwagen te zetten, en even later spelen ze winkeltje, waarbij de eene, met een reusachtigen ouwe-vn uwenhoed op, bij de andere Kin l'fund Zucker für 'n Dreier!" komt koopen. En dan gaan ze koken heerlijk! En 't volgende plaatje? Ein grosses (-feheimniss !" daar fluistert 't bezoekstertje haar gastvrouw iets in 't oor, en jawel op de volgende bladzij vinden we de oplossing: Daar zijn we blijkbaar in een slaapkamer waar een kamerschut staat, en ouder dit kamerschut zien we een zeker voorwerp met n oor, en daarvóór twee kleine beentjes en een tipje van een rokje. En liet gast vrouw -t j e, met haar pop onverschillig bij n arm, kijkt belangstellend om't hoekje; een allergecstigst tooneeltje ! Kn zoo gaat 't voort, totdat de kinderen eindelijk wild worden en aan't stoeien gaan, eu' dan volgt er natuurlijk eenkibbelpartij, waarbij ze allehei aan dezelfde pop trekken. De pop wordt er de dupe van en?breekt! Tableau ! Schreeuwend uit alle macht, gaat 't visite-kindje weg: Wir sehen uns nie wieder !" Maar gelukkig ver/oenen ze zich later toch wér, en tot afscheid vinden we ze allerbei, glunder lachend, in een kruiwagen zitten. Als men, zooals ondergeteekeiide, bij erva ring weet, hoe verbazend weinig teekenaars er zijn, die er den slag van hebben om echte, lrrent.lt' kindertjes te teekenen, en om aan hun. gezichtjes de juiste uitdrukking te geven, dan juicht men over deze zoo goed weerge geven kindertypen, zelfs al zijn ze dan wat Duitsch" eu wat ouderwetsch". Ik meen dat alle kleine meisjes zonder onderscheid dit boekje zullen leeren lief hebben; 't zal velen even onmisbaar worden als haar oudste eu trouwste eu meest geha vende pop. Ik tenminste denk er met Sint Xicolaas i-enige kleine vriendinnetjes méte verblijden 90 pfennige is ouk de geheele wereld niet ! Vroeger was 't boekje nogal duur, even als alles van Pletsch, zoodat alleen de rijken 't zich konden aanschaffen, en ik meen dat het de leden van den duitscheii J geudschriftenausscliuss" zijn geweest, die den uit gever hebhen overgehaald tot deze volksnitgave. Me dunkt, dat ze daarmee een goed werk hebben gedaan! X. VAX IIlCIITUM. 1'rm '/.eren Meixji's, door EET.JCTE JF.IU'. Het heilige getal zeven schijnt auteurs van meisjesboekeu te inspireereii. Onlangs: Een school van zeven meisjes," nu weer van zeven meisjes." Maar dit laatste staat in veel opzichten hooger dan liet eerste. Er is nu niets bepaald heel mooi in, en dat mogen we toch wel verlangen voor een meisjesboek evengoed als voor een menschcnboek"; maar het is al veel dat er ook niets leclijks of zelfs hmderljjks in komt. Het is een verhaal van zeven meisjes op een dorp, die allen tegelijk van n gouver nante les krijgen. De hoofdpersoon is Jeanne Moleuvliet, 't kind van een 1I< illandschen vader en Spaansche moeder, die voor een poos bij twee oude tantes wordt gehuisvest, en deel uitmaakt van het zeven-meisjes-schooltje; deze Jeanne, een aardig, driftig, opvliegend, eerlijk, lastig kind, is goed geteekend al zijn de grappen, die ze verzint nu niet zóó ge weldig, om er zooveel opschudding mee te veroorzaken. Dan zijn daar verder de twee oude tantes, de eeuwig-terngkeerende onmogelijke tantes uit meisjesboeken, onder 't ontbijt dóórbreiende tantes ; n vinnige en n goedige. De goedige is wel een. -type vun braaf, dommerig, tóch wél voelend oud meiischje ; een goed stukje is: als Jeanne vulsch be schuldigd wordt een boek te hebben vernield, overwint deze tante Mietje haar verlegenheid, en gaat alleen naar de gouvernante om (t haar toevertrouwde kind te verdedigen. Als dan de gouvernante zegt : '?Dat komt, ik heb 't gevoel, of Jeanne niet van me houdt," vraagt de tante fijntjes: houdt u van haar V" 't Was echter heel onnoodig deze tantes bovendien nog een dergelijke spreektaal te laten voeren, als : o zuster, wat zal ik zeg gen, wat zegt u er wel van ?" eii elders: maar zuster Betje . . ." De tantes hadden wel als gewone menschen kunnen praten. 't Fijnst gevoeld is Lientje Verhoog, die gedwongen wordt door haar narrigen vader, (zelf muziekleeraar) om examen te doen voor het conservatorium. Het kind is feitelijk al ziek van overspanning, maar de vader wil dit niet inzien, noch door 't sineeken van zijn vrouw, noch door vriendenruad. Goed is nu gegeven de hoop van mevrouw Verhoog dat Lientje slagen zal, en het ver driet dat ze haar dan missen moet. Het eenige, wat deze moeder dan ook zegt, als de vader, nijdig en hatelijk als altijd, het arme, gezakte Lientje nog met spot en ver wijten overstelpt, is : Het komt er niets op aan, nu kan ik je bij me houden." Dit is het droevigste, maar ook het beste stuk uit het boek ; eu gelukkig wordt den vadei na weken lang doodsangst en zelfver wijt, tijdens de levensgevaarlijke ziekte van Lientje, niet mi haar herstel onmiddellijk in een berouwhebbendcn engel herschapen, maar hoewel zacht nu en voorzichtig met zijn kind, dankbaar haar te hebben behouden, krijgt hij langzamerhand weer zijn normale mate van knorrigheid terug, en stort weer zijn vlijmend sarcasme uit" over zijn le.-rlingen. Dan is daar nog Jet, die thuis altijd op de kleine kinderen moet passen, en altijd haar best doet daaraan te ontsnappen, en zoo wél heel knorrig en lastig, maar toch hél na tuurlijk is weergegeven. Het boek eindigt, dat Jeanne, wier vader opnieuw- getrouwd is, na ecu harden tweestrijd haar wrok en tegenzin tegen haar onbekende tweede moeder overwint, en besluit op hun verlangen, naar hen toe te gaan. Het is een goede eigenschap van dit boek, Jat er noch heel brave, volmaakte menschen in voorkomen, noch zulke buitensporige monsters, die onnoozele zielen met stomme bewondering of afgrijzen moeten vervullen. Het zijn alledaagsehe menschen met hun deugden en gebreken, maar veel meer goed dan kwaad. Voor 't meerendeel spreken de personen gewone spreektaal, hier en daar nog een boekerige" uitdrukking, maar 't is wel een frisch, aardig boek voor meisjes; het is geïllustreerd door Krabbé. IXA BOUWER?BAKKEB. ifode.i. ]\'i»terKi>ij!'en. Jlonf. ('rimn«,-k<tm. Toiletten. Jlerj'sttoilct. Jiobe i-oor l.'/ehu' (linerx. tlie'iter en concert. Rul/e tf intérieur. Ilonlrn-tif.' _V««W in cere lu'i'xleld. De dikke, heel ruige, wollige, dradige stoffen, dik en warm als reis- of paardedekens! blijven voorgeschreven om buiten shuis gedragen te worden. Op straat en in de winterkou doen" die zware wolstoifen het ook wel. In kamers, in theater- en con certzaal hooreii zij niet thuis. Daarvoor heeft de onuitputtelijke mode ook heel wat anders. Prachtig, dun laken, van zeldzaam mooi en zuiver weefsel. Heel duur, maar onverslijtbaar. Laken in fijne en zachte tinten. In het buitenland wordt veel wit, zacht-grijs en zamlkleurig laken gedragen. Tot de modekleur voor dezen winter, behoort allereerst yroen in alle denkbare tinten. De modieuse vrouw zal dezen winter haar bont, boa en mof kiezen in een tint, har monieerend met haar wandel- en bezoektoilet. Verleden jaar droeg men alle mogelijke tinten van bont, op alle soorten geheel afwijkende kleuren van mantel en japon. Xiet alzoo in het naderend winterseizoen. Och, dit grilletje kunnen wij der beminnelijke despote inwilligen. Zij, die reeds kostbaar pelswerk bezitten, kiezen haar costuurus in overeenkomende tint. Diner- en avondtoiletten blijven wat zij waren. Beeldig. Doch weinig verandering op

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl