Historisch Archief 1877-1940
No.1373
DE A M S T E R D A M M E Tl WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
met haar speciale bescherming van vrouwen
en kinderen zon zijn gebleken.
Over deze speciale bescherming heb ik
vroeger reeds in dit Blad gesproken en mij
fcij die gelegenheid doen kennen als een
tegenstander, dus thans daarover geen woord
meer.
Toen het Nationaal Bureau deze vragen
ter beantwoording ontving, zat het eigenlijk
er mee verlegen, want het nooilige materiaal
Toor het beantwoorden ontbrak. Immers
het is een feit, dat wij niet verwend zijn
op het gebied van betrouwbare statistische
opgaven en nauwkeurige, systematisch ge
houden enquêtes. Telkens komt dit gebrek
?weer aan den dag. Wie zich beweegt op
sociaal-economisch terrein en aangaande
een of ander onderwerp een speciale studie
wil maken, stuit bij eiken stap op het gemis
van goede gegevens. Meestal zal hij dan
zelf moeten beginnen met het doen van
een onderzoek en niet alleen neemt dit
onderzoek veel tijd in beslag, maar dikwijls
is het vrij van nauwkeurig en volledig,
omdat een particulier bij het doen van zulk
?werk niet dat materiaal kan verzamelen
jiiiiiiiiiimumiiiitiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiimiiiii
waartoe de overheid in staat is.
Het Nationaal Bureau heeft zelf een on
derzoek ingesteld door het zenden van
vragenlijsten aan de Kamers van Arbeid,
Kamers van Koophandel en Fabrieken,
vakvereenigingen en bedrijfshoofden, doch
is ook tot de bovengeschetste ervaring ge
komen. In een naschrift zegt het Bureau
dan ook, dat het is een volstrekte onmo
gelijkheid voor een consciëntieus onder
zoek (althans wat betreft de vragen l en 2)
tot eenige vaste, waardevolle conclusie te
komen, de gegevens zijn te verstrooid en
te tegenstrijdig''.
Slechts een klein deel der Kamers van
Arbeid heeft de gevraagde inlichtingen
gegeven. Dit resultaat had ik verwacht,
omdat ik zelf in mijne Dualiteit van secretaris
van den Verbruikersbond de ervaring heb
opgedaan, dat in deze van de Kamers van
Arbeid voor een particulier niet veel is te
verwachten. Het is niet alleen, dat de Kamers
door het gemis van enquêterecht onmachtig
zijn veel te doen, maar zeer vele Kamers
stellen zich op het standpunt, dat het niet op
haar weg ligt aan particulieren gegevens te
verschaffen; zoo althans antwoordden mij de
meeste Kamers. Tegen dit standpunt, hetwelk
ik in strijd acht met het beginsel dat aan de
Kamers ten grondslag ligt en met het doel
krachtens hetwelk de Kamers zijn opgericht,
ben ik indertijd in dit blad opgekomen.
Mij is evenwel ter ooro gekomen, dat de
Kamers in deze hare enge opvatting ge
steund worden van hoogerhand. Immers
toen ik een tijdgeleden een artikel over
den Verbruikersbond en de Kamers van
Arbeid zag opgenomen in een door do Re
geering gesubsidieerd blad, werd mij te ver
staan gegeven, dat ik in het vervolg maar
niet meer moest trachten dergelijke artikelen
te schrijven omdat de hoogere autoriteit het
niet goed vond, dat de Kamers zich met
particulieren zaken inlieten. Commentaar
overbodig. Maar dit nu daargelaten.
Gelijk gezegd, het Nationaal Bureau ont
ving wel eenige, doen niet voldoende inlich
tingen van de Kamers van Arbeid.
Hetgeon de Kamers van Koophandel
berichtten, is evenmin van veel aanbelang;
slechts enkele gaven iets waaraan men
meer heeft.
Dat ook de vakvereenigingen niet vele
belangrijke gegevens verstrekten, behoeft
wel geen verwondering te baren. Het
vakvereenigingsloven is bij ons nog geheel in
den dop, tenminste wat betreft deze wijze
van handelen. Over het algemeen houden
de vakvereenigingen zich niet bezig met
het verzamelen van gegevens en het bewer
ken daarvan en dit feit is zeer te betreuren,
omdat, indien dit wel het geval ware en
de vereenigingen konden beschikken over
voldoend afgewerkt en geordend materiaal,
zij over het algemeen veel beter beslagen
ten ijs zouden komen en er van haar een
veel grootere kracht zoude kunnen uitgaan.
Dan toch zouden zij met stukken kunnen
bewijzen de slechte werking van sommige
wetten, waar zij thans dikwijls niet anders
vermogen dan een vermoeden uit te spreken,
Maar is dit de vakvereenigingen kwalijk te
nemen? Terecht zegt het meergemeld na
schrift : Kn wat de vakvereenigingen aan
gaat, haar strijd voor de allereerste rechten
en behingen is voorzeker nog zoo zwaar en
daarbij meestal neerkomend op de schouders
van enkelen, dat wij haar allerminst een
grief zouden mogen maken van het luttel
aantal inlichtingen."
Maar laat ons terugkeeren tot de gestelde
vragen. Op grond van de verslagen der
Inspecteurs van den Arbeid en van de ver
kregen inlichtingen aarzelt het Nationaal
Bureau terecht een positief antwoord te
geven op vraag 1. Wel schijnt vast te
staan, dat de vervanging niet zoo veelvul
dig is geweest als gevreesd werd. Of deze
vervanging een zegen is geweest dan wel
niet, schijnt niet met zekerheid te zeggen.
Het antwoord op vraag 2 moet zijn, dat
verhooging geen regel is, doch van een
direct causaal verband tussohen vervanging
en loonsverhooging, zoo deze plaats greep,
is niet gebleken.
Met betrekking tot vraag 3 dringt het
Nationaal Bureau aan op verkorting van
den arbeidsdag op gronden van practijk,
gerechtigheid en humaniteit.
Met genoegen heb ik nu no. 3 der
goedkoope uitgaven ontvangen, omdat het aan
velen, die dieper in dit onderwerp willen
dringen, veel materiaal aan de hand doet.
Kampen. Mr. Dr. H. S. VELDMAN'.
iiiifuiiiMiiiiHiiiiiiiiMtitiiiiMiiitftiii mimiiintmiMiMmiHttiMtiMiiiiiiumiiiiiiiii
2 Door een juist gebruik met den -reeds lang beproefden, veelvuldig met prijzen bekroonden
MAGGI's AROMA om te kruiden!
Want weinige druppels na het opdienen bijgevoegd zijn voldoende, om gerechten, zooals: groenten, vleezen,
^ U II ? O II ? soepen, sausen, ra-routs enz., oogenblikkelijk, een verrassend krachtigen, aangenamen geur en smaak te geven.
W| ^ mm m ^^^ I n f I a e «n s v a n ? O.3O tot ? .S5. £=S?
* Te verkrijgen bij kruideniers en comestibleshandelaars.
iiiiiiiiiMMiiitiiiitiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiintiMiiiiiHimiuiiiiiiimiiiiiiiiiMMiiuiiiMiiiiiiiiiiu
Hoe
kan ik
in de keuken
YOOE( DAMEjS.
allen, zoowel mannen als TM?ED.
Zoo zijn ze dan in zee de 6000 exemplaren
van de circulaire betreffende het Congres
voor Kinderbescherming en daarmee
hebben de vrouwen want vrouwenarbeid is
het allereerst den Staat met 60 gulden
verrijkt. Och ja, dat is den vrouwen steeds
geoorloofd geweest de gemeenschap, of bij
zondere instellingen, zelfs manlijke particu
lieren geldelijk voordeel te doen geworden.
Hoe betrekkelijk weinige van die 6000
open brieven zullen hun bestemming verder
hebben bereikt, dan te zijn bezorgd aan de
woningen der geadresseerden! Velen toch
hebben de slechte gewoonte om alles wat de
post ze brengt met een l cents zegel er op,
ongelezen in de papiermand te doen ver
dwijnen, en slechte gewoonten blijven
onuitroeibaar. Xeen, wie dat gelooven niet
wij ; want achtten we dat te staan als een
paal boven 'Water, dan zou daarmee tevens
ons groot en krachtig vertrouwen, dat het
Kinderbescherming Congres schoone vruchten
zal afwerpen, tot liet rijk der hersenschim
men worden gebracht. En waar we aan toe
zyn daaraan zeker niet. We gelooven
stellig en vast, dat slechte gewoonten, zelfs
erger dingen denk aan Boefje"?kunnen
verkeeren in goede eigenschappen, wanneer
de genezing wordt ter hand genomen door
een ernstigen wil, indien het volwassenen
betreft, of door een gezonde opvoedkunde,
Traar het de jeugd raakt. Tot verbetering der
maatschappelijke misstanden geen ander mid
del dan door opvoeding het individu brengen
tot liefde voor alles wat goed is en wel
luidt de weg is lang, buiten kijf, maar
zeker.
Over het welslagen van het Kinderbe
scherming Congres behoeven we ons niet
ongerust te maken. Marie J u u g i u s heeft
de regeling ter hand genomen; voor hen
die niet volkomen vreemdeling zijn in de
vrouwenwereld, is dit alles zeggend. Scheppend
vernuft en organiseerend talent, bezit ze in
zeldzame mate. Zij toch was het, welke het
plan teekende voor de Nationale Tentoon
stelling van Vrouwenarbeid in 1898 en daar
na het terrein van eenige honderden vier
kante meters herschiep in een vereeniging,
die zich uitstrekt over het geheele land
(Xat. Ver. voor Vrouwenarbeid) maar niet
meer werkruimte beslaat dan een enge
suite Xat. Bur. v. Vr. Arbeid, Jacob v. d.
Poesstraat, den Haag, doch zal blijven voort
leven, zoolang de vrouwen, niet alles zullen
verkregen hebben, waarop ze rechtmatig
aanspraak kunnen maken. In dat kleine be
stek worden alle draden saamgeknoopt.
Het kan dus niet anders of het werk dezer
vrouw zal ook dezen keer slagen, en nog
zooveel te eer en te meer, nu zij thans den
volledigen steun heeft van een, die zich
steeds in de schaduw plaatst, hoe helder ook
haar hoofd en veel omvattend haar onuit
puttelijk arbeidsvermogen.
De lezing dezer circulaire, geschreven in
Nederlundsch dat Xederlandsch is, biedt
reeds genot, zich richtende tot het hoofd en
sprekende tot hart, terwijl voor het oog
verrijst een stapel doorvorschten en nog te
doorwerken geschriften, die velen onzer
slechts zou afschrikken.
Kom laat nu eens dit congres in April
] 904 te honden en een n a t i o u a a l belang
beoogt niemand toch zal dit ontkennen ?
een werkelijk nationale zaak worden.
Dat honderden er een eer in stellen aan het
welslagen mee te werken door ten eerste
oen bijdragen in het fonds ter bestrijding
der onkosten, ten tweede door lid te worden
van het congres het lidmaatschap is ge
steld op n gulden ? door grooten
moreelen steun, zoodat do beste krachten zullen
ten dienste staan, wamieer het er toe zal
komen, wat de ontwerpster voor oogen
zweeft, er zich reeds tijdens het congres
afzonderlijken comité's zullen vormen, die
te uitgebreide of voor een populair congres
te wetenschappelijke onderdeden van het
vraagstuk in naderen studie nemen en daar
toe permanent worden verklaard".
Allen, die thans spijt gevoelen over het
lot hunner circulaire, vragen aan het Xat.
Bureau voor Vrouwen-arbeid, Den Haag, een
andere aan.
ELISE A. II.uuiiToy.
Den Haag, 26 Sept, 190;!.
Op een morgen klopte zij bij mij aan, zóó
onhandig door hare schuwheid, dat ik mij
verbeeldde een dienstmeisje voor mij te zien,
dat zich kwam aanbevelen en zich van deur
had vergist. Zoodra echter hare stem hoor
bare klanken uitbrengen kon, wist ik dat ik
eene vrouw van beschaving tegenover mij
luid en spoedig daarop vernam ik dan ook
een onzer alleroudste namen en het zoo vaak
reeds aangehoord en immer toch nog zoo
aandoenlijk verhaal eener hopelooze armoede.
Het was een toestand zonder uitweg, zijzelve
wist het, maar kwam niettemin in hare
troosteloosheid nog eens vragen, of er waar
lijk in het geheel geen kans voor haar bestond.
Wij zochten samen, tot wij n lichtpunt
ontdekten in... een postje van zestig gulden
'sjaars met kost en inwoning. Zij was niet
d'3 eerste van haar soort, die ik op mijn
weg ontmoette. In elke stad kan men ze aan
treffen, zoo men er naar zoekt, de vrouwen
van stand, die zich schuil houden, uit schaam
tegevoel alleen, omdat hare klecderen hare
bittere armoede zouden verraden ; maar voor
wie zelfs het dugelijksch brood eene niet
altijd wederkeerende lekkernij is. Wat te
doen ?" zeide een harer mij eens met angst
wekkende gelatenheid: Ik heb nu reeds
langer dan tien jaar naar arbeid gezocht;
maar is het wonder zoo dat niet baatte ?
Eene freule wil men niet tot dienstbode
hebben en ik ben met geen enkele kennis
toegerust; men heeft mij niets geleerd. Alles
wat ik bij den dood mijner ouders overhield
(elfhonderd gulden) is thans op; maar ik
zal ten minste dt-u moed hebbeu te ver
hongeren."
Wie draagt schuld aan dergelijke toestan
den ? Xiet de maatschappij, die onmogelijk
in het onderhoud van allen kan voorzien;
maar de ouders, die hun kind veroordeelden
tot de bitterste der vernederingen, tot gebrek
lijden, omdat zij willens en wetens weigerden
in zijne toekomst te voorzien.
Wat zou men zeggen van den vader, die
verzuimde zijn zoon een ambacht te laten
leeren, ofschoon hij wist dat de knaap later
genoodzaakt zou zijn in eigen onderhoud te
voorzien? Men zou geen woorden van af keu
ring genoeg voor hem vinden en terecht;
maar hoevelen zijn er, die anders tegenover
hunne dochters handelen ? Wie verdeelt het
geld, dat er jaarlijks aan de opvoeding der
kinderen kan worden besteed, in gelijke par
ten, onverschillig of het jongens of meisjes
zijn, die daarvan zullen genieten?
Och, meisjes!" zeggen de meeste ouders,
zelfs nog in onze dagen : die komen altijd
terecht. Zij trouwen, en zoo niet, dan zijn
er nog altijd damesfondsjes, waaruit zij onder
stand kunnen ontvangen. Ecue vrouw beeft
zoo weinig nocdig."
Dus wordt in koelen bloede, met de grootste
schaamteloosheid de dichter tot den bedel
staf veroordeeld, den zoon de schitterendste
kansen geschonken en toch wie van beiden
is het, die den ouders de meeste toewijding
bewijst ? De knaap volgt vroegtijdig zijn eigen
loopbaan, heeft nog slechts eigen toekomst
en geluk voor oogen; het meisje ontheft,
na verloop van tijd, de moeder van de zorgen
van het huishouden, of' vervangt haar in het
gezin; zij verpleegt hare ouders in dagen
van ziekte, is de vreugde van hun levens
avond, blijft bij hen tot aan hun dood en
daarna staat zij alleen, met de armoede,
waaraan zij, dank zij eene onvergeeflijke
verwaarlooziiig der allereerste ouderplichten,
ten prooi gelaten werd.
\Vant het ix onverschoonbaar eene vrouw
tot zulk een toestand zonder hoop, zonder
uitzicht te vcroordcelcii, terwijl er tal van
middelen overbleven haar daartegen te be
veiligen.
Herhaaldelijk hebben wij het uitgeroepen:
laat men toch ook bij ons het voorbeeld van
Denemarken volgen, waar de ouders uit den
beschaafden stand, van de geboorte af van
een dochtertje, wekelijks een gulden storten
in de kas eem-r inrichting, die het meisje
op een en twintig-jurigen leeftijd een kamer
en pension waarborgt in het groote daarvoor
bestemde gebouw, zoodat zij voor het overige
harer levensdagen nog alk-en in eigen klee
ding heeft te voorzien /ij is dan ten minste
tegen honger en kou.Ie beveiligd en zal zich,
bij een weinigjc eergevoel, toch nuttig trach
ten te maken.
Deze stichting bloeit ; want vele kinderen
sterven vóór dien leeftijd, anderen trouwen,
de meesten blijven nog jaren lang bij hunne
ouders. Enkelen wederom kunnen daar ook
op latere jaren toegang verkrijgen, door drie
duizend gulden in eens te storten.
Zoolang wij echter een dergelijk tehuis in
ons land missen, blijft de levensverzekering
over. Hoe gering is het oll'er niet, dat men
jaarlijks, van de geboorte af van een kind,
moet brengen, om dat kind, van een te bepalen
leeftijd af, eene vaste jaarwedde te bezorgen.
Hoe gemakkelijk hebben de verzekeringsban
ken het niet gemaakt een studiebeurs aan
dat kjnd toe te schenken. Hoe goedkoop is
thuis liet onderwijs, dat men aan meisjes
kan laten geven !
Willen ouders zich kwijten van hun plicht,
dan moeten zij hunne dochter, evengoed als
hun zoon, in staat stellen later haai- brood te,
verdienen eu dit wordt, vooral in hoogere
standen, veel te dikwijls o;) jammerlijke wijze
verzuimd. Al wat men nastreeft is het meisje
op te brengen voor de wereld, dat wil zeggen
haar een weinig van alles te laten leeren, een
beetje muziek, een beetje van de moderne ta
len, een beetje letterkunde, en uit al die beetjes
groeit niets, in het geheel niets voor den
strijd om het bestaan. Kijst de vrees voor
de toekomst al eens boven, dan wordt zij
spoedig in slaap gesust door d'j gedachte aan
do rijke familie, die men heeft, en vergeet
men maar liefst dat rijke bloedverwanten
zelden hunne vrijgevigheid anders uiten dan
in het wegschenken van afgedragen kleederen.
Ik zag eens buljaponnen in de kamer van
een brocdeloozen man!
Men behoeft daarom geen heirleger van
vrouwelijke dokters, rechtsgeleerden enz. te
verkrijgen; de dochter kan bij hare ouders
blijven tot hun dood; maar laat haar daarna
in staat zijn haar levensonderhoud te ver
dienen met type-writing, stenographie, het
geven van lessen in teekenen, muziek of
vreemde talen, het verplegen van kranken,
indien dit hare roeping is. Er staan tal van
wegen voor haar open, indien zij slechts
vooraf bekwaam werd gemaakt die te volgen.
Meer eii meer wordt de blik der wereld
daaromtrent verbreed, verdwijnen de
vooroordeelen tegen vrouwenarbeid ; maar al
ware dat ook het geval niet, er is geen ver
nedering zoo groot als die der afhankelijkheid
van aalmoezen. En geen vader of' moeder,
die over een redelijk inkomen beschikt, mag
zijn kind daarvoor bestemmen.
Men is zelf niet rijk ; dat kan gebeuren ;
maar worden er nooit onnoodige uitgaven
gedaan? limit men zich nooit genoegens,
wordt er geen geld aan rooken, aan wijn,
aan wat niet al verspild, dat voldoende had
kunnen zijn, om de dochters voor toekomstige
ellende te bewaren?
Wij herinneren ons eene vrouw, die als
landloopster werd opgepakt. Zij weigerde
haar naam te zeggen; maar toen hij niet
temin werd ontdekt, bleek het dat zij de
laatste afstammeling was van een onzer roem
rijkste geslachten, uit het huis der graven
van Holland gesproten. Hare ouders hadden
nog in weelde geleefd, maar haar niets na
gelaten, niet eens eene behoorlijke opvoeding,
en zij zwierf bedelende rond, na te vergeefs
naar arbeid gezocht te hebben.
Wanneer zal er een einde komen aan zulke
toestanden, die een aanklacht zijn tegen het
onderhart, die vader- en moeder-onteerend
moeten heeteu en telkens weder bewijzen
hoe weinig er nog verricht wordt voor het
kind, dat wezen, dat alles, ook zijne toekomst,
verwacht van hen, die het in het leven
riepen. Lorisi; STKATEXUS.
Meraationile Mcderlitteratfliir,
Cnte FivKii'Ixcliijfl", Kine (leschiohte fiïr
Duinen, a bei' für kleine, vou OSCAR
Pi.ETsciijVolksausgabein Schwurzdruck,
Stuttgart, Loewe's Verlag, Eerdinund
Carl, Preis 90 Pf.
Kou ik vroeger in dit blad een ander boek
van Oscar Pletsch (?der Alte Bekuniite"j niet
aan onze landgenooten ivcominandeeren,
omdat het te speciaal-/J»/'/.sr/t en ook voor
onzen smaak wat te zoetelijk was, met C-rute
Freundschaft" is dit geheel anders. Wel
is ook hier de kleeilhir/ der kindertjes
grappigouderwetseh-Duitsch,maurde kinderfiguurtjes
zelf, il'e zijn ?intt'i-mttuiwia.l, in ui hun
doen en laten. Ik heb zoo'n idee dat de
tet'kenaar zijn eigen dochtertje en haar klein,
grappig vriendinnetje bij baar spelen aan
dachtig heeft bestudeerd. Want de twee
typische kleine meisjes die ons hier zoo
geestig geschetst worden in al de pliasen van
haar spel, zijn bepaald naar liet leven
geteekend.
(ieen wijze lesjes, geen kwasi-kinderlijke
iianspraakjes, geen moraal geeft ons Pletsch
ditmaal; alleen een friscli, humoristisch
stukje kinderleven.
Hoe meer je deze aardige plaatjes bekijkt,
destemeer schik krijg je er in ; je leeft en
speelt in gedachten met die twee kleintjes
mé.
Met desteineer genoegen introduceer ik dit
boekje bij de lezers van dit blad, omdat de
enkele Dtütsche woordjes die den uiterst
beknoptc-n tekst uitmaken, niemand behoeven
af te schrikken, het voor kleine
Xederlandsche kindertjes te koopenr Daar deze toch
zelf nog niet kunnen lezen, kan mama die;
onderschriftjes wel gauw even vertalen. En
bovendien zijn die enkele woordjes voor een
ook maar eenigszins bespraakte moeder totaal
overbodig. De plaatjes zelf spreken immers
het echte volapük liet iwrfcr-volapük
nog wel!
Alles wat onze kleine meisjes hier zien
gebeuren, hebben ze zelf wel eens beleefd.
Ze zullen deze plaatjes niet alleen maar eens
eventjes aankijken, en dan het boekje : flap!
weci' dichtslaan. Dat is, dunkt me, onmoge
lijk ! Neen, ze zullen er zich geheel in ver
diepen ; ze zullen die aardige, ouderwetsch
gekleede kindertjes al heel gauw als
vriendinnetjes, als goede ' bekenden gaan
beschouwen.
Ik vond ditzelfde boekje reeds eenige jaren
geled.-n bij een mij bekende, familie, waar
bet 't lievelingsboek was van twee aardige
kleine meisjes vun 4 en 5 jaar. Met wat een
ambitie lieten ze 't me zien, en vertelden
ze me alles van het spel der twee Duitsche
vriendinnetjes: ,.Kijk, op 't eerste plaatje,
trekt de kleinste bij de andere aan de bel :
Tingelingeling!" Zie je wel? haar pop gaat
ook mee op visite !"
Kn jawel, ze wordt binnengelaten, want
op 't tweede plaatje is ze al bij haar vrien
dinnetje, en geeft haar de hand. A"t< kijken
ze allehei nog ernstig en onverschillig, maar
sla nog eens ren blaadje om ! Daar vind je ze
al heelemaal verdiept in 't aankleeden van
haar poppen ! Blijkbaar hadden de
poppenkindertjes zich vuil gemaakt, want even
lateistaan de moedertjes allehei aan de
waschtobbe, en op 't volgende plaatje zie je ze de
wasch" ophangen aan zelfgespanneii lijnen,
vastgemaakt aan de knoppen van een stoel
en aan 't kacheldeurtje. Ken stout
poppenkind hangt over d'.MI rand van de tobbe, en
ploetert achter moedertje's rug in 't water.
En nu is de wasch afgeloopen, en we vinden
de twee ijverige- werksters terug, uitrustend in
een geiuüthlich Stübcben" onder een reus
achtige parapluie.
En op 't volgende j,laatje heeft 't kleine
bezoekstertje met het grappige haarnetje op,
blijkbaar verdriet, en de andere troost haar :
Es ist ja nicht so schlimm!" En dan gaan
ze zingen : ungenu-in gvfuhlvoll", de eene uit
een atlas, de andere uit een ander groot boek.
Daarna komen ze op 't idee om den hond
in den poppenwagen te zetten, en even later
spelen ze winkeltje, waarbij de eene, met een
reusachtigen ouwe-vn uwenhoed op, bij de
andere Kin l'fund Zucker für 'n Dreier!"
komt koopen.
En dan gaan ze koken heerlijk! En
't volgende plaatje? Ein grosses
(-feheimniss !" daar fluistert 't bezoekstertje haar
gastvrouw iets in 't oor, en jawel op de
volgende bladzij vinden we de oplossing:
Daar zijn we blijkbaar in een slaapkamer
waar een kamerschut staat, en ouder dit
kamerschut zien we een zeker voorwerp met
n oor, en daarvóór twee kleine beentjes
en een tipje van een rokje. En liet gast
vrouw -t j e, met haar pop onverschillig bij n
arm, kijkt belangstellend om't hoekje; een
allergecstigst tooneeltje !
Kn zoo gaat 't voort, totdat de kinderen
eindelijk wild worden en aan't stoeien gaan,
eu' dan volgt er natuurlijk eenkibbelpartij,
waarbij ze allehei aan dezelfde pop trekken.
De pop wordt er de dupe van en?breekt!
Tableau ! Schreeuwend uit alle macht,
gaat 't visite-kindje weg: Wir sehen uns
nie wieder !"
Maar gelukkig ver/oenen ze zich later toch
wér, en tot afscheid vinden we ze allerbei,
glunder lachend, in een kruiwagen zitten.
Als men, zooals ondergeteekeiide, bij erva
ring weet, hoe verbazend weinig teekenaars
er zijn, die er den slag van hebben om echte,
lrrent.lt' kindertjes te teekenen, en om aan hun.
gezichtjes de juiste uitdrukking te geven,
dan juicht men over deze zoo goed weerge
geven kindertypen, zelfs al zijn ze dan wat
Duitsch" eu wat ouderwetsch".
Ik meen dat alle kleine meisjes zonder
onderscheid dit boekje zullen leeren lief
hebben; 't zal velen even onmisbaar worden
als haar oudste eu trouwste eu meest geha
vende pop. Ik tenminste denk er met Sint
Xicolaas i-enige kleine vriendinnetjes méte
verblijden 90 pfennige is ouk de geheele
wereld niet !
Vroeger was 't boekje nogal duur, even
als alles van Pletsch, zoodat alleen de rijken
't zich konden aanschaffen, en ik meen dat
het de leden van den duitscheii J
geudschriftenausscliuss" zijn geweest, die den uit
gever hebhen overgehaald tot deze
volksnitgave. Me dunkt, dat ze daarmee een goed
werk hebben gedaan!
X. VAX IIlCIITUM.
1'rm '/.eren Meixji's, door EET.JCTE JF.IU'.
Het heilige getal zeven schijnt auteurs van
meisjesboekeu te inspireereii. Onlangs: Een
school van zeven meisjes," nu weer van
zeven meisjes." Maar dit laatste staat in veel
opzichten hooger dan liet eerste.
Er is nu niets bepaald heel mooi in, en
dat mogen we toch wel verlangen voor een
meisjesboek evengoed als voor een
menschcnboek"; maar het is al veel dat er ook
niets leclijks of zelfs hmderljjks in komt.
Het is een verhaal van zeven meisjes op
een dorp, die allen tegelijk van n gouver
nante les krijgen. De hoofdpersoon is Jeanne
Moleuvliet, 't kind van een 1I< illandschen vader
en Spaansche moeder, die voor een poos bij
twee oude tantes wordt gehuisvest, en deel
uitmaakt van het zeven-meisjes-schooltje;
deze Jeanne, een aardig, driftig, opvliegend,
eerlijk, lastig kind, is goed geteekend al zijn
de grappen, die ze verzint nu niet zóó ge
weldig, om er zooveel opschudding mee te
veroorzaken.
Dan zijn daar verder de twee oude tantes,
de eeuwig-terngkeerende onmogelijke tantes
uit meisjesboeken, onder 't ontbijt
dóórbreiende tantes ; n vinnige en n goedige.
De goedige is wel een. -type vun braaf,
dommerig, tóch wél voelend oud meiischje ;
een goed stukje is: als Jeanne vulsch be
schuldigd wordt een boek te hebben vernield,
overwint deze tante Mietje haar verlegenheid,
en gaat alleen naar de gouvernante om (t haar
toevertrouwde kind te verdedigen. Als dan
de gouvernante zegt : '?Dat komt, ik heb 't
gevoel, of Jeanne niet van me houdt," vraagt
de tante fijntjes: houdt u van haar V"
't Was echter heel onnoodig deze tantes
bovendien nog een dergelijke spreektaal te
laten voeren, als : o zuster, wat zal ik zeg
gen, wat zegt u er wel van ?" eii elders:
maar zuster Betje . . ." De tantes hadden wel
als gewone menschen kunnen praten.
't Fijnst gevoeld is Lientje Verhoog,
die gedwongen wordt door haar narrigen
vader, (zelf muziekleeraar) om examen te
doen voor het conservatorium. Het kind is
feitelijk al ziek van overspanning, maar de
vader wil dit niet inzien, noch door 't
sineeken van zijn vrouw, noch door vriendenruad.
Goed is nu gegeven de hoop van mevrouw
Verhoog dat Lientje slagen zal, en het ver
driet dat ze haar dan missen moet. Het
eenige, wat deze moeder dan ook zegt, als
de vader, nijdig en hatelijk als altijd, het
arme, gezakte Lientje nog met spot en ver
wijten overstelpt, is : Het komt er niets op
aan, nu kan ik je bij me houden."
Dit is het droevigste, maar ook het beste
stuk uit het boek ; eu gelukkig wordt den
vadei na weken lang doodsangst en zelfver
wijt, tijdens de levensgevaarlijke ziekte van
Lientje, niet mi haar herstel onmiddellijk in
een berouwhebbendcn engel herschapen, maar
hoewel zacht nu en voorzichtig met zijn kind,
dankbaar haar te hebben behouden, krijgt
hij langzamerhand weer zijn normale mate
van knorrigheid terug, en stort weer zijn
vlijmend sarcasme uit" over zijn le.-rlingen.
Dan is daar nog Jet, die thuis altijd op de
kleine kinderen moet passen, en altijd haar
best doet daaraan te ontsnappen, en zoo wél
heel knorrig en lastig, maar toch hél na
tuurlijk is weergegeven.
Het boek eindigt, dat Jeanne, wier vader
opnieuw- getrouwd is, na ecu harden tweestrijd
haar wrok en tegenzin tegen haar onbekende
tweede moeder overwint, en besluit op hun
verlangen, naar hen toe te gaan.
Het is een goede eigenschap van dit boek,
Jat er noch heel brave, volmaakte menschen
in voorkomen, noch zulke buitensporige
monsters, die onnoozele zielen met stomme
bewondering of afgrijzen moeten vervullen.
Het zijn alledaagsehe menschen met hun
deugden en gebreken, maar veel meer goed
dan kwaad.
Voor 't meerendeel spreken de personen
gewone spreektaal, hier en daar nog een
boekerige" uitdrukking, maar 't is wel een
frisch, aardig boek voor meisjes; het is
geïllustreerd door Krabbé.
IXA BOUWER?BAKKEB.
ifode.i. ]\'i»terKi>ij!'en. Jlonf. ('rimn«,-k<tm.
Toiletten. Jlerj'sttoilct. Jiobe i-oor
l.'/ehu' (linerx. tlie'iter en concert. Rul/e
tf intérieur. Ilonlrn-tif.' _V««W in
cere lu'i'xleld.
De dikke, heel ruige, wollige, dradige
stoffen, dik en warm als reis- of
paardedekens! blijven voorgeschreven om buiten
shuis gedragen te worden. Op straat en in
de winterkou doen" die zware wolstoifen
het ook wel. In kamers, in theater- en con
certzaal hooreii zij niet thuis. Daarvoor heeft
de onuitputtelijke mode ook heel wat anders.
Prachtig, dun laken, van zeldzaam mooi en
zuiver weefsel. Heel duur, maar
onverslijtbaar. Laken in fijne en zachte tinten. In
het buitenland wordt veel wit, zacht-grijs en
zamlkleurig laken gedragen. Tot de
modekleur voor dezen winter, behoort allereerst
yroen in alle denkbare tinten.
De modieuse vrouw zal dezen winter haar
bont, boa en mof kiezen in een tint, har
monieerend met haar wandel- en bezoektoilet.
Verleden jaar droeg men alle mogelijke tinten
van bont, op alle soorten geheel afwijkende
kleuren van mantel en japon. Xiet alzoo
in het naderend winterseizoen. Och, dit
grilletje kunnen wij der beminnelijke
despote inwilligen. Zij, die reeds kostbaar
pelswerk bezitten, kiezen haar costuurus in
overeenkomende tint.
Diner- en avondtoiletten blijven wat zij
waren. Beeldig. Doch weinig verandering op