De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 25 oktober pagina 3

25 oktober 1903 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

5,*, .No.1374 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. aan zijn werkgever en op .dezen laatsteu zelf «Le verplichting, zoolang hem niet door de feözöjwiheidsfouiniissie is medegedeeld, dat de besmetting geweken is, om geen andere dan van het gemeld merk voorziene goe deren te ontvangen. Bet wil mij voorkomen, dat deze regeling de beste waarborgen biedt tegen het ver breiden der besmetting en dat de onder nemer, wil hij niet gevaar loopen gestraft Je worden, zooveel mogelijk zal medewerken. Nog dreigt het gevaar, dat de huisarbeider zelf het uitbreken van de ziekte zoo lang ?mogelijk z,al verzwijgen. Dit gevaar is groot, indien de arbeid verboden wordt, zoo erin het huis iemand aan een besmettelijke ziekte lijdt, gelijk Nieuw-Zeeland doet. Daarom kan ik een arbeidsyerbod waardoor de arbeider nadeel lijdt in zijne verdiensten, niet goed vinden. Om dezelfde reden heb ik boven gezegd, dat vernietiging van besmette goederen alleen in een geval van stricte noodzake lijkheid moet geschieden. Opdat het boven bedoeld gevaar tot een minimum wordt gereduceerd, zou het over weging verdienen of den huisarbeider niet ?vergoed zou moeten worden het-nadeel, dat hy door de ontsmetting ondervindt en de kosten, die deze daad medebrengt. Eerst dan heeft hij in het geheel geen belang meer bij het verzwijgen der ziekte en zullen de voorgestelde maatregelen tot hun reoht komen. Voorschriften in het belang van de arbei ders. Moeten er ook bepalingen worden geschapen in dezen geest, dat er voor het uitoefenen van den huisarbeid in bepaalde ?werkplaatsen en voor bepaalde bedrijven een vergunning van een of andere autoriteit noodig is ? Beeds in 1893 hebben de Inspecteurs van den Arbeid in Weenen aangedrongen op het nemen van bepalingen krachtens welke elke werkplaats auf ihre Zulüssigkeit zu dem beabsichtigten Zwecke eine beh rdliehen Prüfung unterzogen würde". Ook de Engelsehe Arbeidscommissie beval een dergelijken maatregel aan waaraan zij tevens verbond een mede-aansprakelijkheid voor het nakomen der wetsbepalingen van den huiseigenaar en den ondernemer. Evenals in zoo menig geval, zijn ook hier weer de Australische en Amerikaansche Staten de andere landen voorgegaan. Krachtens de wet van 8 November 1901 moet in Nieuw Zeeland elke werkplaats, ook die van den huisarbeider, jaarlijks op nieuw geregistreerd worden, waaraan slechts wordt gevolg gegeven als de fabrieksinspecteur haar heeft goedgekeurd. In Queeusland gelden voor de wet van 21 December 1896 vrij wel dezelfde bepa lingen. In Victoria heeft de Gezondheidsraad op grond van de wet van Juli 1896 betreffende de inrichting der werkplaatsen verscheidene regelen gesteld, die in acht genomen moe ten worden, willen de werkplaatsen gere gistreerd worden. Wetsbepalingen in New-York, Pennsylvanië, Michigan, Wisconsin on Massachusetts schrijven den registratieplicht voor verschillende bedrijven voor. Moeten wij deze Staten volgen? Wanneer het waar is, dat vele, zeer vele huisarbei ders werken in localen, zóó treurig, zóó ?weinig hygiënisch, dat daardoor op hunne gezondheid een nadeclige invloed wordt uitgeoefend en dat is waar in menig geval , dan lia't het op den weg van den wetgever zooveel mogelijk mede te werken tot het verbeteren van den toestand. En deze toestand is alleen dan te verbeteren, als deze localen niet in naam, maar inder daad onder de wet en dus onder de inspectie worden gebracht. De wet bepale dus, dat wcrklocalen waarin bepaalde bedrijven worden uitgeoe fend, niet als zoodanig in gebruik genomen mogen worden, tenzij zij voldoen aan be paalde eischen wat betreft den toevoer van licht en lucht en de verdere inrichting. Deze bedrijven moeten die zijn waarin de gezondheid der arbeiders het meest gevaar loopt, derhalve die waarin voor de gezond heid schadelijke stoffen worden bewerkt, giftige dampen zich ontwikkelen of de bewerking der goederen veel stof veroor zaakt. Ongelukkig werkt onze Staatsmachine uiterst langzaam en zullen er nog wel eenige jaren verloopen, voordat een derge lijke wetsbepaling hare goede werking zal doen gevoelen. Daarom moet er in afwach ting daarvan een andere weg worden inge slagen en moeten de gemeenten doen wat de taak des wetgevers is. Naar mijne mee ning en ook naar die van de Eedactie van De Gemeentestem" (men zie het nummer van 18 April jl., waarin de Redactie een vraag betreffende dit onderwerp behandelt) zijn de gemeentebesturen bevoegd bepalin gen te maken betreffende de inrichting van werklocalen, het eischen van aanvragen om vergunningen enz. en zulks op grond van art. 135 gemeentewet. Het gemeentebestuur van Kampen zal vermoedelijk dezen weg op gaan. In de ontwerp-verordening op het bewonen komen bepalingen voor aangaande sigarenmakerijen, waarin gezegd wordt, dat voor zoover de Veiligheidswet niet van toe passing is, het verboden is zonder toestem ming van B. en W. in werklocalen arbeid te verrichten of te doen verrichten door personen, niet vallende onder de Arbeids wet. B. en W. mogen de vergunning alleen dan weigeren, als niet voldaan is aan de in de verordening gegeven voorschriften. Deze voorschriften houden o. a. in, dat voor eiken arbeider een luchtruimte van ten minste 10 M3 moet zijn en dat het werklocaal niet mag zijn tevens slaapvertrek en be treffen voorts den toevoer van licht en lucht, enz. Het is te hopen, dat het Rijk spoedig dit werk van de gemeente overneme en dat dus de registratieplicht over het gelieele land voor bepaalde bedrijven worde voor geschreven. Dan zullen wij een grooto schrede verder zijn gegaan óp den weg dor verbetering. K a m p e n. MR. DR. H. S. VELDM A x. MllllllllllllllllllllllltUIIIIIIIUIIIII Mozielifeest te Arnhem, Ontegenzeggelijk komt aan Gelderland's hoofdstad de eer toe een der meust be roemde hedendaagsche tooiidichters in de concertzaal geïntroduceerd te hebben. Het mag inderdaad verwondering wekken dat Amsterdam, steeds in de eerste rijen waar het geldt kunst van moderne buitenlandsche meesters ter uitvoering te brengen, tot heden dien componist verwaarloosde. Dat het thans, weinige dagen ua het Arnhemsche feest, hem te gast noodt vermindert niets aan de waarde van het Arnhemsche initiatief. En zeg ik 1111 te veel wanneer ik < fustav Mahler een der meest beroemde componisten noem? Aan de OPHO zijde wordt hij in dt> hoogste hemelen verheven en zijn tegenstan ders bestrijden hem met de felste woede. Of er nu aanleiding is, zoowel tot die ver-' goding als tot die verguizing'.' l'it een muzikaal oogpunt staat men tegen over zijn muziek niet als voor raadselen. l'it een ae.*theti*e!i oogpunt is echter veel onverklaarbaar bij dien man, die geen pro gramma wil hebben bij zijne muziek, die alle toelichting bij zijn werken versmaadt, die korte opschriften, titels of motto's bij de onderdeelen zijner symphouièn, vroeger ge bruikt, thans weder ingetrokken heeft en die toch middelen en effecten aanwendt, welke als het ware om een programma vragen. Het Arnhemsche tekstboek is ongehoor zaam geweest aan den wil van den componist en la$t het mij er aanstonds bij voegen ? zeker niet ten ongerieve van uitvoerenden en toehoorders. Hoe zouden wij anders weten dat, 'kort nadat de auteur zijn werk gecomponeerd had later niet meer hij zijn derde symphonie noemde Ein Soinmermorgentraum" ? Hoe zou het ons anders be kend zijn dat hij voor het eerste gedeelte de stemmingskarakteristiek aanduidde met de woorden: Pan zieht ein" ? Voor het tweede deel met, Was mir die Blumen auf der Wiese erzahlen", voor het derde met AVas mir die Tiere des Waldes crzahleii", enz. ? Aan het derde deel ligt ten grondslag 's com ponisten hieronder volgende lied uit des Kuaben Wunderhorn": A b I s u n g. Kukuk hat sich zu Todt gefallen An einer hohlen Weiden, AVer soll uns diesen Sommer lang Die Zeit uud AVeil vertreiben? Ei das soll tuu Frau Xachtigall, Die sitzt auf grünem Zweige, Sie singt und springt, is t allzeit froh, AVenn andre ATögel schweigen. Bij het vierde deel heeft Ma hier woorden ter hand genomen en die aan een alt-zangeres in den mond gelegd. Zij zijn ontleend aan Also sprach Zarathustra" van Friedrich jSietzsche. Als de heer 8. Brons dit leest zal hij wel weer denken aan .een philosophis.ch systeem dat hier voor muzikale behandeling gebruikt wordt! Het vijfde deel is gecomponeerd voor Alt-solo, vrouwen- en kinderkoor. De woorden hiervan vindt men mede in des Knaben AVunderhoru" ; het is het fraaie gedichtje Armer Kinder Bettlerh'ed". Het zesde deel droeg vroeger het opschrift: Was mir die Liebe erzahlt ?" Het is weder uitsluitend voor orchest geschreven en mag worden beschouwd als de epiloog" van een werk, dat door zijn omvang en bouw, als mede door de souvereine beheersching van het geheele moderne orchest-materiaaïplus de zangstemmen, een meer dan gewone beteekenis verdient. Mag men nu van Mahlor's derde sym phonie zeggen dat hot is een geniaal werk? Daarop xou ik geen bevestigend antwoord durven geven. Wel komen er in het eerste deel prachtige episodes voor; wel is de ge heele tweede Satz ecu toonbeeld van liefe lijke, vredige stemming; ook het vierde deel met. zijn fraaie alt-solo geeft uit muntend Xietzsche's ..Mitteruachtslied" weer. De componist doe! ons de woorden van den dichter voelen, wanneer deze zegt : Ihr hoheren Mensehen, es geht gen Mitternaeht; da will ich euch etwas in die Ohren sagen, wie jene alte Glocke es mir ins Ohr sagt, so heimlicli, so sehreeklich, so herzlich, wie jene Mitternachtsglocke zu mir redet, die mehr erlebi luit als ein Meusch, welche schon eurer A'ütor Ilerzens Schmerzeusschlage abzahlte. Ach, ach, wie sie seufzt, wie sie im Traume lacht, die alte tiefe, tiefe Mitternaeht!" En zoo zijn er ook in de andere deelen zeer schoone episodes. Doch wat men in een geniaal werk moot aantreffen, een nobele en tegelijk boeiende originaliteit van gedachten, die ieder toehoorder onweerstaan baar in haai' ban gevangen houdt en een meesterlijke bewerking, die liet organisch verband teweeg brengt tus-eheu de verschil lende onderdeden, een einheitlichos Ganzes" zooals de fhiitsohers het noemen h b ik in Mahler's derde symphom'e gemist. Doch na de uit voering van a.s. Donderdag te Amsterdam, die thans, als ik dit onstel schrijf. nog wor.lt voorbereid en helaas niet meer in dit nummer kan besproken worden, kom ik o]) het werk terug. Mi*sehien dat de componist door de bezieling van zijn per soon op verschillende plaatsen van zijn werk een voor mij nieuw licht doet vallen. Men zie deze laatste woorden niet aan als een mindere appreciatie van de uitvoering te Arnhem. Deze was uitstekend voorbereid. De vereenigde Arnhernsche en TJtrechtsche orchesten werkten op zeer gelukkige wijze samen en boden een machtigen orchestklank. Mevrouw de Haan overtrof zich zelve in haar breede en majestueuse solo; de vrouwen-en kinderkoren schonken aan het fraaie engelenlied een mooie vertolking en vooral de diri gent, J. M. S. Heuekeroth leidde het geheel met een alle moeilijkheden overwinnende liefde en bezieling. Er was dan ook maar n roep over de uitvoering. Mahler's symphonie was ongetwijfeld het middelpunt, ja in zekeren zin wel de aan leiding van het feest. Dat mag mij toch niet weerhouden ook aan de andere werken, die op het programma voorkwamen, de noodige aandacht te wijden. Het openingsnummer, hetwelk aan Mahler's symphonie voorafging, maakte al aanstonds een schitterenden indruk. Het was het koraal AVach' auf" uit AVagner's Meistersinger; daarin kon men reeds dadelijk den schoonen orchestklank en de slagvaardigheid van het koor waardeeren. Doch niet dit werk was het, dat in de tweede plaats om aandacht vroeg, evenmin als de zeer goed uitgevoerde ouverture van Berlioz Ie Carnaval romain"; veeleer een nieuwe compositie van een jong Nederlandsch componist Jan van Gilse, ulamith, voor solo en koorstemmen en orchest, op woorden van Emil zu Schönaich-Carolath. Het onderwerp dat door den dichter hier behandeld wordt, geeft ons te aanschouwen ein AVaudrer" zittend op een rots in liet JudiierlanU". Er war Satan". Een sopraan solo met koor deelt ons mede, dat met wap perende vanen langzaam een processie toog naar Jerusalem. Een tenor verhaalt ons dau dat de processie jüh stockte". Dwars over den weg lag een bedelaar die, versmachtende van dorst, riep om een dronk, maar wiens bede niet werd verhoord door de kruisvaar ders, rit Satan's oogen schitterde een Blitz wilden Triumphes" en hij zingt oen solo, eindigende met de woorden: Du weisst nichts mehr von Liebe, du schone Welt min bist du mei n, ganz mein!" De sopraan, thans in begeleiding van viool-solo, zingt van .een Maronitenwcib dat droeg een zwaren bundel grüuenden Gezweiges" en een kind das lachelte i m Sehlaf ". Beiden l egde zij naast zich, und nalmi das llnupt des Krankeii in don Sohooss''. De tenor-solist zingt Ach ich verdurste AVeib, und rings kein CJuell." Daarop loste sie dus Gewand und bettete das Greisenlumpt au ihre keusche sanftgeschwellte l'.rust". Daarna zingt het koor: Der Abend kaïn init dunkleii Flammenglanze l'eber Juda'a, in den Thalern lag Tiefblauer Duft. Da stuud sie auf und ging Ins Abondrut hinein. Dio Soime sank Fnd wob sein letztes, wnudersames Glüheu U m. ihre hohe wandelnde Gestalt. De bas-solist, die alles wat op Satan be trekking heeft vertolkt, zingt dan nog tot besluit : l'nd Satan blickte regungslos ihr iiach Mit den eutgötterteii verlor'neu Augen. Met dit koorwerk heeft de jonge, twee en twintigjarige componist bewezen dat hij onder leiding van zijn leermeester Eranz AVüllner, duchtige studiën gemaakt hooft en <lat hij reeds een verrassend groote vaardigheid heeft bereikt in de aanwending van orchest, koor- en solostemmen. Alles künkt bijzonder goed en flink en men zou een uitstekenden indruk over het kunnen van don jongon toondichter mee naar huis nemen indien men slechts geen rekening behoefde te hou den met don tekst; want de muziek past niet bij d.1 woorden, on dat vind ik bedenke lijker dan een tekortkoming aan routine. Te reebt beschouwt men het als een bewijs van talent, wanneer een componist er in slaagt de stemming van een gedicht in z ij n taal weer te geven. De heer Aran Gilse heeft hier al zeer weinig naar gestreefd. B.v. de eerste bas-solo had met diepe, grommende orchesteffecten leitmotivisch moeten geïllustreerd zijn; het slotkoor der Abend kam" had een rustige, vreedzaam kalme stemming moeten hebben in plaats van luiden jubel; ja.... eigenlijk had de geheele indeeling van het werk een andere moeten zijn. B.v. het koor had als verteller moeten optreden en de solisten, Satan en der Greis, slechts dan, wanneer zij aan de handeling deel nemen. Nog beter ware het geweest, indien de com ponist den tekstdichter had kunnen bewegen, het gedicht zóó om te werken, dat de be wuste personen een grooter aandeel aan de handeling hadden genomen. Maar de grootste grief heb ik tegen den terugkeer van het slotkoor, na de laatste op Satan betrekking hebbende woorden. Deze hadden in geen geval mogen herhaald worden. Do componist schijnt, een en ander wel gevoeld te hebben; ten minste in de voor rede van het tekstboek verontschuldigt hij zich quasi over zijne tekortkomingen; doch volgens het, fransche spreekwoord is zijn ver ontschuldiging tevens een zelfbeschuldiging. ? Niettemin verheugde het mij zulks te lezen; men mag ten minste daaruit zien een reeds tot sterker bewustzijn gekomen gevoel voor waarheid in de uitdrukking en voor de juiste wedergave van de stemming des gedichts. Ik ben dan ook overtuigd dat wij van A'an Gilse nog veel goeds mogen verwachten, als hij zich meer en meer in zijn werk verdiept. De uitvoering werd door den componist met zekerheid en vuur geleid. Koor en orchest volgden hem trouw op zijn wenken eu de solisten, mej. Becker en de hoeren Rogmans en Haerhig werkten ieder naar hun vermogen mede tot het welslagen van het werk. Mej. Becker was ingevallen voor mej. Anna Kappel; zij was dus onvoorbereid en zou in andere omstandigheden meer hebben kunnen geven. Den heer Haering hoorde ik voor hot eerst. Lljj gaf wel vee! uitdrukking aan de Satanpartij,- maar vermocht door de uitspraak van enkele vocalen eu het gebruik zijner stem geen hoogeu dunk te geven van zijn zangkunst. Over den heer Rogmans zoo straks. Het verdere gedeelte van het programma word aangevuld met twee zangen van Diepenbrock en Strauss, waarmede mevrouw de Haan haar auditorium in hooge mate wist te boeien, met een paar muzikaal ge speelde pianovoordrachten van mevrouw v. Olden?v. Delden, die ook zeer goed de zangsoli begeleidde en met een zestal lie dereu, door den lieer Sol in plaats van Messchaert gezongen en waarmede hij een grooten indruk .maakte op het publiek. Het Schhimmerlied" van Hugo Kaun is een zeer schoon stemmingsvol lied. In het bijzonder maak ik den heer Sol mijn compliment over zijn mooie voordracht van Heimkehr" van schrijver dezes. Het derde concert werd geopend met een cantate van Bach Gott der Horr ist Sonn' mul Schild". Het eerste koor daarvan is een waar prachtuurnmer; daarbij kwam wederom voor de zooveelste maal uit wat een kolos Bach toch is ondanks zijn leeftijd van bijna twee eeuwen. Het koor hield zich hierin zeer goed; alleen enkele attaques hadden misschien iets scherper kunnen zijn; ook de solisten, mevr. de Haan, mej. Becker en de heer Sol kweten zich uitmuntend van hun taak, behoudens een paar vergissingen van de sopraan. In Hündel's Caeciliënode had deze zangeres meer gelegenheid voor den dag te komen. 7ij be schikt over een aangenaam, zuiver en gemak kelijk aansprekend geluid, waarin echter nog wat meer sohakeering zal moeten komen, wil bet op den duur niet wat monotoon klinken. Het leeuwenaandeel in dit werk was voor den beer Kogmans. Met groot genoegen hoorde ik hom na zijn ziekte. Zijn stem heeft al haar glans behouden. Waarlijk zooals hij zingt van deii Schall der Trompete" doet EEN MISDADIGER, Schets van G. O. DUBKOWIX. Door M. v. O. De familie van Anton Grigorjewitseh Wa!kowsky, bestaande uit vrouw, een zoon en een dochtertje, was bezig zich in oen 1ste klasse coupévan de Xokolajewnaspoor, voor den nacht teinstalleeren. De kinderen werden slaperig, ofschoon 't uog niet heel laat was, en de kindormeid, die men uit de :>o klasse afdeeling had laten komen, begon de bedden in orde te maken. Uit den grooten grauwlinnen reiszak werden laken*, kussens 011 dekens te voorschijn gehaald, men schoofde bovenste banken uit, klapte de zijstukken op en de twaalfjarige Schorschik en negenjarige 8oii.ja klauterden naar boven ; de t wee onderste bedden bleven vrij voor de ouders. Je moet tot Iwer hier bij ons in de coup blijven, Njanja," zei tot de oude kindermeid, Adèle Saweljewna Walkowskaja, een mooie brunette, in een lichtgrijs elegant reiskostuum gekleed. We stappen er immers in Iwer uit, Anton ? Ik zou daar graag willen sou peeren." Ja, stellig zullen we daar uitstappen, kindlief.' in Iwer is 't eten vrij goed. AVe zullen zorgen dat Xjauja daar dan ook wat krijgt," voegde AValkowsky er bij, terwijl hij de oude vrouw vriendelijk lachend toeknikte. AValkowsky was lid van de Rechtbank te Moskow en onderscheidde zich door zijn bijzonder goedhartig, week gemoed jai bijna vrouwelijke fijngevoeligheid. Adèle aanbad haar man en het echtpaar zou volkomen gelukkig zijn, indien zij niet een groote fout had gehad, namelijk die van zeer jaloersch te zijn. Het kwam haar voor, dat iedereen zich dadelijk aangetrokken moest voelen tot zulk een innemend, sympathiek mensen, als haar man was. In de vijftien jaren, die ze evenwel sedert hun huwelijk samen in volkomen zielenharmonie doorleefd hadden, had ze gelegenheid genoeg gehad, om hoe langer hoe meer overtuigd te worden van den zedelijken ernst van zijn karakter en van de diepe, hartelijke affectie die hij voor haar koesterde, zoodat haar aanvallen van jalousie ook zeldzamer geworden varen. Hot was in n woord, een uiterst tevreden, gelukkig gezin. Ze leefden in zorgelooze om standigheden, hadden lieve, intelligente kinderen, eeu kring van goode vrienden eu kennissen .... Wat kan men meer verlangen? Hun beste vrienden te Waskou betreurden 't zér. dat ze nu juist mot 't Kerstfeest. hetwelk zo bij Adèle'* moeder te Petersburg wiïdou vieren, afwezig zouden zijn. Maar Anton Grigorjewitsi'h wa* er niet van af te brengen on de familie vertrok in don avond van den 22ston December met don nachttrein. Aan hot station had een groote vriendenscluuir /ich verzameld om de reizigers uog oven te begroeten en huu eeu goede reis toe to wenscheii. Ik breng je bier ook uog den revolver mee dien je getrokken hebt. Anton!" zei tot AValko\\sky zijn vriend Serjjei' Andrejewitseh Skuratow. Mi**ehien komt hij je nog wol te pa*. Maar weo> voorzichtig hij is ge laden." Zoo? heb je daar dat gevaarlijk «lingske? Geef hier! Mijn zwager gaat op jacht..." Denkt u lang to I'oter>burg te blijven?" vroeg mevrouw Riib-owa. de piano-onder wijzeres der kinderen. Hot zal stellig wel 'n maand worden. Adèle heeft haar moeder in meer dan'n half jaar niet gezien." Xa hot tweed" gebel. nam de familie Wal kowsky afscheid van hun vrienden. '?Tot weerziens!" ..Zul je ook een* schrijven'."' Amuseer je goi-d. en niet ziek worden !" Vergeet on* niet en schrijf dikwijl*!" klonk hot verward dooreen. IK' trein zette zich in beweging, on nrlde zwaar ratelend over het spoor; hot gedruisoh overstemde do laat*te vriendelijke afscheidsgroeten. Adèie Sawoljowna hield zich met de kin deren bezig, toonde hun de stern-beelden, noemde de namen er van on vertelde de daaraan verbonden legenden, uit den rijkeu schat der oud-grieksehe Mythologie. Anton Grigorjewitsch leunde tegen het andere ven ster en blikte droomorig op de voorbij ijlende, gren/en!oo*-witte vlakte. Te Iwer aangekomen nuttigdon do ecbtgenooten oen goed souper eu stegen weer iu huu coupé; de kindermeid stuurden ze naar haar plaats, na haar 'n paar, in papier gewikkelde, gebraden karbonaden met warme aardappels en brood gegeven to hebben. Zoo uit het gewoou-dagelijksche sleurleven gekomen, voelden ze zich beiden jong, frisch, opgewekt en vroolijk al* op hun huwelijks reis. De trein raa.-de weer verder. Adèle. die niet aan voel reizen gewend wa*, slui merde bij het regelmatig goruisch der wielen in. Zo zat naast haar man en had haar, iet wat verwaaid hoofdje, tegen zijn schouder aan geleund; woldra sliep ze zóó vast in, dat ze niet eens merkte, dat Anton Grigorjewitseh haar voorzichtig en zacht als een kind op het gespreid;' bod droeg eu ueervleide, de kraag van haar blou*o openhaakto, de schoen tjes van haar kleine voeten nam on zo tegen warme pantoffels verruilde; daarop dekte hij haar met oen warme ivisplaid zorgvuldig toe, kuste haar zacht op 't voorhoofd eu schikte op de andere bank zijn eigen bed in orde, waarop hij zich ook spoedig uitirostrekt had. Zoo gebeurde 't. dat Adèie ook niet don ontzet tonden hartvorscliotirondon gil boorde, die plotseling in den naclitelijken nevel klonk en als natrillond in de lucht bleef hangen. .Maar Wdkow-ky. die j\'.i*t ingesluimerd was, ontwaakte oogonblikkelijk eu sprong ver schrikt oo. ,.\Vat N 't?.... Wat is er u'ebenrd?" liet ratelen dor wielen hield plotseling op di' trein stond stil. Wdkowsky haastte zich naar hot raam: vér, roiidalom strekte zich de onbegrensde vlakte uit. waarop het licht uit de wagen*, lange heldere streepen wierp. Donkere gestalten liepen daar ontsteld, in zenuwachtige haast heen en weer: men schreeuwde riep elkaar iet* toe... on door al dat verschrikte steinnienrumoer heen. klonk aldoor dat jammerlijk klagende steunen. ,,\Vat is er toch gebeurd?" ! \Valkowskv keek naar zijn vrouw; ze bleef rustig on va>t doorslapou ; door de lialfj geopende roodo lippen ging kalm haar adem tocht. Toen rn*tte zijn blik even op de kin deren; ook die lagen rustig te slajiou. >'u i opende hij de ooupédour en trad naar buiten. Een groep mensehen stoud. door de roode ou groene lantaarn* fantastisch verlicht, in do sneeuw naa*t de locomotief. A'an hieruit ' klonk hot gejammer dat Walkowsky nu nog duidelijker hoorde. Zijn gevoelig hart was van smartelijk me delijden vervuld, snel trad hij naar don kring toe, die zich om iets raadselachtig*, ontzet tend* gevormd had. ..Wit is hier voorge vallen? Laat zien of ik niol . . . ." Plotseling verstomde hij. Over de schouders van een korten heer vóór hem, was zijn blik gevallen op een. door 't groene licht van oen lantaarn beschenen, jong, bleek, door pijn verwrongen gelaat van oen moiiscb, die door twee mannon onder den arm ge steund werd. A'óór den ongelukkige was een arts. in militairen-uuiformmautel gehuld, neergeknielil en omwikkelde zijn voeten, die boven het scheenbeen afgereden waren, niet doeken. Door do lichte, van onderen afge scheurde broekspijpen drong bloed, de handen waren tot vuisten gekrampt. terwijl de trillende lippen smartkroton en jammer klachten uitstieten: ..Sla me dood!.... U eb medelijden niet me! .... Martel me niet .'..,. Ik wil niet .... wil niet leven ! . . . . Dood me toch .... in (iod's naam '..... Maak er 'n eind aan !...." Wat is hier gebeurd?" boord' Walkowsky, al* iu een droom, iemand nieuwsgierig nade rend vragen. Hij hooft zich onder rïen trein gewor pen .... /iju beide voeten zijn afgereden ! . . . . U'alkowsky voelde een huivering door zich heen trillen, de tranen sprongen hem in de oogen. zonder dal hij het merkte. Zijn blik wa* starend op hot gelaat van don rampza lige gevestigd, die zich al* gefolterd, onder de hand.'il van de. hem ondersteunende mannen, heen on weer wrong. Door do lan taarns word hij nu een* mot bloedrood licht overgoten en dan weer viel een bleek-groeu scliijn*el een lijkklour op hem. De hoesch gewonV'ii stem smeekte steeds drin gonder .... vuriger . . . . ; een klank van bitter verwijt had zich bij dien van ondragelijk lijden gevoegd .Mijn <iod, mijn God! dood me «I-in toch! fk lijd zóó ontzet tend ! . . . . Ik wil niet h-ven ! . . . . Ik wil allén <lo< d zijn !...." Zonder ber.;iuuing. met wildkloppend hart en verward hoofd, tastte Walkowsky in zijn zak.... Kon minuut .... toen knalde een schot. dat. instinctief gelost, toch juist het hart van don armen lijdenden zelfmoordenaar getroffen had. Dadelijk kwam op het bleeke, door on dragelijke pijn verwrongen gelaat, oen uit drukking van vrede. Het hoofd was op de borst gezonken, het niet langer onderst.eunde, verminkte lichaam had zich uitgestrekt eu lag roerloos daar. Walkowsky werd van alle kanten bestormd. Wat hebt u gedaan?" Monsch ! bon je krankzinnig geworden?" Hij is een moordenaar!" Maar dan een heilige moordenaar !" zei snikkend eeu jonge vrouwenstem en een paar warme lippen raakten Walkowky's koude hand aan. Hij zag niet, wier lippen het waren, wellicht voelde hij niet eens die aanraking. Als gehypnotiseerd staarde hij strak vóór zich op dat bleeke gelaat, waarvan elk spoor van lijden als weggevaagd was; ook over zijn eigen hart was op eens een stille tevre denheid gekomen .... Eeu schel gefluit van de locomotief deed hom plotseling opschrikken. Adèle zal 1110 wellicht zoeken" dacht hij ,.ze zal ongerust zijn . . . ." Hij haastte zich naar zijn coupé, de andere passagiers volgend, die den dooden man verder aan de- baanwachters overlieten ; maar oer hij zoover gekomen wa*, werd hij ge grepen : Halt! . . . . u hebt een menseh gedood!" Ik? .... een meusch gedood '.'. . ." A'erbijsterd keek Walkowsky den gendarme aan, die hem bij den arm hield; op eens had hij alles begrepen: .... Gevangenis.... gerech telijk onderzoek .... straf volgens do wet: . . . Zijn armen vielen slap neer. Men zal mij vrij laten.... tor wille van mijn vrouw 011 kinderen daar .. . ." Do gendarme wees met ziju hoofd naar den trein, d ie zich intu**clu n in beweghm'gezet had. To laat!" Met «trooinerigen blik staarde hij de lange reeks wagens ua, die langzamerhand in den nachtelijken nevel vordwonen .... Dn.-ïr slie pen rustig zijne kinderen en zijn Adèie, die niet vermoedde, dat ze als de vrouw van eeu misdadiger" zou ontwaken! Misdadiger!" omdat 't hem niet mogelijk was, een ander te zien lijden, daarom was bij nu oen moordenaar geworden ! Arme lievelingen!.... hot Kerstfeest bij Grootmama zal niet vroolijk zijn !...." ,lacht AValkowsky zuchtend eu volgde den gendarme zouder eenigeu weerstand. De doode lag daar nog. Het licht van een gaslantaarn schoon op het jeugdig gelaat. Hoe schoon was dat nu, met die uitdruk king van plechtige reist en vroedzaineu ernst! Walkowsky dacht nog terug aan de afgrij selijke pijn, die nauwelijks tien ininntru goloden, datzelfde gezicht zoo ontzettend ver anderd had. Goddank! Goddank !...." mompelde hij, en 't was of op oou* ook alle augst voor de wettelijke straf van zijn handeling van bom weggenomen was. Die man leed immers niet meer ! hij was nu gelukkig .... Dit bewustzijn was zijn grootste voldoening en verzoende hem met alles. Zoo bleef hij een misdadiger, oen verstokte misdadiger zonder berouw, die bereid was in een der gelijk geval dezelfde daad to herhalen. Hom, den rechter, don vertegenwoordiger dor wet, hem word het duidelijk, dat er zich gevallen kunnen voordoen, waarin de menschelijke wet wijken moet voor de Goddelijke; n.l. die van het geweten, van het medegevoel en het verstand; hij moest bekennen dat liet menigmaal misdadiger en zondiger was om tje.cn misdaad te plegen, dan om die wél te begaan. Met vaste schreden volgde hij don gendarme.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl