Historisch Archief 1877-1940
5,*,
.No.1374
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
aan zijn werkgever en op .dezen laatsteu zelf
«Le verplichting, zoolang hem niet door de
feözöjwiheidsfouiniissie is medegedeeld, dat
de besmetting geweken is, om geen andere
dan van het gemeld merk voorziene goe
deren te ontvangen.
Bet wil mij voorkomen, dat deze regeling
de beste waarborgen biedt tegen het ver
breiden der besmetting en dat de onder
nemer, wil hij niet gevaar loopen gestraft
Je worden, zooveel mogelijk zal medewerken.
Nog dreigt het gevaar, dat de huisarbeider
zelf het uitbreken van de ziekte zoo lang
?mogelijk z,al verzwijgen. Dit gevaar is groot,
indien de arbeid verboden wordt, zoo erin
het huis iemand aan een besmettelijke
ziekte lijdt, gelijk Nieuw-Zeeland doet.
Daarom kan ik een arbeidsyerbod waardoor
de arbeider nadeel lijdt in zijne verdiensten,
niet goed vinden.
Om dezelfde reden heb ik boven gezegd,
dat vernietiging van besmette goederen
alleen in een geval van stricte noodzake
lijkheid moet geschieden.
Opdat het boven bedoeld gevaar tot een
minimum wordt gereduceerd, zou het over
weging verdienen of den huisarbeider niet
?vergoed zou moeten worden het-nadeel, dat
hy door de ontsmetting ondervindt en de
kosten, die deze daad medebrengt. Eerst
dan heeft hij in het geheel geen belang
meer bij het verzwijgen der ziekte en
zullen de voorgestelde maatregelen tot hun
reoht komen.
Voorschriften in het belang van de arbei
ders. Moeten er ook bepalingen worden
geschapen in dezen geest, dat er voor het
uitoefenen van den huisarbeid in bepaalde
?werkplaatsen en voor bepaalde bedrijven
een vergunning van een of andere autoriteit
noodig is ?
Beeds in 1893 hebben de Inspecteurs van
den Arbeid in Weenen aangedrongen op
het nemen van bepalingen krachtens welke
elke werkplaats auf ihre Zulüssigkeit zu
dem beabsichtigten Zwecke eine beh
rdliehen Prüfung unterzogen würde".
Ook de Engelsehe Arbeidscommissie beval
een dergelijken maatregel aan waaraan zij
tevens verbond een mede-aansprakelijkheid
voor het nakomen der wetsbepalingen van
den huiseigenaar en den ondernemer.
Evenals in zoo menig geval, zijn ook
hier weer de Australische en
Amerikaansche Staten de andere landen voorgegaan.
Krachtens de wet van 8 November 1901
moet in Nieuw Zeeland elke werkplaats,
ook die van den huisarbeider, jaarlijks op
nieuw geregistreerd worden, waaraan slechts
wordt gevolg gegeven als de
fabrieksinspecteur haar heeft goedgekeurd.
In Queeusland gelden voor de wet van
21 December 1896 vrij wel dezelfde bepa
lingen.
In Victoria heeft de Gezondheidsraad op
grond van de wet van Juli 1896 betreffende
de inrichting der werkplaatsen verscheidene
regelen gesteld, die in acht genomen moe
ten worden, willen de werkplaatsen gere
gistreerd worden.
Wetsbepalingen in New-York,
Pennsylvanië, Michigan, Wisconsin on
Massachusetts schrijven den registratieplicht voor
verschillende bedrijven voor.
Moeten wij deze Staten volgen? Wanneer
het waar is, dat vele, zeer vele huisarbei
ders werken in localen, zóó treurig, zóó
?weinig hygiënisch, dat daardoor op hunne
gezondheid een nadeclige invloed wordt
uitgeoefend en dat is waar in menig
geval , dan lia't het op den weg van den
wetgever zooveel mogelijk mede te werken
tot het verbeteren van den toestand. En
deze toestand is alleen dan te verbeteren,
als deze localen niet in naam, maar inder
daad onder de wet en dus onder de inspectie
worden gebracht.
De wet bepale dus, dat wcrklocalen
waarin bepaalde bedrijven worden uitgeoe
fend, niet als zoodanig in gebruik genomen
mogen worden, tenzij zij voldoen aan be
paalde eischen wat betreft den toevoer van
licht en lucht en de verdere inrichting.
Deze bedrijven moeten die zijn waarin de
gezondheid der arbeiders het meest gevaar
loopt, derhalve die waarin voor de gezond
heid schadelijke stoffen worden bewerkt,
giftige dampen zich ontwikkelen of de
bewerking der goederen veel stof veroor
zaakt.
Ongelukkig werkt onze Staatsmachine
uiterst langzaam en zullen er nog wel
eenige jaren verloopen, voordat een derge
lijke wetsbepaling hare goede werking zal
doen gevoelen. Daarom moet er in afwach
ting daarvan een andere weg worden inge
slagen en moeten de gemeenten doen wat
de taak des wetgevers is. Naar mijne mee
ning en ook naar die van de Eedactie van
De Gemeentestem" (men zie het nummer
van 18 April jl., waarin de Redactie een
vraag betreffende dit onderwerp behandelt)
zijn de gemeentebesturen bevoegd bepalin
gen te maken betreffende de inrichting van
werklocalen, het eischen van aanvragen om
vergunningen enz. en zulks op grond van
art. 135 gemeentewet. Het gemeentebestuur
van Kampen zal vermoedelijk dezen weg op
gaan. In de ontwerp-verordening op het
bewonen komen bepalingen voor aangaande
sigarenmakerijen, waarin gezegd wordt, dat
voor zoover de Veiligheidswet niet van toe
passing is, het verboden is zonder toestem
ming van B. en W. in werklocalen arbeid
te verrichten of te doen verrichten door
personen, niet vallende onder de Arbeids
wet. B. en W. mogen de vergunning alleen
dan weigeren, als niet voldaan is aan de
in de verordening gegeven voorschriften.
Deze voorschriften houden o. a. in, dat voor
eiken arbeider een luchtruimte van ten
minste 10 M3 moet zijn en dat het werklocaal
niet mag zijn tevens slaapvertrek en be
treffen voorts den toevoer van licht en
lucht, enz.
Het is te hopen, dat het Rijk spoedig dit
werk van de gemeente overneme en dat
dus de registratieplicht over het gelieele
land voor bepaalde bedrijven worde voor
geschreven. Dan zullen wij een grooto
schrede verder zijn gegaan óp den weg dor
verbetering.
K a m p e n. MR. DR. H. S. VELDM A x.
MllllllllllllllllllllllltUIIIIIIIUIIIII
Mozielifeest te Arnhem,
Ontegenzeggelijk komt aan Gelderland's
hoofdstad de eer toe een der meust be
roemde hedendaagsche tooiidichters in de
concertzaal geïntroduceerd te hebben.
Het mag inderdaad verwondering wekken
dat Amsterdam, steeds in de eerste rijen
waar het geldt kunst van moderne
buitenlandsche meesters ter uitvoering te brengen,
tot heden dien componist verwaarloosde. Dat
het thans, weinige dagen ua het Arnhemsche
feest, hem te gast noodt vermindert niets
aan de waarde van het Arnhemsche initiatief.
En zeg ik 1111 te veel wanneer ik < fustav
Mahler een der meest beroemde componisten
noem? Aan de OPHO zijde wordt hij in dt>
hoogste hemelen verheven en zijn tegenstan
ders bestrijden hem met de felste woede.
Of er nu aanleiding is, zoowel tot die ver-'
goding als tot die verguizing'.'
l'it een muzikaal oogpunt staat men tegen
over zijn muziek niet als voor raadselen.
l'it een ae.*theti*e!i oogpunt is echter veel
onverklaarbaar bij dien man, die geen pro
gramma wil hebben bij zijne muziek, die
alle toelichting bij zijn werken versmaadt,
die korte opschriften, titels of motto's bij de
onderdeelen zijner symphouièn, vroeger ge
bruikt, thans weder ingetrokken heeft en die
toch middelen en effecten aanwendt, welke
als het ware om een programma vragen.
Het Arnhemsche tekstboek is ongehoor
zaam geweest aan den wil van den componist
en la$t het mij er aanstonds bij voegen ?
zeker niet ten ongerieve van uitvoerenden
en toehoorders. Hoe zouden wij anders
weten dat, 'kort nadat de auteur zijn werk
gecomponeerd had later niet meer hij
zijn derde symphonie noemde Ein
Soinmermorgentraum" ? Hoe zou het ons anders be
kend zijn dat hij voor het eerste gedeelte de
stemmingskarakteristiek aanduidde met de
woorden: Pan zieht ein" ? Voor het tweede
deel met, Was mir die Blumen auf der
Wiese erzahlen", voor het derde met AVas
mir die Tiere des Waldes crzahleii", enz. ?
Aan het derde deel ligt ten grondslag 's com
ponisten hieronder volgende lied uit des
Kuaben Wunderhorn":
A b I s u n g.
Kukuk hat sich zu Todt gefallen
An einer hohlen Weiden,
AVer soll uns diesen Sommer lang
Die Zeit uud AVeil vertreiben?
Ei das soll tuu Frau Xachtigall,
Die sitzt auf grünem Zweige,
Sie singt und springt, is t allzeit froh,
AVenn andre ATögel schweigen.
Bij het vierde deel heeft Ma hier woorden
ter hand genomen en die aan een alt-zangeres
in den mond gelegd. Zij zijn ontleend aan
Also sprach Zarathustra" van Friedrich
jSietzsche. Als de heer 8. Brons dit leest
zal hij wel weer denken aan .een philosophis.ch
systeem dat hier voor muzikale behandeling
gebruikt wordt!
Het vijfde deel is gecomponeerd voor
Alt-solo, vrouwen- en kinderkoor.
De woorden hiervan vindt men mede in
des Knaben AVunderhoru" ; het is het fraaie
gedichtje Armer Kinder Bettlerh'ed".
Het zesde deel droeg vroeger het opschrift:
Was mir die Liebe erzahlt ?" Het is weder
uitsluitend voor orchest geschreven en mag
worden beschouwd als de epiloog" van een
werk, dat door zijn omvang en bouw, als
mede door de souvereine beheersching van
het geheele moderne orchest-materiaaïplus
de zangstemmen, een meer dan gewone
beteekenis verdient.
Mag men nu van Mahlor's derde sym
phonie zeggen dat hot is een geniaal werk?
Daarop xou ik geen bevestigend antwoord
durven geven. Wel komen er in het eerste
deel prachtige episodes voor; wel is de ge
heele tweede Satz ecu toonbeeld van liefe
lijke, vredige stemming; ook het vierde
deel met. zijn fraaie alt-solo geeft uit
muntend Xietzsche's ..Mitteruachtslied" weer.
De componist doe! ons de woorden van
den dichter voelen, wanneer deze zegt : Ihr
hoheren Mensehen, es geht gen Mitternaeht;
da will ich euch etwas in die Ohren sagen,
wie jene alte Glocke es mir ins Ohr sagt, so
heimlicli, so sehreeklich, so herzlich, wie
jene Mitternachtsglocke zu mir redet, die
mehr erlebi luit als ein Meusch, welche
schon eurer A'ütor Ilerzens
Schmerzeusschlage abzahlte. Ach, ach, wie sie seufzt,
wie sie im Traume lacht, die alte tiefe, tiefe
Mitternaeht!"
En zoo zijn er ook in de andere deelen
zeer schoone episodes. Doch wat men in
een geniaal werk moot aantreffen, een
nobele en tegelijk boeiende originaliteit van
gedachten, die ieder toehoorder onweerstaan
baar in haai' ban gevangen houdt en een
meesterlijke bewerking, die liet organisch
verband teweeg brengt tus-eheu de verschil
lende onderdeden, een einheitlichos Ganzes"
zooals de fhiitsohers het noemen h b ik
in Mahler's derde symphom'e gemist. Doch
na de uit voering van a.s. Donderdag te
Amsterdam, die thans, als ik dit onstel schrijf.
nog wor.lt voorbereid en helaas niet meer
in dit nummer kan besproken worden, kom
ik o]) het werk terug. Mi*sehien dat de
componist door de bezieling van zijn per
soon op verschillende plaatsen van zijn werk
een voor mij nieuw licht doet vallen.
Men zie deze laatste woorden niet aan als
een mindere appreciatie van de uitvoering
te Arnhem. Deze was uitstekend voorbereid.
De vereenigde Arnhernsche en TJtrechtsche
orchesten werkten op zeer gelukkige wijze
samen en boden een machtigen orchestklank.
Mevrouw de Haan overtrof zich zelve in haar
breede en majestueuse solo; de vrouwen-en
kinderkoren schonken aan het fraaie
engelenlied een mooie vertolking en vooral de diri
gent, J. M. S. Heuekeroth leidde het geheel
met een alle moeilijkheden overwinnende
liefde en bezieling. Er was dan ook maar
n roep over de uitvoering.
Mahler's symphonie was ongetwijfeld het
middelpunt, ja in zekeren zin wel de aan
leiding van het feest. Dat mag mij toch niet
weerhouden ook aan de andere werken, die
op het programma voorkwamen, de noodige
aandacht te wijden.
Het openingsnummer, hetwelk aan Mahler's
symphonie voorafging, maakte al aanstonds
een schitterenden indruk. Het was het koraal
AVach' auf" uit AVagner's Meistersinger;
daarin kon men reeds dadelijk den schoonen
orchestklank en de slagvaardigheid van het
koor waardeeren.
Doch niet dit werk was het, dat in de
tweede plaats om aandacht vroeg, evenmin
als de zeer goed uitgevoerde ouverture van
Berlioz Ie Carnaval romain"; veeleer een
nieuwe compositie van een jong Nederlandsch
componist Jan van Gilse, ulamith, voor solo
en koorstemmen en orchest, op woorden van
Emil zu Schönaich-Carolath.
Het onderwerp dat door den dichter hier
behandeld wordt, geeft ons te aanschouwen
ein AVaudrer" zittend op een rots in liet
JudiierlanU". Er war Satan". Een sopraan
solo met koor deelt ons mede, dat met wap
perende vanen langzaam een processie toog
naar Jerusalem. Een tenor verhaalt ons dau
dat de processie jüh stockte". Dwars over
den weg lag een bedelaar die, versmachtende
van dorst, riep om een dronk, maar wiens
bede niet werd verhoord door de kruisvaar
ders, rit Satan's oogen schitterde een Blitz
wilden Triumphes" en hij zingt oen solo,
eindigende met de woorden: Du weisst
nichts mehr von Liebe, du schone Welt
min bist du mei n, ganz mein!" De sopraan,
thans in begeleiding van viool-solo, zingt
van .een Maronitenwcib dat droeg een zwaren
bundel grüuenden Gezweiges" en een kind
das lachelte i m Sehlaf ". Beiden l egde zij naast
zich, und nalmi das llnupt des Krankeii in
don Sohooss''. De tenor-solist zingt Ach ich
verdurste AVeib, und rings kein CJuell."
Daarop loste sie dus Gewand und bettete
das Greisenlumpt au ihre keusche
sanftgeschwellte l'.rust". Daarna zingt het koor:
Der Abend kaïn init dunkleii Flammenglanze
l'eber Juda'a, in den Thalern lag
Tiefblauer Duft. Da stuud sie auf und ging
Ins Abondrut hinein. Dio Soime sank
Fnd wob sein letztes, wnudersames Glüheu
U m. ihre hohe wandelnde Gestalt.
De bas-solist, die alles wat op Satan be
trekking heeft vertolkt, zingt dan nog tot
besluit :
l'nd Satan blickte regungslos ihr iiach
Mit den eutgötterteii verlor'neu Augen.
Met dit koorwerk heeft de jonge, twee en
twintigjarige componist bewezen dat hij onder
leiding van zijn leermeester Eranz AVüllner,
duchtige studiën gemaakt hooft en <lat hij
reeds een verrassend groote vaardigheid
heeft bereikt in de aanwending van orchest,
koor- en solostemmen. Alles künkt bijzonder
goed en flink en men zou een uitstekenden
indruk over het kunnen van don jongon
toondichter mee naar huis nemen indien
men slechts geen rekening behoefde te hou
den met don tekst; want de muziek past
niet bij d.1 woorden, on dat vind ik bedenke
lijker dan een tekortkoming aan routine.
Te reebt beschouwt men het als een bewijs
van talent, wanneer een componist er in slaagt
de stemming van een gedicht in z ij n taal
weer te geven. De heer Aran Gilse heeft hier al
zeer weinig naar gestreefd. B.v. de eerste
bas-solo had met diepe, grommende
orchesteffecten leitmotivisch moeten geïllustreerd
zijn; het slotkoor der Abend kam" had
een rustige, vreedzaam kalme stemming
moeten hebben in plaats van luiden jubel;
ja.... eigenlijk had de geheele indeeling
van het werk een andere moeten zijn. B.v.
het koor had als verteller moeten optreden
en de solisten, Satan en der Greis, slechts
dan, wanneer zij aan de handeling deel nemen.
Nog beter ware het geweest, indien de com
ponist den tekstdichter had kunnen bewegen,
het gedicht zóó om te werken, dat de be
wuste personen een grooter aandeel aan de
handeling hadden genomen. Maar de grootste
grief heb ik tegen den terugkeer van het
slotkoor, na de laatste op Satan betrekking
hebbende woorden. Deze hadden in geen
geval mogen herhaald worden.
Do componist schijnt, een en ander wel
gevoeld te hebben; ten minste in de voor
rede van het tekstboek verontschuldigt hij
zich quasi over zijne tekortkomingen; doch
volgens het, fransche spreekwoord is zijn ver
ontschuldiging tevens een zelfbeschuldiging. ?
Niettemin verheugde het mij zulks te lezen;
men mag ten minste daaruit zien een reeds
tot sterker bewustzijn gekomen gevoel voor
waarheid in de uitdrukking en voor de juiste
wedergave van de stemming des gedichts. Ik
ben dan ook overtuigd dat wij van A'an Gilse
nog veel goeds mogen verwachten, als hij
zich meer en meer in zijn werk verdiept.
De uitvoering werd door den componist
met zekerheid en vuur geleid. Koor en
orchest volgden hem trouw op zijn wenken
eu de solisten, mej. Becker en de hoeren
Rogmans en Haerhig werkten ieder naar hun
vermogen mede tot het welslagen van het
werk.
Mej. Becker was ingevallen voor mej.
Anna Kappel; zij was dus onvoorbereid en
zou in andere omstandigheden meer hebben
kunnen geven. Den heer Haering hoorde ik
voor hot eerst. Lljj gaf wel vee! uitdrukking
aan de Satanpartij,- maar vermocht door de
uitspraak van enkele vocalen eu het gebruik
zijner stem geen hoogeu dunk te geven van
zijn zangkunst.
Over den heer Rogmans zoo straks.
Het verdere gedeelte van het programma
word aangevuld met twee zangen van
Diepenbrock en Strauss, waarmede mevrouw
de Haan haar auditorium in hooge mate
wist te boeien, met een paar muzikaal ge
speelde pianovoordrachten van mevrouw
v. Olden?v. Delden, die ook zeer goed de
zangsoli begeleidde en met een zestal lie
dereu, door den lieer Sol in plaats van
Messchaert gezongen en waarmede hij een
grooten indruk .maakte op het publiek. Het
Schhimmerlied" van Hugo Kaun is een zeer
schoon stemmingsvol lied. In het bijzonder
maak ik den heer Sol mijn compliment over
zijn mooie voordracht van Heimkehr" van
schrijver dezes.
Het derde concert werd geopend met een
cantate van Bach Gott der Horr ist Sonn' mul
Schild". Het eerste koor daarvan is een waar
prachtuurnmer; daarbij kwam wederom voor
de zooveelste maal uit wat een kolos Bach
toch is ondanks zijn leeftijd van bijna twee
eeuwen. Het koor hield zich hierin zeer goed;
alleen enkele attaques hadden misschien iets
scherper kunnen zijn; ook de solisten, mevr.
de Haan, mej. Becker en de heer Sol kweten
zich uitmuntend van hun taak, behoudens
een paar vergissingen van de sopraan. In
Hündel's Caeciliënode had deze zangeres meer
gelegenheid voor den dag te komen. 7ij be
schikt over een aangenaam, zuiver en gemak
kelijk aansprekend geluid, waarin echter nog
wat meer sohakeering zal moeten komen,
wil bet op den duur niet wat monotoon
klinken. Het leeuwenaandeel in dit werk was
voor den beer Kogmans. Met groot genoegen
hoorde ik hom na zijn ziekte. Zijn stem heeft
al haar glans behouden. Waarlijk zooals hij
zingt van deii Schall der Trompete" doet
EEN MISDADIGER,
Schets van G. O. DUBKOWIX.
Door M. v. O.
De familie van Anton Grigorjewitseh
Wa!kowsky, bestaande uit vrouw, een zoon en
een dochtertje, was bezig zich in oen 1ste
klasse coupévan de Xokolajewnaspoor, voor
den nacht teinstalleeren. De kinderen werden
slaperig, ofschoon 't uog niet heel laat was,
en de kindormeid, die men uit de :>o klasse
afdeeling had laten komen, begon de bedden
in orde te maken. Uit den grooten
grauwlinnen reiszak werden laken*, kussens 011
dekens te voorschijn gehaald, men schoofde
bovenste banken uit, klapte de zijstukken op
en de twaalfjarige Schorschik en negenjarige
8oii.ja klauterden naar boven ; de t wee onderste
bedden bleven vrij voor de ouders.
Je moet tot Iwer hier bij ons in de coup
blijven, Njanja," zei tot de oude kindermeid,
Adèle Saweljewna Walkowskaja, een mooie
brunette, in een lichtgrijs elegant reiskostuum
gekleed. We stappen er immers in Iwer
uit, Anton ? Ik zou daar graag willen sou
peeren."
Ja, stellig zullen we daar uitstappen,
kindlief.' in Iwer is 't eten vrij goed. AVe
zullen zorgen dat Xjauja daar dan ook wat
krijgt," voegde AValkowsky er bij, terwijl hij
de oude vrouw vriendelijk lachend toeknikte.
AValkowsky was lid van de Rechtbank te
Moskow en onderscheidde zich door zijn
bijzonder goedhartig, week gemoed jai bijna
vrouwelijke fijngevoeligheid.
Adèle aanbad haar man en het echtpaar
zou volkomen gelukkig zijn, indien zij niet
een groote fout had gehad, namelijk die van
zeer jaloersch te zijn. Het kwam haar voor,
dat iedereen zich dadelijk aangetrokken moest
voelen tot zulk een innemend, sympathiek
mensen, als haar man was. In de vijftien
jaren, die ze evenwel sedert hun huwelijk
samen in volkomen zielenharmonie doorleefd
hadden, had ze gelegenheid genoeg gehad,
om hoe langer hoe meer overtuigd te worden
van den zedelijken ernst van zijn karakter
en van de diepe, hartelijke affectie die hij
voor haar koesterde, zoodat haar aanvallen
van jalousie ook zeldzamer geworden varen.
Hot was in n woord, een uiterst tevreden,
gelukkig gezin. Ze leefden in zorgelooze om
standigheden, hadden lieve, intelligente
kinderen, eeu kring van goode vrienden eu
kennissen .... Wat kan men meer verlangen?
Hun beste vrienden te Waskou betreurden
't zér. dat ze nu juist mot 't Kerstfeest.
hetwelk zo bij Adèle'* moeder te Petersburg
wiïdou vieren, afwezig zouden zijn. Maar
Anton Grigorjewitsi'h wa* er niet van af te
brengen on de familie vertrok in don avond
van den 22ston December met don nachttrein.
Aan hot station had een groote
vriendenscluuir /ich verzameld om de reizigers uog
oven te begroeten en huu eeu goede reis toe
to wenscheii.
Ik breng je bier ook uog den revolver
mee dien je getrokken hebt. Anton!" zei tot
AValko\\sky zijn vriend Serjjei' Andrejewitseh
Skuratow. Mi**ehien komt hij je nog wol
te pa*. Maar weo> voorzichtig hij is ge
laden."
Zoo? heb je daar dat gevaarlijk «lingske?
Geef hier! Mijn zwager gaat op jacht..."
Denkt u lang to I'oter>burg te blijven?"
vroeg mevrouw Riib-owa. de piano-onder
wijzeres der kinderen.
Hot zal stellig wel 'n maand worden.
Adèle heeft haar moeder in meer dan'n half
jaar niet gezien."
Xa hot tweed" gebel. nam de familie Wal
kowsky afscheid van hun vrienden. '?Tot
weerziens!" ..Zul je ook een* schrijven'."'
Amuseer je goi-d. en niet ziek worden !"
Vergeet on* niet en schrijf dikwijl*!"
klonk hot verward dooreen. IK' trein zette
zich in beweging, on nrlde zwaar ratelend
over het spoor; hot gedruisoh overstemde
do laat*te vriendelijke afscheidsgroeten.
Adèie Sawoljowna hield zich met de kin
deren bezig, toonde hun de stern-beelden,
noemde de namen er van on vertelde de
daaraan verbonden legenden, uit den rijkeu
schat der oud-grieksehe Mythologie. Anton
Grigorjewitsch leunde tegen het andere ven
ster en blikte droomorig op de voorbij
ijlende, gren/en!oo*-witte vlakte.
Te Iwer aangekomen nuttigdon do
ecbtgenooten oen goed souper eu stegen weer
iu huu coupé; de kindermeid stuurden ze
naar haar plaats, na haar 'n paar, in papier
gewikkelde, gebraden karbonaden met warme
aardappels en brood gegeven to hebben.
Zoo uit het gewoou-dagelijksche sleurleven
gekomen, voelden ze zich beiden jong, frisch,
opgewekt en vroolijk al* op hun huwelijks
reis. De trein raa.-de weer verder. Adèle.
die niet aan voel reizen gewend wa*, slui
merde bij het regelmatig goruisch der wielen
in. Zo zat naast haar man en had haar, iet wat
verwaaid hoofdje, tegen zijn schouder aan
geleund; woldra sliep ze zóó vast in, dat ze
niet eens merkte, dat Anton Grigorjewitseh
haar voorzichtig en zacht als een kind op
het gespreid;' bod droeg eu ueervleide, de
kraag van haar blou*o openhaakto, de schoen
tjes van haar kleine voeten nam on zo tegen
warme pantoffels verruilde; daarop dekte hij
haar met oen warme ivisplaid zorgvuldig
toe, kuste haar zacht op 't voorhoofd eu
schikte op de andere bank zijn eigen bed
in orde, waarop hij zich ook spoedig
uitirostrekt had.
Zoo gebeurde 't. dat Adèie ook niet don
ontzet tonden hartvorscliotirondon gil boorde,
die plotseling in den naclitelijken nevel klonk
en als natrillond in de lucht bleef hangen.
.Maar Wdkow-ky. die j\'.i*t ingesluimerd was,
ontwaakte oogonblikkelijk eu sprong ver
schrikt oo. ,.\Vat N 't?.... Wat is er
u'ebenrd?"
liet ratelen dor wielen hield plotseling
op di' trein stond stil. Wdkowsky haastte
zich naar hot raam: vér, roiidalom strekte
zich de onbegrensde vlakte uit. waarop het
licht uit de wagen*, lange heldere streepen
wierp.
Donkere gestalten liepen daar ontsteld, in
zenuwachtige haast heen en weer: men
schreeuwde riep elkaar iet* toe... on door
al dat verschrikte steinnienrumoer heen.
klonk aldoor dat jammerlijk klagende steunen.
,,\Vat is er toch gebeurd?"
! \Valkowskv keek naar zijn vrouw; ze bleef
rustig on va>t doorslapou ; door de
lialfj geopende roodo lippen ging kalm haar adem
tocht. Toen rn*tte zijn blik even op de kin
deren; ook die lagen rustig te slajiou. >'u
i opende hij de ooupédour en trad naar buiten.
Een groep mensehen stoud. door de roode
ou groene lantaarn* fantastisch verlicht, in
do sneeuw naa*t de locomotief. A'an hieruit
' klonk hot gejammer dat Walkowsky nu nog
duidelijker hoorde.
Zijn gevoelig hart was van smartelijk me
delijden vervuld, snel trad hij naar don kring
toe, die zich om iets raadselachtig*, ontzet
tend* gevormd had. ..Wit is hier voorge
vallen? Laat zien of ik niol . . . ."
Plotseling verstomde hij. Over de schouders
van een korten heer vóór hem, was zijn
blik gevallen op een. door 't groene licht
van oen lantaarn beschenen, jong, bleek,
door pijn verwrongen gelaat van oen moiiscb,
die door twee mannon onder den arm ge
steund werd. A'óór den ongelukkige was
een arts. in militairen-uuiformmautel gehuld,
neergeknielil en omwikkelde zijn voeten, die
boven het scheenbeen afgereden waren, niet
doeken. Door do lichte, van onderen afge
scheurde broekspijpen drong bloed, de
handen waren tot vuisten gekrampt. terwijl
de trillende lippen smartkroton en jammer
klachten uitstieten: ..Sla me dood!.... U eb
medelijden niet me! .... Martel me niet .'..,.
Ik wil niet .... wil niet leven ! . . . . Dood me
toch .... in (iod's naam '..... Maak er 'n eind
aan !...."
Wat is hier gebeurd?" boord' Walkowsky,
al* iu een droom, iemand nieuwsgierig nade
rend vragen.
Hij hooft zich onder rïen trein gewor
pen .... /iju beide voeten zijn afgereden ! . . . .
U'alkowsky voelde een huivering door zich
heen trillen, de tranen sprongen hem in de
oogen. zonder dal hij het merkte. Zijn blik
wa* starend op hot gelaat van don rampza
lige gevestigd, die zich al* gefolterd, onder
de hand.'il van de. hem ondersteunende
mannen, heen on weer wrong. Door do lan
taarns word hij nu een* mot bloedrood licht
overgoten en dan weer viel een bleek-groeu
scliijn*el een lijkklour op hem. De
hoesch gewonV'ii stem smeekte steeds drin
gonder .... vuriger . . . . ; een klank van bitter
verwijt had zich bij dien van ondragelijk
lijden gevoegd .Mijn <iod, mijn God!
dood me «I-in toch! fk lijd zóó ontzet
tend ! . . . . Ik wil niet h-ven ! . . . . Ik wil
allén <lo< d zijn !...."
Zonder ber.;iuuing. met wildkloppend hart
en verward hoofd, tastte Walkowsky in zijn
zak.... Kon minuut .... toen knalde een
schot. dat. instinctief gelost, toch juist het
hart van don armen lijdenden zelfmoordenaar
getroffen had.
Dadelijk kwam op het bleeke, door on
dragelijke pijn verwrongen gelaat, oen uit
drukking van vrede. Het hoofd was op de
borst gezonken, het niet langer onderst.eunde,
verminkte lichaam had zich uitgestrekt eu
lag roerloos daar.
Walkowsky werd van alle kanten bestormd.
Wat hebt u gedaan?"
Monsch ! bon je krankzinnig geworden?"
Hij is een moordenaar!"
Maar dan een heilige moordenaar !" zei
snikkend eeu jonge vrouwenstem en een paar
warme lippen raakten Walkowky's koude
hand aan. Hij zag niet, wier lippen het waren,
wellicht voelde hij niet eens die aanraking.
Als gehypnotiseerd staarde hij strak vóór
zich op dat bleeke gelaat, waarvan elk spoor
van lijden als weggevaagd was; ook over
zijn eigen hart was op eens een stille tevre
denheid gekomen ....
Eeu schel gefluit van de locomotief deed
hom plotseling opschrikken. Adèle zal
1110 wellicht zoeken" dacht hij ,.ze zal
ongerust zijn . . . ."
Hij haastte zich naar zijn coupé, de andere
passagiers volgend, die den dooden man
verder aan de- baanwachters overlieten ; maar
oer hij zoover gekomen wa*, werd hij ge
grepen : Halt! . . . . u hebt een menseh
gedood!"
Ik? .... een meusch gedood '.'. . ."
A'erbijsterd keek Walkowsky den gendarme aan,
die hem bij den arm hield; op eens had hij
alles begrepen: .... Gevangenis.... gerech
telijk onderzoek .... straf volgens do wet: . . .
Zijn armen vielen slap neer.
Men zal mij vrij laten.... tor wille van
mijn vrouw 011 kinderen daar .. . ."
Do gendarme wees met ziju hoofd naar den
trein, d ie zich intu**clu n in beweghm'gezet had.
To laat!"
Met «trooinerigen blik staarde hij de lange
reeks wagens ua, die langzamerhand in den
nachtelijken nevel vordwonen .... Dn.-ïr slie
pen rustig zijne kinderen en zijn Adèie, die
niet vermoedde, dat ze als de vrouw van
eeu misdadiger" zou ontwaken!
Misdadiger!" omdat 't hem niet mogelijk
was, een ander te zien lijden, daarom was
bij nu oen moordenaar geworden !
Arme lievelingen!.... hot Kerstfeest bij
Grootmama zal niet vroolijk zijn !...." ,lacht
AValkowsky zuchtend eu volgde den gendarme
zouder eenigeu weerstand.
De doode lag daar nog. Het licht van een
gaslantaarn schoon op het jeugdig gelaat.
Hoe schoon was dat nu, met die uitdruk
king van plechtige reist en vroedzaineu ernst!
Walkowsky dacht nog terug aan de afgrij
selijke pijn, die nauwelijks tien ininntru
goloden, datzelfde gezicht zoo ontzettend ver
anderd had.
Goddank! Goddank !...." mompelde hij,
en 't was of op oou* ook alle augst voor de
wettelijke straf van zijn handeling van bom
weggenomen was. Die man leed immers niet
meer ! hij was nu gelukkig ....
Dit bewustzijn was zijn grootste voldoening
en verzoende hem met alles. Zoo bleef hij
een misdadiger, oen verstokte misdadiger
zonder berouw, die bereid was in een der
gelijk geval dezelfde daad to herhalen.
Hom, den rechter, don vertegenwoordiger
dor wet, hem word het duidelijk, dat er zich
gevallen kunnen voordoen, waarin de
menschelijke wet wijken moet voor de Goddelijke;
n.l. die van het geweten, van het medegevoel
en het verstand; hij moest bekennen dat liet
menigmaal misdadiger en zondiger was om
tje.cn misdaad te plegen, dan om die wél te
begaan.
Met vaste schreden volgde hij don gendarme.