Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
o. 1374
geen tenor het hem na. Mooi werd hjj gese
condeerd door den heer Waterstadt
((trompettist).
Het slot van den avond bestond uit
Beethoven's Negende. De heer J. Martin. S.
Heuckeroth behaalde daarmede een groot en wel
verdiend succes. Enkele tempi waren ietwat
vreemd; maar er sprak overtuiging en bezie
ling uit zijn leiding en vooral in het
hemelsche Adagio wist hjj groote expressie te
verkrggen.. Het koor heeft in de Negende een
moeilijke taak te vervullen, die het niet altijd
meester was; maar men kan van dames en
heeren die niet a 11 y d gewend z\jn met
elkander saam te werken niet het allerhoogste
eischen. De solisten sloten zich waardig bij
het geheel aan, hoewel niet verzwegen mag
worden dat de sopraan niet geheel opgewas
sen bleek te zijn tegen den moeiüjken cadens.
Het publiek was gedurende het geheele
feest zeer warm gestemd. Tal van kransen
werden den Directeur vereerd, als een bewijs
hoezeer men z\jn talentvolle eigenschappen
wist te waardeeren.
Moge het nu voor de verdienstelijke man
nen die het feest hebben georganiseerd, niet
aangenaam zjjn dat het finantieele succes
minder schitterend is geweest zij kunnen
de zekerheid hebben dat het artistieke wel
slagen van het feest onbetwistbaar geweest
ia. Hun voor hunnen ijver mijn eeresaluut
te brengen, is mij een aangename taak.
ANT. AVERKAMP.
iiiiiiiMmiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiimiiuimiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiii
Fm HTPPTP
tli UMÏD
Péladan, Oedipe et Ie Sphinx. Tragédie en
trois actes. Texte conforme & la repr
sentation du Ier Aout 19Ü3 au théatre
antïque d'Orange. Paris, Sociétédu
Mercure de France, 1903. (l franc).
Joséphin Péladan is wie die zyn naam
kent weet het niet? een zeer zonderling
man. Indertijd heeft deze negentiend'
eeuwsche magiër, stichter der Orde Eose + Croix.
ook in ons land op een paar plaatsen eigen
aardige gedachten uitgesproken over Het
mysterie, de kunst en de liefde volgens de
magie, geleeraard door de Rose + Croix" en de
kranten hebben getrouwelijk verslag gegeven
van 's mans onduidelijke wijsheid en
aanstellerij de laatste ook in uiterlijk.
Zeer zonderling was de brief dien hij vooraf
aan eenige kranten had gezonden. De N. K.
Ct. gaf dien niet in zijn geheel, maar schreef:
Au norn de l'idéal, cette seconde religion
de tous les civilisés, au nom de Rembrandt,
gwi m'eut donnéton amitié, je vous demande
de traduire la présente lettre si vos lecteurs."
't Was een brief van Sar" Péladan. Een
groot, geel vel papier, met een rood en tête
dat de helft der bladzijde besloeg, verder
gevuld met blauwe letters, die blijkbaar ge
vloeid waren uit een veeren pen, en uit
een teleurgesteld gemoed. België" doorrei
zende om er de leerstellingen der Kose + Croix
te verbreiden, en ook om er een beetje van
het goud te verzamelen, noodig voor het Salon
der orde) verklaarde de Sar ons ongehoorde
moeilijkheden te ondervinden waar hij ook
dans votre r'.che pays" voordrachten wou
komen houden. Hij had aan onze
studentengezelschappen" geschreven, niaar daar hij hun
antwoord ignoreerde", bood hij openlijk
aux pays des tulipes" aan : te verschijnen
in allésalons, en daar op alle rnetaphysische
vragen te antwoorden tegen den prijs van
200 gulden per uur.
Het is om er dadelijk zijn bekomst van te
hebben. En toch zou men zich vergissen, als
men dacbt dat het omvangrijke oeuvre" van
dezen zonderling o. a. zestien romans
louter gekkepraat is,
Na het krantenbericht dat de Sar rijk"
getrouwd was,en wat daarna dat bij was
gescheiden en eerzaam fietsenhandelaar was
geworden, had ik geruimen tijd niets van hem
gehoord of gelezen. Zoo zal het wel menigeen
gegaan zijn. Totdat ik weer een paar romans
van hem in handen kreeg en onlangs een
Grieksche tragedie, waarvan ik hier een over
zicht -wil geven. Want dit stuk is lang niet
onbeduidend noch onduidelijk, en heeft liet
eigenaardige dat het uit de Oedipus-sage een
episode behandelt, die door Sophocles noch
Euripidea is bewerkt, door Aeschylus slechts
gedeeltelijk als tragedie.
Oedipus' vlucht, Laius' dood, OedipuV over
winnen van de Sphinx ? de episode vooraf
gaande aan de keeltoenijpende ontknooping
in Oedipus Koning ziedaar het onderwerp
van deze tragedie.
Aeschylus' Zeven tegen Thebe was het derde
stuk eener trilogie, waarvan IMHIS en Oedipus
het eerste en het tweede waren. De episode
met de Sphinx werd in het aan de trilogie
toegevoegde satyrdrama altijd een stuk
van burlesken aard behandeld. We hebben
van Laius, Oedipus en Sphinx slechts luttele
fragmenten over.
Reeds vroeger heeft Péladan een recon
structie gewaagd van verloren stukken van
Aeschylus. Wij bezitten den Prometlteux gebon
den-, Prometfieus murltrmgcr en Prometkeus
verlost zijn verloren gegaan. In zijn Prometheide
heeft Péladan ook deze episoden behandeld.
Moeilijk is de vraagte beantwoorden waarom
de Grieksche treurspeldichters de Sphinx niet
in de tragedie hebben gebracht. Was het om
het abnormale schouwspel: een monster spre
kend met een mensch te vermijden ?
Den Isten Augustus is Péladan's treurspel
in het antieke theater te Orange, met Paul
Mounet als hoofdpersoon opgevoerd. Ik heb
niet gelezen hoe de vertooning is ontvangen.
Ziehier de inhoud van het stuk : 1)
Oedipus is Corinthe ontvlucht. Bij een
maaltijd aan het hof des konings heeft een
gast, verhit door den wijn, het gewaagd twijfel
te opperen of hij, Oedipus, wel 's konings
zoon is. Als hij den volgenden dag zijn ouders
ondervraagt, zweren hem dezen dat hij hun
zoon is en dat zij hem liefhebben. Het baat
niet. In Oedipus' aard ligt
d' aller an fond des choses,
et de ponsser toate aventure au dénouement.
Hij gaat naar Delphi, waar hij het bekende
antwoord ontvangt. Péladan's tragedie begint
daar, waar Oedipus, komende uit Delphi, op
den driesprong in Phocis zijn vader Laios
zal ontmoeten en dooden. Hij kan zich niet
voorstellen dat Delphi's uitspraak waar
zou zijn.
Celui qni porte, dans son coeur, l'enseignement dn
l'exemple du foyer, les baisers de sa mère; (temple,
et s'étudie a la sagesse, depnis qu'il se connait; '
ce jaste deviendrait scélérat, tout a conp! Dérision!
En vain, je déteste Ie crime; Apollon m'y condamne!
Mon eervean ne Ie con^oit pas; ma
mainl'aecomDérision Olympienne ! (püra !
En in exaltatie gaat hij voort:
ImmorteU! obacurcissez Ie mystere de votre essence,
reetez impénétrables et glorieus et bienheurenx;
Sar nos arnes régnez, mais ne les troablez pas
(mécbamrnent;
et yons même, ó Dieux, obéissez a la jnstice!
Binon, cronlent les temples sar leurs mystères abolis,
que Ie dernier autel devienne la marge! l e d'nn puits;
et qne l'instinct, comme avant Prométheé,
règne partont et nous ramene a l'animalité.
Mais, s'il est vrai que, par la volonté,
l'homme conqaie rt nne plas grande dignité;
si Hercnle ent raison de suivre la vertu,
Achille, de préférer la gloire;
Si la justice enfin, préside aux destinées:
expliqnez moi la mienne, tyrans célestes.
Men roept hem. Lichas, een zijner Corin
thische vrienden, is hem ongemerkt gevolgd
en wil hem terughouden van zijn plan om
niet naar Corinthe terug te keeren. Te ver
geefs. Als Lichas aanhoudt, ontsteekt Oedipus
in toorn en verjaagt hem. Nog eenmaal over
peinst hij het afschuwelijk orakel en denkt
vol teederheid aan Polybus en Merope, die
hij niet mag terugzien. Hij moét zichzelf ver
bannen. Hij breekt een sterken tak van een
boom:
Au lien du sceptre qne je devais tenir un jour
il faut prendre un baton a l'arbre du chemin,
en hij klaagt :
Le Prince de Corinthe n'est plug qu'un tre errant
Seal au monde, soos la haine des Diens!
Dan volgt het bekende tooneel. Een heraut
wil dat Oedipus uit den weg gaat voor den
meester, die op zijn wagen volgt. Oedipus
weigert, verslaat den heraut en in den volgen
den twist ook Laius, zijn vader, onder som
bere vervloekingen van weerszijden aan wier
zóó spoedige vervulling geen van beiden deukt.
Laius schreeuwt:
80 s maudit dana tes lila, si tu engendres;
du foyer qa'ils te cbassent et qu'entre eax ils
(s'égorgent
En Oedipus:
Sois maudit dans ta coache. si tu as nne pouse;
que Ie malheur sur ton seuil s'aceronpisse ...
Ook de beide dienaren vallen en Oedipus
werpt zijn stok op den grond om te zien
waarheen. Deze wijst: den weg naar hebe.
Contemple ton oavrage, Dien des vengeances,
Car je n'ai rien voulu de tout ce que j'ai fait
dans ce siuistre carrefuur:
Mon bras servit d pi e a ta rancune obscure.
Uui, j'ai verse du sang, maïs Polybe, mon père est
C es morts ne sont pas mes parents l (vivant
Ou vaisje maintenant orienter mes pas maudits?
Trois routes la se cruisen t, m rnes et fatidiqnes.
Le baton, en tombant, vers Thèbes s'est toarné.
Poarqnoi pas ce chemin ? De Corinthe, il m'éluigne!
Oh l je triompherai des embüches d'en haat
et je sortirai pur de l'effro.yable preuve.
Ma vertu apparaitra, briüante
Comme toi-même, Dien, quand l'anrore
onvre les champs da ciel a ton char de lumière.
Cadavres, cailloux de mon chemin, qu'il a fallubriser.
Salut... A Thèbes !
Hoe zal het dezen vloekbeladen moorde
naar vergaan ?
Het tweede bedrijf verplaatst ons naar
Thebe. Aan Laius is do laatste eer bewezen
en statig keert de lijkstoet terug. Jocaste, die
achter in den stoet verschijnt, bestijgt de tre
den van het paleis, breekt uit in jammer
klachten en roept de burgers op hun koning
te wreken.
Vons qui pleurez un père, quand je pleure an poux,
orphelins, par Ie mème trépas, qui me fait veave,
votre gémissement, Thébaiiis! exalte ma doulenr.
Il a péri, Ie fils de Labdakos,
Victime du Sphinx, lui aussi!
Il allait implorer Apollcn "
ponr sa chère citél).
La massue des brigands l'a couchésur Ia route!
Venge, o Thèbes, venge ton roi.
Le père est mort, , fils de la Cadmée
Gaerriers de risnoénCH, Ie chef a suecumbéI
Les enfants sont devenus des hommes,
de^nis qne Ie monstre horrible
barre Ia route et nous défie, autre Cerbère.
Crie ta détnsse, o Thèbes, jusqu'aux eieux!
Arbre déracihé, foyer teint,
Source iarie moisson perdue,
Seuil désert. glaive brisó.
O vaisseau sans pilote! O troupeau saus berger!
Pleure, Thèbes, plenre (on roi.
Door den hoogepriester, die begrijpt dat
ten spoedigste de moordenaar moet gestraft
worden, wordt de blinde ziener Tiresias ont
boden. Tooneelen vol sombere geheimzinnig
heid volgen: Wil Jocaste den moord op Laius
straffen ? Welnu, dan zal de Sphinx haar
droevige daden voortzetten. Wil Jocaste afzien
van haar wraak, den volgenden dag zal de
Sphinx zich van de rots te pletter storten.
Jocaste durft niet kiezen :
Si l'on décourre les coupables: qu'ils périssent
(dans les supplices
Si Ie libératenr parait: je Ie comblerai de largessea!
Je ne renoncerai aucun devoir, ni du sang, ni du
i sceptre.
Devant ta pavole ambigue. Tiresias, je me dérobe.
Impie vers ma couché. ou infidèle a la patrie,
non, je ne choisirai pas :
Et je partagcrai mes inntiles larmes
entre la doulourease Thèbes et sou malheureux roi.
Als Jocaste liet paleis is binnengegaan,
vraagt de priester : vanwaar de Sphinx ? De
Sphinx:, antwoordt Tiresias, is liet kind van
Thebe bedorvenheid van hart verwekt
monsters en de vervloeking van (.'halcis.
Toen de pest ('halcis sloeg en de bewoners
smeekend tot Thebe kwamen, sloot Thebe
voor hen de poorten, en zij stierven, onbe
graven, voor Thebe's omwalling. Maar gelijk
Athene door Theseiis bevrijd werd van de
ramp, die door den Minotaurus over de stad
was gekomen, zoo zal er ook voor Thebe een
Theseus komen en hij nadert" klinkt liet
tot ontroering der menigte uit Tiresias' mond.
Tiresias wil heengaan, doch keert zich plot
seling om :
A cette heure, Ie meurtrior et Ie héros,
tous deux, entrent dans Thèbes!
De hoogepriester besluit nu dat Jocaste de
prijs der overwinning zal zijn en, als Jocaste
weer uit het paleis te voorschijn is getreden
en bij het altaar geofferd heeft, deelt de
priester haar dit besluit mede. \a eenigen
strijd stemt zij toe : zij onderwerpt y.icli aan
den wil des volks victime obéissante et non
pas résignée". Nu haar heengaan verschijnt
Oedipus, vragend: waarom die klachten,
waarom die wierook? Men spreekt hem van
de Sphinx en van de belooning, die den over
winnaar wacht. Een groote vreugde schittert
op in Oedipus :
O merveille du sort l Admirable aventure l
Palme d'or de la vraie co^stance! Miséricorde
(d'Apollon !
Elle me quitte et se déchire la fatale tuniqne.
La voix des Erinnyes s'éloigne , je suis sauvc!
Apollon avait dit que je tuerais mon père,
et j'ai frappe des inconnus sur un chemin;
Apollon avait dit que je féconderais ma mère,
et voici un hymen qui s'oflre, digne de moi!
Je pleumis Ie foyer perdu,un autre va m'accueiller;
Sceptre, familie, honneur, tout m'est rendu.
En hij verheugt zich dat :
La pure volontél'emporte (donc) sar la fatalité.
Wanhopen is nvroom; de Goden zijn
rechtvaardig. En de goddelijke citharoedos,
Apollo, kroont in hem :
l'hymne que chante l'ame, avec toutes ses voix,
l'hymne fait de resolntion et d'espérance,
l hymne qui fonde, qni crée et qui conqoiert,
l'hymne snprême, l'hymue de volonté! 4
Hij eischt dat Jocaste haar belofte herhaalt:
zij doet het, maar angst bevangt haar, als zij
in den vreemdeling eenige gelijkenis met
Laius bespeurt. Zij tracht hem af te houden
van het gevaar. Doch Oedipus gaat, na een
vreugdevolle aanroeping der goden, moedig
naar de spelonk van Harma, waar het monster
huist.
Het derde bedrijf. Het is nacht, Oedipus
zwerft om de spelonk der Sphinx. Als een
bliksemflits de lucht doorschittert, zien
mensch en monster elkander, en dagen elkaar
uit. Het bekende raadsel wordt door Oedipus
opgelost, een spel. van subtiele gedachten
volgt. Niet dit was het eigenlijke raadsel
geef het, o Sphinx. Zij is zélf het raadsel, en
Oedipus verklaart haar wat zij is. Eindelijk wil
de gevleugelde maagd wier achterlijf en
pooten die van een panter zijn hem verlokken
door liefde-beloften.
Toi qni as compris mon essence, comprends anssi
Tu l'as mu, e coeur du monstre l (mon coeur.
A ma lèvre vermeille, qni te prie, doone an baiser.
La caresse de Sphinx, si tu la connaissais,
toate autre voluptéte serait impossible!
Dans mon treinto, tu croirais posséder Ie mystère;
nne ineffable joie chaufferait tes veines
et ta te croirais Dien, sons la puissance da plaisir.
Oedipe
Ta n'as pn m'effrayer, tu voudrais me séduire ?
, ^iie. .sphinx.
L'amour est la fatalrtésuuréme'
II n'tst Dien, homme1' Ou Sphinx, qui lui résiste.
Ta sais que la femme toujours adore celui qui la
isubjugue
et la chimère ne peut airaer que Ie héros.
De held versmaadt haar omarming. Nu
wordt hij voor de Sphinx een raadsel, te ver
geefs smeekt zij hem om genade, al vragend
wie hij is: Orpheus, Hercules, Bellerophon,
Theseus, Perseus ? Als hij zijn naam noemt,
stoot zij uit:
Inceste, parricide ... sacrilège ... manditl
Dan doodt haar Oedipus. Een zegezang
klinkt van zijn lippen, en uitgeput als Her
cules, toen hij de Hydra had verslagen, slaapt
hij in.
Nog eer de morgen daagt, verschijnen twee
koren : een koor met teeltenen van rouw, een
koor met teekenen van triomf.
In zang en tegenzang spreken ze hun over
tuiging uit: het eene dat Oedipus bezweken,
het andere dat hij overwinnaar is. Stil scharen
ze zich beiden tegenover de rots. Het wordt
lichter, Jocaste verschijnt: moet zij den jon
gen held bcweenen ? Oedipus ontwaakt:
Réveil prestigieux, aurore d'une vie nouvelle,
Belle aube, mon coeur te salue, enivré.
O recommencemeiit heureux de mon destin,
Oracle conjuré, innocence conquise,
et de la volonté, admirable succes!
Vol vreugde begroet Jocaste den held en
reikt hem den scepter. iNu is Oedipus bevrijd
van alle sombere bangheid. Immers: het
orakel is niet vervuld. En, met Jocaste aan
zijn borst, spreekt hij vol zelfvertrouwen tot
het koor :
O vous qui vivrez désormais sous ma loi,
Gardez l'enseignemeut de l'heure solennelle!
La volontéc'est la divinite dans l'homme
Je paras, hier, p'armi vöus, inconnu, tranger ;
et je vais rentrer roi dans la ville aux sept portes.
Depuis eombien d'années vous subisaiez
Ie jong sanglant du monstre : vous voila délivrés!
Ne désespérez donc jamais du sort:
la justice est l'ame des Dieux,
et Ia prière qu'ils exaaceut toojours.
Thébains ! c'est I'eflort!
De strijd van den Wil tegen het Noodlot is
uitgestreden. De Wil heeft overwonnen. Zoo
meent Oedipus. Kort /.al die droom zijn. De
angstige beklemming blijft voorden toeschou
wer, die weet wat in de toekomst dreigt.
Het tragische in dit stuk is het nobel zich
verzetten tegen de onwrikbare besluiten van
het noodlot, zijn onontkoombaar noodlot
waarheen alles wat hij doet, gesteund door
zijn beste eigenschappen : ouderliefde, mede
lijden met rampxaligen, liefde tot roem, hem
drijft. Het tragische is deze illusoire groot
heid van den aan handen en voeten door
's noodlots' bepalingen gebonden mensch.
*
-x*
Uit de aanhalingen heeft men reeds bespeurd
dat de taal van Péladan is : poëzie zonder
versificatie. Het is rijmloos rythme, geregeld
door de emotie van den spreker. Hier is
eenige invloed der antieken, maar ook invloed
van Wagneriaansch recitatief te bespeuren.
Te ontkennen is het niet dat Péladan met
deze eumolpeïsehe poëzie sterke verscheiden
heid van emotie weet uit te drukken. Of de
tragedie in alexandrijnen of in vrije verzen
geschreven, minder goed zou geweest zij 11, of
Péladau's nieuwe formule voor de tragedie
en de taal waarin ze is geschreven, de ware
zal blijken te zijn het zijn vragen waarop
bezwaarlijk beslist antwoord is te geven.
Ons is het voldoende de overtuiging te
hebben dat Oedipe et Ie ftjiliïii.t', zoo als het
voor ons ligt, een fraai poëem is. 2)
J. VAN MliKWESTEYN.
1) Het stuk is (om redenen van tijd) een
reductie van liet oorspronkelijke drama, dat
niet in den handel is.
?2) Kleine on-klassieke opvattingen en slor
digheden iu spelling van namen wcnsch ik
hier niet te vermelden.
De lengen ier eer,
door UKNUI HoiïEi..
Er zijn slecht geschreven boeken waar je
niet boos on\ \\ordt, omdat/.e zoo onschuldig
zijn. De kritikus kan dan den schrijvenden
als ze 't al te bont maken, eens eventjes een
klap om de oorcn geven, erg verontwaardigd
op hen raakt hij niet licht, daar hij hen te
zielig vindt en eigenlijk maar medelijden heeft
met hun onvruchtbaar gepeuter. Kr zijn echter
ook slecht geschreven boeken, die je kriebelig
maken omdat ze zoo oneerlijk zijn; boeken
met een gewichtig air, die doen of ze wonder
wat schatten van schoonheid bevatten maar
die in waarheid leeg zijn en dood; boeken
als opgedirkte dames, die de onuoozeleii
probeeren te bedotten door hun japonnen van
ilodderzij en hun beschilderde gezichten.
Tot deze tweede soorf nu, behoort De
leugen der eer" van llenri Borel.
Ik noem dit boek niet oneerlijk om den
l e1 ijken stijl en de oppervlakkige beschrijving,
want de lieer Borel kan 't nu eenmaal niet
helpen dat hij maar zoo'n ongelukkig ziertje
t.ilent bezit. Kr is iets heel anders, dat dit
werk zoo weerzinwekkend maakt.
De heer Henri Borel heeft de verfoeilijke
gewoonte zijn persoonlijke meening ons in
z'n romans op te dringen. Hij schijnt o. a.
geen kans te zien de mooiheid of de
leelijkheid van een karakter zóó te geven, dat we
die mooiheid of leelijkheid fel voelen uit de
afbeelding alleen.
Nee, hij, Henri Borel, komt ons zélf zóó
dikwijls vertellen bijv. in 't Jongetje zie
je, en dit is nu zoo rein, dit is nu zoo sereen,
dit is nu zoo teer en zoo mooi dat we
op 't laatst wee worden van de teemende
stem van den schrijver en dat er voor ons
een luchtje komt aan die dikwijls verzekerde
sereenheid, schoonheid en reinheid.
Als ik nu De leugen der eer" leeg en
als ik niet let op wat de schrijver mij als
zijn eigen opinie op de mouw wil spelden,
dan vind ik om te beginnen Durieux een
ellendeling. Zijn manier om te spreken over
publieke vrouwen tegen dat jonge en reine
meisje is lomp en taktloos. Zijn
menschenhaat is een leelijke haat, een haat van egoïsme
en klein venijn. Hij heeft 't land aan de
menschen omdat ze kletsen over hém, Eduard
Durieux, en over zijn boeken, 't Is de bitter
heid van een kleine ziel. En zijn weglooperij
met Hetty is heelemaal onzedelijk, omdat hij
geen zier om Hetty geeft. Nergens in 't heele
boek schijnt ook maar n oogeiiblik een
gevoel van liefde voor dit jonge kind van
de bladzijden op. Hij ligt wel zoo'n beetje
te leuteren over haar jonge kracht en frischheid
en hare mooie figuur en hij pr;üit wel van
liefde, maar niemand die 'n steek van al die
phrases gelooft, 't Is ook bizonder stuitend
in dien mijnheer Durieux dat hij tusschen
al zijn akelige daden door steeds zoo over
zijn eigen schoonheid zeurt. Als je waarachtig
heel mooi bent innerlijk, hoef je dat heusch
niet den heelen dag tegen jezelf te zeggen.
In een stuk overpeinzing van nog geen blad
zijde lang, heeft Durieux 't drie keer over
zijn en Uetty's mooie gevoel" gehad; toen
werd 't hem toch zeker zelf wat te erg en
den vierden keer maakte hij 't maar tot
mooi sentiment". De verhouding tusschen
Eduard Durieux en zijn vrouw is raadselachtig.
Hoe kan je, als je een groote liefde voor
elkaar hebt gehad, daarna zoo misselijk-liefjes
met elkander omgaan?Hoe kan Marianzich, nu
die groote liefde weg is, zóó laten vertrappen?
En hoe kan ze een ongeluk als Durieux zóó
door dik en dun bewonderen terwijl al lang
het fijne droornenweofsel uiteengescheurd
was, dat hun zielen had verbonden" (pag. 43).
De Marian uit liet boek van den heer Borel
is een onontlede, karakterlooze vrouw.
En Hetty is een onnoozele bakvisch, die
nooit iets anders heeft gelezen dan Mariitt
en Eschstruth, die geen moeder heeft gehad
en niemand die veel van haar hield en die
plotseling een opgeschroefd misbaksel (meneer
Durieux kan onmogelijk iets anders schrijven)
als Het Zieltje in handen heeft gekregen.
In 't hoofdje van dat meisje is 't toen gaan
spoken en in den schrijver van Het Zieltje
meent ze haar Marlitt-held gevonden te heb
ben. En zonder nadenken geeft 't onwetende
kind zich over aan dien leelijken huichelaar
en aan diens meekonkelende, zwakke vrouw.
Wat heeft de heer Borel nu gedaan in dit
boek? Heeft hij tenminste getrarht een goed
beeld te geven van liet mispunt Durieux,
van pap-Marian en van verhitte Hetty ?
Heelemaal niet; en nu komt waarde lezer
de oncerlijkheid. Henri Borel wil ons wijs
maken dat Durieux een schoon en nobel
personage is, dat zijn daden en zijn gevoel
mooi zijn, evenals de daden en 't gevoel van
Marian en van Hetty. Dit nu is een literaire
bedriegerij van de griezeligste soort. Het ge
voel en de daden van Durieux zijn een valsche
mallemolendeun en 't is erg van den heer
Borel dat hij probeert de onmuzikalen voor
den gek te houden door te vertellen dat dat
nu een symphonie van Beethoven is.
Of is de lieer Borel soms zóó ver dat hij
niet meer logisch denken en juist oordeelcn
kan en dat hij de knollen, die bij ons voor
citroenen verkoopen wil, inderdaad voor
citroenen aanziet? W. POKI.S.
llefonittile-iirs. Geschiedkundige Studies
over de Godsdienstige bewegingen uit
de nadagen onzer gouden eeuw door
(.'. B. Hyi.KEMA.
Het Congres dor Vrijzinnig Godsdienstige!!.
onlangs aan de oevers van den Amstelvliet"
gehouden, bracht ons telkens de laatste helft
der 17de eeuw voor den geest.
De meest kenmerkende naam van de zoo
genaamde vrijdenkers dier tijden, de
l'nitariërs, werd ook gedragen door de meesteii
der vergaderde Vrijzinnig Godsdienstige!!, de
l'nitarians" van Amerika, de verscheiden
heid hunner denkbeelden was volstrekt niet
minder dan die van hunne geestverwanten
uit den voortijd, hun vroomheid even echt.
hun afkeer van eiken ieenlwang even oprecht
gemeend, kortom, telkens brachten zij ons
die nadagen onzer gouden eeuw" te binnen.
Er was een tijd, dat die geestesbewcging
der 17de eeuw vrijwel onbekend was. als een
in het zand verloopen tak van een
bruisehendeii stroom van geestelijk leven. Het wille
keurige, het zelfstandige, het eigenzinnige van
het s.'reven der leiders belette het beklijven
hunner denkbeelden; de enkeling moest
ten slofte zwichten voor de aaneengesloten.
helder zich bewuste, duidelijk zich
afteekeiiende macht der kerken, terwijl latere ge
schiedschrijvers de beweging, waarvan immers
zoo weinig was overgebleven, over het hoofd
zagen of er den spot mee dreven. Wat
llylkema thans deftig reformatie noemt, werd
vroeger schamper deformatie geheeten. Nog
vroeger zou men waarschijnlijk aan zijn boek
den titel hebben gegeven van : de Gruwelen
der voornaamste Hoofdketters".
In den lautsteu tijd is in deze. beschouwing
verandering gekomen.
De hcei- Van Slee, opgewekt door een prijs
vraag van Teylers genootschap, (hoe vele
goede werken hebben wij niet aan prijsvragen
te danken gehad!) gaf aan dezen ommekeer
den eersten stoot door een grondig onderzoek
naar het karakter der ('ollegianten, de meest
bezoiinenen en nadenkenden onder hen, die
te midden van den strijd der kerken, op
eigen gezag, door naarstig onderzoek en
inwendig licht zich in staat achten de waar
heid te kunnen vinden, en daarom van elk
kerkelijk gezag afkeerig waren.
Een belangrijke strooming van geestesleven,
een levendig tooneel van strijdend denken
werd door hem als 't ware ontdekt.
Kort daarop volgde Meinsma's Spinoza
en zijn Kring."
Waar Van Slee zich tot een enkele groep
van kotters uit dien tijd bepaalde, gunde
Meinsma ons een blik op alles wat van het
kerkelijk leven in dien tijd afkeerig was.
Hij beschouwde zjjn onderwerp als letter
kundige en plaatste elk die zich toenmaals
tegen het gezag van kerk en geestelijkheid
verzette in eenen kring, tot welks middenpunt
hij Spinoza verhief.
Het onkerkelijke karakter der beweging
trok hem aan; dit gaf de eenheid aan zijn boek.
Zijne zuiver letterkundige beschouwing
behoefde echter aanvulling. De beweging
moest ook op zichzelve beschouwd worden.
Het onderwerp hing zoo innig met godge
leerdheid en wijsbegeerte te zamen, dat het
ook van dien kant opzettelijk een behandeling
vereischte, een beschouwing ten volle waardig
was. Aan dien eiseh heeft Dr. Hylkenia als
godgeleerde voldaan door zijn Reformateurs; *)
in 1902 bij H. D. Tjeenk AVillink te Haar
lem verschenen.
De schrijver, predikant bij de Doopsgezinde
Gemeente te Zaandam, was de aangewezen
man voor de door hem met liefde en nauw
gezetheid aanvaarde en volvoerde taak.
Immers alle onkerkelijken of afgeschei
denen der 17de eeuw staan het naast bij de
Gemeente der Doopsgezinden, die zich, wat
vrijheid van inrichting en kerkelijke gebrui
ken betreft, het verst van de
RoomschCatholieke had verwijderd.
Zoo waren b.v. de meeste Collegianten
Doopsgezinden en vond men in hun midden
de uiterste richtingen vertegenwoordigd.
De geschiedenis hunner Gemeente voert als
van zelve tot de Sociniaansche broeders en
hunne geestverwanten. Hunne boekerij te
Amsterdam is een schatkamer voor het
onderzoek naar de leer dier Aartsketters;
de portretten der beruchte Polen versieren
hunne consistoriekamer ; de meest persoon
lijke herinneringen aan Spinoza worden bij
hen bewaard.
Daarom kan niemand ons de kettersche
beweging dier dagen beter schetsen dan een
Doops-gezinde.
Dr. Hylkema heeft zijn arbeid met ernst
aangevat en blijkbaar is luj ingenomen met
het streven van hen wier werken en denken
hij beschrijft.
Terwijl Meinsma meestal alleen hun
kerkvijandig streven op den voorgrond stelt,
zoekt Hylkema ze ook te waardeeren in hun
oprecht zoeken naar de waarheid, iu hun
vroomheid en godsdienstige bezieling.
In het eerste Deel teekent hij ons hoe die
Profeten der 17de eeuw zich stelden tegen
over he't kerkelijk gezag en de overheid. Er
broeide iets van de geestelijke bandeloosheid
onzer dagen in de hoofden dier onrustige
zoekers en drijvers. Zij voorspellen u een
hemel op aarde als de Anarchisten van onzen
tijd en als gij hen weerloosheid en onthou
ding hoort prediken waant gij Tolstoi te
hooren.
Geen wonder dat in dien tijd zoowel de
kansel als het gerecht, zoowel Mozes als
Aaron zich met kracht verzetten tegen wat
door hen als volksverleiding en
oproerprediking werd beschouwd.
In het Tweede Deel geeft de schrijver een
uitmuntend geschiedkundig overzicht van de
levens- en wereldbeschouwing dier
NieuwLichters, door hem (alweer met bastaard
woorden) de Moraal en de Religie der Refor
mateurs genoemd.
Is liet reeds moeielijk van algemeen ver
spreide denkbeelden, als door de kerken zijn
aangenomen, een juist denkbeeld te geven,
nog veel moeielijker valt dit, waar men met
kleine kringen of slechts enkele personen
te doen heeft. Hier en daar b.v. in de voor
stelling van de verhouding der ('ollegianten
tot de Rijnsburgers en vooral in de opvatting
van Spinoza's leer zal dan ook menigeen met
den schrijver verschillen. Maar over 't alge
meen is hij door zijn groote belezenheid in
staat geweest ons van al die denkers en
dweepers juist die woorden te laten hooren,
die hun beeld als met een enkelen trek ons
voor oogen stellen.
Kortom, uit het oogpunt van
geschiedbeschrijvmg en bronnenonderzoek verdient
het werk van dr. Hylkema een meesterstuk
te heeten, hoogstbelangrijk, zoowel voor onze
kerkelijke als voor de algemeeiie beschavings
geschiedenis.
Om Israël te kennen moet men de wet en
de profeten verstaan. Welnu, de profeten der
17de eeuw staan hier voor ons ten voeten uit."
Wij zij" daarom dr. llylkema dank schul
dig voor zijn werk dat ongetwijfeld een onmis
baar handboek zal worden.
Of we daardoor nu echter tevens in staat
gesteld zijn die verschillende geesten juist te
beoordeelen, is een vraag die de toekomst
moet beantwoorden.
Ontegenzeggelijk is een gebied dat geheel
in blauwboekjes verscholen lag, thans voor
ons opgedolven. Wat voor den dag kwam
is met zorg gerangschikt en tentoongesteld.
Men kome, zie en oordeele zelf.
Dit oordeel zal natuurlijk afhangen van het
standpunt dat men inneemt, maar zeker zullen
weinigen, ook al mogen ze in vele opzichten
van llylkema verschillen, hem niet bewon
deren om de heldere en levendige voorstelling
van de gedachten en gevoelens dier vromen.
wier ernstig streven zoo groote belangstelling
verdient. W. MEIJER.
*) Ik kan niet nalaten ook hier weder,
zooals mijn gewoonte is, verzet aan te teekenen
tegen het gebruik van bastaardwoorden, in
zonderheid als opschriften van Nederlandsche
boeken.
tot fl 11.35 p. Met. Franco en vrfl
van Invoerrechten toegezonden! Stalen
ommegaand; evenzoo van zwarte, witte en
gekleurde Ilenneberg-Xtyde", van
6O cent tot n 11,3» per Meter.
G. Henneberg, Zijde Fabr. (k. & k. Hofl.), Ziirich.
BRUT 1S£»
Déftositaii-et:
EIPPING & Co. Amst
Piano-, Orpl- en
MEYROOS «fc KALSHOVJËIV,
Arnhem, Koningsplein.
VLEUGELS enPIANIXO's in Koop en in Huur
Repareeren Stemmen Ruilen.