De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 25 oktober pagina 4

25 oktober 1903 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. o. 1374 geen tenor het hem na. Mooi werd hjj gese condeerd door den heer Waterstadt ((trompettist). Het slot van den avond bestond uit Beethoven's Negende. De heer J. Martin. S. Heuckeroth behaalde daarmede een groot en wel verdiend succes. Enkele tempi waren ietwat vreemd; maar er sprak overtuiging en bezie ling uit zijn leiding en vooral in het hemelsche Adagio wist hjj groote expressie te verkrggen.. Het koor heeft in de Negende een moeilijke taak te vervullen, die het niet altijd meester was; maar men kan van dames en heeren die niet a 11 y d gewend z\jn met elkander saam te werken niet het allerhoogste eischen. De solisten sloten zich waardig bij het geheel aan, hoewel niet verzwegen mag worden dat de sopraan niet geheel opgewas sen bleek te zijn tegen den moeiüjken cadens. Het publiek was gedurende het geheele feest zeer warm gestemd. Tal van kransen werden den Directeur vereerd, als een bewijs hoezeer men z\jn talentvolle eigenschappen wist te waardeeren. Moge het nu voor de verdienstelijke man nen die het feest hebben georganiseerd, niet aangenaam zjjn dat het finantieele succes minder schitterend is geweest zij kunnen de zekerheid hebben dat het artistieke wel slagen van het feest onbetwistbaar geweest ia. Hun voor hunnen ijver mijn eeresaluut te brengen, is mij een aangename taak. ANT. AVERKAMP. iiiiiiiMmiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiimiiuimiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiii Fm HTPPTP tli UMÏD Péladan, Oedipe et Ie Sphinx. Tragédie en trois actes. Texte conforme & la repr sentation du Ier Aout 19Ü3 au théatre antïque d'Orange. Paris, Sociétédu Mercure de France, 1903. (l franc). Joséphin Péladan is wie die zyn naam kent weet het niet? een zeer zonderling man. Indertijd heeft deze negentiend' eeuwsche magiër, stichter der Orde Eose + Croix. ook in ons land op een paar plaatsen eigen aardige gedachten uitgesproken over Het mysterie, de kunst en de liefde volgens de magie, geleeraard door de Rose + Croix" en de kranten hebben getrouwelijk verslag gegeven van 's mans onduidelijke wijsheid en aanstellerij de laatste ook in uiterlijk. Zeer zonderling was de brief dien hij vooraf aan eenige kranten had gezonden. De N. K. Ct. gaf dien niet in zijn geheel, maar schreef: Au norn de l'idéal, cette seconde religion de tous les civilisés, au nom de Rembrandt, gwi m'eut donnéton amitié, je vous demande de traduire la présente lettre si vos lecteurs." 't Was een brief van Sar" Péladan. Een groot, geel vel papier, met een rood en tête dat de helft der bladzijde besloeg, verder gevuld met blauwe letters, die blijkbaar ge vloeid waren uit een veeren pen, en uit een teleurgesteld gemoed. België" doorrei zende om er de leerstellingen der Kose + Croix te verbreiden, en ook om er een beetje van het goud te verzamelen, noodig voor het Salon der orde) verklaarde de Sar ons ongehoorde moeilijkheden te ondervinden waar hij ook dans votre r'.che pays" voordrachten wou komen houden. Hij had aan onze studentengezelschappen" geschreven, niaar daar hij hun antwoord ignoreerde", bood hij openlijk aux pays des tulipes" aan : te verschijnen in allésalons, en daar op alle rnetaphysische vragen te antwoorden tegen den prijs van 200 gulden per uur. Het is om er dadelijk zijn bekomst van te hebben. En toch zou men zich vergissen, als men dacbt dat het omvangrijke oeuvre" van dezen zonderling o. a. zestien romans louter gekkepraat is, Na het krantenbericht dat de Sar rijk" getrouwd was,en wat daarna dat bij was gescheiden en eerzaam fietsenhandelaar was geworden, had ik geruimen tijd niets van hem gehoord of gelezen. Zoo zal het wel menigeen gegaan zijn. Totdat ik weer een paar romans van hem in handen kreeg en onlangs een Grieksche tragedie, waarvan ik hier een over zicht -wil geven. Want dit stuk is lang niet onbeduidend noch onduidelijk, en heeft liet eigenaardige dat het uit de Oedipus-sage een episode behandelt, die door Sophocles noch Euripidea is bewerkt, door Aeschylus slechts gedeeltelijk als tragedie. Oedipus' vlucht, Laius' dood, OedipuV over winnen van de Sphinx ? de episode vooraf gaande aan de keeltoenijpende ontknooping in Oedipus Koning ziedaar het onderwerp van deze tragedie. Aeschylus' Zeven tegen Thebe was het derde stuk eener trilogie, waarvan IMHIS en Oedipus het eerste en het tweede waren. De episode met de Sphinx werd in het aan de trilogie toegevoegde satyrdrama altijd een stuk van burlesken aard behandeld. We hebben van Laius, Oedipus en Sphinx slechts luttele fragmenten over. Reeds vroeger heeft Péladan een recon structie gewaagd van verloren stukken van Aeschylus. Wij bezitten den Prometlteux gebon den-, Prometfieus murltrmgcr en Prometkeus verlost zijn verloren gegaan. In zijn Prometheide heeft Péladan ook deze episoden behandeld. Moeilijk is de vraagte beantwoorden waarom de Grieksche treurspeldichters de Sphinx niet in de tragedie hebben gebracht. Was het om het abnormale schouwspel: een monster spre kend met een mensch te vermijden ? Den Isten Augustus is Péladan's treurspel in het antieke theater te Orange, met Paul Mounet als hoofdpersoon opgevoerd. Ik heb niet gelezen hoe de vertooning is ontvangen. Ziehier de inhoud van het stuk : 1) Oedipus is Corinthe ontvlucht. Bij een maaltijd aan het hof des konings heeft een gast, verhit door den wijn, het gewaagd twijfel te opperen of hij, Oedipus, wel 's konings zoon is. Als hij den volgenden dag zijn ouders ondervraagt, zweren hem dezen dat hij hun zoon is en dat zij hem liefhebben. Het baat niet. In Oedipus' aard ligt d' aller an fond des choses, et de ponsser toate aventure au dénouement. Hij gaat naar Delphi, waar hij het bekende antwoord ontvangt. Péladan's tragedie begint daar, waar Oedipus, komende uit Delphi, op den driesprong in Phocis zijn vader Laios zal ontmoeten en dooden. Hij kan zich niet voorstellen dat Delphi's uitspraak waar zou zijn. Celui qni porte, dans son coeur, l'enseignement dn l'exemple du foyer, les baisers de sa mère; (temple, et s'étudie a la sagesse, depnis qu'il se connait; ' ce jaste deviendrait scélérat, tout a conp! Dérision! En vain, je déteste Ie crime; Apollon m'y condamne! Mon eervean ne Ie con^oit pas; ma mainl'aecomDérision Olympienne ! (püra ! En in exaltatie gaat hij voort: ImmorteU! obacurcissez Ie mystere de votre essence, reetez impénétrables et glorieus et bienheurenx; Sar nos arnes régnez, mais ne les troablez pas (mécbamrnent; et yons même, ó Dieux, obéissez a la jnstice! Binon, cronlent les temples sar leurs mystères abolis, que Ie dernier autel devienne la marge! l e d'nn puits; et qne l'instinct, comme avant Prométheé, règne partont et nous ramene a l'animalité. Mais, s'il est vrai que, par la volonté, l'homme conqaie rt nne plas grande dignité; si Hercnle ent raison de suivre la vertu, Achille, de préférer la gloire; Si la justice enfin, préside aux destinées: expliqnez moi la mienne, tyrans célestes. Men roept hem. Lichas, een zijner Corin thische vrienden, is hem ongemerkt gevolgd en wil hem terughouden van zijn plan om niet naar Corinthe terug te keeren. Te ver geefs. Als Lichas aanhoudt, ontsteekt Oedipus in toorn en verjaagt hem. Nog eenmaal over peinst hij het afschuwelijk orakel en denkt vol teederheid aan Polybus en Merope, die hij niet mag terugzien. Hij moét zichzelf ver bannen. Hij breekt een sterken tak van een boom: Au lien du sceptre qne je devais tenir un jour il faut prendre un baton a l'arbre du chemin, en hij klaagt : Le Prince de Corinthe n'est plug qu'un tre errant Seal au monde, soos la haine des Diens! Dan volgt het bekende tooneel. Een heraut wil dat Oedipus uit den weg gaat voor den meester, die op zijn wagen volgt. Oedipus weigert, verslaat den heraut en in den volgen den twist ook Laius, zijn vader, onder som bere vervloekingen van weerszijden aan wier zóó spoedige vervulling geen van beiden deukt. Laius schreeuwt: 80 s maudit dana tes lila, si tu engendres; du foyer qa'ils te cbassent et qu'entre eax ils (s'égorgent En Oedipus: Sois maudit dans ta coache. si tu as nne pouse; que Ie malheur sur ton seuil s'aceronpisse ... Ook de beide dienaren vallen en Oedipus werpt zijn stok op den grond om te zien waarheen. Deze wijst: den weg naar hebe. Contemple ton oavrage, Dien des vengeances, Car je n'ai rien voulu de tout ce que j'ai fait dans ce siuistre carrefuur: Mon bras servit d pi e a ta rancune obscure. Uui, j'ai verse du sang, maïs Polybe, mon père est C es morts ne sont pas mes parents l (vivant Ou vaisje maintenant orienter mes pas maudits? Trois routes la se cruisen t, m rnes et fatidiqnes. Le baton, en tombant, vers Thèbes s'est toarné. Poarqnoi pas ce chemin ? De Corinthe, il m'éluigne! Oh l je triompherai des embüches d'en haat et je sortirai pur de l'effro.yable preuve. Ma vertu apparaitra, briüante Comme toi-même, Dien, quand l'anrore onvre les champs da ciel a ton char de lumière. Cadavres, cailloux de mon chemin, qu'il a fallubriser. Salut... A Thèbes ! Hoe zal het dezen vloekbeladen moorde naar vergaan ? Het tweede bedrijf verplaatst ons naar Thebe. Aan Laius is do laatste eer bewezen en statig keert de lijkstoet terug. Jocaste, die achter in den stoet verschijnt, bestijgt de tre den van het paleis, breekt uit in jammer klachten en roept de burgers op hun koning te wreken. Vons qui pleurez un père, quand je pleure an poux, orphelins, par Ie mème trépas, qui me fait veave, votre gémissement, Thébaiiis! exalte ma doulenr. Il a péri, Ie fils de Labdakos, Victime du Sphinx, lui aussi! Il allait implorer Apollcn " ponr sa chère citél). La massue des brigands l'a couchésur Ia route! Venge, o Thèbes, venge ton roi. Le père est mort, , fils de la Cadmée Gaerriers de risnoénCH, Ie chef a suecumbéI Les enfants sont devenus des hommes, de^nis qne Ie monstre horrible barre Ia route et nous défie, autre Cerbère. Crie ta détnsse, o Thèbes, jusqu'aux eieux! Arbre déracihé, foyer teint, Source iarie moisson perdue, Seuil désert. glaive brisó. O vaisseau sans pilote! O troupeau saus berger! Pleure, Thèbes, plenre (on roi. Door den hoogepriester, die begrijpt dat ten spoedigste de moordenaar moet gestraft worden, wordt de blinde ziener Tiresias ont boden. Tooneelen vol sombere geheimzinnig heid volgen: Wil Jocaste den moord op Laius straffen ? Welnu, dan zal de Sphinx haar droevige daden voortzetten. Wil Jocaste afzien van haar wraak, den volgenden dag zal de Sphinx zich van de rots te pletter storten. Jocaste durft niet kiezen : Si l'on décourre les coupables: qu'ils périssent (dans les supplices Si Ie libératenr parait: je Ie comblerai de largessea! Je ne renoncerai aucun devoir, ni du sang, ni du i sceptre. Devant ta pavole ambigue. Tiresias, je me dérobe. Impie vers ma couché. ou infidèle a la patrie, non, je ne choisirai pas : Et je partagcrai mes inntiles larmes entre la doulourease Thèbes et sou malheureux roi. Als Jocaste liet paleis is binnengegaan, vraagt de priester : vanwaar de Sphinx ? De Sphinx:, antwoordt Tiresias, is liet kind van Thebe bedorvenheid van hart verwekt monsters en de vervloeking van (.'halcis. Toen de pest ('halcis sloeg en de bewoners smeekend tot Thebe kwamen, sloot Thebe voor hen de poorten, en zij stierven, onbe graven, voor Thebe's omwalling. Maar gelijk Athene door Theseiis bevrijd werd van de ramp, die door den Minotaurus over de stad was gekomen, zoo zal er ook voor Thebe een Theseus komen en hij nadert" klinkt liet tot ontroering der menigte uit Tiresias' mond. Tiresias wil heengaan, doch keert zich plot seling om : A cette heure, Ie meurtrior et Ie héros, tous deux, entrent dans Thèbes! De hoogepriester besluit nu dat Jocaste de prijs der overwinning zal zijn en, als Jocaste weer uit het paleis te voorschijn is getreden en bij het altaar geofferd heeft, deelt de priester haar dit besluit mede. \a eenigen strijd stemt zij toe : zij onderwerpt y.icli aan den wil des volks victime obéissante et non pas résignée". Nu haar heengaan verschijnt Oedipus, vragend: waarom die klachten, waarom die wierook? Men spreekt hem van de Sphinx en van de belooning, die den over winnaar wacht. Een groote vreugde schittert op in Oedipus : O merveille du sort l Admirable aventure l Palme d'or de la vraie co^stance! Miséricorde (d'Apollon ! Elle me quitte et se déchire la fatale tuniqne. La voix des Erinnyes s'éloigne , je suis sauvc! Apollon avait dit que je tuerais mon père, et j'ai frappe des inconnus sur un chemin; Apollon avait dit que je féconderais ma mère, et voici un hymen qui s'oflre, digne de moi! Je pleumis Ie foyer perdu,un autre va m'accueiller; Sceptre, familie, honneur, tout m'est rendu. En hij verheugt zich dat : La pure volontél'emporte (donc) sar la fatalité. Wanhopen is nvroom; de Goden zijn rechtvaardig. En de goddelijke citharoedos, Apollo, kroont in hem : l'hymne que chante l'ame, avec toutes ses voix, l'hymne fait de resolntion et d'espérance, l hymne qui fonde, qni crée et qui conqoiert, l'hymne snprême, l'hymue de volonté! 4 Hij eischt dat Jocaste haar belofte herhaalt: zij doet het, maar angst bevangt haar, als zij in den vreemdeling eenige gelijkenis met Laius bespeurt. Zij tracht hem af te houden van het gevaar. Doch Oedipus gaat, na een vreugdevolle aanroeping der goden, moedig naar de spelonk van Harma, waar het monster huist. Het derde bedrijf. Het is nacht, Oedipus zwerft om de spelonk der Sphinx. Als een bliksemflits de lucht doorschittert, zien mensch en monster elkander, en dagen elkaar uit. Het bekende raadsel wordt door Oedipus opgelost, een spel. van subtiele gedachten volgt. Niet dit was het eigenlijke raadsel geef het, o Sphinx. Zij is zélf het raadsel, en Oedipus verklaart haar wat zij is. Eindelijk wil de gevleugelde maagd wier achterlijf en pooten die van een panter zijn hem verlokken door liefde-beloften. Toi qni as compris mon essence, comprends anssi Tu l'as mu, e coeur du monstre l (mon coeur. A ma lèvre vermeille, qni te prie, doone an baiser. La caresse de Sphinx, si tu la connaissais, toate autre voluptéte serait impossible! Dans mon treinto, tu croirais posséder Ie mystère; nne ineffable joie chaufferait tes veines et ta te croirais Dien, sons la puissance da plaisir. Oedipe Ta n'as pn m'effrayer, tu voudrais me séduire ? , ^iie. .sphinx. L'amour est la fatalrtésuuréme' II n'tst Dien, homme1' Ou Sphinx, qui lui résiste. Ta sais que la femme toujours adore celui qui la isubjugue et la chimère ne peut airaer que Ie héros. De held versmaadt haar omarming. Nu wordt hij voor de Sphinx een raadsel, te ver geefs smeekt zij hem om genade, al vragend wie hij is: Orpheus, Hercules, Bellerophon, Theseus, Perseus ? Als hij zijn naam noemt, stoot zij uit: Inceste, parricide ... sacrilège ... manditl Dan doodt haar Oedipus. Een zegezang klinkt van zijn lippen, en uitgeput als Her cules, toen hij de Hydra had verslagen, slaapt hij in. Nog eer de morgen daagt, verschijnen twee koren : een koor met teeltenen van rouw, een koor met teekenen van triomf. In zang en tegenzang spreken ze hun over tuiging uit: het eene dat Oedipus bezweken, het andere dat hij overwinnaar is. Stil scharen ze zich beiden tegenover de rots. Het wordt lichter, Jocaste verschijnt: moet zij den jon gen held bcweenen ? Oedipus ontwaakt: Réveil prestigieux, aurore d'une vie nouvelle, Belle aube, mon coeur te salue, enivré. O recommencemeiit heureux de mon destin, Oracle conjuré, innocence conquise, et de la volonté, admirable succes! Vol vreugde begroet Jocaste den held en reikt hem den scepter. iNu is Oedipus bevrijd van alle sombere bangheid. Immers: het orakel is niet vervuld. En, met Jocaste aan zijn borst, spreekt hij vol zelfvertrouwen tot het koor : O vous qui vivrez désormais sous ma loi, Gardez l'enseignemeut de l'heure solennelle! La volontéc'est la divinite dans l'homme Je paras, hier, p'armi vöus, inconnu, tranger ; et je vais rentrer roi dans la ville aux sept portes. Depuis eombien d'années vous subisaiez Ie jong sanglant du monstre : vous voila délivrés! Ne désespérez donc jamais du sort: la justice est l'ame des Dieux, et Ia prière qu'ils exaaceut toojours. Thébains ! c'est I'eflort! De strijd van den Wil tegen het Noodlot is uitgestreden. De Wil heeft overwonnen. Zoo meent Oedipus. Kort /.al die droom zijn. De angstige beklemming blijft voorden toeschou wer, die weet wat in de toekomst dreigt. Het tragische in dit stuk is het nobel zich verzetten tegen de onwrikbare besluiten van het noodlot, zijn onontkoombaar noodlot waarheen alles wat hij doet, gesteund door zijn beste eigenschappen : ouderliefde, mede lijden met rampxaligen, liefde tot roem, hem drijft. Het tragische is deze illusoire groot heid van den aan handen en voeten door 's noodlots' bepalingen gebonden mensch. * -x* Uit de aanhalingen heeft men reeds bespeurd dat de taal van Péladan is : poëzie zonder versificatie. Het is rijmloos rythme, geregeld door de emotie van den spreker. Hier is eenige invloed der antieken, maar ook invloed van Wagneriaansch recitatief te bespeuren. Te ontkennen is het niet dat Péladan met deze eumolpeïsehe poëzie sterke verscheiden heid van emotie weet uit te drukken. Of de tragedie in alexandrijnen of in vrije verzen geschreven, minder goed zou geweest zij 11, of Péladau's nieuwe formule voor de tragedie en de taal waarin ze is geschreven, de ware zal blijken te zijn het zijn vragen waarop bezwaarlijk beslist antwoord is te geven. Ons is het voldoende de overtuiging te hebben dat Oedipe et Ie ftjiliïii.t', zoo als het voor ons ligt, een fraai poëem is. 2) J. VAN MliKWESTEYN. 1) Het stuk is (om redenen van tijd) een reductie van liet oorspronkelijke drama, dat niet in den handel is. ?2) Kleine on-klassieke opvattingen en slor digheden iu spelling van namen wcnsch ik hier niet te vermelden. De lengen ier eer, door UKNUI HoiïEi.. Er zijn slecht geschreven boeken waar je niet boos on\ \\ordt, omdat/.e zoo onschuldig zijn. De kritikus kan dan den schrijvenden als ze 't al te bont maken, eens eventjes een klap om de oorcn geven, erg verontwaardigd op hen raakt hij niet licht, daar hij hen te zielig vindt en eigenlijk maar medelijden heeft met hun onvruchtbaar gepeuter. Kr zijn echter ook slecht geschreven boeken, die je kriebelig maken omdat ze zoo oneerlijk zijn; boeken met een gewichtig air, die doen of ze wonder wat schatten van schoonheid bevatten maar die in waarheid leeg zijn en dood; boeken als opgedirkte dames, die de onuoozeleii probeeren te bedotten door hun japonnen van ilodderzij en hun beschilderde gezichten. Tot deze tweede soorf nu, behoort De leugen der eer" van llenri Borel. Ik noem dit boek niet oneerlijk om den l e1 ijken stijl en de oppervlakkige beschrijving, want de lieer Borel kan 't nu eenmaal niet helpen dat hij maar zoo'n ongelukkig ziertje t.ilent bezit. Kr is iets heel anders, dat dit werk zoo weerzinwekkend maakt. De heer Henri Borel heeft de verfoeilijke gewoonte zijn persoonlijke meening ons in z'n romans op te dringen. Hij schijnt o. a. geen kans te zien de mooiheid of de leelijkheid van een karakter zóó te geven, dat we die mooiheid of leelijkheid fel voelen uit de afbeelding alleen. Nee, hij, Henri Borel, komt ons zélf zóó dikwijls vertellen bijv. in 't Jongetje zie je, en dit is nu zoo rein, dit is nu zoo sereen, dit is nu zoo teer en zoo mooi dat we op 't laatst wee worden van de teemende stem van den schrijver en dat er voor ons een luchtje komt aan die dikwijls verzekerde sereenheid, schoonheid en reinheid. Als ik nu De leugen der eer" leeg en als ik niet let op wat de schrijver mij als zijn eigen opinie op de mouw wil spelden, dan vind ik om te beginnen Durieux een ellendeling. Zijn manier om te spreken over publieke vrouwen tegen dat jonge en reine meisje is lomp en taktloos. Zijn menschenhaat is een leelijke haat, een haat van egoïsme en klein venijn. Hij heeft 't land aan de menschen omdat ze kletsen over hém, Eduard Durieux, en over zijn boeken, 't Is de bitter heid van een kleine ziel. En zijn weglooperij met Hetty is heelemaal onzedelijk, omdat hij geen zier om Hetty geeft. Nergens in 't heele boek schijnt ook maar n oogeiiblik een gevoel van liefde voor dit jonge kind van de bladzijden op. Hij ligt wel zoo'n beetje te leuteren over haar jonge kracht en frischheid en hare mooie figuur en hij pr;üit wel van liefde, maar niemand die 'n steek van al die phrases gelooft, 't Is ook bizonder stuitend in dien mijnheer Durieux dat hij tusschen al zijn akelige daden door steeds zoo over zijn eigen schoonheid zeurt. Als je waarachtig heel mooi bent innerlijk, hoef je dat heusch niet den heelen dag tegen jezelf te zeggen. In een stuk overpeinzing van nog geen blad zijde lang, heeft Durieux 't drie keer over zijn en Uetty's mooie gevoel" gehad; toen werd 't hem toch zeker zelf wat te erg en den vierden keer maakte hij 't maar tot mooi sentiment". De verhouding tusschen Eduard Durieux en zijn vrouw is raadselachtig. Hoe kan je, als je een groote liefde voor elkaar hebt gehad, daarna zoo misselijk-liefjes met elkander omgaan?Hoe kan Marianzich, nu die groote liefde weg is, zóó laten vertrappen? En hoe kan ze een ongeluk als Durieux zóó door dik en dun bewonderen terwijl al lang het fijne droornenweofsel uiteengescheurd was, dat hun zielen had verbonden" (pag. 43). De Marian uit liet boek van den heer Borel is een onontlede, karakterlooze vrouw. En Hetty is een onnoozele bakvisch, die nooit iets anders heeft gelezen dan Mariitt en Eschstruth, die geen moeder heeft gehad en niemand die veel van haar hield en die plotseling een opgeschroefd misbaksel (meneer Durieux kan onmogelijk iets anders schrijven) als Het Zieltje in handen heeft gekregen. In 't hoofdje van dat meisje is 't toen gaan spoken en in den schrijver van Het Zieltje meent ze haar Marlitt-held gevonden te heb ben. En zonder nadenken geeft 't onwetende kind zich over aan dien leelijken huichelaar en aan diens meekonkelende, zwakke vrouw. Wat heeft de heer Borel nu gedaan in dit boek? Heeft hij tenminste getrarht een goed beeld te geven van liet mispunt Durieux, van pap-Marian en van verhitte Hetty ? Heelemaal niet; en nu komt waarde lezer de oncerlijkheid. Henri Borel wil ons wijs maken dat Durieux een schoon en nobel personage is, dat zijn daden en zijn gevoel mooi zijn, evenals de daden en 't gevoel van Marian en van Hetty. Dit nu is een literaire bedriegerij van de griezeligste soort. Het ge voel en de daden van Durieux zijn een valsche mallemolendeun en 't is erg van den heer Borel dat hij probeert de onmuzikalen voor den gek te houden door te vertellen dat dat nu een symphonie van Beethoven is. Of is de lieer Borel soms zóó ver dat hij niet meer logisch denken en juist oordeelcn kan en dat hij de knollen, die bij ons voor citroenen verkoopen wil, inderdaad voor citroenen aanziet? W. POKI.S. llefonittile-iirs. Geschiedkundige Studies over de Godsdienstige bewegingen uit de nadagen onzer gouden eeuw door (.'. B. Hyi.KEMA. Het Congres dor Vrijzinnig Godsdienstige!!. onlangs aan de oevers van den Amstelvliet" gehouden, bracht ons telkens de laatste helft der 17de eeuw voor den geest. De meest kenmerkende naam van de zoo genaamde vrijdenkers dier tijden, de l'nitariërs, werd ook gedragen door de meesteii der vergaderde Vrijzinnig Godsdienstige!!, de l'nitarians" van Amerika, de verscheiden heid hunner denkbeelden was volstrekt niet minder dan die van hunne geestverwanten uit den voortijd, hun vroomheid even echt. hun afkeer van eiken ieenlwang even oprecht gemeend, kortom, telkens brachten zij ons die nadagen onzer gouden eeuw" te binnen. Er was een tijd, dat die geestesbewcging der 17de eeuw vrijwel onbekend was. als een in het zand verloopen tak van een bruisehendeii stroom van geestelijk leven. Het wille keurige, het zelfstandige, het eigenzinnige van het s.'reven der leiders belette het beklijven hunner denkbeelden; de enkeling moest ten slofte zwichten voor de aaneengesloten. helder zich bewuste, duidelijk zich afteekeiiende macht der kerken, terwijl latere ge schiedschrijvers de beweging, waarvan immers zoo weinig was overgebleven, over het hoofd zagen of er den spot mee dreven. Wat llylkema thans deftig reformatie noemt, werd vroeger schamper deformatie geheeten. Nog vroeger zou men waarschijnlijk aan zijn boek den titel hebben gegeven van : de Gruwelen der voornaamste Hoofdketters". In den lautsteu tijd is in deze. beschouwing verandering gekomen. De hcei- Van Slee, opgewekt door een prijs vraag van Teylers genootschap, (hoe vele goede werken hebben wij niet aan prijsvragen te danken gehad!) gaf aan dezen ommekeer den eersten stoot door een grondig onderzoek naar het karakter der ('ollegianten, de meest bezoiinenen en nadenkenden onder hen, die te midden van den strijd der kerken, op eigen gezag, door naarstig onderzoek en inwendig licht zich in staat achten de waar heid te kunnen vinden, en daarom van elk kerkelijk gezag afkeerig waren. Een belangrijke strooming van geestesleven, een levendig tooneel van strijdend denken werd door hem als 't ware ontdekt. Kort daarop volgde Meinsma's Spinoza en zijn Kring." Waar Van Slee zich tot een enkele groep van kotters uit dien tijd bepaalde, gunde Meinsma ons een blik op alles wat van het kerkelijk leven in dien tijd afkeerig was. Hij beschouwde zjjn onderwerp als letter kundige en plaatste elk die zich toenmaals tegen het gezag van kerk en geestelijkheid verzette in eenen kring, tot welks middenpunt hij Spinoza verhief. Het onkerkelijke karakter der beweging trok hem aan; dit gaf de eenheid aan zijn boek. Zijne zuiver letterkundige beschouwing behoefde echter aanvulling. De beweging moest ook op zichzelve beschouwd worden. Het onderwerp hing zoo innig met godge leerdheid en wijsbegeerte te zamen, dat het ook van dien kant opzettelijk een behandeling vereischte, een beschouwing ten volle waardig was. Aan dien eiseh heeft Dr. Hylkenia als godgeleerde voldaan door zijn Reformateurs; *) in 1902 bij H. D. Tjeenk AVillink te Haar lem verschenen. De schrijver, predikant bij de Doopsgezinde Gemeente te Zaandam, was de aangewezen man voor de door hem met liefde en nauw gezetheid aanvaarde en volvoerde taak. Immers alle onkerkelijken of afgeschei denen der 17de eeuw staan het naast bij de Gemeente der Doopsgezinden, die zich, wat vrijheid van inrichting en kerkelijke gebrui ken betreft, het verst van de RoomschCatholieke had verwijderd. Zoo waren b.v. de meeste Collegianten Doopsgezinden en vond men in hun midden de uiterste richtingen vertegenwoordigd. De geschiedenis hunner Gemeente voert als van zelve tot de Sociniaansche broeders en hunne geestverwanten. Hunne boekerij te Amsterdam is een schatkamer voor het onderzoek naar de leer dier Aartsketters; de portretten der beruchte Polen versieren hunne consistoriekamer ; de meest persoon lijke herinneringen aan Spinoza worden bij hen bewaard. Daarom kan niemand ons de kettersche beweging dier dagen beter schetsen dan een Doops-gezinde. Dr. Hylkema heeft zijn arbeid met ernst aangevat en blijkbaar is luj ingenomen met het streven van hen wier werken en denken hij beschrijft. Terwijl Meinsma meestal alleen hun kerkvijandig streven op den voorgrond stelt, zoekt Hylkema ze ook te waardeeren in hun oprecht zoeken naar de waarheid, iu hun vroomheid en godsdienstige bezieling. In het eerste Deel teekent hij ons hoe die Profeten der 17de eeuw zich stelden tegen over he't kerkelijk gezag en de overheid. Er broeide iets van de geestelijke bandeloosheid onzer dagen in de hoofden dier onrustige zoekers en drijvers. Zij voorspellen u een hemel op aarde als de Anarchisten van onzen tijd en als gij hen weerloosheid en onthou ding hoort prediken waant gij Tolstoi te hooren. Geen wonder dat in dien tijd zoowel de kansel als het gerecht, zoowel Mozes als Aaron zich met kracht verzetten tegen wat door hen als volksverleiding en oproerprediking werd beschouwd. In het Tweede Deel geeft de schrijver een uitmuntend geschiedkundig overzicht van de levens- en wereldbeschouwing dier NieuwLichters, door hem (alweer met bastaard woorden) de Moraal en de Religie der Refor mateurs genoemd. Is liet reeds moeielijk van algemeen ver spreide denkbeelden, als door de kerken zijn aangenomen, een juist denkbeeld te geven, nog veel moeielijker valt dit, waar men met kleine kringen of slechts enkele personen te doen heeft. Hier en daar b.v. in de voor stelling van de verhouding der ('ollegianten tot de Rijnsburgers en vooral in de opvatting van Spinoza's leer zal dan ook menigeen met den schrijver verschillen. Maar over 't alge meen is hij door zijn groote belezenheid in staat geweest ons van al die denkers en dweepers juist die woorden te laten hooren, die hun beeld als met een enkelen trek ons voor oogen stellen. Kortom, uit het oogpunt van geschiedbeschrijvmg en bronnenonderzoek verdient het werk van dr. Hylkema een meesterstuk te heeten, hoogstbelangrijk, zoowel voor onze kerkelijke als voor de algemeeiie beschavings geschiedenis. Om Israël te kennen moet men de wet en de profeten verstaan. Welnu, de profeten der 17de eeuw staan hier voor ons ten voeten uit." Wij zij" daarom dr. llylkema dank schul dig voor zijn werk dat ongetwijfeld een onmis baar handboek zal worden. Of we daardoor nu echter tevens in staat gesteld zijn die verschillende geesten juist te beoordeelen, is een vraag die de toekomst moet beantwoorden. Ontegenzeggelijk is een gebied dat geheel in blauwboekjes verscholen lag, thans voor ons opgedolven. Wat voor den dag kwam is met zorg gerangschikt en tentoongesteld. Men kome, zie en oordeele zelf. Dit oordeel zal natuurlijk afhangen van het standpunt dat men inneemt, maar zeker zullen weinigen, ook al mogen ze in vele opzichten van llylkema verschillen, hem niet bewon deren om de heldere en levendige voorstelling van de gedachten en gevoelens dier vromen. wier ernstig streven zoo groote belangstelling verdient. W. MEIJER. *) Ik kan niet nalaten ook hier weder, zooals mijn gewoonte is, verzet aan te teekenen tegen het gebruik van bastaardwoorden, in zonderheid als opschriften van Nederlandsche boeken. tot fl 11.35 p. Met. Franco en vrfl van Invoerrechten toegezonden! Stalen ommegaand; evenzoo van zwarte, witte en gekleurde Ilenneberg-Xtyde", van 6O cent tot n 11,3» per Meter. G. Henneberg, Zijde Fabr. (k. & k. Hofl.), Ziirich. BRUT 1S£» Déftositaii-et: EIPPING & Co. Amst Piano-, Orpl- en MEYROOS «fc KALSHOVJËIV, Arnhem, Koningsplein. VLEUGELS enPIANIXO's in Koop en in Huur Repareeren Stemmen Ruilen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl