Historisch Archief 1877-1940
No. 1374
AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
ooröeelen^1
d«n alom gerenommeerden
AttAtna ?an foenten, vleecen, sauzen en soepen. Hierin eenig en
onoyeiAlUIIld troffen.
| g t wees vooral «paanaam in 't gebruik, daar de oorspronkelijke
? smaak der gerechten wel Terhoogd, doch niet verdrongen
moet worden.
3?».-. - v61H8KK6lijKStC IQ $?DriHK in tegenstelling met de vaste extracten.
om te kruiden. fss?-. 4 Goedkoop : «. * 30 cent8 ^ .*?»>.
MAQSI'» onderBcheidingen : 4 groote pi ijzen, 26 gouden medailles, 4 eerediploma'B, 4 eerepr{JE»n, ses* aal tuiten n ededingirg o.a. f889 en 1900 Wereldtentoonstelling te Parijs.
iiMiiiniimiitiimtiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiijiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
Indrukten ra mr, E, C, fan Dor&'s
eerste
MUI minimin nniiiiniiiniiti i n iiimtilnnmimn iiiiinnniinliinminiiiinnnnniiiiiiiiiiiMinniihimiiiiinmiiiiimnimiiiiniiiiiiiiiiiiiiiimiminiiminn iiiinnininiiinnniiiiininninminnniiiiinnnnnHiiiiitininiiiiiimnmiHiiiinnmiiiiimiiiimiiiiimmitiiimmiiiiiiii
DAME£.
Velen is het bekend, dat Adolphine E. Kok
tijdens het laatste voorjaar in de rechten
promoveerde en kort daarop door de recht
bank te Rotterdam werd beëedigd als
advokaat; weinigen echter weten, dat daarmee
nog geenszins was -beslist, dat in Nederland
de vrouw toegang sou hebben tot de balie.
Dit uit te maken behoorde tot de taak van
ons hoogste gerechtshof; al hadden jarenlang
vrouwen voor plaatselijke gerechtshoven
pleidooien geleverd, op ieder gegeven
oogenblik zou de Hooge Baad het kunnen ver
klaren te zy'n een spel, hetwelk onmiddellijk
een einde moest nemen. Dientengevolge de
belangrijkheid van het feit, dat Lizzie C. van
Dorp na haar promotie" in de maand Juni
den wensch koesterde zich als advökaat in
den Haag te vestigen, hetgeen niet mogelijk
was dan onder goedkeuring van den Hoogen
Baad. Verblijdend is het te weten, dat de
toelating plaats vond, zonder een enkel woord
van protest van ook maar n der leden.
Aldus staat thans vast, dat in dit opzicht
bij ons de vrouw haar plaats heeft naast,
niet achter den man.
Mr. E. C. van Dorp leverde 8 October
haar eerste pleidooi 'in een zaak vol
duisterheden.
De zaal in het rechtsgebouw aan het Korte
Voorhout was geheel gevuld met belang
stellenden, waarbij de mannelijke en vrouwe
lijke sekse ongeveer even sterk was verte
genwoordigt.
Klokslag tien werd de zitting geopend en
na voorlezing van een paar vonnissen, de
zaak van Achilles Cornelis Weifers aan de
orde gesteld.
Beklaagde, zijn eersten voornaam ten spot,
bleek te zijn een ineengedrongen jonge man
van even 18 jaren, wien men er nauwelijks
15 zou geven.
Hij was door de rechtbank te Middelburg
veroordeeld wegens diefstal met braak; een
euveldaad, welke hij vijfmaal had bekend,
maar tevens een bekentenis, die hij vijfmaal
had ingetrokken, om na veroordeeling tot
een jaar gevangenissrraf in hooger beroep
te gaan.
Op een Zondag in Juli zal uit een porte
feuille in een gesloten kast de inhoud, onge
veer ?400, zijn verdwenen, doch eerst den
daarop volgenden Vrijdag werd het geld ver
mist. (Dat dit bedrag werkelijk aanwezig was
geweest en daar had gelegen werd door niets
bewezen, niet eens versterkt door opgaaf van
de nummers der biljetten of kasboek; even
min dat het misdrijf op Zondag werd gepleegd,
hetgeen alleen afgeleid werd uit het feit dat
dien dag een ring met sleutels had gezwor
ven, hetwelk evengoed ook daarvoor of
en daarna heeft plaats kunnen grijpen.
Tevens verzuimde de rechtbank te Middel
burg te beproeven of de sleutels van 2 gelijke
kasten van 2 eigenaars tevens familieleden
ook op beide sloten pasten. Aanstonds viel
op Weifers de verdenking, hoewel die ook
wel op anderen had kunnen vallen.
W. ondervraagd, nu door dezen dan door
genen, ontkende of bekende, gelijk hij ver
klaarde, al naar hij op dat oogenblik ver
moedde door ontkennen of bekennen de
zaak beter voor zich te maken, want als
allen tegen hem waren, kon hij er toch niet
tegen op". Later, ook thans, hield hij pertinent
vol onschuldig te zijn.
Twaalf getuigen waren opgeroepen en het
verhoor zóó uitgesponnen, dat er meer dan
5 K uur mee zoek ging.
Het mogelijke en onmogelijke werd velen
hunner gevraagd omtrent hetgeen zij gedaan
en gedacht hadden op dien toen zich voor
hen in niets van andere onderscheidenden
Zondag. Of zij den weg rechts waren inge
slagen dan wel links omgedraaid en of hun
gesprekken een kwartier dan wel twintig
minuten hadden geduurd.
Ik dacht : maar wie onzer zou precies kun
nen zeggen, wat hij zekere vijf dagen geleden
heeft gedaan of gezegd en wel op de minuut
af? Hoe dan zulks te eischen van deze
buitenlui, daarenboven sterk onder den indruk
van het oogenblik. 'Verscheiden antwoordden
dan ook hoofdschuddend of schouderopha
lend: ja, dat herinner ik me niet meer."
Mij schoot in de gedachten de onderwijzer,
die nog niet lang geleden een onderzoek
instelde naar de betrouwbaarheid van het
herinneringsvermogen zijner leerlingen. Een
:i week nadat iemand de school bezoekende een
poosje in een klasse van een veertigtal
leerlingen had doorgebracht, vroeg de onder
wijzer, wat er den vorigen Donderdag voor
buitengewoons was geschied, onder voorzorg
van elkaar napraten onmogelijk te maken.
Een vierde kon zich absoluut niets herinne
ren; de helft wist na korter of langer na
denken te zeggen, dat er een vreemde in de
klasse was geweest en nauwelijks 15 procent
durfde uitmaken of het in den voormiddag
dan wel in den namiddag had plaats gevon
den en dat was geen klasse van achter
lijken, bedenken wij dit wel.
Bijna alle getuigen werden onder eede ge
hoord. Zoo dikwijls den eed hoorende afleggen,
dacht ik aan zijn beteekenis voor het rechts
geding. Men verklaart te zullen zeggen de
waarheid en niets dan de waarheid, of
menschkundiger gesproken, wat men in gemoede
voor de waarheid houdt, hetgeen, zoover ik
zien kan, niet insluit de verplichting om de
geheele waarheid mee te deelen. Zoodat een
door en door eerlijk mensch onder eede staande
de hem bekende waarheid zou kunnen of
mogen verzwijgen, indien maar in alle ant
woorden geen enkel voorbedachtelijk leu
gentje school.
Beklaagde beweerde, dat pressie op hem
was uitgeoefend door hoofdgetuigen. Allen
ontkenden dit. Zou hun echter op dat oogen
blik alles voor den geest hebben gestaan, wat
zij den verdachte gedurende een reeks van
uren hadden toegevoegd? Ook de toon, waarop
iets gezegd wordt, kan pressie zijn.
Dit langdurige en in alle bijzonderheden
tredend verhoor deed een heer in mijn nabij
heid fluisteren: het heeft veel van vivisectie."
Het requisitoir werd uitgebracht door
Mr. Beitsma, die begon met te zeggen, dat
hij tegen vrouwelijke advokaten was; ver
moedde, dat de rechtspraak er onder zou
lijden, en er eigenlijk den president een
verwijt van inaakte, dat hij pleitster een zaak
had opgedragen, waarvan, tégen de gewoonte
in, meer te maken was dan clementie
inj-oepen. Mr. R. voelde op dat oogenblik
kennelijk niet, dat hij door de onmacht van
izijn protest, niet anders deed dan zich zelf
in een belachelijk daglicht plaatsen. Mr. Van
Dorp negeerde wijselijk de grof heid.
Wat het lijden der rechtspraak betreft
?. mocht- dit waarheid blijken (watik geenszins
verwacht) dan zou dit onomstootelijk bewij
zen, hoe noodig het ware, dat ook in het
college der rechters zitting namen ernstige
vrouwen, wier verstand niet beneveld wordt
door den woordenstroom van een advökaat,
hoeveel uiterlijk schoon hij, of zij ookbezitte.
De slotsom van het requisitoir was met
een beroep op art. 405 van het wetboek
van strafvordering : schuldig, maar, rechters,
straft niet heel zwaar.
Pleitster kwam kwart over vijven aan het
woord en verkeerde in de ongunstige om
standigheid, dat allen erg moe waren van
ingespannen luisteren en sterk naar huis
verlangden.
Zoo dan had zij nog maar weinige minuten
gesproken, of men vond reeds dat zij te
lang was. In het geheel sprak zij een
half uur.
Zij legde nadruk op het onbewezene der
schuld en getuigde onomwonden, dat zij in
den beklaagde niet den pleger van den dief
stal zag; op grond van een plaatselijk door
haar ingesteld onderzoek. Verder :
op het suggereeren van schuld bij den
beklaagde;
op het onaanneemlijke, dat hij, die slechts
50 cents per week verdiende, zich bankbil
jetten zou toeëigenen, waarvan hij niet n
zou kunnen wisselen zonder achterdocht te
wekken, maar een stapeltje zilvergeld en een
bakje met pasmunt ongemoeid laten;
dat de lucifer niet gevonden werd op de
plaats, waar de bankbiljetten zullen ver
brand zijn;
dat met den gevonden lucifer onmogelijk
een pakje bankbiljetten kon ziju in brand
gestoken en nog wel in de open lucht;
dat beklaagde in ontwikkeling niet hoog
staat en volgens een der hoofdgetuigen, her
haaldelijk bewezen heeft geen heldere voor
stelling te hebben omtrent het onderscheid
tusschen waarheid en leugen;
dat beklaagde meermalen vrij aanzienlijke
geldswaarde onder zich had gehad zijn
vader is veekoopman en er nooit aan de
sommen iets was tekort gekomen;
dat beklaagde goed stond aangeschreven,
zoodat zijn vorige patroon verklaart, dat,
veroordeeld of vrijgesproken, zoodra hij op
vrije voeten zal zijn, hem in dienst te willen
terugnemen.
Op grond van een en ander vroeg pleit
ster vrijspraak en onmiddellijke invrijheid
stelling.
Na enkele minuten van beraadslaging, ver
klaarde de president den eiseh tot onmid
dellijke invrijheidstelling af te slaan en dat
over acht dagen in deze zaak uitspraak zou
worden gedaan.
Aldus eindigde de eerste dag van Mr. E.
C. van Dorp's openbare werkzaamheid.
De vrijspraak is gevolgd.
Den Haag, 9 Oct. '03. ELISE A. HAIGHTON.
Een boeïo?er Kinderen.
i.
De Wereld van liet Kind. Nieuwe beschou
wingen over de handelingen eii uitin
gen der kinderen, door G. A. OOTMAU,
arts. A. Vernout, Haarlem.
Indien niet in de/e twintigste eeuw, wan
neer zul dan liet kind goed en met verstand
worden opgevoed ? Aan voorlichting ont
breekt het niet. Naast de vriendelijke
ervarings-opvoedkunde van onze mejuil'rouw
Kooistra (?Zedelijke opvoeding") en den
Duitschen dr. Oppel (?liet Boek der Ouders"),
schaarde zich alras het grootsch-opgevatte,
stormende boek van Ellen Key De Eeuw
van het kind". En nauwelijks heeft dat, in
zijn zegetocht over de beschaafde wereld,
zijn intrede ook in ons land gedaan, of het
niet minder belangrijke boek van den heer
Ootmar komt onze aandacht vragen. Om
niet eens te spreken van Speucer's
Edueation", waaraan velen van het rijpere
oudergeslacht zoo menig leidend denkbeeld ont
leenden; noch van de werken vau l'reyer,
Kibot, Perez en anderun, van zoo groot ge
wicht voor de keunis van het kind, doch
voor moeders van minder dadelijk belang;
noch van Rousseau, wiens baanbrekende
opvoedersarbeid nog meer bestond iu dat wat
hij deed ontkiemen dan in dat wat hij recht
streeks gaf. Inderdaad, aan voorlichting
en aan prikkels tot zelfdenken ontbreekt bét
ons heden ten dage niet.
Ik wou," dacht ik, Ootmar's boek lezende,
dat het bestaan had toen mijn kinderen
nog moesten geboren worden." Inderdaad,
als eigen kinderen hadden ze mij natuurlijk
niet liever en interessanter'kunnen zijn;
maar als menschelijke wezens; als erfgenamen
der voorgeslachten ; als gewrochten eener evo
lutie, die voor zoover wij menschen haar
waarnemen en beredeneeren kunnen, reeds
millioenen jaren gaande is in hetgeen wij,
pygmeeën, tijd" noemen; als
medewrochten van voortgaande, steeds voortgaande
evolutiën waarvan wij het einde niet kunnen
benaderen, als dat alles zou ik ze nog
scherper, met neg levendiger belangstelling
hebben waargenomen dan ik nu reeds deed;
waarschijnlijk ook van menig verschijnsel
spoediger de oplossing hebben gevonden.
Niet dat de evolutieleer imj destijds geheel
vreemd was; maar ik verkeerde in mijn
gistingstijdperk; het vele en tegenstrijdige
dat in onzen tijd de zielen der menschen in
beroerin gbrengt, was in mij nog niet tot be
zonkenheid en klaarheid gekomen. Er waren
dingen, die ik nog 'niet' consequent in mijn
denkleven durfde toelaten, '
Wanneer iemand mij nu vroeg in welke
volgorde hij de vier eerstgenoemde boeken
zou moeten lezen, dan^zou^ik antwoorden:
begin met dat van den kinderarts Ootmar.
Niet dat het in opvoedkundige waarde de
drie anderen overtreft; maar het geeft
een basis, een vasten grond, «en maatstaf.
Toegerust met hetgeen""*^ heer Ootmar aan
wetenschap geeft, is,.rn^$,;in staat beter te
waardeeren wat andere ernstige opvoeders
geven aan ervaring, bespiegeling, ideaal; en
zoo vult de een den ander aan, en kunnen
de naar wijsheid strevende jonge ouders van
heden alles te samen smelten tot n geheel
van vastheid en harmonie.
De heer Ootmar is Darwinist; een manier
van zijn die tegenwoordig wel geen denkend
mensch meer een stuip op het lijf zal jagen,
denk ik. Nu kan ik, als leek, natuurlijk niet
beoordeelen of de theorie van Darwin"
onomstootelijk waar is; maar dat kan ik
eigenlijk van geen enkele wetenschap. Er
zijn dingen die wij leeken geloovig aannemen
op gezag dergenen, die de gegevens hadden
om dieper in die zaken door te dringen dan
wij. Dat behoeft niet altoos slaafs napraten
te zijn. Ons gezond verstand, onze
leekenervaring, kunnen ons de stellingen of onder
stellingen der geleerden doen aannemen met
oordeel. Wét ik dan zoo zeker of de maan
een bol is, waar ik ze nooit anders zag dan
als schijf? Neen; maar afgezien nog van den
bewezen bolvorm dor aarde, zie ik immers
overal in de natuur meer neiging tot
boldan tot schijfvorm: eitjes en eieren, zaden
en vruchten, druppels en waterbellen, ?
alles is bol, waarom zou dan de maan plat
zijn?... En als ik overal in de natuur zie:
ontwikkeling; in de geschiedenis: ontwikke
ling; in eigen leven, ziel en brein: ontwik
keling; ? waarom zal ik dan niet aannemen
de ontwikkelingsleer van Darwin? Het is een
hypothese die veel verklaart op sterfelijk
gebied, zooals sommige theosophische en
spiritualistische stellingen veel verklaren op
maatschappelijk en occult gebied. En daar
het langs de ladder cjer. hypothesen is dat
de menschelijke wetenschap opklimt tot de
onfeilbare zekerheid omtrent de verborgen
natuurwetten, waarom zullen wij geen
kennis nemen van hypothesen die veel ge
heimzinnigs bevredigend verklaren; ook en
vooral waar het de opvoeding onzer kinderen
geldt? Het alles onderzoekeu en het goede
behouden" is een onvergankelijke les van
wijsheid.
Verliezen kan men bij de leer van Dar win
niets van datgene, wat voor den oprecht
vromen mensch van alle gezindten het kos
telijkst goed is: de bewustheid van zijn ver
wantschap met God. Of God den mensch
modelleerde uit klei en hem de ziel in zijn
neusgaten blies; dan wel of hij het leven
uitzaaide over de wateren, in den vorm van
oercellen, klein en nietig, maar begiftigd met
den wonderbaren aanleg om aan een grootsche
bestemming te voldoen, de schepping
is en blijft een wonder; het leven is en blijft
een raadsel; God is blijft de Groote en Mach
tige. Maar de schepping langs de banen der
evolutie is grootscher, outzaglijker, en vooral
Itarmonieuser, doet ons beter zien de eenheid
in het oneindige, de wet waaraan God zich
zelveu onderwerpt waar Hij zich gaat open
baren in de stof. En zij doet de diepzinnige
legende waarmede het Oude Testament begint,
niet te niet, al heeft zij er den schijn van;
want hoe dan ook: het Leven dat onvergan
kelijk K daalde neer op onze planeet, bezielde
de doode stof. en wrochtte daarin een reeks
van wondereu die voortduren tot op onzen dag.
En of onze onsterfelijke ziel iu kiem, slui
merend, de reeks van evolutiëu meemaakte,
van de oercel af tot dat zij, in een of auder
mensehac.htig dier, tot een schemering
van bewustheid kwam en het dier stempelde
tot mensch; of dat zij eerst ontstond in het
daartoe geschikte dierlijk organisme,?wat doet
liet er toe? Er komt toch iu het
meiisehenbestaau een oogenblik waarop men zicli be
wust wordt te behooren tot twee werelden:
een vergankelijke en een onvergankelijke;
er komt een tijd waarin de twee zielen",
zooals Goethe de twee wetten" zooals
Paulus het noemt, met elkander in botsing
geraken en in geweldigen strijd, waarin de
geestelijke mensch schreit telkens wanneer
de zinnelijke de overwinning behaalt, en
waarin de zinnelijke mensch als een duivel
te keer gaat tegen den geestelijken die hem
in boeien wil slaan. Dan klaagt, Göthe :
Zwei Seelen wonnen, ach, in rneiuer Brust;
Die eine will i-ich von der andern tremien;
Dij eiue liiilt, in derber Liebeslust,
Sich an die Welt, init klammernden Organen,
Die andre hebt gewaltsam sich vom Dust,
Zn den Gefilden hoher Ahnen !"
Eu Paulus: Want naar den inwendigen
mensch verlustig ik mij in de wet Gods;
doch ik zie in mijn leden een andere wet,
die strijd voert tegen de wet mijns gemoeds,
en mij tot een gevangene maakt van de wet
der zonde die iu mijn leden." En vol ont
zetting over het geweld van dien strijd: Ik
ellendig mensch, wie zal mij verlossen uit
het lichaam dezes doods?"
Dat alles was en is hetzelfde, om het even
of gij Darwin belijdt of den dichter van
Genesis '2 : 7. En ook de juichtoon der ver
lossing van den wijsgeer:
Wer immer strebeud sich bemübt,
Den könncn wir erlösen!"
of van den apostel: Niet meer leef ik, maar
in mij leeft Christus!" (d. w. z. de geestelijke
mensch). Darwin's leer brengt daar geen
verandering in.
Voor den denkenden, zich zelf bewusten
mensch, die in het zichtbare niets dan voorbij
gaand verschijnsel ziet, bestaat er eenvoudig
geen wetenschap der stof, die hem zou kun
nen schokken in zijn wetenschap van het
eeuwige en onvergankelijke.
Ik kan mij voorstellen dat arme Heide
nen" niet bijzonder zijn ingenomen; met
Christenen, die hun prediking beginnen met
het omhakken der boomen en het omver
werpen der beelden die voor den Heiden
het hoogere" vertegenwoordigen. Er zijn
theorieën, onschuldig, misschien wel goed in
zich zelf, die u afstooten, eenvoudig omdat
de eerste die er u mee in kennis bracht,
behoorde tot het genus Jan fiap". En zoo
zou het kunnen gebeuren, dat een boek over
opvoeding, geschoeid op Darwinistische leest,
u van het begin tot het einde schokte,
schrijnde, ergerde, aangenomen dat deze
leer u nog volkomen vreemd was.
Hebt geen vrees: de heer Ootmar is n
zacht en teeder man, diéu in niets wil
kwetsen, u geen enkele illusie wil ontnemen,
die het groote vraagteeken ziet oprijzen
achter die geheimnisvolle oercel, de laatste
klaarblijkelijkheid waartoe de redeneerende
mensch, terugdenkend, vermag op te klimmen;
en voor wien het meest bevredigende antwoord
op dat groote vraagteeken is: God. Hij ont
neemt u dus niets; maar hij wil u wat geven:
een op wetenschappelijke onderzoekingen
steunend beter begrip van uw kind. Dat is
de grondtoon van zijn boek : het kind beter
begrijpen ; ons een blik doen slaan in de
wereld van het kind", die volgens hem een
geheel andere is dan de onze; want gelijk
de foetus in het moederlichaam in den
korten tijd van negen maanden de geheele
reeks van evolutiën doorloopt, van de oercel
af tot het menschelijk wezentje toe dat de
moeder, schreiend van vreugde, in haar
armen neemt, zoo ook doorloopt de pasge
borene in zij n eerste levensjaren, met verba
zende snelheid een reeks van ontwikkelings
toestanden, waarover de rnenschheid eeuwen
en eeuwen deed. Is het eerste een feit
waarvan men de waarheid kon gaan zien in
natuurhistorische musea, het tweede is er
een dat, in gewijzigden vorm, zoowel
geschiedvorschers als ontwikkelde opvoeders
heeft getroffen: immers, men spreekt reeds
sedert lang over de kindsheid" der
menschheid, der godsdiensten en van ieder volk
afzonderlijk; waaruit blijkt, dat de overeen
komst tusschen kinderen en al wat er in
de levende wereld nog aan 't begin zijner
hoogere ontwikkeling staat, reeds menigen
waarnemer in het oog viel. Hier wordt dus
feitelijk oude waarheid gesteld in een nieuw
licht, licht dat de omtrekken wat scherper
omlijnt, en wat dieper doordringt in de
plooien on kloven.
Het is waar: schijnbaar jaagt het kleine
oernaenscbje met de aapachtige bewegingen
zijner nog niet geheel en al menschelijke
gestalte, en met al die overleefsels", zelfs
uit den tijd toen de oercel zich nog niet
eens ontwikkeld had tot menschdier",
schijnbaar jaagt dat oermenschje den para
dijs-engel op de vlucht, dien wij zoo gaarne
in onzen zuigeling begroeten. Doch ook dat
behoeft niet. Want gelijk in de oercel de
oermeusch sluimerde; en in den oermensch
de mensch die eenmaal heeten zou Socrates,
Boeddha, Jezus, Eafael, Beethoven, Kant,
zoo sluimert in het oernieuschje met zijn
overleefsels immers de individueelo, onster
felijke ziel met haar aangeboren (èu
icrworven) eigenschappen, die dit lichaam met al
ziju ervaringen wil gebruiken tot haar doel
einden. En om het even alweer of die ziel
nieuw is, pas geschapen; dan wel of zij
en dit is mijn persoonlijke meening, een
groote reeks vau incarnaties heeft doorloopen,
die ziel is ten slotte toch de Godsvonk,
neergelegd in de stof gelijk een zaadkorrel
wordt neergelegd in de aarde . . . Begroeten
wij dus veilig den wordenden engel in het
snel evolueerende oermeiischje! Het is de
engel die het oermeiischje overwinnen en
knechten zal en moet.
C\\'ordt rcrrolijd).
NEI.I.IE.
De liertfiyin van Portland. Smaragden.
Mannelijke bedienden. ? llanarulo.
Mode*.
Zeer bevriend met het Engelsche konings
paar is de hertogin van Portland. Geen
wonder ! Als jong meisje reeds, was de herto
gin de lieveling van koningin Victoria, die
peet was van liet eerste kindje van den hertog
en de hertogin van Portland. Eigenhandig
hield de overleden koningin, de baby Victoria
Alexandrina ten doop. n ideale hertogin
wordt zij door haar landgenooten genoemd,
omdat zij wegens de beminnelijkheid van haar
karakter, haar edel en klassiek schoon gelaat,
haar vorstelijke houding en de eigenaardige
artistieke wijze waarop zij zich kleedt, sym
pathie wekt en imponeert.
In haar diamanten, hertogelijke!! kroon
fonkelt n diamant, van zoo zuiver water
en buitengewone grootte, dat dit enkele
kleinood een waarde van 10,000 pond ver
tegenwoordigt ! Vorsten en vorstinnen zijn
dikwijls in het bezit van preciosa en andere
artikelen, die een fabelachtige waarde ver
tegenwoordigen. Men denke aan het zak
doekje van echte, Venetiaansche kant, toe
behoorend aan de parel van Savoye", de
koningin-weduwe van Italië. De avondtoilet
ten van de hertogin van Portland, zijn óf
zwart óf wit. Steeds verschijnt zij bij offieieele
gelegenheden niet de hooge, zér flatteerende
Médici-kraag, van echte kant. Die kraag,
gedragen door een lange, slanke vrouw, ver
hoogt het indrukwekkende harer verschijning.
Nu smaragden mode-steenen zijn, komen
de parures van lady Anglesey en van lady
Aberdeen tot haar' volle recht. Beide dames,
bezitten een tiara, collier, broche en oorver
sierselen van genoemde preciosa. Lady
Anglesey schittert er veel mee, in diploma
tieke kringen in het buitenland, waar zij
meer vertoeft, dan in Engeland. Gekleed in
haar soupele toiletten van kant, chiflbn of
crêpe-de-chine, de groene smaragden, fonke
lend op haar goud-blonde haren, de collier
zich slingerend om haar sneeuwwitten hals,
is lady Anglesey, een sprookjesachtige ver
schijning. Koningin uit een Tooverland. De
smaragden parure, die lady Aberdeen erfde
van haar vader, lord Tweedmouth, vertegen
woordigt mede, een burgermans-fortuin.
In Amerika, óók in Engeland, wordt het
in-dienst-nemen, van mannelijk personeel, tot
het verrichten van vrouwelijken arbeid, koken,
wasschen, het schoonhouden van het huis, met
den dag algemeener. De families die de proef
narnen met mannelijke housemaids",
parlourmaids", cooks", wat wij zouden noemen
meid-allén", tweede meid" en keuken
meid" zijn verrukt over de gunstige resultaten.
De mannelijke dienstboden verbabbelen hun
tijd niet; zij hebben geen aanloop van
vrijers". Zij dragen de uiterste zorg voor
smakelijk toebereiden van het eten; zij zijn
vroegtijdig bij-de-hand; zij werken niet voor
den schijn, maar in werkelijkheid. Waar hun
stoffers, stofdoeken, plumeaux, sponzen en
zeemleeren lappen langs zwieren, is het onbe
rispelijk zindelijk. Tijdens het verrichten van
hun arbeid hangen zij niet uit ramen, aom
te giegelen met leveranciers en voorbijgan
gers. Koks en kellners, die in den slappen
tijd, vrij-wel buiten verdiensten zijn, maken
voornamelijk werk van betrekkingen in par
ticuliere huizen. De aanbieding van
gepensionneerde militairen en zeelui is ook groot.
Die zijn buitengewoon in trek, omdat zij
geleerd hebben, zwijgend te gehoorzamen.
Die kunst moeten de meeste onzer vrouwe
lijke dienstboden nog van hen leeren.
Ranavalo, ex-koningin van Madagascar, de
jonge, levenslustige vrouw, die zoo dolgaarne
in Parijs vertoeft, en zich schitterend a la
Parisienne kleedt, ondanks haar
chocoladekleurig gezicht, gevoelde zich in den laatsten
tijd iu Algiers niet erg gezond en fleurig.
Weer snakte zij naar Frankrijk's schitterende
hoofdstad. Haar medicus echter, oordeelde,
dat voor haar nervositeit en bloedarmoede
een luchtkuur hoog in de bergen vél beter
was. Ranavalo werd naar Vic-sur-Cère ge
zonden, om in te ademen de heerlijke, reine
berglucht en om zich te laven aan het bron
water van Vic-sur-Cère. Bronwater dat aan
bevolen wordt, in gevallen van jicht, suiker
ziekte en bloedarmoede. Moedig is zij er
heen getrokken in gezelschap van haar tante.
Ranazindrazana benijdbaar bezit een goeie
tante, een ramp, wanneer het mensch zoo'n
mondvol-naam heeft met haar nichtje,
Marie-Louise en mevrouw Delpeux, haar ge
zelschapsdame. Evenals de Parijzenaars, zijn
de autoriteiten en badgasten van
Vic-surCère allerminzaamst voor de bannelinge. Bij
haar aankomst legde zij onverwijld een be
zoek af bij den Maire". Een der chatelains"
uit den omtrek, heeft zijn automobiel ter
harer beschikking gesteld. Het ondernemend,
reislustig vrouwtje maakt groote tochten met
het up-to-date vervoermiddel. Verder houdt
zij zich heel zoet aan de voorschriften van
haar medicus; gaat op vaste uren wandelen,
en verschijnt lederen morgen, in beeldige,
fransche toiletten aan de bron, om haar
glaasje water te gebruiken.
Een mensch die zich verbaast, is een
ouderwetsch mensch, en détonneert in onzen
fonkelnieuwen tijd. Ernstige, bezadigde ster
velingen slaan de handen in elkaar, wanneer
zij te Parijs de creaties" gaan zien, voor
het naderend winterseizoen. Hoe komen de
dames aan het geld om zich die ongekend
dure modeartikelen aan te schallen ?! Zij,
die bekommerd zijn over de toekomst, die
met toenemende ongerustheid zoeken naar
een goede oplossing van het nijpend, maat
schappelijke vraagstuk, zullen der
ijdelheidskermis verontwaardigd den rug keeren.
Kant, fluweel, borduursel, brocaat, bont
en preciosa, worden met kwistige hand ver
werkt voor hoeden, japonnen en mantels.
Een robe van echte kant, een kuiiststuk
van schoonheid, soberheid en goeden smaak.
moet elf duizend francs opbrengen. Wie zul
er zich mee tooien ?
Een avondmantel van wit laken, met goud
borduursel bewerkt, en met zijde gevoerd,
wordt voor twee duizend francs van de hand
gezet.
Pélerines, capes en mantels van hermelijn,
marter, sealskin, sabelbont, naar keur en
keuze te verkrijgen voor beurzen, die tot
berstens toe gevuld zijn.
CAPRICE.
Rumsche Kromeskies. Benoodigdheden:
Koud kalfsvleesch, gekookte ham, eieren,
kerry, peper, zout, kruidnagelen, nootmus
kaat, sjalotten, pieterselie. Bereiding : Maak
een farcie van zeer fijn gehakt, koud kalfs
vleesch, fijn gewreven harde eieren, 2 ge
klopte rauwe eieren, gestampte beschuit,
gehakte sjalotten, pieterselie. gestampte
kruidnagelen, peper, zout, muskaatnoot.
Spreid van deze massa uit, op dun gesneden
stukken ham. Rol ze op en bak lichtbruin
in kokend vet.