Historisch Archief 1877-1940
DE A M .S T E R D A M M E R WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1375
Génie et folie, Ann. méd. psycholog.
Paris 1899, p. 417.
5) Zie over N. als philoloog het door zijn
zuster uitgegeven leven, passim. Ongeveer
?dezelfde denkbeelden over klassicisme en
Hellenisme als die N. aankleeft, zijn door
mij sedert jaren verkondigd, zie de tijd
schriften' Conjunctis Viribus", Hellas",
enz. enz. Maar men heeft niet willen hooren!
Over N. als Wagnerbestrijder en
muziekfichrijver bestaat ook al een heele literatuur.
Kortheidshalve verwijs ik alleen naar H. S.
Chamberlain's werk, Kichard Wagner,
Mimchen 1896, S. 14?15 (en naar de geheele ge
schiedenis van Bayreuth, in verband met
Wagner en Nietzsehe).
Kant, schoon gewrongen en duister, heeft
een diepdoordacht stelsel. Schopenhauer,
helderder wijsgeer, ook. Bij Nietzsehe laat dit
.tewenschen over, iiiettegenstaande de boekjes
van Lichtenberger, e tutti quanti. Ilij is meer
afbreker dan stelselbouwer, een voorlooper
van Multatuli. Maar wij hebben een stelsel,
een levensleer noodig!
6) Zeer juist. Maar ziet men dun niet het
verschil tusschen den gezonden Uoethe en
den zieken Nietzsche? (wrat ook zijn zuster
moge beweren). Door alle geschriften van N.
loopt een zieke trek, als ik 't zoo noemen inag.
Waarom' verbindt men literatuurstudie niet
met geneeskunde ? De eenige weg om litera
tuurstudie op den duur tot wetenschap te
verheli'en.
7) Dit is slecht en slordig gedacht, en
dus ook zoo uitgedrukt. Elke ontroering is
physiek. I'bysis-natuur, omvat alles, liet
?wordt hoog " tijd dat de terminologie der
wijsbegeerte en van alle wetenschappen in
monïstiscïien en positieven zin worde hemen.
De verwarring op ieder gebied is groot. Maar
ik huiver er van terug, zulk een nieuwe wijsbe
geerte, allereerst, in Holland bekend te maken.
Dergelijke aandeelen zijn bij ons niet te
plaatsen.
8) Uit de rijke literatuur haal ik nog slechts
n typisch voorbeeld aan, uit d.'ii Bayreuther
tijd: Dureh ein Wundor von Siuu?schrijft
Nietzsche kam gleiehzeitig bei mir ein
schónes Exemplar djs Parsifal-Textes an,
mi t "Wagner's Widmung au mich : Ilerzlichen
Oruss und Wunseh seinem theure-n Freunde
Friedrich Nietzsche, Kichard Wagner,
Oberkirchenrath". ? Diese Kreuzung der zwei
Bücher . . . klang es nicht, als o!> sieh Degen
kreuzteu? . . . Unglaublic!i! \Vaguer war
fromm geworden".... (Das Lcben F. Xietzsche's,
Leipz. 1KU7-, II, l, S. 21J7). /eer zeker moet
zóó iets X. vreemd hebben aangedaan. Maar
al die wrijvingen tusschen de twee mannen
van beteekeiiis, Wagner en Nietzsehe, kunnen
ons thans niet meer belang inboezemen. Het
eenig merkwaardige is de vraag: wat is goed,
en wat is onwaar, in het werk van Wagner?
Wat kunnen wij van Wagner gebruiken voor
de verdere ontwikkeling van het drama, of
het muziekdrama?
De Vleugen' in liet falenleni
Een broedergroet van 't verre Xoorden
aan 't diepe Zuiden!" was m'n eerste op
welling na het lezen van 'n overdruk van
die naam geschreven door Omer Wattez,
leraar in de Germaanse talen 'aan het
Athenaeum te Doornik. En die groet moet op
papier staan ook !" M'n tweede. Immers valse
schaamte voor het eigene is ook daar de
vijand waartegen de Vlaamse, de Nederlandse
pioniers dus, te strijden hebben. Niet tegen
de Walen gaat de strijd, eerder nog zou er
wellicht van de Walen steun te verwachten
zijn, als zij leerden inzien wat men eigenlik
wou. Er is hier toch evenmin sprake van
het veroveren van het Waalse deel van
Belgiëdoor het Vlaamse, als wij Friezen
buiten onze provinsie het overige Nederland
willen maken tot en Fries wingewest. Het
is ons beiden te doen om het handhaven,
in ere houden van het eigene. Handhaven:
hoe nodig is dat daar, waar de eeuwenlange
verfransing de geesten heeft bedorven met
het wanbegrip dat Frans beschaafd is, Vlaams
(Nederlands) onbeschaafd; w-aar dat bij Walen
en Vlamingen zo iets van zelf sprekends is,
dat, als de zich-Vlaming-voelenden er niet
met hun zelfbewustzijn tegen in gingen, zij
gaandeweg meer terrein zouden verliezen.
Maar ook in ere houden, want het is niet
alleen 'en kwestie van het wél-Vlaams-k
nnenspreken, maar ook van het doen,
er-trotsop-zijn, dat men hoort tot het Vlaamse volk
met z'n roemrijk verleden en z'n in kunst b.v.
nu weer opblinkend heden. Het eigene toch
openbaart zich nergens zo sterk als in de
taal. Twee die altijd gewend geweest zijn
Fries tegen elkaar te spreken, voelen zich
min of meer vreemd tegenover elkaar als
ze, om verstaan te worden door Hollanders,
samen Hollands moeten spreken, Hollands
natuurlik voor Nederlands genomen. Zo stel
ik mij voor dat echte Vlamingen zich moeten
gevoelen in Waals (Frans) gezelschap, als
uit beleefdheid Frans de taal móét zijn. Dat
gevoel van te leven met 'en eigen taal, 'en
eigen ziel tussen 'en anders sprekende, anders
gevoelende bevolking moet bij velen eerst
opgewekt worden, maar is het wakker,
dan neemt het meteen veel afscheidingen
weg. Wij houden ons zorgvuldig buiten
den strijd der partijen. In onzen kring zijn
er leden, die tot verschillende denkwijzen
behooren. Nog nooit heeft dat aanleiding
gegeven tot moeielijkheden of twist." Zo
schrijft de Heer Wattez te Doornik en ook in
onze Friese verenigingen buiten Friesland is
plaats voor de grootste tegenstellingen. Men
ziet het: n zelfde streven, de taal, bindt
allen, vooral in den vreemde. Voor 't overige
zijn er natuurlik ook veel punten van verschil
weer tussen de Friese en de Vlaamse beweging,
maar dat zou mij nu te ver voeren.
Te Doornik zijn van de 35.000 maar 319
d.w.z. noch niet l pCt. die allén Vlaams
spreken en 6 pCt. die zowel Frans als Vlaams
spreken. In het arrondissement Doornik
5887 samen van beide soorten en daartussen
is nu de Vlaamse kring opgericht om nader
tot elkaar te brengen wat bij elkaar hoort.
Mij dunkt, wij Nederlanders van het Noor
den mogen blij zijn met die liefde voor onze
taal en hun toewensen, dat hun strijd daar
voor steun mag ontvangen uit 'en steeds
krachtiger wordend Vlaanderland, En omge
keerd kan de Vlaamse beweging zelf er de
les uit trekken, dat de taal dan eerst 'en
macht is tot verbinding en verbroedering,
als men zich niet verblinden laat door poli
tieke strijd en geloofstwist.
Mogen er in Walenland vele Vlamingen
zijn die het voorbeeld van de Doornikers
volgen ! Het heeft nog 'en verdere strekking :
'en algemeen maatschappelike. Zij daar, die
allénVlaams sprekenkunnen zich veel slechter
ontwikkelen dan de AValen rondom hun en
het werkt op hun verheffend, wanneer zij
zich bewust zijn, óók 'en taal te spreken en
waarin zij zich even goed uitdrukken als de
Waal in de zijne. Dat wekt lust tot lezen,
tot ontwikkelen, die vóór die tijd sliep. Eu uit
dat oogpunt gezien moeten de Walen er zich
over verheugen, want hoe ontwikkelder 'en
bevolking, des te krachtiger in de' strijd om
't bestaan. Bij die 310 alleen-Vlaams sprekeu
den kan men nu evengoed met Sanskriet,
Grieks of Japannees aankomen als met Frans.
Zij leefden, dunkt me, vóór dat deze ver
eniging opgericht werd, in volkomen afslui
ting en geestelik afstervend. Nu kaner leven
in komen. Vooruit dan, mannen!
H a a r l e in. J. B. SCHEPKKS.
Etn flicbter-teeïenaar-zaBgir.
(J. II. SPKEXIIOFF).
In de laatste weken heb ik gehoord: la
grande Sarah in la Dame aux Camélias"
en in Plus que Reine en Sapho
eorgetteMueterlinck- Ie Blanc in Joyzelle en Speeiihoif
in zijn repertoire".
En Speenhorl' heeft op mij de diepste im
pressie gemaakt. Dit lijkt wel zeer vreemd
en gansch om te lachen, maar ik meen 't
juist zooals ik 't zeg en zeg 't juist, zooals
ik 't meen. Kn zoo lie.el vreemd is 't niet.
Ik schreef zooeven deze volgorde : Sarah,
Georgette Maeterlinck en Speenhoft', maar
een even goede volgorde is ook : Speenhort',
Georgette Leblanc, Sarah Bernhardt. .Kn
wel hierom :
In Kpt'/waarde, in wat voor 'n gedicht dus
rijm en rythme is, staat Sarah ver en heel
ver boven mevrouw Leblanc en Speenhorl',
maar in zielskracht wat in een gedicht is
de poëzie, is de volgorde juist anders om.
Wie dus beloond wordt door uiterlijkheden
van spel zal Sarah subliem vinden en in
verskuust b.v. Helene Swarth, wie aange
daan wordt door simpele zielskracht voelt
meer van Speenhoft' en in verzen b.v. meest
van Giza. Georgette Leblane staat dan tus
schen beide in : haar spel kunst is meer dan
die van Speenhott', maar m! minder dan die
van Sarah, haar zielsdiepte en kracht is
meer dan die van Sarah maar minder dan
Speenhott'. Evenals in uiterlijke verskunst
Kloos hoog boven Giza komt, maar in poëti
sche kracht niet.
Moest ik in onr<e dichters een trits noe
men, die parallel staat aan Sarah, Georgette
Leblanc en Speenhott dan zou dat zijn:
Helene Swarth, Kloos en Giza. Want Giza's
verzen hebben geen uiterlijke schoonheid
van woordkunst, maar zijn diepe poëzie,
wrelnu, zoo is 't s;>el van Speenhott' ook.
In eenen is hij opgekomen, geen mensch
kende hem zoowat.
Dichter-teekenaar-zanger is hij nu, vroeger
eenige jaren machinist bij de marine. Zijn
teekeningen kende ik al 'n paar jaar, ik
vond zo toevallig in Do ware Jacob" en ze
troffen mij toen door 'n dwaas uiterlijk,
maar een groote expressieve kracht en '11
leuke originaliteit. Maar men kende ze niet.
Toen in eenen zijn optreden en even vlug
zijn Succes. Dat was niet te verwonderen.
Stel je voor een lange magere man, die zoo
heel gewoontjes maar vreemd-leuke liedjes
zingt en daarbij op 'n guitaar speelt. Toch is er
iets heel leelijks in dat groote succes : (geen
verwijt voor Speenhoft', maar wel voor veel
Hollanders) en wel dit: Speenhott' is een van
die menschen, die eigenlijk de wereld en de
dingen diep-tragisch vinden en wel wat
Heiniaansch, juist door hun verdriet de wereld
en zich-zelf bespotten. Ja, maar altijd met
tragiek als somberen achtergrond van hun
lichte vroolijkheid. Kn dat voelen de meesten
niet, ze merken een uiterlijke schijn en
komen niet verder. Ze lachen, om wat
diepdroevig bedoeld is. Dan komt dit er bij :
Speenhott's liedjes kun je wel schuin" vin
den, (ik haal strak nog wat aan) en dan
kun je er nog veel meer om lachen. Juist,
hoe vaak wordt Zola niet gelezen met de
zelfde bedoeling en met 't zelfde leelijke ge
not als Paul de Koek. Maar is hij voor ons,
die beter weten, daar iets minder om ? Zoo
is het ook niet Speenhott'.
Nu zijn z'n liedjes bekend; maar ik her
inner me nog eenige coupletten uit een
minder bekend, met plaatjes van Sp. uit de
Ware Jacob". Er zit iets eentonig-tragisch
in. Het vertelt van de nood van een arm
mensch:
En dit is kostelijk van eenvoud :
Ieder mensch heeft wel een typ'
Dat bij hem de klap soms liep.
Vraagt men dan de typ o:n duiten,
Dan begint de typ te (luiten.
Ieder mensch heeft een vriendin,
Maar daav steekt geen voordeel in,
Als de duiten zijn gevlogen,
Wordt de mensch terstond bedrogen.
En dan dit eindcouplet:
Ieder mensch heeft wel een hond,
Dien hij hier of daar eens vond,
Heeft de baas geen geld voor brool,
Hond en baas gaan samen do d.
Dit is eigenlijk een wreed vers. Iemand
die de wereld uitgrijnst met tranen in zijn
oogen. Meer bekend is dit:
Daar was laatst een arme meid,
Die wou gaan draaien en pierewaitien,
Daar was laatst een arme meid,
Die wel eens graag een hoed op heit.
Hnar oude moertje lag in 't graf,
Onder de kluiten, tranen met tuiten.
Haar oude moertje lag in 't graf, ?
En daar wist niemand meer wat vau af.
De arme meid gaat naar de stad, zit heel
bedrukt onder de boomen, tot er een heer
komt, die haar vraagt, wat ze doet. Kn hoor
nu dit:
Ach, mijnheer, ik ben zoo alleen,
Eenzaam verlaten, loop ik door de straten,
Ach, mijnheer, ik ben zoo al'een,
'k Zou wel wat loopen, maar 'k weet niet waarheen.
De heer vraagt haar dan mee te gaan,
wat ze doet. En dan komt dit
heerlijkeenvoudige:
Toen is ze met 'm meegegaan,
Toen kreeg ze een ruiker ea klare met suiker,
Toen is ze met 'm meegegaan,
Die arme meid was toeu naar de maan.
Wie dat schuin vindt mag dat gerust.
Waarom niet ? Maar ik vind 't net zoo
mooi als heele mooie Heiniaantjes en als
De twee coninckskinderen".
Om dit vers wordt gelachen en wild
geapplaudiseerd, evenals om dat van de goed
gezinde meid, waarvan ik 't eerste-, twee
midden- en een slot-couplet aanhaal:
E e'n goedgezinde meid.
(Troottiieil).
Hij was e;n man van niemendal,
Om eer in plicht gaf hij geen ba',
Hij was zijn tranen en zijn duiten kwijt,
Maar hij had een h ele g tedgezinde me.d.
Hij had geen huis, hij had geen lic-h',
Hij had geen 1-ch op zijn gezicht
Hij hal nog n oit een eerlijk iiK'nseh benijd.
Waar Lij had een lieuie goelgezinde iiieid.
Hij had geen kat, hij liad geen kind,
Hij had geen tronwn brtcr riiul,
Hij /ong geen liedjes ia ue minzaamheid,
Maar hij had een heele goedge/,inle m.-iJ.
En dan dit laatste couplet mi't die zoo
poëtische derde regel, veel dieper van gevoel
daiïde beroemde van ouds bekende regels
met passie en verdoemenis en trots en veel
mooier van klank :
Hij is tevreiUin met zijn lot.
Hij \vil wel doodgaan a's liij mot.
Dan zoekt ie eenzaam d >or de eeuwigheid,
Naar xiju hi-ele goejgezin ie meid.
Maar 't is niet belachelijk daarom.
Ja. Speenhott' is eenvoudig en goed en
daarom sterk en groot. Als uu maar niet
minderen komen, (ik denk hieraan Edouard
Jacobs,) die niet zoo zuiver van ziel zijnde,
en begeerig naar succes, een leege leelijke
vorm kiezen voor hun dubbelzinnige
botheden, omdat liet wat op Speenholl' lijkt.
Zijn versjes verschijnen spoedig bij den
heer Brusse te Rotterdam.
I.ei-i'inJ gi>,-f'ii<>fil. Keu grappige droom,
door MKVR. B. E. VAX USNKLKX?VAN
l>i:u>i<:x. Amsterdam, Vau Holkema en
Wareudorf.
Het woord leuk" is er een vanden nieuweren
tijd, ten minste uit jaren, waarin mijn voca
bulaire reeds te veel vastheid luid, dan dat
zoo'n indringerig stoplapje er toegang toe kon
krijgen, maar ik stel mij voor. dat een
kiudertroepje, even goed als jeugdige vaders en
moeders, dit nu een echt leuk preuteboek
zullen vinden.
Het ziet er kleurig uit, is van zoo'n lang
formaat, dat opengeslagen een heel stuk van
de tafel beslaat, zoodat een vier- of vijftal
hoofden zich er genoegelijk en gevoegelijk
over kunnen buigen en wat is er dan een
amusante boel te kijken! Het jongetje, dat
als hoofdpersoon een zwijgende rol vervult,
is bij zijn doos met speelgoed ingeslapen, en
droomt nu, dat de p .ippetjes en de boomen
en de beesten leven krijgen en allerlei avon
turen beleven, 't Idee is niet nieuw, maar
't is hier op allervermakelijkste wijze uitge
werkt, frisch en pittig en zóó, dat groote men
schen, die den tekst volgen, lezen niet een
In-mul ijr'n, die nu en dan voor een hartelijken
lach plaats maakt.
Mevr. Van Os.selen zegt niets omtrent den
oorsprong van de platen; de soldaatjes zien
er Fransch uit en een bewonderend kijker
en lezer zou wel graag weten, of hier
buitenlandsche waar is overgeplant, niet omdat dit
aan de waarde iets afdoet, maar eenvoudig
uit het oogpunt van interessantheid. De tekst
bij de platen is mevr. Van Osselen wonderwel
gelukt; hij heeft geheel 't karakter van de
teekeningen behouden, dat guitige, snaaksche
karakter, dat bij de stijve poppetjes en de
houten dieren past, en daarbij de vlugge, niet
appuyeerende behandeling, die voor zoo'n
opeenvolging van dolle grapjes geschikt is.
De prenten worden nauwkeurig gevolgd,
heerlijk nauwkeurig; de kinderen zullen zoeken
met gretige oogjes, of ze al 't genoemde kunnen
vinden en 't zal een gejuich zijn, als alle
actie van de plaat zoo prachtig in den tekst
tot haar recht komt.
Even een staaltje van don trant:
De sultan zegt: hier wil ik rt'geeren,
Ik zal jullie uilen wel m >res Irereii."
Ilij iaat dan op d-u appel staan
En kijkt in 't ronde, heel voldian.
En allen n men de hoeden af
En 't hondje zegt: wiwaf, \\iwaf.
En zie je daarginds die gouvernante?
Z.1 heeft een mooie bla'iwe bauffante
Ze wil den s ilt in heel niet groeten"
Wat?" m-gt de sultan, daar zal je voor boeten!"
Hij zwaait niet zijn /.«aard, och lieve tijd,
De appel rolt weg en zijn troon is hij kwijt.
Er kom' ooroer:
Lijzi-lieetje huilt en zegt: lieve broeder
Ga toch uls je blieft mee naar on?e moeder."
Maar J.*n /.egt: Wat ducht je toch van Jan
Stapper?
Ik ben immers een hild en vrceseiijk dapper."
Als dan drie lieve dametjes van fatsoen,
in 't blauw, in 't rood en een in 't groen,
uit varen gaan en wiegelen iu de boot, tot ze
omvalt, wordt er een girdtt'e bij gehaald,
want Jan Stapper durft niet. hij is zoo be
nauwd en Spitsneus vindt het water te koud.
Lijzekee zegt: Ik vind jullie niemendal
dappea, dat zeg ik Eliza Cornelia Stapper, ik
vind jullie beiden verbazend laf, je moest je
schamen voor de giraf."
Als ze dan gered zijn, doordat de giraffe ze
opvischt uit de waschkom:
Ze willen nu heel graag een dubbeltje geven.
Omdat de giraffe gered heeft haar leven.
Maar neen, de giraffe zegt heel lier:
T.ieve dame-*, ik ben een eenvovidig dier,
Ik red de nienschen voor mijn plezier
En zeker niet uit winstbejag,
Da^r, lieve da'nes, goeden dag!"
De juffertjes wandelen dan weg, op de plaat
gevolgd door een lang, slingerend, kleurig
spoor, vau de verf, die door het bad losliet.
De verf gaf ai' in 'i koude bad,
Dat kun je zien op 't wandelpad.
Dit is nog maar een begin van de onge
lukken; er komen een heele boel meer, tot
oj) 't eind kaboutertjes komen met lijmpot,
verf en kwast, om armen en beenen en hoofden
aan te plakken en alles weer op te schilderen
en in orde te brengen.
En dan een, twee drie! ongelooflijk gezwind
De menschen, de dieren, de huizen, de boomen
En alles, wat uit de doos is gekomen
Holderdebolder weer ingepakt!
Net een boek om duizendvoudigintepakkeu
als kindergeschenk!
F. J. VAX UILDRIKS.
UIT DE NATUUR
XXXVII. Van goudhaantjes en het
mannetje in de maan.
In liet uiterste Xoordwesten vau Amster
dam ligt een klein park, in de wandeling
het Westerplantsoen geheeten, waarvan ik
heel veel .kwaads zou kunnen vertellen, van
killen Xoordewind, van rook, roet, uit de
gasfabriek en uit de zes en negentig treinen
die er in twaalf uur voorbij gillen. Maar
dat doe ik niet, eerstens niet omdat kwaad
spreken iemand later altijd berouwt en vooral
niet omdat al het moois, dat ik er al gezien
en gehoord heb, best opweegt tegen de groote
stads-uarigheden waaraan ieder zoo went, dat j
men er geen last meer van heeft.
Menschen zijn er zelden, althans op werk
dagen, alleen komen er dan tusschen twaalf
eu half twee nog al eens kindereu uit een
school in de buurt met hun meesters of
juffrouwen, die te veraf wonen om's middags
op tijd weer in school te zijn. als ze hun
broodje thuis eten. Kn die genieten.
Deze week was liet er prachtig, want 't is
nu de tijd. dat de parken nog meer tinten
toonen dan in de lente. Als de loofboomen
buiten al kaal zijn, hebben wij stedelingen
in onze parken eu plantsoenen nog groen
eu herfstkleuren in overvloed, eu't is nu ook
de week dat de goudliaantjcs bij ons komen.
In reisgezelschappen van twintig en meer
lanterne a. la main." Ik zag er eerst niets van,
maar toen hij 't mij voorteekende, namen de
vlekken ook voor rnij dien vorm aan en ik
heb een heele poos werkelijk er niets anders
uit kunnen maken.
Der Mann im Monde" schijnt in Frankrijk
en ook in Duitschland in zwang te zijn. Het
sprookje van den boer, die Zondagsavonds
ging houtsprokkelen en tot zijn straf en , tot
afschrikkend voorbeeld voor eveiitueele
navolgers in de maan te pronk werden gesteld,
stamt uit Zuid-Duitschland.
De maan is trouwens iu 't volksgeloof van
oudsher strafkolonie geweest. Wie er al niet
gezeten heeft! Ook een rapendief met zijn
kruiwagen vol gestolen vruchten; Absalon
met de haren in takken verward. Vooral
takken komen in dit cliapitre van folklore
veel voor; 't schijnt dat de scherpe oogen
der voorvaderen ook ongewapend de
streperige oneffenheden zagen, die wij alleen met
een zwakken kijker kunnen waarnemen.
Te begrijpen is het ook dat het oude volks
geloof de straf nog verzwaard meende, door
dat de misdadiger in de maan het zoo koud
had, dat hij bevriezen moest; de volk1 maan
Ken goudhaantje.
komen ze aan uit het hooge Xoorden e u
Oosten van Europa, waar de sneeuw al op
de sparren ligt; in de jonge hruingele linden,
dun van loof iiu maar heel, mooi, strijken ze
neer in troepjes en, beweeglijk goedje als ze
zijn, brengen ze opeens lust en leven in de
stille kronen, als kindervisite in het kalme
huis vau grootvader en grootmoeder, 't Is
een gepiep en getjieug vau belang, een
buitetelen en duikelen, een fladderen eu huppen
dat er geen oog op is te houden. Geen
oogeublik zitten ze stil, elk blad wordt aange
keken, omgekeerd elk twijgje betast met een
poot ofmet het lijndunne snaveltje, of er hier
of daar nog torretjes of bladluisjes mochten
schuilen.
Goed dat er zooveel zijn, anders was het
niet mogelijk te zien, hoe mooi ons aller
kleinste vogeltje wel is. Er een goed in zijn
geheel bekijken, dat gaat heusch niet, zoo
lang heeft het diertje geen geduld. Hebt ge
't mooie rossige borstje van deii een in 't oog
gevat, dan laat het u geen tijd ook zijn
vleugels of pootjes te zien; 't is al weer weg
van den ondersten tak, al tjieiigeud, hoog in
den top gewipt; maar een ander hangt uu net
onderste boven met het kopje naar u toe
en ge ziet eventjes het goudgele streepje
glinsteren, scherp gevat tusschen twee zwarte
lijnen, die in de lengte, als de kam van een
haan, over de kruin toopen. Ken derde, die
u even nieuwsgierig opneemt met zijn groote
zwarte kijkers, draait u zijn vleugels toe, die
een patroon van lichte oogvlekkeu op donke
ren grond vertooueu.
Zoo mak en -zoo weinig menschenschuw
zijn ze, dat ze stellig wel uit streken komen
waar ze zelden of nooit menschen zien.
Maar voor de musschen hebben ze respect;
die deugnieten willen overal 't rijk alleen
hebben. Eén zoo'n bruinjas jaagt mijn heele
zwerm goudhaantjes uit de linde. Heel hoog
tjielpt het signaal Blijf bij elkaar" en daar
gaat de troep naar de ahorns aan de over
zijde vau 't voetpad.
Zoo gaat het voort, het heele park door,
van de eeuo struik, van den eenen boom op den
anderen, en dan hoog in de lucht het park
uit, den Zuid- of den Westkant op. Morgen
komt weer een andere bezeuding goudhaantjes
met boute vliegenvangers er tusschen, die
dartelen op hun beurt onder vroolijke ge
luidjes het park door, eu dan ook weer hoog,
heel hoog de lucht in.
Trekvogels schijnen bij heldere lucht heel
hoog te vliegen, ik heb eens gelezen dat een
sterrekundige die met zijn telescoop de maan
stond te bestndeeren, trekvogels voorbij de
volle maanschijf zag vliegen en daardoor de
hoogte kon berekenen waarop de vogels
trokken ; hoe hij 't klaar gespeeld heeft weet
ik niet, en ook herinner ik me niet meer, hoe
hoog het was, maar heel hoog, ongelooflijk
haast.
Ik heb daarna in den naherfst vaak met
mijn veldkijker heel naïef de maan begluurd,
als ik 's avonds hoog iu de lucht trekvogel
geluiden hoorde, maar nooit iets van een
vogel waargenomen. Wel iets anders, 't Is
vreemd, maar als ik de maan door een goe
den veldkijker heb waargenomen, kan ik er
in langen tijd geen gezicht meer in zien. En
toch heb ik van jongs af nooit iets anders
in gezien, ik herinner me nog best dat ik er
als kind menigmaal bang van werd en mij
omkeerde als de maan met die groote oogen
zoo star door de ruiten in mijn ledikantje
keek.
Ook van den zomer heb ik heel sterk
ondervonden, wat daarbij de verbeelding doen
kan. In een hotel, waar ik logeerde, kreeg op
een mooien avond, nadat wij de manen van
Jupiter bekeken hadden, ook onze eigen maan
een beurt, en iemand uit het gezelschap, een
Franschman, verwonderde er zich sterk over
dat wij Hollanders allen een gezicht met
neus, mond en oogen door de schaduwvlekken
meenden te zien vormen : Kien que la figure
d'un homme avee sou fagot sur Ie dos et la
wekt door allerlei omstandigheden de ge
dachte aan kilheid.
Ik. heb geprobeerd iets te vinden van de
voorstelling, die andere volken zich uit de
maanvlekken maken. Veel lectuur schijnt er
niet over te bestaan. Het meeste komt een
draak voor, ook wel een houd, bij
negerstammen. De oude (i-rieken zagen er een
vrouwengezicht in, misschien ook een jagende
vrouw met hert en honden (Diana). Dr. Budde
deelt mede, dat de Chineezen in de volle maan
een haas zien, die op zijn hurken zit en rijst
stampt in een mortier. De lioodhuideu zagen
er toevallig ook een knaagdier iu, een soort
eekhoorn. Op oude steenteekeuingen van
Middel-Amerika wordt de maan (laatste k\>.
artier) voorgesteld als een soort schelp waaruit
een beest springt, dat op een konijn lijkt.
Op de Samoa-eilanden vertoont de maan een
vrouw met een kind op den arm en de
Eskimo's hebben er een heel verhaal over :
Eens plaagde eu vervolgde Aninga, de maan,
haar zuster de zou, maar deze keerde zich
op eens om eii smeerde haar lastig zusje roet
in 't gezicht, en dat zit er nog in.
Eu als uu een van die sprookjes waar was,
dan moest liet dit laatste wezen, want op
geen enkel gezicht lijkt de maan meer dan
op een Eskimo-gezicht, ook wat het roet
betreft.
E. HEIMAXS..
unit .......... iimiiMiiiiiiiiiii
iiiniiii ..... l ....... MUI ..... mi
40 cents per regel.
llliHliiiiiiiiiiiiHitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiniiiiiiliiiiiiilltiiimiilliiiii
TRADEMARK
COGNAC,
Dit beroemde merk is
verkrflgbaar bij alle Wijnhandelaars em
bg de vertegenwoordigers
KOOPMANS A BUriJVIKR,
Wynhandelaars te Amsterdam.
ijza van af ?2.50 per Flesci.
Hoofd-Depót
VAM
Dr. JAEGER'S ORIG.
Sormaal-Wolartikek
K. F. DEUSCHLE-BBNOEB,
Amsterdam, Kalverstr. 157.
Eenig specialiteit in deze
artikelen in geheel NedeiL
Piano-, OFÜ- en MnzffiaiÉl
MEYROOS «& KAL-SHOVKN,
Arnhem, Koningsplein.
VLEUGELS enPIANINO's in Koop en in Huur
Repareeren Stemmen Ruilen.