De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 1 november pagina 4

1 november 1903 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE A M .S T E R D A M M E R WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1375 Génie et folie, Ann. méd. psycholog. Paris 1899, p. 417. 5) Zie over N. als philoloog het door zijn zuster uitgegeven leven, passim. Ongeveer ?dezelfde denkbeelden over klassicisme en Hellenisme als die N. aankleeft, zijn door mij sedert jaren verkondigd, zie de tijd schriften' Conjunctis Viribus", Hellas", enz. enz. Maar men heeft niet willen hooren! Over N. als Wagnerbestrijder en muziekfichrijver bestaat ook al een heele literatuur. Kortheidshalve verwijs ik alleen naar H. S. Chamberlain's werk, Kichard Wagner, Mimchen 1896, S. 14?15 (en naar de geheele ge schiedenis van Bayreuth, in verband met Wagner en Nietzsehe). Kant, schoon gewrongen en duister, heeft een diepdoordacht stelsel. Schopenhauer, helderder wijsgeer, ook. Bij Nietzsehe laat dit .tewenschen over, iiiettegenstaande de boekjes van Lichtenberger, e tutti quanti. Ilij is meer afbreker dan stelselbouwer, een voorlooper van Multatuli. Maar wij hebben een stelsel, een levensleer noodig! 6) Zeer juist. Maar ziet men dun niet het verschil tusschen den gezonden Uoethe en den zieken Nietzsche? (wrat ook zijn zuster moge beweren). Door alle geschriften van N. loopt een zieke trek, als ik 't zoo noemen inag. Waarom' verbindt men literatuurstudie niet met geneeskunde ? De eenige weg om litera tuurstudie op den duur tot wetenschap te verheli'en. 7) Dit is slecht en slordig gedacht, en dus ook zoo uitgedrukt. Elke ontroering is physiek. I'bysis-natuur, omvat alles, liet ?wordt hoog " tijd dat de terminologie der wijsbegeerte en van alle wetenschappen in monïstiscïien en positieven zin worde hemen. De verwarring op ieder gebied is groot. Maar ik huiver er van terug, zulk een nieuwe wijsbe geerte, allereerst, in Holland bekend te maken. Dergelijke aandeelen zijn bij ons niet te plaatsen. 8) Uit de rijke literatuur haal ik nog slechts n typisch voorbeeld aan, uit d.'ii Bayreuther tijd: Dureh ein Wundor von Siuu?schrijft Nietzsche kam gleiehzeitig bei mir ein schónes Exemplar djs Parsifal-Textes an, mi t "Wagner's Widmung au mich : Ilerzlichen Oruss und Wunseh seinem theure-n Freunde Friedrich Nietzsche, Kichard Wagner, Oberkirchenrath". ? Diese Kreuzung der zwei Bücher . . . klang es nicht, als o!> sieh Degen kreuzteu? . . . Unglaublic!i! \Vaguer war fromm geworden".... (Das Lcben F. Xietzsche's, Leipz. 1KU7-, II, l, S. 21J7). /eer zeker moet zóó iets X. vreemd hebben aangedaan. Maar al die wrijvingen tusschen de twee mannen van beteekeiiis, Wagner en Nietzsehe, kunnen ons thans niet meer belang inboezemen. Het eenig merkwaardige is de vraag: wat is goed, en wat is onwaar, in het werk van Wagner? Wat kunnen wij van Wagner gebruiken voor de verdere ontwikkeling van het drama, of het muziekdrama? De Vleugen' in liet falenleni Een broedergroet van 't verre Xoorden aan 't diepe Zuiden!" was m'n eerste op welling na het lezen van 'n overdruk van die naam geschreven door Omer Wattez, leraar in de Germaanse talen 'aan het Athenaeum te Doornik. En die groet moet op papier staan ook !" M'n tweede. Immers valse schaamte voor het eigene is ook daar de vijand waartegen de Vlaamse, de Nederlandse pioniers dus, te strijden hebben. Niet tegen de Walen gaat de strijd, eerder nog zou er wellicht van de Walen steun te verwachten zijn, als zij leerden inzien wat men eigenlik wou. Er is hier toch evenmin sprake van het veroveren van het Waalse deel van Belgiëdoor het Vlaamse, als wij Friezen buiten onze provinsie het overige Nederland willen maken tot en Fries wingewest. Het is ons beiden te doen om het handhaven, in ere houden van het eigene. Handhaven: hoe nodig is dat daar, waar de eeuwenlange verfransing de geesten heeft bedorven met het wanbegrip dat Frans beschaafd is, Vlaams (Nederlands) onbeschaafd; w-aar dat bij Walen en Vlamingen zo iets van zelf sprekends is, dat, als de zich-Vlaming-voelenden er niet met hun zelfbewustzijn tegen in gingen, zij gaandeweg meer terrein zouden verliezen. Maar ook in ere houden, want het is niet alleen 'en kwestie van het wél-Vlaams-k nnenspreken, maar ook van het doen, er-trotsop-zijn, dat men hoort tot het Vlaamse volk met z'n roemrijk verleden en z'n in kunst b.v. nu weer opblinkend heden. Het eigene toch openbaart zich nergens zo sterk als in de taal. Twee die altijd gewend geweest zijn Fries tegen elkaar te spreken, voelen zich min of meer vreemd tegenover elkaar als ze, om verstaan te worden door Hollanders, samen Hollands moeten spreken, Hollands natuurlik voor Nederlands genomen. Zo stel ik mij voor dat echte Vlamingen zich moeten gevoelen in Waals (Frans) gezelschap, als uit beleefdheid Frans de taal móét zijn. Dat gevoel van te leven met 'en eigen taal, 'en eigen ziel tussen 'en anders sprekende, anders gevoelende bevolking moet bij velen eerst opgewekt worden, maar is het wakker, dan neemt het meteen veel afscheidingen weg. Wij houden ons zorgvuldig buiten den strijd der partijen. In onzen kring zijn er leden, die tot verschillende denkwijzen behooren. Nog nooit heeft dat aanleiding gegeven tot moeielijkheden of twist." Zo schrijft de Heer Wattez te Doornik en ook in onze Friese verenigingen buiten Friesland is plaats voor de grootste tegenstellingen. Men ziet het: n zelfde streven, de taal, bindt allen, vooral in den vreemde. Voor 't overige zijn er natuurlik ook veel punten van verschil weer tussen de Friese en de Vlaamse beweging, maar dat zou mij nu te ver voeren. Te Doornik zijn van de 35.000 maar 319 d.w.z. noch niet l pCt. die allén Vlaams spreken en 6 pCt. die zowel Frans als Vlaams spreken. In het arrondissement Doornik 5887 samen van beide soorten en daartussen is nu de Vlaamse kring opgericht om nader tot elkaar te brengen wat bij elkaar hoort. Mij dunkt, wij Nederlanders van het Noor den mogen blij zijn met die liefde voor onze taal en hun toewensen, dat hun strijd daar voor steun mag ontvangen uit 'en steeds krachtiger wordend Vlaanderland, En omge keerd kan de Vlaamse beweging zelf er de les uit trekken, dat de taal dan eerst 'en macht is tot verbinding en verbroedering, als men zich niet verblinden laat door poli tieke strijd en geloofstwist. Mogen er in Walenland vele Vlamingen zijn die het voorbeeld van de Doornikers volgen ! Het heeft nog 'en verdere strekking : 'en algemeen maatschappelike. Zij daar, die allénVlaams sprekenkunnen zich veel slechter ontwikkelen dan de AValen rondom hun en het werkt op hun verheffend, wanneer zij zich bewust zijn, óók 'en taal te spreken en waarin zij zich even goed uitdrukken als de Waal in de zijne. Dat wekt lust tot lezen, tot ontwikkelen, die vóór die tijd sliep. Eu uit dat oogpunt gezien moeten de Walen er zich over verheugen, want hoe ontwikkelder 'en bevolking, des te krachtiger in de' strijd om 't bestaan. Bij die 310 alleen-Vlaams sprekeu den kan men nu evengoed met Sanskriet, Grieks of Japannees aankomen als met Frans. Zij leefden, dunkt me, vóór dat deze ver eniging opgericht werd, in volkomen afslui ting en geestelik afstervend. Nu kaner leven in komen. Vooruit dan, mannen! H a a r l e in. J. B. SCHEPKKS. Etn flicbter-teeïenaar-zaBgir. (J. II. SPKEXIIOFF). In de laatste weken heb ik gehoord: la grande Sarah in la Dame aux Camélias" en in Plus que Reine en Sapho eorgetteMueterlinck- Ie Blanc in Joyzelle en Speeiihoif in zijn repertoire". En Speenhorl' heeft op mij de diepste im pressie gemaakt. Dit lijkt wel zeer vreemd en gansch om te lachen, maar ik meen 't juist zooals ik 't zeg en zeg 't juist, zooals ik 't meen. Kn zoo lie.el vreemd is 't niet. Ik schreef zooeven deze volgorde : Sarah, Georgette Maeterlinck en Speenhoft', maar een even goede volgorde is ook : Speenhort', Georgette Leblanc, Sarah Bernhardt. .Kn wel hierom : In Kpt'/waarde, in wat voor 'n gedicht dus rijm en rythme is, staat Sarah ver en heel ver boven mevrouw Leblanc en Speenhorl', maar in zielskracht wat in een gedicht is de poëzie, is de volgorde juist anders om. Wie dus beloond wordt door uiterlijkheden van spel zal Sarah subliem vinden en in verskuust b.v. Helene Swarth, wie aange daan wordt door simpele zielskracht voelt meer van Speenhoft' en in verzen b.v. meest van Giza. Georgette Leblane staat dan tus schen beide in : haar spel kunst is meer dan die van Speenhott', maar m! minder dan die van Sarah, haar zielsdiepte en kracht is meer dan die van Sarah maar minder dan Speenhott'. Evenals in uiterlijke verskunst Kloos hoog boven Giza komt, maar in poëti sche kracht niet. Moest ik in onr<e dichters een trits noe men, die parallel staat aan Sarah, Georgette Leblanc en Speenhott dan zou dat zijn: Helene Swarth, Kloos en Giza. Want Giza's verzen hebben geen uiterlijke schoonheid van woordkunst, maar zijn diepe poëzie, wrelnu, zoo is 't s;>el van Speenhott' ook. In eenen is hij opgekomen, geen mensch kende hem zoowat. Dichter-teekenaar-zanger is hij nu, vroeger eenige jaren machinist bij de marine. Zijn teekeningen kende ik al 'n paar jaar, ik vond zo toevallig in Do ware Jacob" en ze troffen mij toen door 'n dwaas uiterlijk, maar een groote expressieve kracht en '11 leuke originaliteit. Maar men kende ze niet. Toen in eenen zijn optreden en even vlug zijn Succes. Dat was niet te verwonderen. Stel je voor een lange magere man, die zoo heel gewoontjes maar vreemd-leuke liedjes zingt en daarbij op 'n guitaar speelt. Toch is er iets heel leelijks in dat groote succes : (geen verwijt voor Speenhoft', maar wel voor veel Hollanders) en wel dit: Speenhott' is een van die menschen, die eigenlijk de wereld en de dingen diep-tragisch vinden en wel wat Heiniaansch, juist door hun verdriet de wereld en zich-zelf bespotten. Ja, maar altijd met tragiek als somberen achtergrond van hun lichte vroolijkheid. Kn dat voelen de meesten niet, ze merken een uiterlijke schijn en komen niet verder. Ze lachen, om wat diepdroevig bedoeld is. Dan komt dit er bij : Speenhott's liedjes kun je wel schuin" vin den, (ik haal strak nog wat aan) en dan kun je er nog veel meer om lachen. Juist, hoe vaak wordt Zola niet gelezen met de zelfde bedoeling en met 't zelfde leelijke ge not als Paul de Koek. Maar is hij voor ons, die beter weten, daar iets minder om ? Zoo is het ook niet Speenhott'. Nu zijn z'n liedjes bekend; maar ik her inner me nog eenige coupletten uit een minder bekend, met plaatjes van Sp. uit de Ware Jacob". Er zit iets eentonig-tragisch in. Het vertelt van de nood van een arm mensch: En dit is kostelijk van eenvoud : Ieder mensch heeft wel een typ' Dat bij hem de klap soms liep. Vraagt men dan de typ o:n duiten, Dan begint de typ te (luiten. Ieder mensch heeft een vriendin, Maar daav steekt geen voordeel in, Als de duiten zijn gevlogen, Wordt de mensch terstond bedrogen. En dan dit eindcouplet: Ieder mensch heeft wel een hond, Dien hij hier of daar eens vond, Heeft de baas geen geld voor brool, Hond en baas gaan samen do d. Dit is eigenlijk een wreed vers. Iemand die de wereld uitgrijnst met tranen in zijn oogen. Meer bekend is dit: Daar was laatst een arme meid, Die wou gaan draaien en pierewaitien, Daar was laatst een arme meid, Die wel eens graag een hoed op heit. Hnar oude moertje lag in 't graf, Onder de kluiten, tranen met tuiten. Haar oude moertje lag in 't graf, ? En daar wist niemand meer wat vau af. De arme meid gaat naar de stad, zit heel bedrukt onder de boomen, tot er een heer komt, die haar vraagt, wat ze doet. Kn hoor nu dit: Ach, mijnheer, ik ben zoo alleen, Eenzaam verlaten, loop ik door de straten, Ach, mijnheer, ik ben zoo al'een, 'k Zou wel wat loopen, maar 'k weet niet waarheen. De heer vraagt haar dan mee te gaan, wat ze doet. En dan komt dit heerlijkeenvoudige: Toen is ze met 'm meegegaan, Toen kreeg ze een ruiker ea klare met suiker, Toen is ze met 'm meegegaan, Die arme meid was toeu naar de maan. Wie dat schuin vindt mag dat gerust. Waarom niet ? Maar ik vind 't net zoo mooi als heele mooie Heiniaantjes en als De twee coninckskinderen". Om dit vers wordt gelachen en wild geapplaudiseerd, evenals om dat van de goed gezinde meid, waarvan ik 't eerste-, twee midden- en een slot-couplet aanhaal: E e'n goedgezinde meid. (Troottiieil). Hij was e;n man van niemendal, Om eer in plicht gaf hij geen ba', Hij was zijn tranen en zijn duiten kwijt, Maar hij had een h ele g tedgezinde me.d. Hij had geen huis, hij had geen lic-h', Hij had geen 1-ch op zijn gezicht Hij hal nog n oit een eerlijk iiK'nseh benijd. Waar Lij had een lieuie goelgezinde iiieid. Hij had geen kat, hij liad geen kind, Hij had geen tronwn brtcr riiul, Hij /ong geen liedjes ia ue minzaamheid, Maar hij had een heele goedge/,inle m.-iJ. En dan dit laatste couplet mi't die zoo poëtische derde regel, veel dieper van gevoel daiïde beroemde van ouds bekende regels met passie en verdoemenis en trots en veel mooier van klank : Hij is tevreiUin met zijn lot. Hij \vil wel doodgaan a's liij mot. Dan zoekt ie eenzaam d >or de eeuwigheid, Naar xiju hi-ele goejgezin ie meid. Maar 't is niet belachelijk daarom. Ja. Speenhott' is eenvoudig en goed en daarom sterk en groot. Als uu maar niet minderen komen, (ik denk hieraan Edouard Jacobs,) die niet zoo zuiver van ziel zijnde, en begeerig naar succes, een leege leelijke vorm kiezen voor hun dubbelzinnige botheden, omdat liet wat op Speenholl' lijkt. Zijn versjes verschijnen spoedig bij den heer Brusse te Rotterdam. I.ei-i'inJ gi>,-f'ii<>fil. Keu grappige droom, door MKVR. B. E. VAX USNKLKX?VAN l>i:u>i<:x. Amsterdam, Vau Holkema en Wareudorf. Het woord leuk" is er een vanden nieuweren tijd, ten minste uit jaren, waarin mijn voca bulaire reeds te veel vastheid luid, dan dat zoo'n indringerig stoplapje er toegang toe kon krijgen, maar ik stel mij voor. dat een kiudertroepje, even goed als jeugdige vaders en moeders, dit nu een echt leuk preuteboek zullen vinden. Het ziet er kleurig uit, is van zoo'n lang formaat, dat opengeslagen een heel stuk van de tafel beslaat, zoodat een vier- of vijftal hoofden zich er genoegelijk en gevoegelijk over kunnen buigen en wat is er dan een amusante boel te kijken! Het jongetje, dat als hoofdpersoon een zwijgende rol vervult, is bij zijn doos met speelgoed ingeslapen, en droomt nu, dat de p .ippetjes en de boomen en de beesten leven krijgen en allerlei avon turen beleven, 't Idee is niet nieuw, maar 't is hier op allervermakelijkste wijze uitge werkt, frisch en pittig en zóó, dat groote men schen, die den tekst volgen, lezen niet een In-mul ijr'n, die nu en dan voor een hartelijken lach plaats maakt. Mevr. Van Os.selen zegt niets omtrent den oorsprong van de platen; de soldaatjes zien er Fransch uit en een bewonderend kijker en lezer zou wel graag weten, of hier buitenlandsche waar is overgeplant, niet omdat dit aan de waarde iets afdoet, maar eenvoudig uit het oogpunt van interessantheid. De tekst bij de platen is mevr. Van Osselen wonderwel gelukt; hij heeft geheel 't karakter van de teekeningen behouden, dat guitige, snaaksche karakter, dat bij de stijve poppetjes en de houten dieren past, en daarbij de vlugge, niet appuyeerende behandeling, die voor zoo'n opeenvolging van dolle grapjes geschikt is. De prenten worden nauwkeurig gevolgd, heerlijk nauwkeurig; de kinderen zullen zoeken met gretige oogjes, of ze al 't genoemde kunnen vinden en 't zal een gejuich zijn, als alle actie van de plaat zoo prachtig in den tekst tot haar recht komt. Even een staaltje van don trant: De sultan zegt: hier wil ik rt'geeren, Ik zal jullie uilen wel m >res Irereii." Ilij iaat dan op d-u appel staan En kijkt in 't ronde, heel voldian. En allen n men de hoeden af En 't hondje zegt: wiwaf, \\iwaf. En zie je daarginds die gouvernante? Z.1 heeft een mooie bla'iwe bauffante Ze wil den s ilt in heel niet groeten" Wat?" m-gt de sultan, daar zal je voor boeten!" Hij zwaait niet zijn /.«aard, och lieve tijd, De appel rolt weg en zijn troon is hij kwijt. Er kom' ooroer: Lijzi-lieetje huilt en zegt: lieve broeder Ga toch uls je blieft mee naar on?e moeder." Maar J.*n /.egt: Wat ducht je toch van Jan Stapper? Ik ben immers een hild en vrceseiijk dapper." Als dan drie lieve dametjes van fatsoen, in 't blauw, in 't rood en een in 't groen, uit varen gaan en wiegelen iu de boot, tot ze omvalt, wordt er een girdtt'e bij gehaald, want Jan Stapper durft niet. hij is zoo be nauwd en Spitsneus vindt het water te koud. Lijzekee zegt: Ik vind jullie niemendal dappea, dat zeg ik Eliza Cornelia Stapper, ik vind jullie beiden verbazend laf, je moest je schamen voor de giraf." Als ze dan gered zijn, doordat de giraffe ze opvischt uit de waschkom: Ze willen nu heel graag een dubbeltje geven. Omdat de giraffe gered heeft haar leven. Maar neen, de giraffe zegt heel lier: T.ieve dame-*, ik ben een eenvovidig dier, Ik red de nienschen voor mijn plezier En zeker niet uit winstbejag, Da^r, lieve da'nes, goeden dag!" De juffertjes wandelen dan weg, op de plaat gevolgd door een lang, slingerend, kleurig spoor, vau de verf, die door het bad losliet. De verf gaf ai' in 'i koude bad, Dat kun je zien op 't wandelpad. Dit is nog maar een begin van de onge lukken; er komen een heele boel meer, tot oj) 't eind kaboutertjes komen met lijmpot, verf en kwast, om armen en beenen en hoofden aan te plakken en alles weer op te schilderen en in orde te brengen. En dan een, twee drie! ongelooflijk gezwind De menschen, de dieren, de huizen, de boomen En alles, wat uit de doos is gekomen Holderdebolder weer ingepakt! Net een boek om duizendvoudigintepakkeu als kindergeschenk! F. J. VAX UILDRIKS. UIT DE NATUUR XXXVII. Van goudhaantjes en het mannetje in de maan. In liet uiterste Xoordwesten vau Amster dam ligt een klein park, in de wandeling het Westerplantsoen geheeten, waarvan ik heel veel .kwaads zou kunnen vertellen, van killen Xoordewind, van rook, roet, uit de gasfabriek en uit de zes en negentig treinen die er in twaalf uur voorbij gillen. Maar dat doe ik niet, eerstens niet omdat kwaad spreken iemand later altijd berouwt en vooral niet omdat al het moois, dat ik er al gezien en gehoord heb, best opweegt tegen de groote stads-uarigheden waaraan ieder zoo went, dat j men er geen last meer van heeft. Menschen zijn er zelden, althans op werk dagen, alleen komen er dan tusschen twaalf eu half twee nog al eens kindereu uit een school in de buurt met hun meesters of juffrouwen, die te veraf wonen om's middags op tijd weer in school te zijn. als ze hun broodje thuis eten. Kn die genieten. Deze week was liet er prachtig, want 't is nu de tijd. dat de parken nog meer tinten toonen dan in de lente. Als de loofboomen buiten al kaal zijn, hebben wij stedelingen in onze parken eu plantsoenen nog groen eu herfstkleuren in overvloed, eu't is nu ook de week dat de goudliaantjcs bij ons komen. In reisgezelschappen van twintig en meer lanterne a. la main." Ik zag er eerst niets van, maar toen hij 't mij voorteekende, namen de vlekken ook voor rnij dien vorm aan en ik heb een heele poos werkelijk er niets anders uit kunnen maken. Der Mann im Monde" schijnt in Frankrijk en ook in Duitschland in zwang te zijn. Het sprookje van den boer, die Zondagsavonds ging houtsprokkelen en tot zijn straf en , tot afschrikkend voorbeeld voor eveiitueele navolgers in de maan te pronk werden gesteld, stamt uit Zuid-Duitschland. De maan is trouwens iu 't volksgeloof van oudsher strafkolonie geweest. Wie er al niet gezeten heeft! Ook een rapendief met zijn kruiwagen vol gestolen vruchten; Absalon met de haren in takken verward. Vooral takken komen in dit cliapitre van folklore veel voor; 't schijnt dat de scherpe oogen der voorvaderen ook ongewapend de streperige oneffenheden zagen, die wij alleen met een zwakken kijker kunnen waarnemen. Te begrijpen is het ook dat het oude volks geloof de straf nog verzwaard meende, door dat de misdadiger in de maan het zoo koud had, dat hij bevriezen moest; de volk1 maan Ken goudhaantje. komen ze aan uit het hooge Xoorden e u Oosten van Europa, waar de sneeuw al op de sparren ligt; in de jonge hruingele linden, dun van loof iiu maar heel, mooi, strijken ze neer in troepjes en, beweeglijk goedje als ze zijn, brengen ze opeens lust en leven in de stille kronen, als kindervisite in het kalme huis vau grootvader en grootmoeder, 't Is een gepiep en getjieug vau belang, een buitetelen en duikelen, een fladderen eu huppen dat er geen oog op is te houden. Geen oogeublik zitten ze stil, elk blad wordt aange keken, omgekeerd elk twijgje betast met een poot ofmet het lijndunne snaveltje, of er hier of daar nog torretjes of bladluisjes mochten schuilen. Goed dat er zooveel zijn, anders was het niet mogelijk te zien, hoe mooi ons aller kleinste vogeltje wel is. Er een goed in zijn geheel bekijken, dat gaat heusch niet, zoo lang heeft het diertje geen geduld. Hebt ge 't mooie rossige borstje van deii een in 't oog gevat, dan laat het u geen tijd ook zijn vleugels of pootjes te zien; 't is al weer weg van den ondersten tak, al tjieiigeud, hoog in den top gewipt; maar een ander hangt uu net onderste boven met het kopje naar u toe en ge ziet eventjes het goudgele streepje glinsteren, scherp gevat tusschen twee zwarte lijnen, die in de lengte, als de kam van een haan, over de kruin toopen. Ken derde, die u even nieuwsgierig opneemt met zijn groote zwarte kijkers, draait u zijn vleugels toe, die een patroon van lichte oogvlekkeu op donke ren grond vertooueu. Zoo mak en -zoo weinig menschenschuw zijn ze, dat ze stellig wel uit streken komen waar ze zelden of nooit menschen zien. Maar voor de musschen hebben ze respect; die deugnieten willen overal 't rijk alleen hebben. Eén zoo'n bruinjas jaagt mijn heele zwerm goudhaantjes uit de linde. Heel hoog tjielpt het signaal Blijf bij elkaar" en daar gaat de troep naar de ahorns aan de over zijde vau 't voetpad. Zoo gaat het voort, het heele park door, van de eeuo struik, van den eenen boom op den anderen, en dan hoog in de lucht het park uit, den Zuid- of den Westkant op. Morgen komt weer een andere bezeuding goudhaantjes met boute vliegenvangers er tusschen, die dartelen op hun beurt onder vroolijke ge luidjes het park door, eu dan ook weer hoog, heel hoog de lucht in. Trekvogels schijnen bij heldere lucht heel hoog te vliegen, ik heb eens gelezen dat een sterrekundige die met zijn telescoop de maan stond te bestndeeren, trekvogels voorbij de volle maanschijf zag vliegen en daardoor de hoogte kon berekenen waarop de vogels trokken ; hoe hij 't klaar gespeeld heeft weet ik niet, en ook herinner ik me niet meer, hoe hoog het was, maar heel hoog, ongelooflijk haast. Ik heb daarna in den naherfst vaak met mijn veldkijker heel naïef de maan begluurd, als ik 's avonds hoog iu de lucht trekvogel geluiden hoorde, maar nooit iets van een vogel waargenomen. Wel iets anders, 't Is vreemd, maar als ik de maan door een goe den veldkijker heb waargenomen, kan ik er in langen tijd geen gezicht meer in zien. En toch heb ik van jongs af nooit iets anders in gezien, ik herinner me nog best dat ik er als kind menigmaal bang van werd en mij omkeerde als de maan met die groote oogen zoo star door de ruiten in mijn ledikantje keek. Ook van den zomer heb ik heel sterk ondervonden, wat daarbij de verbeelding doen kan. In een hotel, waar ik logeerde, kreeg op een mooien avond, nadat wij de manen van Jupiter bekeken hadden, ook onze eigen maan een beurt, en iemand uit het gezelschap, een Franschman, verwonderde er zich sterk over dat wij Hollanders allen een gezicht met neus, mond en oogen door de schaduwvlekken meenden te zien vormen : Kien que la figure d'un homme avee sou fagot sur Ie dos et la wekt door allerlei omstandigheden de ge dachte aan kilheid. Ik. heb geprobeerd iets te vinden van de voorstelling, die andere volken zich uit de maanvlekken maken. Veel lectuur schijnt er niet over te bestaan. Het meeste komt een draak voor, ook wel een houd, bij negerstammen. De oude (i-rieken zagen er een vrouwengezicht in, misschien ook een jagende vrouw met hert en honden (Diana). Dr. Budde deelt mede, dat de Chineezen in de volle maan een haas zien, die op zijn hurken zit en rijst stampt in een mortier. De lioodhuideu zagen er toevallig ook een knaagdier iu, een soort eekhoorn. Op oude steenteekeuingen van Middel-Amerika wordt de maan (laatste k\>. artier) voorgesteld als een soort schelp waaruit een beest springt, dat op een konijn lijkt. Op de Samoa-eilanden vertoont de maan een vrouw met een kind op den arm en de Eskimo's hebben er een heel verhaal over : Eens plaagde eu vervolgde Aninga, de maan, haar zuster de zou, maar deze keerde zich op eens om eii smeerde haar lastig zusje roet in 't gezicht, en dat zit er nog in. Eu als uu een van die sprookjes waar was, dan moest liet dit laatste wezen, want op geen enkel gezicht lijkt de maan meer dan op een Eskimo-gezicht, ook wat het roet betreft. E. HEIMAXS.. unit .......... iimiiMiiiiiiiiiii iiiniiii ..... l ....... MUI ..... mi 40 cents per regel. llliHliiiiiiiiiiiiHitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiniiiiiiliiiiiiilltiiimiilliiiii TRADEMARK COGNAC, Dit beroemde merk is verkrflgbaar bij alle Wijnhandelaars em bg de vertegenwoordigers KOOPMANS A BUriJVIKR, Wynhandelaars te Amsterdam. ijza van af ?2.50 per Flesci. Hoofd-Depót VAM Dr. JAEGER'S ORIG. Sormaal-Wolartikek K. F. DEUSCHLE-BBNOEB, Amsterdam, Kalverstr. 157. Eenig specialiteit in deze artikelen in geheel NedeiL Piano-, OFÜ- en MnzffiaiÉl MEYROOS «& KAL-SHOVKN, Arnhem, Koningsplein. VLEUGELS enPIANINO's in Koop en in Huur Repareeren Stemmen Ruilen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl