De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 15 november pagina 1

15 november 1903 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

f. 1377 DE AMSTERDAMMEE A°. 1903, WEEKBLAD YOOE NEDEELAND Onder Redactie van J. DE KOO Dit nummer bevat een bijvoegsel. en JUSTUS VAN MAURIK Jr. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden / 1.50, Ir. p. post f 1.05 Voor Indiëper jaar mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'/2 Dit blad is verkryj-baar Kiosk 10 Boulevard des Capacinea tegenover het Grand Café, te Parij?. Zondag 15 November. Advertentiën van l?5 regels / 1.10, elke regel meer / .Reclames per regel O.iO Anno:,ces uit Dnitschlaml, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma KUliüLl1 A10SSE te Keulen en door alle filinlru dizer firma. IN H O V Ds VAN VEBBE EN VAN NABIJ: Dwangarbeiders cloor G. Leemten in de Ongevallenwet, (Ing ), door H. Spiekman. B'ieven uit Nieuw-Nederland, door A. E. M. 8. te Laer. KUNST EN LETTE REN: Muziek ia de Hoofdstal, door Ant. Averkamp. In Arti, II, d .or J. W. N. Goido Qezelle, Kijmsnoer, beoordeeld door Jonums Beddingins. FEUILLETON: Om den wille van het kind,'door Graaf Leo Tolstoi (Zoon), (Slot.) BECLAMES. VOOR DAMES: Lady Frances Evelyn \^»twick door J. K. T. d V. Allerlei door Caprice Ingezonden. Oude Natsavondjes en monologen van Henii de Vries, door . H. R. Kunst en opvoeding, II (Slot.) Aquarellen b\j Preyer, door J W. N. De Nederlandsohe Kunstafdeeling op de Wereldtentoonstelling te St Louis, (Ing), doo. X. UIT DE NATDUR, door E. Heimans. FINANCIEELE EN OECONOMISCHE KBONtEK, door D. Stigter INGEZONDEN. PEN- EN POTLOOD KBASSEN. SCHAAK SPEL. ADVEBTENT1EN. Dwangarbeiders. Het strafstelsel in Nederlandsch-Indi berust op andere grondslagen dan dat in Nederland. Klimaat, geringere ontwikkeling der Inlandsche volkstammen, onvoldoende toestand van het politie-wezen, financiëele bezwaren waren machtige redenen voor den wetgever om eenzame opsluiting, voorwaardelijke invrijheidstelling enz. ongeschikt te achten voor de Indische toestanden. Daarom oordeelde hij het stelsel van dwangarbeid in de open lucht het meest geschikt voor den inboorling, (en vreemden Oosterling) die daarin ge zondheid en in betrekkelijken zin welzijn vindt. Artikel 5 van het strafwetboek stelt naast n geval van doodstraf, vier geval len van dwangarbeid, zoo in als buiten den ketting, varieërend van 5 tot 25 j aar. Verder nog ten arbeid stelling aan de publieke werken" (dus eigenlijk ook: dwangarbeid), gevangenisstraf en geld boete. De laatste twee straffen worden in de praktijk echter veelal opgelost in dwangarbeid. Dat bij dergelijke strafbepalingen voor een bevolking van ruim dertig millioen zielen het aantal dwangarbeiders aanzien lijk is, ligt voor de hand. Dit overschrijdt dan ook het getal tienduizend. De bedoeling van den wetgever, toen hij het stelsel van dwangarbeid invoerde, kon bezwaarlijk anders zijn dan dwang arbeid, in dienst van den staat, onder gewone omstandigheden. Immers derge lijke gestraften zijn gevangenen van den Staat, die zorgt 'voor hun verpleging en huisvesting. Thans de praktijk! Gedeeltelijk worden de veroordeelden gebezigd voor arbeid in regeeringsgebouwen (hospitalen, scholen, gevangenissen enz), onderhoud van wogen, ontginning der Sumatraansche mijnen. Op deze wijze van ton arbeidstelling, geheel overeenkomstig de wet, kan geen enkele aanmerking gemaakt worden. Maar niet geheel en al stemt het met de wetsbedoeling dat overheidspersonen dwangarbeiders voor particuliere diensten bezigen. Een bijzonder zwak van derge lijke personen is het, om van dwang arbeiders stal- en tuinjongens te maken en soms zelfs huisbedienden. N"og daar gelaten het voordeel, dat dergelijke goedkoope werkkrachten (de Staat voedt hen en loon zullen zij wel niet ontvangen; hoogstens een fooitje) opleveren, zit het groote kwaad hierin, dat de getransformeerde bediende zijn straf nagenoeg niet voelt; immers hij geniet betrekkelijke vrijheid, heeft om gang met vrouwen enz'. 1). Om een voorbeeld te geven hoe ver het gaan kan met het bezigen tot par ticuliere doeleinden van dwangarbeiders, deelen wij het geval mede van een (mili tairen) controleur, die op een gegeven moment in zijn persoonlijken dienst had: een dwangarbeider-paardenjongen -koe-jongen -tuinman -mattenvlechter (om stoelen te repareeren) drie dwangarbeiders-houtzagers (om van fijksboomen planken te zagen voor een particulieren stal). Voegen wij hieraan toe, dat bedoelde controleur een groote manege liet aan leggen, waarvoor de afmetingen ongeveer 25 bij 60 meter waren en het geheel liet omringen met een aarden wal van bijna 2 M. hoogte, dan kan men zich voor stellen wat een grondverzet en wat een arbeid dit beteekende. Het kerkhofje, tien meter van de manege verwijderd, waar naast overle denen, ook enkele gesneuvelden rustten, was zóó schitterend onderhouden, dat de koeien er op graasden en er hun mest wierpen. Maar gelukkig zijn dit zeldzaamheden, waarop wij slechts terloops wijzen. Een niet gering aantal dwangarbeiders wordt evenwel met ter zijde stelling van elk beginsel van menschelijk recht gebezigd als draagkoelies bij militaire expedities. Op welke gronden de regeering deze, hare handelwijze kan verdedigen, is ons een raadsel. AVij wisten wel, dat in de oudheid de overwonnen volkeren als slaven behan deld werden; wij wisten ook dat de Romeinen misdadigers tot de galeien veroordeelden en deze gestraften als roeier^ hunner oorlogsvaartuigen in den zee-krijg bezigden. Doch sedert is de maatschappij in beschaving toegenomen en zij stelt zich nu op een standpunt, waarbij naasten liefde een voorname plicht heet. Het ernstig streven van mensehenvrienden, sedert een halve eeuw, heeft de ruwe begrippen van oorlogvocren aanmerkelijk verzacht. De verhoudingen tusschen de oorlogvoerende partijen zijn eenigermate aan bepalingen gebonden. Het groote beginsel, dat de oorlog uitsluitend gevoerd wordt door en tusschen de wederzijdscho gewapende machten en dat de burgers van den vijandelijken staat, die zich buiten den oorlog houden, door den tegenstander als vreedzame lieden, als eigen onderdanen behandeld worden, is een der axioma's van de moderne oorlogsgebruiken. Doch in Indiëziet men het gebeuren, dat de eigen onderdanen, die niets niet den oorlog te maken hebben, in den krijg betrokken worden!!! Nog parelen de tranen in het Hollandsch oog, als de herinnering aan de concentratiekampen in Zuid-Afrika de tooneelen van ellende voor den geest roept. Maar het Hollandsen hart ver geet, dat daarginds in Indiënog veel erger dingen gebeuren. Het bijeenbrengen der Boeren-vrouwen en kinderen in de kampen was van Engelsche zijde een gemotiveerde oorlogs daad, want die vrouwen voorzagen de commando's van voedsel. De Engelschen hadden dus het volste recht daaraan een eind te maken. De manier, waarop in de kampen voor de verpleging der dui zenden, gezorgd werd, veroordeelen wij echter. Maar nogmaals het feit der con centratie was wettig, het blootstellen van dwangarbeiders aan oorlogsgevaar is onwettig. Is het geen bittere ironie, dat door het zelfde Nederland, in welks residentie zetelt het Hof van Arbitrage, dat be schouwd mag worden als een poging tot praktische oplossing der heerschende begrippen van hooge beschaving, de grondzuil van het schoone gebouw der menschenmin wordt omvergcrukt:' Men werpe de schuld niet op militaire autoriteiten. Het gebrek aan een in vredestijd georganiseerden en geoefenden legeiirein, vormt een der onderwerpen, welke periodiek behandeld worden in de militaire vakbladen. leder officier kent het groote kwaad, maar is onmachtig er een eind aan te maken. Zonder voedsel, munitie, verbandmiddelen enz., is het onmogelijk excur sies te ondernemen. Zij de officieren moeten de bevelen opvolgen zonder redeueeren, al weten /ij ook, dat het een onwettige daad is burgers, ook al zijn het slechts veroordeelden, bloot te stellen aan oorlogsgevaar. De trein-kwestie is een der dingen, die een scherp licht werpen op onze feitelijke machteloosheid als klein land om zulke uitgestrekte bezittingen naar de eischen des tij ds te besturen. Men erkent ook van rcgeeringswege de noodzakelijkheid van een legertrein, maar . . . men heeft er geen geld voor (over). Zou ook hier, met een kleine variatie het bekende Engelsche versje niet toe passelijk zijn: In raatters of Colonies" the fault of the Dutch Is giving too little and asking too much? Ten slotte willen wij nog even wijzen op het verschil in behandeling der Nederlandsche misdadigers en die in Nederl.Indië. Voor eerstgenoemden verrijzen monumentale gebouwen, wordt voor voeding, zindelijkheid, kleeding enz. vol doende zorg gedragen, terwijl op zedelijke vorming en opheffing zooveel mogelijk wordt gewerkt. In Indiëzijn de dwangarbeiderskwartieren maar armoedige ge bouwtjes, is de voeding zoo-zoo 2) en de zedelijke opheffing . . . ? Wel, men zou zich in Indiëziek lachen bij de gedachte aan zedelijke opheffing van den dwangarbeider." Neen maar! Dit zou de nieuwste mop" zijn! * * Thans eindigen wij, in de hoop aan een goede zaak een dienst bewezen te hebben. Dat de herinnering aan de hon derden dwangarbeiders, die inde Indische oorlogen zijn gesneuveld,. verdronken, verminkt, of aan ziekten overleden toch eens eindelijk het bewustzijn der Nederlandschc natie wakker make, hoe weinig oprecht zij handelt tegenover de Bescha ving; hoe huichelachtig1 haar gedoe van christenvolk is, zoolang in haar overzeesche bezittingen onderdanen, al zijn deze ook bruin van kleur en gevangenen, behandeld worden iu strijd met iret, beschat'iny en christelijke beginselen. ' ' G. 1) Ons werd indertijd verhaald van een dwangarbeider, die jaren lang bij een con troleur dienst deed als huisjongen. Hij was geheel en al gekleed als vrij man" en had iu de kampong zelfs vrouw en kinderen. Voor de waarheid van dit bericht kunnen wij evenwel niet instaan. 2) Waar de dwangarbeiders ouder militair bestuur staan ontvangen zij nagenoeg het zelfde voedsel van den soldaat (dus goed). Onder civiel toezicht wordt de voeding veeal uitbesteed". Wij herinneren alleen, dat de aannemer ook leven moet ! Leemten in de Ongevallenwet. (Naar aanleiding van het Ontslag te Delftshaven). (Ingezonden.) Geplaatst in pene functie dio daartoe bij zonder aanleiding geeft, n.l. in die van ambtenaar op het Bureau voor Arbeidsrecht te Rotterdam, een instelling die is opgericht om de groote massa ,.unskilled labourers" bij de toepassing der Ongevallen- en Beroepswet behulp/aam te zijn, beeft mij van den dam af dat de twee werklieden, toen zij ontslagen werden, naar mij toe kwamen om hulp en raad, die ik hun wijl de Ongevallenwet daarin niet voorziet niet «even kon, deze kwestie bijzonder gentoresseerd. En ik zou geen aanleiding hebben er nog eens, na veel geschrijf' in de bladen, op terug te komen, indien zieb hierbij niet een nieuw feit luidde voorge daan, waarop terdege de aandacht mag worden gevestigd. l)e zaak zelf komt, in korte woorden ge zegd, hierop neer. De directeur eener fabriek van machines en ijzeren schepen te Delfshaven gaf' aan een tweetal werklieden, die een ongeval kregen tijdens en door hun werkzaamheden, te kennen, dat indien ze er bepaald op stonden, dat er een formulier krachtens de Ongevallenwet voor hen zou worden aangevraagd, ze er maar op moesten rekenen, dat dit hun ontslag ten gevolge zon hebben. De werklieden, niet verkiezende hun wettelijk recht zoo maar prijs te geven, eischten inderdaad aangifte van bun onge val, en.... ze werden op «taanden voet ontslagen. Door liet' Itdtterdanisch l)«glilud over de/e ongehoorde handelwijze ter verantwoording geroepen, zocht de patroon een uitvlucht en gaf als reden op: slapte iu de werkzaam heden. Maar do werklieden konden gemak kelijk aantoonen, dut dit oini-inir /rnx, wijl zij de eeuigen waren die in den blutsten tijd waren ontslagen, en er bij luin ontslag geen woord over slapte was gesproken. J)e werklieden wendden /icli daarop tot de Kamer van Arbeid voor Metaal- en Hout bewerking, die een 'N (Tzooningsraad benoem de, onder presidium van jbr. mr. J. D. de (ieer, lid van den Raad en redacteur van De Xederlit mier. Deze Verzoeningsraad nam de ontslagen werklieden en eonige go?iooshcoren in verhooi1, en kreeg aldus volkomen bevestiging vuil bovenstaande toedracht der zaak. De patroon, de lieer De Ridder, in-itjei-ili- bot weg voor den Verzoeningsraad te komen, zoodat deze zich gerechtigd achtte, in bovenstaanden zin eene conclusie te nemeu, dat H.I.de irerh'lli'di'ii Timmer niitnx en L<t.nihrtjgtse ontxlugeii H'f/ren iceijens een hm orerkonten ongeval; en verder werd in dat Rapport nog medegedeeld, dat voor eenige andere werklieden wien een ongeval was overkomen, i H 'f- geheel geen formulier icax aamjerntiigd. Tot zoover de feiten, die aan l><- Xe/lerlandei; wier redacteur den Verzoenings raad had gepresideerd en die dus uitstekend gelegenheid had gehad, met de zaak op do hoogte te komen, aanleiding gaf tot de opmerking, dat de huidige wettelijke regeling ?niet deugt, en er desnoodig een wijziging behoort te komen, die de particuliere ver zekering, op eigen risico, onmogelijk maakt. Nu heeft de N. II. Crt. het noodig geacht, den heer De Ridder een bezoek te brengen, en hem gelegenheid te geven, de zaak zijnerzijds nader toe te lichten. Of' echter de lezing daarvan ook maar iemand van 't gelijk van dozen ondernemer zal hebben over tuigd, waag ik te betwijfelen. Afgezien van het feit, dat de X. U. CW.hier wél den patroon een extra gelegenheid gaf', zich te recht vaardigen, en dat deed door de ontslagen werklieden in een zoo ongunstig mogelijk daglicht te stellen, en het blad tot nu toe onbegrijpelijkerwijze naliet, ook de werk lieden te hooren, zijn de mededeelingen in dat interview zóó tastbaar gezochte uit vluchten, dat die patroon daardoor zijn gedrag slechts kan verergeren. De werklieden waren krukken, ze waren zus .en ze waren zoo. Welnu, ik heb per soonlijk die twee ontslagen werklieden na dien gehoord ; ik heb hunne getuigschriften ingezien, die getuigen van uitstekend ge drag, en van a tot z worden door hunne verklaringen de mededeelingen van den directeur weerlegd. Wat zegt men b.v. van deze verklaring" van den heer De Ridder, dat het nooit voorkomt, dat een metaal draaier, die zijn werk verstaat, zijn hand kneust! 't Is immers te gek om alleen te loopen! Knfin, ik hoop dat de N. Jf. Crt. de on partijdigheid die haar plicht is, zal betrach ten, en ook de werklieden zal hooren. 1) Ze zal dan wel tot de conclusie moeten komen, dat de uitspraak van den Verzoeningsraad ten volle juist is getceest. Ik wensch nu echter de aandacht te vestigen op het volgende feit. In het ver hoor dor X. R. Crt. met den heer Do liidder komt o. m. het volgende voor: Toevallig had de directeur der fabriek dienzelfden dag (dat de werklieden weer aan 't werk waren gegaan), den agent der Rijksverzekeringsbank er over geklaagd, dat do werklieden mis bruik maken van de Ongevallenwet, door voor de kleinste ongevallen te verzuimen, en formulieren te verlangen. En toen had deze agent hem in over weging gegeven, in zoo'n geval maar eens een arbeider te ontslaan als voor beeld". Dat is verrassend. Men vraagt zich toch af: wat heeft het noodig, dat een agent der Rijksverzekeringsbank zich zóó tegen den patroon uitlaat, en als het ware aan dringt op ontslag? \Yat heeft deze ambte naar er mee te maken, of' er al dan niet veel ongelukken gebeuren? Noch hij, noch de heer De Ridder dienden daarbij eenig belang te hebben. 2) Ik heb toen een dor ontslagenen, den. werkman Lambregtse gevraagd, of hij met dien agent in aanraking was geweest. Deze deelde mij toen het volgende mede: Ik moest, toen ik, den eersten dag na mijn genezing, weer op de fabriek was, op 't kantoor komen. Daar was meneer De Uidder en de agent der Rijksverzekcringsbank. Toen ik binnen kwam, sprak die meneer (genoemde agent) mij aan: zeg, hoc was gij toch zoo stom te vallen met die kelderwind !" D) Ik antwoordde, dat een ongeluk, vooral bij dat werk, het sjorren met werktuigen, toch zeer goed mogelijk was. Maar kon jij dan die kelderwind niet vóór je uit schuiven ?" Verbaasd over die vraag, gal' ik te kennen, dat zulks toch niet mogelijk was. Hoe kan men nu een werktuig, wat men niet dragen, maar wél slepen kan, vóór zich uit slepen ?" Nu", zoo besloot deze meneer, als dat zóó gaat met jullie, met al die ongevallen, dan zal het met de Ongevallenwet wel gauw gedaan zijn, hoor !'' Volgt men nu dit gesprek bij de boven geciteerde mededeeling van den heer De Ridder aan de X. H. Crt., waarbij hij ver telde dat de agent der R. A'. B. hem den raad had gegeven, er maar eens een paar te ont slaan, dan is het volkomen begrijpelijk, wat genoemde werkman mij mededeelde : dat zijn indruk' iran, jl(/t zij /raren ontslagen feinjei'ol/je run het zonderlinge uitpakken f</n dezen agent der lttjk*t'>"rzekeringxl>ank." Inderdaad er is nauwelijks een andere conclusie mogelijk: tenzij deze, dat inderdaad, zooals l>i' Xei/erlondi-r vermoedt, do patroon uit een oogpunt van voordeel, met het oog op de restitutie der particuliere verzeke ring, de ongevallen verzwegen wil zien. l H beide rjerallt'ii is het goed, de aandacht der overheid er op te vestigen. Blijkt inderdaad, dat or patroons zijn, die uit een oogpunt van voordeel de werklieden pressen en dwingen, ongelukken te verzwijgen, dan is het gebiedend noodzakelijk, dat spoedig daarin verandering worde gebracht, en een regeling wordt ingevoerd, die elk motief voor een patroon, om zóó te doen, neutra liseert. Maar dit. moet nu reeds geschieden : een dergelijk optreden van de agenten der Rijks verzekeringsbank moet run den beginne nf streng worden tegengegaan. Jaren en jaren zijn onze Arbeidswet en Veiligheidswet volkomen impopulair bij de arbeiders ge weest, doordat de arbeids-inspecteurs op veel te inticmen voet verkeerden met de patroons. Laat men er toch voor waken, dat men ook met de Ongevallenwet niet opnieuw voet geeft aan de noodlottige meening, dat de ambtenaren er meer zijn 1) Na dien tijd kan worden geconstateerd, dat de X. H. < 'rt. niet alleen de werklieden niet heeft gehoord, maar ook een ingezonden stuk van een der ontslagenen tegen de ver klaringen van den heer De liidder heeft geweigerd. '2) Overigens is uit een ingezonden stuk van den oogarts dr. De Haas, in de X. 7>. Crt. gebleken, dat ook die bewering des hoeren De Kidder, als zouden in den laatsten tijd zooveel ongelukken mér zijn. voorgekomen, totaal onwaar is. '?>) Deze werkman was gevallen doordat hij bij het sjorren van de kelderwind" (ook wel dommekracht" genoemd) achterover op een stuk hout viel, en een kneuzing bekwam. om de patroons te beschermen, dan om de wet tot haar volle recht te brengen. Moet er voor recht en wet werden gestreden, dan zijn het nog eerder de werklieden dan de patroons, die daaraan behoefte hebben. . Hier is in elk geval de ambtenaar der Rijksverzekeringsbank stellig buiten zijn taak gegaan en zooal niet de oorzaak, dan toch mede-oorzaak, dat twee werklieden onbillijk werden ontslagen, en de wet, die zij hebben uit te voeren, geweld is aangedaan. Tegen zulk optreden dient óf de regee ring, of het bestuur der Eijksverzekeringsbank, aanstonds en met kracht te waken! K o 11., 3 Nov. 1903. H. SPIBKMAJT. Brieven uit Nieuw-Nederland. Oud-Nieuw Amsterdam, 29 van Wijnmaand 1903. De val van den tntsts-eaesar. Het uitzicht op vermindering der trusts-. heerschappij. Waar men o. m. een gelegenheid zocht, om de kwade schee.psu-erfeffecten te plaateen!?Het drei gend get-aar voor het ruim toelaten ter beurze run minderwaardige papie ren. Goederenhandel voor Nederland steeds de aangewezen lijn van ontwik keling. Nederland en de Veree.nigde Staten. Waaromtrent (Jeen offii-ieele deelname aan de S t. Louis World's Fair in 1904? Hoewel de Nieuw-Yorkers thans worden bezig gehouden door gemeenteraadsverkie zingen, waarbij hooge beginselen op 't spel stunn, en terwijl de Vankee zich bovendien met hart en ziel aan politiek ploegt te wijden, wordt toch dag aan dag de aandacht weer getrokken door dat treffende feit met zijn reeks van naweeën, wat nog vóór een paar weken onmogelijk werd geacht, n.l. de val van den trnst's-caesar" J. Pierpont Morgan. De man, die een der halfgoden was van dit land, waar 't gouden kalf" ten hoogste wordt vereerd, is van zijn troon gestooten, doordat the mighty dollar" ten laatste hem too mighty" werd, want zijn onverzadelijke geldzucht en zijn tyranniseereu der ?kapitaalmarkt verleidden ' hem tot vuige knoeierijen, waardoor aan de morganisatie" der industrie voorgoed een einde schijnt te zijn gemaakt. In mijn vorigen brief deed ik toezegging een volgend maal de trusts" in beschouwing te nemen, maar, aangezien men hier telkens weer de meening verkondigt, dat de overheersching dor trusts voortaan meer on meer zal afnemen na dezen knak, hopen we, dat ze eerlang tot de geschiedenis mogen gaan behooren. Hier is men dra geneigd business"-stre ken smart" te achten, maar 't hoog finan cieren als van Morgau-Schwab wordt alge meen als immoreel in de hoogste mate" nitgekreten. De blootlegging der praktijken in de overname van de scheepswerven onder directie van Leroy Dresser door dat vergode paar heeft zóódanigeu afschuw van trustcombinaties gewekt, dat het monster, dat in zijn overmacht al bedreigde, wie niet in de grootmacht der trusts reeds was opgegaan, thans te ziek ? is gebleken, om niet zijn dood te sterven. Dit is eene gun stige zijde,die te meer den zich in natuurlijker. zin ontwikkelenden handel on nijverheid ten goede komt, omdat het boste bestrij dingsmiddel van liet monster, stelselmatige coöperatie, in de Nieuwe Wereld won derlijk genoeg zich zoo weinig doet gelden. Nederland is door don ontijdigen val van de scheepsbomvtrust aan een' direct gevaar ontkomen. Schwab, de opvolger van den staalkoning Carncgie, die kortelings zooveel staalgeld voor den vrodestempel aan Hol land afstond, had n.l. beraamd uit ons land ander staalgeld voor de trustschepen, maar tevens voor de trustadmiraals te betrek ken. Onder de enkele plaatsen, waar do nieuw-uitgegeven scheepswerfefi'ecteu aan do beurs zouden worden gebracht, komt bovenaan Amsterdam voor. Die goeie mijn heer, Jan de Hollander", die aan kwade Amerikaansche sporen nog niet genoeg leergeld betaalde, zou wel happen daclit nien - - naar die verwaterde papieren, naar die effecten, waar zooals het ten uwent heet zooveel wind onder 'is". Maar is 't niet evenzeer immoreel van de vertegenwoordigers alhier der veelal groote Amsterdamsche huizen, om, zooals "reeds meer voorkwam, fondsen op de beursnoteering der hoofdstad te brengen, wier intrin sieke waarde zoo hoogst bedenkelijk is, dat er windhandel in wordt gedreven:' Hoevele buren van Brommeijor in de Bocht hebbeu helaas fortuin gemaakt met invoer van effecten, die eerder den naam verdienden van beursspeelkaarten? Vanwaar kwamen die koopors van 't kwaad goed, voor welker' aanvoer men de firma met een zwarte kool hadde aangeschreven, indien het goederen hadde gegolden. Wie kocht zulke minne kwaliteiten, door de hooggeëerde bankiers ter markt gebracht? Waren 't niet juist de kleine luiden veelal, leden van den midden stand, die tuk op verhoogde rente in het lokaas beten, terwijl zij later bleken zich te ruïneeren ? Liggen niet in Nederland's Oost en West te over rijke gebieden onontgonnen wegens kapitaal-gebrek, terwijl te kwader ure 1m\lioenen telkens weer aan Nederlanders zijn ontgoocheld, doordat aan de Amsterdamsche beurs de offieieele noteering gelegenheid gaf te speculeeren in waardeloozebuiteiilandsche papiertjes?

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl