Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEE.KBLAD YOOR NEDERLAND.
No. 1379
deugnieten groeien flinke mannen op. Allen
nemen, man geworden, een goede plaats in
de maatschappij in.
De boeiende verhalen zijn naar het hart
van menigen jongen. De mooie illustraties
van Joh. Sluyters geven er eene aantrekke
lijkheid te meer aan.
Voor gezondheid buiten, door J. PEEREN
BOOM. Uitgever: Vennootschap
Lourens Coster, Haarlem.
Dit boek kunnen, jongens en meisjes wel
lezen het zal hun gansch niet schaden
maar het boek is meer voor jongelui en
groote menschen geschreven.
Nu, die zullen zich de lezing niet beklagen.
Voor gezondheid buiten beveelt zich aan door
aangenamen en lossen verhaaltrant, vloeien
den dialoog, goeden en opgewekten geest,
bovenal door humor. Een uitnemend boek
om irr den huiselijken kring te worden voor
gelezen, b. v. op een treurigen
Zondag-achtermidiag bij regenachtig weer. Het zal
allen opvroolijken, hoorende, hoe een m'nheer
die zich overwerkt heeft, door vrouw, ken
nissen, dokter en vrienden radeloos wordt
gemaakt met de raadgevingen, waar in Europa
hij voor zijne gezondheid gaan moet; ? hoe
hij aan dien raad de brui geeft en in het
land blijft, na velerlei overwegingen, eindelijk
haast wegsluipt naar een ouden ongetrouwden
vriend van hem, die op een dorp-ver-af
woont. Bij zijn komst daar ter plaatse be
ginnen de komische voorvallen al. Dat blijft
zoo. De tijdelijke dorpsbewoner vindt baat
op het dorp, en wordt opgekwikt door het
landelijke en gezellige leven tusschen dokter,
notaris, majoor, enz.
Hij komt geheel hersteld l huis.
Het verhaal heeft allerlei leuke en rake
ja, ja, rake, dat is het woord, het mode
woord ? opmerkingen over onderwijs, over
vrijen wil, enz., en steeds frisch en humo
ristisch.
Voor gezondheid buiten zal een somber
mensch opvroolijken.
Ons schoolwezen.
Dr. G. V. S., Waartoe reorganisatie van
hooger-, middelbaar- en lager onder
wijs ? (Baarn, Hollandia-Drukkerij,
1903), blz. 168.
Moest Juvenalis' indignatio facit versum
letterlijk worden opgevat, dit boek stond
op rijm. Ten spijt van, nu en dan, onmis
kenbare breedsprakigheid; ten spijt van
aekere neiging tot overdrijving (12, 29, 30,
105, 219); van zekere zucht tot bits uitva
ren .(Ho, H6, 122, 137, 140); van zekere
voorkeur voor gekruide en gepeperde spijs
(123, 125, 126,127); ten spijt, in n woord,
van menige aanwijzing, dat de schrijver
niet juist gewoon is, de pen te voeren, laat
het geschrift u niet los. Heftig is het,-goed,
en het streeft niet zelden zijn doel voorbij,
maar eerlijk is het ook, en aan doekjes om
winden doet het niet. Het spreekt vrank
en vrij, ziüh bewust een overgroot volks
belang te dienen. Het ontziet niets en nie
mand, van oordeel als het is, dat een groot
vergrijp met schorpioenen moet worden
gegeeseld. Het hamert er op los, dat de
vonken spatten in het rond. En, vorm,
schrille kleur, felle toon, bijtende aanval
nu eens daargelaten, in het wezen der zaak
heeft het gelijk.
Voorzie u van een, laat ons maar zeggen,
afrondingstoestel, want aan scherpe kanten
hapert het de navolgende uitspraak niet:
Daar wordt eene misdaad aan onze
kinAderen gepleegd, men berooft hen van hun
jeugd, van hun spel, van hun eenvoud,
van hun eerlijkheid, men maakt hen tot
kleine mensahjes met alle slechte
hebbelijkheden van volwassenen: men leert hen
veinzen en huichelen, men kweekt
karakterloosheid en bedrog, alleen omdat men
examenmensehen wil aankweeken" (121).
Dit ^iet op de lagere, en de voorbereidende
school. Voor den tegenhanger: het hooger
onderwijs, laat de schrijver evenmin zich
onbetuigd: Het Hooger Onderwijl is en
blijft de maatstaf van de ontwikkeling, de
kennis, de beschaving in een staat; van
het Hooger Onderwijs is ten allen tijde,
door alle eeuwen heen de groote
geestelijke macht tot verbetering, veredeling,
vooruitgang uitgegaan en die hooge plaats
neemt dat onderwijs heden ten dage in
Nederland niet in" (166).
Het doel, dat den schrijver voor oogen
staatjis onmiskenbaar. Hij is een
aartsvijan7r~van intellectualisme, als uitsluitend
voertuig van onderricht, en wil de school,
in ieder harer geledingen, aan karaktervor
ming dienstbaar gemaakt hebben. De regelen
aan dit oogmerk gewijd, zijn uitnemend, en
ik kan den lust niet weerstaan, van des
schrijvers uitspraken, waarin dit streven
doorstraalt, ettelijke af te schrijven: Ook
niet de hooggeprezen kennis nuttig
werktuig, niet te miskennen hulpmiddel
maakt gelukkig; wat wij noodig hebben
om gelukkig te worden is geheel iets
anders, is hooger dan de school" (7).
De schrijver acht dit verkondigd, door
Faust, dien hij, vertaald, citeert. Ten on
rechte .m. e. Goethe zou het niet bestrijden,
maar zeggen doet hij het niet. De bedoelde
plaats:
Nur der verdient sich Freiheit wie das Leben,
Der taglich sie erobern muss,
te vergelijken met het kort voorafgaande:
Er stehe fest und sehe hier sioh um.
(Faust II, 5. Vorhof en Mitternacht)
beteekent alleen : laboremus, en is, ingeleid door :
Ich bin nur durch die Welt gerannt,
Ein jed' Gelust ergriff ich bei den Haaren;
een protest, tegen de genotsleer, armzalig
opgewarmd, door schrijvers, als ons met
Hedonië" verkwikken.
Voortreffelijk wordt de zooeven vermelde
gedachte, als volgt, herhaald: Zooveel is
zeker, dat de taak van het onderwijs meer
moet zijn, dan alleen geschikt te maken
voor ambt of beroep; zooveel is zeker, <}at
anders wél het aantal ambtenaren en
werklieden vermeerdert, maar dat niet het
aantal menschen toeneemt. Is dit het geval,
dan staat de mensch naar den aard en het
doel zijner werkzaamheden vrij wel gelijk
met het vlijtigste, schranderste en
gewilligste dier.
Is dat inderdaad het doel des levens, de
eerzucht der menschen, dan alle woorden
praal achterwege -gelaten en flinkweg er
voor uitgekomen, dat we wel het
bevolkingscijfer helpen verhoogen en wel leven
ten voordeele van ons zelven, maar dat we
ten bate der overige menschheid zeer
gemakkelijk gemist kunnen worden.
Voor dien toestand beven we terug; ze
blijven ons verre!" (91).
Zie het hier, hetzelfde denkbeeld : Is er
nog plaats niet voor roemzoekende of
winstbejagende philantropie ; niet voor een
speculatief godsdienstig streven, dat
finaneieel-politieke voorbeelden aanbiedt of den
weg baant tot annexatie maar voor
waarachtig altruïsme ?
Of is het waar dat we te lafhartig zijn
om vijanden en te egoïstisch om vrienden
te hebben ?" (149).
Deze laatste zinsnede herinnert aan een
lijkrede bij Thucydides.
Ook deze behelst eene nota censoria:
Wat praat men dan van geleerd" en
knap", nietszeggende woorden ; men vrage
naar geestelijke vrijheid, naar wijsheid en
oordeel, men zoeke niet in de eerste plaats
het aantal geleerden, maar het aantal nobele
hoogstrevende denkers te vermeerderen"
(150).
Eindelijk, samenvattend: Zeker is het
noodig, dat een wet regelende het
onderwijs zoo ingericht zij, dat niet alleen weten
als levensdoel wordt voorgesteld, dat
zoodanige bepalingen worden gemaakt, dat
karaktervorming en goede trouw meetellen,
in het onderwijs, dat (er) ook opvoeding
moet zijn" (159).
Het uiterlijk symptoom nu van de rich
ting van onderwijs, die, bij voorkeur, fei
tenkennis bijbrengen wil, en aan de vorming
van het gemoed minder zich gelegen laat
liggen, is, dat oefening van het geheugen de
allereerste plaats inneemt. Tot dit
geheugenwerk in het allernauwste verband, staat,
op zijne beurt, de waan, dat men, in alles
en neg wat, slechts bshoaft te exuinineeren,
om, met gerust geweten, een peilschaal te
kunnen aanleggen wier gradenaijfer tusschen
volledige rijpheid en volledige groenheid
op en neer dobbert.
Den schrijver ontgaat deze onze furor
examinandi niet. Hij stolt haar, naar
behooren, aan de kaak, met en benevens de
determineerende ziekteoorzaak : Dagen lang en
dagelijks urenlang staat de leerling bloot
aan dat vragen-vuur waarvan hij het
mikpunt is. Geen soort colloquium doctum
van een degelijk en veelzijdig ontwikkeld
man met een levenslustigen jongen, die
zijn schooltijd niet heeft vermorst; geen
gesprek m. a. w. waarin bij den een na
tien minuten, bij den ander nog in geen
half uur kan blijken hoe 't met zijne
kennis en ontwikkeling staat. Neen, het
reglement wil het anders, een bepaald aantal
minuten voor den resoluten zoowel als
voor den zenuwachtigen knaap, voor den
vluggen zoowel als voor den zwakken;
wat men op zulk een examen kan
beoordeelen is het geheugen der leerlingen
on nu is administratief, statistisch en
reglementair de conclusie zeer juist: de
hoeveelheid geheugenstof die in een voor
alle candidaten gelijk bepaalden tijd van
de rol van den fonograaf weerklinkt, wordt
in cijfers uitgedrukt" (33; vg. 21, 98, 102).
Het ligt in den aard der zaak, dat het
intellectualisme niet enkel bij do discenten
zijn verwoestingen aanricht. Doordien het,
aan het onderwijs in zijn geheel, een stem
pel opdrukt, ondergaan ook do doienten
zijn verderfelijken invloed. Naar twee zijden,
wordt, door den schrijver, die invloed be
sproken, en, ook naar mijne meening, vol
komen juist gekenmerkt.
Vooreerst, brengt de op uiterlijkheden
gerichte vorm van het onderricht, bestemd
om in het geheugen te worden geprent, als
vanzelf mede, dat, in het bijzonder, bij het
voorbereidend onderwijs, men in den voor
hof verwijlt, het gebouw opneemt, bekijkt,
rondwandelt, doch slechts uiterst zelden
binnentreedt, en zeker, er niet lang blijft.
De grammatica is van en voor deze leer
methode de suprema salus. Daarin en daar
mede kan men uit den treure zich vermeien.
Inderdaad, wat laat gemakkelijker zich
opdreunen dan allerlei taaifinesses, waarbij
veelal uit het hoofd te leeren, bij uitzonde
ring slechts, iets te denken valt. De'gevolgen
geeft de schrijver aan: Het gedurig
gtilstaan bij grammaticale bijzaken, wat bij
de tegenwoordige methode van onderwijs
behoort, de hierdoor en door historische
en taalkundige verhandelingen telkens
weer voorkomende verbreking van den
draad, kortom de beperking der gedachte
op het afzonderlijke woord, hoogstens den
zin, sluiten bij het geheele onderwijs het
begrip lezen" a priori uit en stellen een
bekrompen en onbeduidende
woordenzifterij daarvoor in de plaats" (15).
Wordt op de school aldus gehandeld, na
de school heeft de opleiding haar doel:
richtsnoer en geestesvoedsel voor geheel
het leven te zijn, ten eenenmale gemist:
Staan grammatica en lexikon hooger dan
de auteurs, zijn de onsterfelijke werken
der ouden alleen handboeken om de studie
der grammatica te volmaken, en woorden"
te leeren, dan wordt er na het eindexamen
geen auteur meer ter hand genomen, want
niet alleen dat men den auteur niet kan
genieten, men kan hem zelfs niet lezen" (18).
In de tweede plaats, heeft de bedoelde en
bestreden methode ten gevolge een vertoon
van wetenschap, welke, mits ter juiste
plaatse aangebracht, uitnemend, te onpas
gebezigd, daarentegen belachelijk is. Waar
de schrijver dit te koop loqpen met weten
schap" vermeldt 0)4), verwijst hij naar eene
uitspraak van Liebig (Chemische Briefe,
No. 37), zonder haar mede te deelen. Zij is
echter, hoezeer voor landbouwonderwijs
gegeven, te kenmerkend orn haar voorbij
te gaan, en luidt als volgt: Wanneer er
in de wereld (zegt Haskyns in zijn
Chronicle of a clay farm) een soort van geesten
bestaat, die een aangeboren weerzin tegen
den vooruitgang hebben, zijn er anderen
feitelijk veel erger, namelijk die, welke
schijnen bestemd te zijn, van den
vooruitgang een caricatuur te leveren. Dat zijn
de dwaze enthousiasten, die het pid d'er
waarheid als misvormende schaduwen vol
gen, en haar rustig en helder profiel bij
ieder voorkomend onderwerp in alle
verscheidenheid van een boertigen en
belachelijken vorm brengen. Zij zijn het, die,
als straatomroepers, alle dingen overdrijven,
in de livrei der wetenschap, als apen in
soldatenkleeren zijn gehuld, en hare taal,
die zij uit de tweede hand spreken,
ongeveer op dezelfde wijze verstaan, als de
werktuigslijper het gebruik verstaat van
een werktuig, dat, door hem aangezet en
bedorven wordt. De landbouw heoft genoeg
zulke gekken gehad. Caricaturen van
allerlei soorten zaten iedere verbetering,
iedere uitvinding, ieder goed denkbeeld,
iedere nieuwe bemestingwijze achter de
hielen, totdat do wetenschap, bij den klank
van haren eigen naam, zich schamen moest,
en blij was, in .een boezeroen, incognito te
kunnen reizon. Deze plaag, die, in dit
tiental jaren, zijn toppunt bereikt heeft,
nam den aanvang van hare vergiftige
ontwikkeling in het vorig tiental van onze
19e eeuw" (t. a. p., Leipzig, 1878 blz. 341).
Fabula de tenarratur; het zijn niet enkel
landbouwers, die deze woorden van den
grooten chemicus zich kunnen aantrekken.
Men hoore slechts, hoe onze schrijver den
wetenschaps waanzin" van den onderwijzer
eener dorpsschool" vermeldt, die, zelf en in
eigen persoon, zijne methode van onderwijs
in stijl, als volgt, beschrijft, haast zeide ik
ten toon stelt. So höre man und stauno.
De onderwijzer wil b.v. een opstel laten
maken over De witte Doovenetel". De plant
wordt behandeld, iedere leerling heeft een
exemplaar in handen. De onderwijzer leidt
de les, waarvan de vrucht zal worden
noorgelegd in het einddoel: het opstel. De
volgende schets wordt samengesteld en op
het bord geschreven, gedurende of na de
behandeling, als samenvatting van het
geleerde.
Andere namen : Lands- of suikernetel,
melkbloem, engeltjes- of goudhaanseten,
bloeiende branddekkei, zuigjes,
zuiniglammetjes.
Da blaren : Overeenkomst met de
brandnetel: Geen brandharen; stengel: hol,
vierkant.
Bladstand: twee blaadjes tegenover
elkaar, de volgende kruiselings met de
voorgaande. Zon en regen voor alle blaadjes.
Bloem: bloemkroon wit, lipvormig, diepe
kelk, 5 slippen, Lipbloom.
Plaatsing der helmknopjes, meeldraden :
2 lange en 2 korte ; stamper gevorkt, diep
verscholen, weggedoken.
Bloeitijd het geheele jaar door. Honig
in de kelk. Vandaar sommige namen,
als... De bij kruipt geheel weg in de
diepe bloemkroon" (102).
Naar de schrijver mededeelt, plaatst de
Gids, tot mijne onuitsprekelijke verbazing,
dit stijlgeraamte als aanbevelenswaardige
lectuur" (103).
Mij houde de achtbare dorsschoolmeester
de opmerking ten goede, dat de eerste', die
stijl behoeft, hij zelf is.
De orationis praefatio telt zeven regels.
Daarin valt op te merken, dat
1. de onderwijzer niet een opstel wil laten
maken. Dan schreven de jongens waarschijn
lijk over pannekoeken. Hij wil het echter
doen maken, en geeft deswege het schema.
2. de leerlingen een exemplaar niet in
handen, maar in de h:md hadden. Iets of
iemand in handen hebben, is figuurlijk;
hier, is de werkelijkheid bedoeld.
3. de onderwijzer een les niet leidt, tenzij
er een ander is, die haar geeft.
4. een overdrachtelijke vrucht niet kan
worden neergelegd", en allerminst in een
einddoel". De man wilde waarschijnlijk
zeggen: dat het opstel kan doen blijken, of
de les met vrucht gevolgd is.
5. de samenvatting van het geleerde"
hinkt aan het slot. Zij is het lichtpunt der
zin en moet tusschen: en" en op".
Zou het niet raadzaam zijn als onze
dorpspaedagoog wat minder naar al die netels
tuurde, en wat meer zorg droeg voor zijn
eigen stijl ? Mij althans wil het voor
komen, dat als een flinke boerin, met opge
stroopte mouwen, naar bet school lokaal zich
begaf, en het verbijsterde schoolhoofd toe
snauwde: Zeg ereis, meester, mijn jongen
kotnt met allemaal poespas thuis, maar hij
weet van boe noch ba," gene zijn verdiende
loon had.
In dit geschrift, wordt de vinger gelegd
op eene wonde, des te smartelijker, naarmate
het onderwijs, in al zijn onderdeelen, 'een
hoogere plaats in de rij der volksbelangen
inneemt. Laat men het intellectualisme,
ongestoord, voortwoekeren, niet lang lijdt
het, of ons schoolwezen is in den grond
bedorven. Het maakt de volksschool tot een
broeikas van machinaal bijgebrachte ken
nis, even ras verleerd als verkregen. Het
ontzielt de voorbereidende school, door, in
haje plaats, te stellen eene inrichting voor
dressuur. Het vervormt eindelijk de
universiieit, in strijd met haren oorsprong, hare
traditie, hare bestemming, tot een vakschool.
Geheel de stelling, die, heden ten dage,
door niet weinigen ingenomen wordt, tegen
over de klassieke opleiding, is, voor een niet
gering deel, de wrange vrucht van een
intellectualisme, dat, oorzaak en gevolg
tevens, eenerzijds, door dorre verstands
oefening zich bevredigd, aan den anderen
kant, de wetenschap tot melkkoe verklaart.
De schrijver, die oog en hart heeft voor de
onvergankelijke waarde voor de
beschaving, dio de klassieken ons kunnen
biedon" (81) bedriegt zich ten eenenmale,
wanneer hij meent, dat aan de hooge waarde
eoner klassieke opleiding, niemand
twijfelt" (104). Heeft hij dan zijn oor zoo
weinig te luisteren gelegd, dat het
wanklankon als deze niet opving 'i Ik hoop,
binnenkort, elders, van het tegendeel hem
te overtuigen, de bestrijding bestrijdend,
of, om mot Hegel te spreken, door negatie
der negatie.
I)e grondgedachte van dit boek schijnt
mij boven bedenking juist, ook al is hare
uitwerking niet overal even gelukkig en, al
zijn er gewichtige aanmerkingen op hare
inkleeding te maken. Twee dezer laatsten
stip ik aan, ondat zij beginselen te na komen.
De eerste betreft uitingen des schrijvers,
die personen raken, bijwijlen deren (27, 28 n.,
53. 55, 56, 57, 61, 64', 92, 119, 140). Ik be
vriend mij daarmede nooit, tenzij de volle
naam en toenaam borg sta voor de bewe
ring. De tweede betrft eene nationale zonde:
vluchtigheid in de citeer-methode. Des
schrijvers virtuositeit daarin is zoo groot,
dat hij u, pottr tont potage, soms een auteur
(niet eens diens werk) enkel noemt, en het
nu maar verder aan u overlaat de vous d
barlioHillfr (19, 53, 78, 80, 83,87, 88,103,104,
106, 119, 137, 144). Dit loopt nu toch waar
lijk do spiegaten uit. Gaan we zoo voort,
dan voorzie ik den tijd, dat we elkander
toevoegen : mocht ge willen zoeken, hetgeen
ik niet geloof, dan kunt ge het vinden, bij
je weet wel.
Het oenige eindelijk, dat ik van des schrij
vers reorganisatie-voorstellen (127 vlg.)
wensch te zeggen, is, dat ik er niets van
zeggen zal. Kennelijk is, te dien aanzien,
moor bijzonder op twee punten, de schrijver
eene meening toegedaan, lijnrecht tegen
gesteld aan de mijne.
Vooreerst, schijnt hij te gelooven, dat
men eene onderwijs-hervorming hanteeren
kan, als had men eene tabula rasa voor
zich. Ten onrechte, mijns bedunkens. Bij
geen enkel onderdeel van Staatsbestel is dit
mogelijk. Allerwege is het niet slechts
wenschclijk, maar geboden, aansluitiugspunten
met het. bestaande te zoeken, zal het nieuwe
(zelfs al ware het beter dan het bestaande)
niet ontvangen worden met een weerzin,
die het ten doode doomt.
Zóó begreep het Thorbecke, blijkens zijn
kernachtig antwoord, toen men hem op de
overdaad onze hoogescholen wees; Om eene
hoogeschool te doen verdwijnen is een.
revolutie-nacht noodig. Men staat op en
leest: de universiteit is opgeheven."
Ten tweede, acht de schrijver een out
sider bevoegd (niet, om het wezen van het
onderwijs te beoordeelen, dat is hij zeker,
maar) om het onderwijsstelsel te ontwerpen.
Hij is het evenmin, als een leek in rechter
lijke organisatie behoort te worden gehoord.
De reden is doodeenvoudig. Iets anders is
de leidende gedachte, iets anders de uit
werking en toepassing. Bij deze laatste
komen allerlei technische gezichtspunten
kijken, en techniek, vaardigheid verkrijgt
men alleen, al doende fabricando fabri
fimus. Deswege, kan een outsider wel beoor
deelen, wat hem, technisch klaar, voorge
legd wordt, want het oordeel gaat verder
dan de konst" maar van het zelf maken,
onthoude hij zich.
Amst., Nov. 1903. J. A. LBVY.
TRADEMARK
COGNAC,
Dit beroemde merk is verkrijg
baar bfl alle Wijnhandelaars e*
bij de vertegenwoordigers
KOOPMANS & BItriWIKR,
Wünhandelaars te Amsterdam.
Pilzen van af ? 2 50 per Flescl.
Hoofd-Depdt
VAK
Dr. JAEGER'S GRIS,
E. F. DEÜSCHLE-BENQEE,
Amsterdam, Kalverstr. 157.
Benig specialiteit in desa
artikelen in geheel NederL
PiaDO-, Orpl- en InzieUailiil
MEYROOS «& KALSHOVKlf,
Arnhem, Koningspleiu.
VLEUGELS enPIANINO's in Koop en in Huur
Repareereii Stemmen Kuilen.
J. B. DE WIT,
<£lgemeene Boekhandel,
lütrechtschestraat 54.
Telefoon Wo. 3947.
Voorhanden
mime voorraad
der
Nieuwste
Uitgaven.
De baste en nieuwste Jongens
boeken zin te Vinden in de
Bibliotheek
De Goede Kameraad".
Prijs per deel in prachtband . . ? J.75.
De b3Ste en nieuwste
Meisjasbosken zijn tj vinden in de
Bibliotheek
Het Kransje".
Prijs per deel in prachtband ... ? 1.?.
In iederen boekhandel voorhanden.
iiiiiiii niiiiiiiiiiiiiiil iiliiiii i jiiimiiiiiiiiimiiiiiiiiiuJiiiiiiHii IIIIIM
IIIIIMMIMIIIIIIIhlIIIMIIIIMMIIIIllllllllllll
iiiiiiMiimiiMimiim
iiminiiiHiMMiiiiiuiiiiim
"
06
in de keuken
Door een juist gebruik niet den reeds lang beproefden, veelvuldig met prijzen bekroonden
M A G« I 's Alt OM A om te kruiden!
Want weinige druppels na liet opdienen bijgevoegd zjjn voldoende, orn gerechten, zooals: groenten, vleezen,
soepen, sausen, rarouts enz., oogenblikkelijk, een verrassend krachtigen, aangenamen j^eur en smaak te geven.
? In fin c on s -v a a ? O.3O tot / S.SG.
Te verkrijgen bij kruideniers en comestibleshandelaars.
jHiiiiiiimiiiiiHtiiiiimimiHiiiMmiHiiiiiiitiiHiiiiiiiiiiiNiMNiiiiniiN
l*
DAMEjS.
Ms o?er een nieuwe uitgave.
Wanneer het Koninkrijk der Nederlanden
nog een eeuw zal hebben bestaan, zal een
boek over de Nederlandsche Staatswetten de
lengte van een Brockhaug bereikt hebben en
alleen zeer gefortuneerde menschen, indien
die er dan nog zijn, of openbare lichamen,
zullen in staat zijn zich zulk een boek aan te
schaffen".
Deze woorden uit de Nieuwe Groninger Cou
rant van 17 Nov. 1.1. wijzen ons opnieuw heen
naar de overstelpende hoeveelheid nieuwe
wetten, die het tegenwoordig ministerie ons
wenscht te geven.
Ja, wij leven snel, of liever wij wisselen
snel van ministerie, van politieke richting, en
met iedere wisseling worden nieuw gekleurde
standaards ontrold en nieuwe deviezen om
hoog geheven.
Alleen scherpziende oogen, alleen zeer
werkzame, vaste naturen kunnen, overal die
vlaggen en deviezen heen, het doelwit onaf
gebroken'in het oog houden, of vol ij ver hun
weg voortzetten, in de richting die zij een
maal gekozen hebben, welk oponthoud, welke
hinderpalen zij daar ook vinden.
Over duizende en duizende menschen gaan
de oude wetten en komen de nieuwe, nis de
groote najaarswolken en de fijne lenteluchten,
zonder dat zij ze uien of haar invloed
naspeuren. Opmerkelijk is het dan ook, dat
ditmaal de nieuwe wetten en speciaal de
nieuwe arbeidswet zooveel belangstelling
wekt onder een groep van ontwikkelde
vrouwen, die niet direct persoonlijk door die
wet getroffen worden. Met gloed en over
tuiging spreken zij vóór of tegen de wet, in
tijdschrift-artikelen, brochures, couranten en
op vergaderingen, maar allen, hetzij zij
feminist of socialist zijn, of wel neutraal
staan tegenover die beide groepen, alle halen
zij de woorden aan, niet van fabrieksar
beidsters, maar van vrouwen als Mrs. Webb,
Lily Brauii en Miss Black, om hare eigene
redoneeringen kracht bij te zetten. Ik ken
slechts twee uitzonderingen, ten eerste in de
artikelen van Mei en Juni 1.1. in het Sociale
Weekblad, waar Marie Jungiua de woorden
teruggeeft van de arbeidsters in de Steen
fabrieken aan den IJollandsclien LTsel, en
ten tweede de woorden van de arbeidster
Esther, schrijfster in het Gentsche orgaan
de Stem der Vrouw, die, meen ik, het eerst
werden gereleveerd door Erolutie, en waar
wij lezen met vrouwen-arbeidsbeseherming
vergroot men de ellende des volks, dat is
onbetwistbaar, dat weten wij bij oudervinding,
dus men sticht meer lijden."
Xu zou men oppervlakkig tot de conclusie
kunnen komen, dat een commissie van
arbeidsters het best de arbeidsters zou kunnen
ondervragen, omdat zij alleen het best eikaars
behoeften kennen, beter zeker dan al die
andere vrouwen, die misschien heel veel weten
van wetten en statistieken, maar feitelijk
fabrieksarbeid noch huisindustrie door onder
vinding kennen, eenvoudig omdat zij niet
geboren werden en loven in arbeidskringen.
Maar ook dan zouden wij stuiten op oneindig
veel bezwaren van allerlei aard en toch is
het, dunkt mij, de plicht der ^Nederlandsche
regeering, de vrouw te kennen in deze nieuwe
arbeidswet, die zoozeer haar arbeid gaat
beperken.
De oplossing, die Anna Polak voorstelt in
haar zeer bezadigd gesteld en hoogst belang
rijk artikel in Vragen des Tijds van October 11.,
komt mij het meest bevredigend voor. Zij
zegt: dat de arbeidsters zelven op de ruimst
mogelijke schaal gehoord worden, maar niet
uit den bestaanden toestand bepalingen voor
de naaste toekomst mogen construeeren, vindt
zijn grond in de overtuiging, dat zij, gevolg
van opvoeding, geringe ontwikkeling en be
narde financieele omstandigheden, onmogelijk
in staat kunnen zijn, toekomstige voordeelen
in te zien van een verandering, welke voor
het heden [ opoiferingen met zich brengt.