De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 29 november pagina 4

29 november 1903 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEE.KBLAD YOOR NEDERLAND. No. 1379 deugnieten groeien flinke mannen op. Allen nemen, man geworden, een goede plaats in de maatschappij in. De boeiende verhalen zijn naar het hart van menigen jongen. De mooie illustraties van Joh. Sluyters geven er eene aantrekke lijkheid te meer aan. Voor gezondheid buiten, door J. PEEREN BOOM. Uitgever: Vennootschap Lourens Coster, Haarlem. Dit boek kunnen, jongens en meisjes wel lezen het zal hun gansch niet schaden maar het boek is meer voor jongelui en groote menschen geschreven. Nu, die zullen zich de lezing niet beklagen. Voor gezondheid buiten beveelt zich aan door aangenamen en lossen verhaaltrant, vloeien den dialoog, goeden en opgewekten geest, bovenal door humor. Een uitnemend boek om irr den huiselijken kring te worden voor gelezen, b. v. op een treurigen Zondag-achtermidiag bij regenachtig weer. Het zal allen opvroolijken, hoorende, hoe een m'nheer die zich overwerkt heeft, door vrouw, ken nissen, dokter en vrienden radeloos wordt gemaakt met de raadgevingen, waar in Europa hij voor zijne gezondheid gaan moet; ? hoe hij aan dien raad de brui geeft en in het land blijft, na velerlei overwegingen, eindelijk haast wegsluipt naar een ouden ongetrouwden vriend van hem, die op een dorp-ver-af woont. Bij zijn komst daar ter plaatse be ginnen de komische voorvallen al. Dat blijft zoo. De tijdelijke dorpsbewoner vindt baat op het dorp, en wordt opgekwikt door het landelijke en gezellige leven tusschen dokter, notaris, majoor, enz. Hij komt geheel hersteld l huis. Het verhaal heeft allerlei leuke en rake ja, ja, rake, dat is het woord, het mode woord ? opmerkingen over onderwijs, over vrijen wil, enz., en steeds frisch en humo ristisch. Voor gezondheid buiten zal een somber mensch opvroolijken. Ons schoolwezen. Dr. G. V. S., Waartoe reorganisatie van hooger-, middelbaar- en lager onder wijs ? (Baarn, Hollandia-Drukkerij, 1903), blz. 168. Moest Juvenalis' indignatio facit versum letterlijk worden opgevat, dit boek stond op rijm. Ten spijt van, nu en dan, onmis kenbare breedsprakigheid; ten spijt van aekere neiging tot overdrijving (12, 29, 30, 105, 219); van zekere zucht tot bits uitva ren .(Ho, H6, 122, 137, 140); van zekere voorkeur voor gekruide en gepeperde spijs (123, 125, 126,127); ten spijt, in n woord, van menige aanwijzing, dat de schrijver niet juist gewoon is, de pen te voeren, laat het geschrift u niet los. Heftig is het,-goed, en het streeft niet zelden zijn doel voorbij, maar eerlijk is het ook, en aan doekjes om winden doet het niet. Het spreekt vrank en vrij, ziüh bewust een overgroot volks belang te dienen. Het ontziet niets en nie mand, van oordeel als het is, dat een groot vergrijp met schorpioenen moet worden gegeeseld. Het hamert er op los, dat de vonken spatten in het rond. En, vorm, schrille kleur, felle toon, bijtende aanval nu eens daargelaten, in het wezen der zaak heeft het gelijk. Voorzie u van een, laat ons maar zeggen, afrondingstoestel, want aan scherpe kanten hapert het de navolgende uitspraak niet: Daar wordt eene misdaad aan onze kinAderen gepleegd, men berooft hen van hun jeugd, van hun spel, van hun eenvoud, van hun eerlijkheid, men maakt hen tot kleine mensahjes met alle slechte hebbelijkheden van volwassenen: men leert hen veinzen en huichelen, men kweekt karakterloosheid en bedrog, alleen omdat men examenmensehen wil aankweeken" (121). Dit ^iet op de lagere, en de voorbereidende school. Voor den tegenhanger: het hooger onderwijs, laat de schrijver evenmin zich onbetuigd: Het Hooger Onderwijl is en blijft de maatstaf van de ontwikkeling, de kennis, de beschaving in een staat; van het Hooger Onderwijs is ten allen tijde, door alle eeuwen heen de groote geestelijke macht tot verbetering, veredeling, vooruitgang uitgegaan en die hooge plaats neemt dat onderwijs heden ten dage in Nederland niet in" (166). Het doel, dat den schrijver voor oogen staatjis onmiskenbaar. Hij is een aartsvijan7r~van intellectualisme, als uitsluitend voertuig van onderricht, en wil de school, in ieder harer geledingen, aan karaktervor ming dienstbaar gemaakt hebben. De regelen aan dit oogmerk gewijd, zijn uitnemend, en ik kan den lust niet weerstaan, van des schrijvers uitspraken, waarin dit streven doorstraalt, ettelijke af te schrijven: Ook niet de hooggeprezen kennis nuttig werktuig, niet te miskennen hulpmiddel maakt gelukkig; wat wij noodig hebben om gelukkig te worden is geheel iets anders, is hooger dan de school" (7). De schrijver acht dit verkondigd, door Faust, dien hij, vertaald, citeert. Ten on rechte .m. e. Goethe zou het niet bestrijden, maar zeggen doet hij het niet. De bedoelde plaats: Nur der verdient sich Freiheit wie das Leben, Der taglich sie erobern muss, te vergelijken met het kort voorafgaande: Er stehe fest und sehe hier sioh um. (Faust II, 5. Vorhof en Mitternacht) beteekent alleen : laboremus, en is, ingeleid door : Ich bin nur durch die Welt gerannt, Ein jed' Gelust ergriff ich bei den Haaren; een protest, tegen de genotsleer, armzalig opgewarmd, door schrijvers, als ons met Hedonië" verkwikken. Voortreffelijk wordt de zooeven vermelde gedachte, als volgt, herhaald: Zooveel is zeker, dat de taak van het onderwijs meer moet zijn, dan alleen geschikt te maken voor ambt of beroep; zooveel is zeker, <}at anders wél het aantal ambtenaren en werklieden vermeerdert, maar dat niet het aantal menschen toeneemt. Is dit het geval, dan staat de mensch naar den aard en het doel zijner werkzaamheden vrij wel gelijk met het vlijtigste, schranderste en gewilligste dier. Is dat inderdaad het doel des levens, de eerzucht der menschen, dan alle woorden praal achterwege -gelaten en flinkweg er voor uitgekomen, dat we wel het bevolkingscijfer helpen verhoogen en wel leven ten voordeele van ons zelven, maar dat we ten bate der overige menschheid zeer gemakkelijk gemist kunnen worden. Voor dien toestand beven we terug; ze blijven ons verre!" (91). Zie het hier, hetzelfde denkbeeld : Is er nog plaats niet voor roemzoekende of winstbejagende philantropie ; niet voor een speculatief godsdienstig streven, dat finaneieel-politieke voorbeelden aanbiedt of den weg baant tot annexatie maar voor waarachtig altruïsme ? Of is het waar dat we te lafhartig zijn om vijanden en te egoïstisch om vrienden te hebben ?" (149). Deze laatste zinsnede herinnert aan een lijkrede bij Thucydides. Ook deze behelst eene nota censoria: Wat praat men dan van geleerd" en knap", nietszeggende woorden ; men vrage naar geestelijke vrijheid, naar wijsheid en oordeel, men zoeke niet in de eerste plaats het aantal geleerden, maar het aantal nobele hoogstrevende denkers te vermeerderen" (150). Eindelijk, samenvattend: Zeker is het noodig, dat een wet regelende het onderwijs zoo ingericht zij, dat niet alleen weten als levensdoel wordt voorgesteld, dat zoodanige bepalingen worden gemaakt, dat karaktervorming en goede trouw meetellen, in het onderwijs, dat (er) ook opvoeding moet zijn" (159). Het uiterlijk symptoom nu van de rich ting van onderwijs, die, bij voorkeur, fei tenkennis bijbrengen wil, en aan de vorming van het gemoed minder zich gelegen laat liggen, is, dat oefening van het geheugen de allereerste plaats inneemt. Tot dit geheugenwerk in het allernauwste verband, staat, op zijne beurt, de waan, dat men, in alles en neg wat, slechts bshoaft te exuinineeren, om, met gerust geweten, een peilschaal te kunnen aanleggen wier gradenaijfer tusschen volledige rijpheid en volledige groenheid op en neer dobbert. Den schrijver ontgaat deze onze furor examinandi niet. Hij stolt haar, naar behooren, aan de kaak, met en benevens de determineerende ziekteoorzaak : Dagen lang en dagelijks urenlang staat de leerling bloot aan dat vragen-vuur waarvan hij het mikpunt is. Geen soort colloquium doctum van een degelijk en veelzijdig ontwikkeld man met een levenslustigen jongen, die zijn schooltijd niet heeft vermorst; geen gesprek m. a. w. waarin bij den een na tien minuten, bij den ander nog in geen half uur kan blijken hoe 't met zijne kennis en ontwikkeling staat. Neen, het reglement wil het anders, een bepaald aantal minuten voor den resoluten zoowel als voor den zenuwachtigen knaap, voor den vluggen zoowel als voor den zwakken; wat men op zulk een examen kan beoordeelen is het geheugen der leerlingen on nu is administratief, statistisch en reglementair de conclusie zeer juist: de hoeveelheid geheugenstof die in een voor alle candidaten gelijk bepaalden tijd van de rol van den fonograaf weerklinkt, wordt in cijfers uitgedrukt" (33; vg. 21, 98, 102). Het ligt in den aard der zaak, dat het intellectualisme niet enkel bij do discenten zijn verwoestingen aanricht. Doordien het, aan het onderwijs in zijn geheel, een stem pel opdrukt, ondergaan ook do doienten zijn verderfelijken invloed. Naar twee zijden, wordt, door den schrijver, die invloed be sproken, en, ook naar mijne meening, vol komen juist gekenmerkt. Vooreerst, brengt de op uiterlijkheden gerichte vorm van het onderricht, bestemd om in het geheugen te worden geprent, als vanzelf mede, dat, in het bijzonder, bij het voorbereidend onderwijs, men in den voor hof verwijlt, het gebouw opneemt, bekijkt, rondwandelt, doch slechts uiterst zelden binnentreedt, en zeker, er niet lang blijft. De grammatica is van en voor deze leer methode de suprema salus. Daarin en daar mede kan men uit den treure zich vermeien. Inderdaad, wat laat gemakkelijker zich opdreunen dan allerlei taaifinesses, waarbij veelal uit het hoofd te leeren, bij uitzonde ring slechts, iets te denken valt. De'gevolgen geeft de schrijver aan: Het gedurig gtilstaan bij grammaticale bijzaken, wat bij de tegenwoordige methode van onderwijs behoort, de hierdoor en door historische en taalkundige verhandelingen telkens weer voorkomende verbreking van den draad, kortom de beperking der gedachte op het afzonderlijke woord, hoogstens den zin, sluiten bij het geheele onderwijs het begrip lezen" a priori uit en stellen een bekrompen en onbeduidende woordenzifterij daarvoor in de plaats" (15). Wordt op de school aldus gehandeld, na de school heeft de opleiding haar doel: richtsnoer en geestesvoedsel voor geheel het leven te zijn, ten eenenmale gemist: Staan grammatica en lexikon hooger dan de auteurs, zijn de onsterfelijke werken der ouden alleen handboeken om de studie der grammatica te volmaken, en woorden" te leeren, dan wordt er na het eindexamen geen auteur meer ter hand genomen, want niet alleen dat men den auteur niet kan genieten, men kan hem zelfs niet lezen" (18). In de tweede plaats, heeft de bedoelde en bestreden methode ten gevolge een vertoon van wetenschap, welke, mits ter juiste plaatse aangebracht, uitnemend, te onpas gebezigd, daarentegen belachelijk is. Waar de schrijver dit te koop loqpen met weten schap" vermeldt 0)4), verwijst hij naar eene uitspraak van Liebig (Chemische Briefe, No. 37), zonder haar mede te deelen. Zij is echter, hoezeer voor landbouwonderwijs gegeven, te kenmerkend orn haar voorbij te gaan, en luidt als volgt: Wanneer er in de wereld (zegt Haskyns in zijn Chronicle of a clay farm) een soort van geesten bestaat, die een aangeboren weerzin tegen den vooruitgang hebben, zijn er anderen feitelijk veel erger, namelijk die, welke schijnen bestemd te zijn, van den vooruitgang een caricatuur te leveren. Dat zijn de dwaze enthousiasten, die het pid d'er waarheid als misvormende schaduwen vol gen, en haar rustig en helder profiel bij ieder voorkomend onderwerp in alle verscheidenheid van een boertigen en belachelijken vorm brengen. Zij zijn het, die, als straatomroepers, alle dingen overdrijven, in de livrei der wetenschap, als apen in soldatenkleeren zijn gehuld, en hare taal, die zij uit de tweede hand spreken, ongeveer op dezelfde wijze verstaan, als de werktuigslijper het gebruik verstaat van een werktuig, dat, door hem aangezet en bedorven wordt. De landbouw heoft genoeg zulke gekken gehad. Caricaturen van allerlei soorten zaten iedere verbetering, iedere uitvinding, ieder goed denkbeeld, iedere nieuwe bemestingwijze achter de hielen, totdat do wetenschap, bij den klank van haren eigen naam, zich schamen moest, en blij was, in .een boezeroen, incognito te kunnen reizon. Deze plaag, die, in dit tiental jaren, zijn toppunt bereikt heeft, nam den aanvang van hare vergiftige ontwikkeling in het vorig tiental van onze 19e eeuw" (t. a. p., Leipzig, 1878 blz. 341). Fabula de tenarratur; het zijn niet enkel landbouwers, die deze woorden van den grooten chemicus zich kunnen aantrekken. Men hoore slechts, hoe onze schrijver den wetenschaps waanzin" van den onderwijzer eener dorpsschool" vermeldt, die, zelf en in eigen persoon, zijne methode van onderwijs in stijl, als volgt, beschrijft, haast zeide ik ten toon stelt. So höre man und stauno. De onderwijzer wil b.v. een opstel laten maken over De witte Doovenetel". De plant wordt behandeld, iedere leerling heeft een exemplaar in handen. De onderwijzer leidt de les, waarvan de vrucht zal worden noorgelegd in het einddoel: het opstel. De volgende schets wordt samengesteld en op het bord geschreven, gedurende of na de behandeling, als samenvatting van het geleerde. Andere namen : Lands- of suikernetel, melkbloem, engeltjes- of goudhaanseten, bloeiende branddekkei, zuigjes, zuiniglammetjes. Da blaren : Overeenkomst met de brandnetel: Geen brandharen; stengel: hol, vierkant. Bladstand: twee blaadjes tegenover elkaar, de volgende kruiselings met de voorgaande. Zon en regen voor alle blaadjes. Bloem: bloemkroon wit, lipvormig, diepe kelk, 5 slippen, Lipbloom. Plaatsing der helmknopjes, meeldraden : 2 lange en 2 korte ; stamper gevorkt, diep verscholen, weggedoken. Bloeitijd het geheele jaar door. Honig in de kelk. Vandaar sommige namen, als... De bij kruipt geheel weg in de diepe bloemkroon" (102). Naar de schrijver mededeelt, plaatst de Gids, tot mijne onuitsprekelijke verbazing, dit stijlgeraamte als aanbevelenswaardige lectuur" (103). Mij houde de achtbare dorsschoolmeester de opmerking ten goede, dat de eerste', die stijl behoeft, hij zelf is. De orationis praefatio telt zeven regels. Daarin valt op te merken, dat 1. de onderwijzer niet een opstel wil laten maken. Dan schreven de jongens waarschijn lijk over pannekoeken. Hij wil het echter doen maken, en geeft deswege het schema. 2. de leerlingen een exemplaar niet in handen, maar in de h:md hadden. Iets of iemand in handen hebben, is figuurlijk; hier, is de werkelijkheid bedoeld. 3. de onderwijzer een les niet leidt, tenzij er een ander is, die haar geeft. 4. een overdrachtelijke vrucht niet kan worden neergelegd", en allerminst in een einddoel". De man wilde waarschijnlijk zeggen: dat het opstel kan doen blijken, of de les met vrucht gevolgd is. 5. de samenvatting van het geleerde" hinkt aan het slot. Zij is het lichtpunt der zin en moet tusschen: en" en op". Zou het niet raadzaam zijn als onze dorpspaedagoog wat minder naar al die netels tuurde, en wat meer zorg droeg voor zijn eigen stijl ? Mij althans wil het voor komen, dat als een flinke boerin, met opge stroopte mouwen, naar bet school lokaal zich begaf, en het verbijsterde schoolhoofd toe snauwde: Zeg ereis, meester, mijn jongen kotnt met allemaal poespas thuis, maar hij weet van boe noch ba," gene zijn verdiende loon had. In dit geschrift, wordt de vinger gelegd op eene wonde, des te smartelijker, naarmate het onderwijs, in al zijn onderdeelen, 'een hoogere plaats in de rij der volksbelangen inneemt. Laat men het intellectualisme, ongestoord, voortwoekeren, niet lang lijdt het, of ons schoolwezen is in den grond bedorven. Het maakt de volksschool tot een broeikas van machinaal bijgebrachte ken nis, even ras verleerd als verkregen. Het ontzielt de voorbereidende school, door, in haje plaats, te stellen eene inrichting voor dressuur. Het vervormt eindelijk de universiieit, in strijd met haren oorsprong, hare traditie, hare bestemming, tot een vakschool. Geheel de stelling, die, heden ten dage, door niet weinigen ingenomen wordt, tegen over de klassieke opleiding, is, voor een niet gering deel, de wrange vrucht van een intellectualisme, dat, oorzaak en gevolg tevens, eenerzijds, door dorre verstands oefening zich bevredigd, aan den anderen kant, de wetenschap tot melkkoe verklaart. De schrijver, die oog en hart heeft voor de onvergankelijke waarde voor de beschaving, dio de klassieken ons kunnen biedon" (81) bedriegt zich ten eenenmale, wanneer hij meent, dat aan de hooge waarde eoner klassieke opleiding, niemand twijfelt" (104). Heeft hij dan zijn oor zoo weinig te luisteren gelegd, dat het wanklankon als deze niet opving 'i Ik hoop, binnenkort, elders, van het tegendeel hem te overtuigen, de bestrijding bestrijdend, of, om mot Hegel te spreken, door negatie der negatie. I)e grondgedachte van dit boek schijnt mij boven bedenking juist, ook al is hare uitwerking niet overal even gelukkig en, al zijn er gewichtige aanmerkingen op hare inkleeding te maken. Twee dezer laatsten stip ik aan, ondat zij beginselen te na komen. De eerste betreft uitingen des schrijvers, die personen raken, bijwijlen deren (27, 28 n., 53. 55, 56, 57, 61, 64', 92, 119, 140). Ik be vriend mij daarmede nooit, tenzij de volle naam en toenaam borg sta voor de bewe ring. De tweede betrft eene nationale zonde: vluchtigheid in de citeer-methode. Des schrijvers virtuositeit daarin is zoo groot, dat hij u, pottr tont potage, soms een auteur (niet eens diens werk) enkel noemt, en het nu maar verder aan u overlaat de vous d barlioHillfr (19, 53, 78, 80, 83,87, 88,103,104, 106, 119, 137, 144). Dit loopt nu toch waar lijk do spiegaten uit. Gaan we zoo voort, dan voorzie ik den tijd, dat we elkander toevoegen : mocht ge willen zoeken, hetgeen ik niet geloof, dan kunt ge het vinden, bij je weet wel. Het oenige eindelijk, dat ik van des schrij vers reorganisatie-voorstellen (127 vlg.) wensch te zeggen, is, dat ik er niets van zeggen zal. Kennelijk is, te dien aanzien, moor bijzonder op twee punten, de schrijver eene meening toegedaan, lijnrecht tegen gesteld aan de mijne. Vooreerst, schijnt hij te gelooven, dat men eene onderwijs-hervorming hanteeren kan, als had men eene tabula rasa voor zich. Ten onrechte, mijns bedunkens. Bij geen enkel onderdeel van Staatsbestel is dit mogelijk. Allerwege is het niet slechts wenschclijk, maar geboden, aansluitiugspunten met het. bestaande te zoeken, zal het nieuwe (zelfs al ware het beter dan het bestaande) niet ontvangen worden met een weerzin, die het ten doode doomt. Zóó begreep het Thorbecke, blijkens zijn kernachtig antwoord, toen men hem op de overdaad onze hoogescholen wees; Om eene hoogeschool te doen verdwijnen is een. revolutie-nacht noodig. Men staat op en leest: de universiteit is opgeheven." Ten tweede, acht de schrijver een out sider bevoegd (niet, om het wezen van het onderwijs te beoordeelen, dat is hij zeker, maar) om het onderwijsstelsel te ontwerpen. Hij is het evenmin, als een leek in rechter lijke organisatie behoort te worden gehoord. De reden is doodeenvoudig. Iets anders is de leidende gedachte, iets anders de uit werking en toepassing. Bij deze laatste komen allerlei technische gezichtspunten kijken, en techniek, vaardigheid verkrijgt men alleen, al doende fabricando fabri fimus. Deswege, kan een outsider wel beoor deelen, wat hem, technisch klaar, voorge legd wordt, want het oordeel gaat verder dan de konst" maar van het zelf maken, onthoude hij zich. Amst., Nov. 1903. J. A. LBVY. TRADEMARK COGNAC, Dit beroemde merk is verkrijg baar bfl alle Wijnhandelaars e* bij de vertegenwoordigers KOOPMANS & BItriWIKR, Wünhandelaars te Amsterdam. Pilzen van af ? 2 50 per Flescl. Hoofd-Depdt VAK Dr. JAEGER'S GRIS, E. F. DEÜSCHLE-BENQEE, Amsterdam, Kalverstr. 157. Benig specialiteit in desa artikelen in geheel NederL PiaDO-, Orpl- en InzieUailiil MEYROOS «& KALSHOVKlf, Arnhem, Koningspleiu. VLEUGELS enPIANINO's in Koop en in Huur Repareereii Stemmen Kuilen. J. B. DE WIT, <£lgemeene Boekhandel, lütrechtschestraat 54. Telefoon Wo. 3947. Voorhanden mime voorraad der Nieuwste Uitgaven. De baste en nieuwste Jongens boeken zin te Vinden in de Bibliotheek De Goede Kameraad". Prijs per deel in prachtband . . ? J.75. De b3Ste en nieuwste Meisjasbosken zijn tj vinden in de Bibliotheek Het Kransje". Prijs per deel in prachtband ... ? 1.?. In iederen boekhandel voorhanden. iiiiiiii niiiiiiiiiiiiiiil iiliiiii i jiiimiiiiiiiiimiiiiiiiiiuJiiiiiiHii IIIIIM IIIIIMMIMIIIIIIIhlIIIMIIIIMMIIIIllllllllllll iiiiiiMiimiiMimiim iiminiiiHiMMiiiiiuiiiiim " 06 in de keuken Door een juist gebruik niet den reeds lang beproefden, veelvuldig met prijzen bekroonden M A G« I 's Alt OM A om te kruiden! Want weinige druppels na liet opdienen bijgevoegd zjjn voldoende, orn gerechten, zooals: groenten, vleezen, soepen, sausen, rarouts enz., oogenblikkelijk, een verrassend krachtigen, aangenamen j^eur en smaak te geven. ? In fin c on s -v a a ? O.3O tot / S.SG. Te verkrijgen bij kruideniers en comestibleshandelaars. jHiiiiiiimiiiiiHtiiiiimimiHiiiMmiHiiiiiiitiiHiiiiiiiiiiiNiMNiiiiniiN l* DAMEjS. Ms o?er een nieuwe uitgave. Wanneer het Koninkrijk der Nederlanden nog een eeuw zal hebben bestaan, zal een boek over de Nederlandsche Staatswetten de lengte van een Brockhaug bereikt hebben en alleen zeer gefortuneerde menschen, indien die er dan nog zijn, of openbare lichamen, zullen in staat zijn zich zulk een boek aan te schaffen". Deze woorden uit de Nieuwe Groninger Cou rant van 17 Nov. 1.1. wijzen ons opnieuw heen naar de overstelpende hoeveelheid nieuwe wetten, die het tegenwoordig ministerie ons wenscht te geven. Ja, wij leven snel, of liever wij wisselen snel van ministerie, van politieke richting, en met iedere wisseling worden nieuw gekleurde standaards ontrold en nieuwe deviezen om hoog geheven. Alleen scherpziende oogen, alleen zeer werkzame, vaste naturen kunnen, overal die vlaggen en deviezen heen, het doelwit onaf gebroken'in het oog houden, of vol ij ver hun weg voortzetten, in de richting die zij een maal gekozen hebben, welk oponthoud, welke hinderpalen zij daar ook vinden. Over duizende en duizende menschen gaan de oude wetten en komen de nieuwe, nis de groote najaarswolken en de fijne lenteluchten, zonder dat zij ze uien of haar invloed naspeuren. Opmerkelijk is het dan ook, dat ditmaal de nieuwe wetten en speciaal de nieuwe arbeidswet zooveel belangstelling wekt onder een groep van ontwikkelde vrouwen, die niet direct persoonlijk door die wet getroffen worden. Met gloed en over tuiging spreken zij vóór of tegen de wet, in tijdschrift-artikelen, brochures, couranten en op vergaderingen, maar allen, hetzij zij feminist of socialist zijn, of wel neutraal staan tegenover die beide groepen, alle halen zij de woorden aan, niet van fabrieksar beidsters, maar van vrouwen als Mrs. Webb, Lily Brauii en Miss Black, om hare eigene redoneeringen kracht bij te zetten. Ik ken slechts twee uitzonderingen, ten eerste in de artikelen van Mei en Juni 1.1. in het Sociale Weekblad, waar Marie Jungiua de woorden teruggeeft van de arbeidsters in de Steen fabrieken aan den IJollandsclien LTsel, en ten tweede de woorden van de arbeidster Esther, schrijfster in het Gentsche orgaan de Stem der Vrouw, die, meen ik, het eerst werden gereleveerd door Erolutie, en waar wij lezen met vrouwen-arbeidsbeseherming vergroot men de ellende des volks, dat is onbetwistbaar, dat weten wij bij oudervinding, dus men sticht meer lijden." Xu zou men oppervlakkig tot de conclusie kunnen komen, dat een commissie van arbeidsters het best de arbeidsters zou kunnen ondervragen, omdat zij alleen het best eikaars behoeften kennen, beter zeker dan al die andere vrouwen, die misschien heel veel weten van wetten en statistieken, maar feitelijk fabrieksarbeid noch huisindustrie door onder vinding kennen, eenvoudig omdat zij niet geboren werden en loven in arbeidskringen. Maar ook dan zouden wij stuiten op oneindig veel bezwaren van allerlei aard en toch is het, dunkt mij, de plicht der ^Nederlandsche regeering, de vrouw te kennen in deze nieuwe arbeidswet, die zoozeer haar arbeid gaat beperken. De oplossing, die Anna Polak voorstelt in haar zeer bezadigd gesteld en hoogst belang rijk artikel in Vragen des Tijds van October 11., komt mij het meest bevredigend voor. Zij zegt: dat de arbeidsters zelven op de ruimst mogelijke schaal gehoord worden, maar niet uit den bestaanden toestand bepalingen voor de naaste toekomst mogen construeeren, vindt zijn grond in de overtuiging, dat zij, gevolg van opvoeding, geringe ontwikkeling en be narde financieele omstandigheden, onmogelijk in staat kunnen zijn, toekomstige voordeelen in te zien van een verandering, welke voor het heden [ opoiferingen met zich brengt.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl