Historisch Archief 1877-1940
T
No. 1379
DE A M S T E R D AM MER WE EK BLAD VOOR N JI E R L A N D.
Dc sciiWeriDgeD in de Nieawe Beurs.
";; m.
Derkinderen, die met zijn raam heeft mede
gewerkt tot versiering van de nieuwe Beurs,
neemt ook hiermede en in vergelijking met
het werk zijner collega's op overheerschende
wijze zyn plaats als monumentaal kunstenaar
in. Hij heeft zijn talent van den
beginne af in die richting tot'Ont
wikkeling geleid en het verluchten
van boeken mede, paste zich natuur
lijk aan bij zjjn streven. De Processie
van het H. Sacrament was daarvan
de eerste openbaring, en
beteekenisvol was ook dit debuut in een tijd,
toen alle pogingen der
jong-aankomenden gedaan werden in de rich
ting, die van monumentale en
styleerende kunst wel het verst afge
legen was. Sinds heeft zijn ontwik
keling verschillende stadia gehad,
alkunnen ook maar zeer enkele wer
ken daarvan getuigen.
Tusschen de Processie en de laatste
wandschilderingen van het Bossche
stadhuis ligt een groote afstand;
maar een afstand in lijrirechte rich
ting, toonend de geleidelijke ver
volgen van beginselvast zoeken en
het nooit wankelmoedig trachten
naar logischen en zuiveren uitings
vorm.
De Processie was nog wel wat het
ongereglementeerde werk van den
daad-begeerigen debutant, die daarbij
nog sterk onder direkte bekoring
was van de impressionnistische schil
derwijze ; (ik bedoel hier niet iets
af te dingen op de blijvende waarde
van het stuk, indertijd van de zijde
der lastgevers zoo dom miskend) het
laatstgenoemde stond bij de uitvoe
ring juist te streng onder discipline
van des kunstenaars princiepen met
algeheele beteugeling van zijn schil
derstemperament. De muurschilde
ringen in het gebouw der Levens
verzekering op het Damrak kunnen
een herziening van de toepassing
zijner beginselen doen vermoeden.
Derkinderen heeft in evenwichtige
mate de eigenschappen als schilder
van fresco, die hoogere vorm van
toegepaste kunst ; hij is kunstenaar
van reflexie, samensteller met gron
dige overweging, uitvoerder in door
tastend en geordend handelen.
Hij werkt met het wijze overleg
van een bouwmeester, zinnend op
de constructieve uitkomsten om door
logischen samenhang van het geheel,
zijn bouwsel tot een harmonische
verschijning te maken. Zijn kunste
naarschap heeft zich gevormd en
in wezen verfijnd door aanvoeling
van ver-verspreide
schoonheidsuitingen, veel ook van architectuur
kunst, en de ontwikkeling werd ge
schraagd door een voornamen
smaak met zijn liefde voor statig
heid en orde in lijnenverloop. Een
?werk van Derkinderen dankt de
uitgelezenheid van zijn verschijning
aan veel eruditie, de nobele
gedaante- wendingen der" figuren aan
aristocratischen smaak, de
voldongenheid van de voordracht van een kalm en
streng béheerschte handeling. Zoo heeft
hjj een eigen stijl bemachtigd, die als
de zijne duidelijk herkenbaar is. Zijn stre
ven is in hoofdzaak tot het doel gekomen.
Hij heeft den wil onder zijn bewustzijn; hij
blijft zich altijd gelijk, zonder zich ooit te
verstouten maar ook niet wijfeling te raken.
En het geëquilibreerde vermogen, dat er zich
Op gevaarlijke wegen.
Onderstaand artikel was reeds geschreven
en de redactie was reeds van de toezending
verwittigd, voordat de schrijver iets van het
bestaan van het artikel van den heer Der
kinderen afwist, dat de vorige week in dit
blad werd opgenomen.
Redactie en schrijver meenden echter dat
er geen rede bestond het daarom terug te
houden, want hoewel over hetzelfde onder
werp handelend, is het de'bedoeling in onder
staand artikel vooral te wijzen op het deel
verantwoordelijkheid die burgemeester en wet
houders in deze zaak dragen, naast de verant
woordelijkheid die, zooals Derkinderen terecht
aanwees, op rekening blijft van den letterkun
dige die in deze aangelegenheid gekend w^rd.
* *
*
In de gemeenteraadszitting van 29 Julijl.
bracht de heer Van Ivierop allereerst de door
Toorop ontworpen tegeltableaux in de nieuwe
Beurs ter sprake.
De heer Harmsen voegde daar later het
zijne aan toe, en protesteerde uit naam van
het godsdienstig gevoel tegen de beleedigende
voorstellingen, tevens zijn vertrouwen uit
sprekende dat B. en W. zullen trachten dezen
steen des aanstoots weg te nemen."
In zijn antwoord zei de wethouder
Serrurier het volgende : Wat de zaak van de
tegels betreft kan spreker zeggen, dat het
ook B. en W. niet aangenaam heeft
aangedaan te zien, op welke wijze de schets is
uitgevoerd, maar aan de andere kant weet
men nu eenmaal hoe artiesten zijn. De
architect heeft zich indertijd verbonden met
die artiesten voor de uitvoering van de
zaak. Spreker weet niet, of zij in de
commissie is geweest, maar in ieder geval wil
hij gaarne met haar overwegen en zien, hoe
in deze verder gehandeld moet worden."
Ziehier den hoofdinhoud van hét over deze
zaak in den Raad gesprokene, maar tot de
juiste waardeering hiervan is het noodig vast
te stellen wat hieraan vooraf is gegaan,
en ook wat de mogelijke gevolgen er van
kunnen worden.
De wethouder Serrurier zegt niet te weten
of zij" (dat is de schets, want wat kan het
in dezen overigen» eenigszins vagen zin anders
zijn, daar hier van de tableaux van Toorop
alleen sprake was), de wethouder zegt dus
niet te weten of de schets in de commissie
is geweest, en verder dat het B. en W. niet
aangenaam heeft aangedaan te zien op welke
wijze de schets is uitgevoerd.
Nu dient vooraf geconstateerd te worden,
dat de heer Serrurier voorzitter was van
bedoelde commissie, en ook dat hij tevens als
wethouder van publieke werken de met de
artisten aangegane contracten heeft
ondert.eekend, waarin het volgend artikel voorkomt:
Alvorens tot de uitvoering der
meergenu toe ging zetten een proeve te geven van
glasschilderkunst, heeft met het raam in de
Kamer van Koophandel het deugdelykste en
meest bevredigende onderdeel in het ornaat
van de nieuwe Beurs geleverd.
Het oordeel, waar het moet gegeven wor
den, zal daarover wel niet anders dan gun
stig zijn. Het vierkante raam, voor be
schildering zeer ongunstig in talrijke ruitjes
lijstende versièrin'g der, beelden afzonderlijk.
Plechtig is ook hi$r wseer de in het midden
troonende figuur, in zifh re^h&gerezen hou
ding; van een ptecatig-heid, die Derkinderen
voor zyn uiting heeft aangeworven, door innig
zien van rniddeneeuwsche
schoonheidsmanifistatie. Om dit centraal punt van
onbewelijkheid als figuratie van liet tijdlooze, zijn
opgesteld de andere figuren, die in hun
ring, die het geheel in een al te eentoonige,
bleeke kleur doet schijnen. En ik geloof dat
thans die aanmerking geen bedilzucht is,
maar deugdelijk gegrond. Met al zijn kwa
liteiten is het' werk te veel een muurschil
dering op glas. We behoeven dan nog niet
de technische kanten van glasschilderkunst
in beschouwing te nemen of haar
eigendommelijke karaktertrekken; misschien kon dan
verdeeld door een aantal (al te zware) spij
len, heeft hij weten te vollen met verschei
dene geïsoleerde beelden, die flguratie's zijn
van menschelijke eigenschappen, handelingen
en aandoeningen, zóó, dat alle vakken zich
voegen tot een geheel van indrukwekkende
orde. Met vernuft en smaak werd de
compositie aangevuld met medaillons of
wapens en motieven gevonden voor de
omMIIIIIIIIHIIIIIItllllllmlnnlIllllltlllMIIIIMItlllMIIIIIIHIIIIMlmlMIIIIIIIMIIIIII
melde tableaux wordt overgegaan, moeten
de schetsen daarvan zijn goedgekeurd door
ondergeteekenden ter eerster, aan wier
oordeel die ter tweeder zijde zich
onvoorwaardelijk onderwerpt, terwijl hij zich verbindt de
noodig geoordeelde wijzigingen ten
spoedigste aan te brengen."
Uit de formuleering van dit artikel blijkt,
dat de schetsen uitsluitend aan B. en W. en
niet aan de commissie voorgelegd zouden
worden, en dus komen de uitlatingen in
den Raad van den heer Serrurier in tegen
spraak met wat de heer S. als wethouder
in een contract had vastgelegd.
Deze schijnbare kleinigheid heeft een
grooter belang dan zij oppervlakkig schijnt te
bezitten, juist omdat in deze geheele zaak
de fout ligt, en de verdrietelijkheden voort
komen, uit een niet juist omschreven en
niet ruiterlijk aanvaardde verantwoordelijk
heid. Waar de commissie dus niet gekend
is geworden in de aanvaarding der schetsen,
en de decisie daarover berustte bij B. en W.
had Toorop dus alle reden aan te nemen,
dat wanneer B. en \V. zijn schetsen hadden
goedgekeurd, zij daardoor ook in hoogste in
stantie waren aanvaard.
Nauwelijks echter komt er wat gemor uit
den Raad of de heer Serrurier geeft alle verant
woordelijkheid, die toch uit de aanvaarding
voortvloeit prijs, en ondanks het geciteerde
artikel van het contract, geeft de heer S. de
commissie, die eerst door B. en W. buiten de
verdelingskwesties werd gehouden, thans
in eens, zoo niet direct een stem, dan toch
een overwegenden invloed op de decisie wat
er met de werken van Toorop zal gebeuren,
(die de heer Harmsen voorstelde zwart te
verven.)
B. en W. hebbeu zich, en dit blijkt dui
delijk uit het hierboven aangehaalde artikel
van het contract, rechten voorbehouden die
straf geformuleerd waren, maar wat dan ook
dacht mij, een even straffe
verantwoordelijkbeid tegenover den artiest medebracht van
de zijde van B. en W.
De wethouder zegt, dat het B. en W. niet
aangenaam heeft aangedaan te zien op welke
wijze de schets ia uitgevoerd", het is te be
treuren, dat toen niet een der raadsleden heeft
gevraagd wat of de wethouder daar precies
mede bedoelde. Want B. en W. hebben
de beoordeeling der schetsen geëischt om de
rechtmatige zekerheid te hebben, dat er in
de nieuwe Beurs geen voorstellingen zouden
komen, die met het doel van het gebouw
gezegd konden worden in strijd te zijn.
Niet wenschten zij de beoordeeling van
die schetsen, om zich door middel van die
schetsen te vergewissen omtrent het artis
tiek vermogen van den maker, immers de
wethouder erkent het zelf dat de architect
zich reeds verbonden had met die artiesten.
De vraag is dus of Toorop in zijn definitieve
tableaux al of niet afgeweken is van de
, n '
Het Raam in de tKamer. :vaii Koophandel.
houding meer den "zwier der renaissance
vertoonen. Deze minder onverstoorbaar, toch
imposant door 'bedwongenheid van bewe
ging : de mannen- in de waardigheid van hun
standhouden, de vrouwen in voorname wen
ding van haar gratie.
Maar de aanmerking, die altijd het gunstig
oordeel vergezellen wil, zou zich ook hier
weer doen hooren; en dan over de
schildemlllllllllllllllllllMltllMlllllinlIIIIIIIIIIMIIMIIIIIIIIMMlmlIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHI
voorstellingen die hij op de schetsen door
B. en W. aanvaard, had aangegeven.
En daar ik wel meen te mogen zeggen
dat Toorop van zijn schetsen niet is afge
weken *), zoo dragen, naar het mij voorkomt,
B. en W. mede de verantwoordelijkheid voor
wat in deze voorstellingen als beleedigend
voor den godsdienst gelaakt wordt, en wan
neer de heer Serrurier4 -allereerst deze ver
antwoordelijkheid had etkend, dan ware hij
natuurlijk daarna voor zich persoonlijk vrij
geweest over de artistieke uitvoering te klagen.
Maar wat door den heer Harmsen genoemd
werd beleedigend voor het godsdienstig gevoel,
is niet een artistiek détail dat in het definitieve
werk beter of minder goed tot beeld was
geworden dan in de schets, maar liet is het
onderwerp zelf waarover de heer Harmsen
klaagde, en dat onderwerp was door B. en
W. aanvaard.
Thans nu de eindbeslissing over het defi
nitieve werk aan den Raad zal komen, is
het te betreuren dat de schetsen indertijd
niet aan den geheelen Raad zijn overgelegd,
deze regeling zou mogelijk Toorop voorgrooter
moeilijkheden hebben gesteld vóór zijn werk
dettnitieven vorm had gekregen, maar hem
ware bespaard gebleven de kans dat de last
gevers tot dit werk, wellicht tot de verwijde
ring besluiten enkele maanden na de vol
tooiing.
Ku wanneer de Raad nu toch ten slotte
over deze zaak rechter zal zijn in hoogste
instantie, welke waarborgen bood dan de
aanvaarding der schetsen door B. en W.
Toorop aan? Dat een college als de Raad
verantwoording gevoelt voor wat zij als
lastgever laat uitvoeren is niet alleen juist, maar
zelfs ook waar het kunst geld, in de verste
strekking gewenscht, maar dan zal ook de
Raad van het begin af moeten gekend worden
in zaken, waarover hij later een zoo gewich
tige uitspraak kan doen.
Waar men van sommige beursbezoekers de
opvatting kan verwachten, dat wat gekocht
en betaald, ook absoluut eigendom is, waar
mede desnoods geheel willekeurig raag ge
handeld worden, daar is het toch te hopen
en te verwachten van den Raad, dat hij die
andere opvatting zal zijn toegedaan, die don
kunstenaar eenig onvervreemdbaar moreel
recht doet behouden op zijn arbeid, zelfs
wanneer deze in ander bezit is overgegaan.
En het is niet aan te nemen dat de Raad
de drieste voorstellen van den heer Harmsen
zal aannemen, zonder dat van de tafel van
B. en W. gelioord zal zijn de aanvaarding
van de verantwoordelijkheid voor de voor
stellingen als voorstellingen.
En voordat de Raad eventueel besluit tot
verwijdering van de tableaux, zal het goed
*) Hetgeen ook den lezers zal blijken wan
neer zij de reproductie zullen zien die de vol
gende week in dit blad zal worden opgenomen.
wel de opmerking gemaakt worden, dat de
looden voegsels al te weinig zijn aangewend
als middel van contoereeren; het omlijnen
der vormen, het afbakenen der kleuren is
niet globaal genoeg. Maar daarbij hebben
we weer te bedenken, dat de kunstenaar bij
dit raam, dat in een en twintig vakken ver
deeld is, ieder tafereel in een klein bestek
had te dringen. Het kan wellicht volgens
llllllltllllllllllllMlllllllltllllllllllllll
zijn te overwegen wat de gevolgen zijn die
hieruit kunnen voortvloeien.
De Kamer van Koophandel heeft in haar
bekende adres waarin zij om een tapijt ver
zocht, reeds onomwonden doen uitkomen
dat zij voor het raam van Derkinderen zoo
min als voor de aanstaande beschildering
der zaal eenige belangstelling gevoelde.
Wanneer straks dit groote werk voltooid
zal zijn, wie waarborgt dan dat er niet even
drieste voorstellen komen ten opzichte van
dat werk, als thans ten opzichte van het
werk van Toorop.
Zal dan wellicht weer, wanneer het werk
voltooid is de Raad over de wenschelijkheid
om het al of niet te verwijderen of te ver
minken, te beslissen krijgen ? Hoevele raads
leden zijn er, en hoevele leden van de Kamer
van Koophandel zijn er, die in de ontwerpen
voor deze monumentale versiering belang
hebben gesteld, toen de ontwerpen nog niet
vastgesteld waren, en dus wellicht nog ruimte
lieten voor het in overweging nemen van
wijzigingen in hun geest ? Men is begonnen
met ornamenten van de hekken te zagen,
thans dreigt de arbeid van Toorop te worden
verminkt, wat zal het einde zijn wanneer de
Raad deze gevaarlijke wegen inslaat ?
Aan dit alles ligt gemis aan respect voor den
werkelijken arbeid van een ander ten gron
dslag, en dat dit alles mogelijk is, ligt aan de
geheel onvoldoende regeling der verhoudin
gen, waarvan ten slotte de uadeelen met
volle zwaarte dreigen neer te komen op het
werk van Toorop.
*? #
#?
Hoe anders had dit alles kunen zijn, wan
neer er een band had bestaan tusschen de
lastgevers, in deze den raad. en den uitvoerder.
Voor beide partijen zou dit zijn goede zijde
hebben gehad.
De Raad had de verantwoordelijkheid
tegenover de burgerij kunnen dragen en op
recht aanvaarden tevens, omdat hij de
zaak van haar aanvang af had overzien en
gekend en de bedoeling wetende van den
kunstenaar, vaster had gestaan tegen heftige
woorden van afkeuring van buiten, die op
weifelendeii vooral indruk plegen te maken.
De artiest had door nauwer overleg met zijn
lastgevers dit gewonnen, dat hij voor zijn
denkbeelden allicht de kern van een begrij
pend publiek had «gewonnen, wat juist bij
monumentale arbeid zoozeer een vereischte
is om zelf de beste bedoelingen kracht toe
te voeren.
En 't is dan ook met nadruk dat ik mij
aansluit bij het, sedert door mij gelezen, be
toog van Derkinderen, waar deze de hoop uit
spreekt dat de meest ruimhartige bespreking
tusschen lastgever en kunstenaar hier wel
licht de rechte oplossing zal brengen." En
ik doe dit met te meer vertrouwen daar het
te verwachten is dat ook in den Raad zal
gevoeld worden dat B. en W. voor een deel
theoretisch geredeneer over de grondwetten
van het glasschilderen een richtiger voort
brengsel van deze kunst heeten dan'de ramen
van de gebroeders Crabeth in Gouda. Perspec
tivische gezichten in gebouwen zondigen daar
tegen den stijl; wel mogelijk. Maar mooier
resultaten van glasschilderkunst hebben we
daarbij toch te constateeren, resultaten ver
kregen langs de voorwaarden van het gebe
zigde materiaal: het schilderen op een
grond van natuurlijk daglicht.' De
hoogste bekoring van glas-schilder
werk is gelegen in de kleurwerking.
Zijn hoofdmacht is,het gezicht te over
rompelen door schitterende
kleurwemeling, want hier gaat de kleur
haar leven ontsteken aan het natuur
lijke licht zelf. Langs geen anderen.
weg is als hier de verf-materie tot
haar intensieve kleurkracht te bren
gen en dus is het rationeel dat tot
de hoofd-factor in het werk te maken.
Als voornaamste princiep kan daar
om gelden : de uitdrukking van de
kleur, de sensatie verwekking door
haar ganschen inhoud van gamma's
en tegenstellingen. Het oog moet
kunnen zwelgen tot verbijstering toe
aan dien heftigen inval van gekleurd
licht, waar het tinten ziet klimmen
in vurige strepen, in breede banen
golven, in lichtende facetten gloren
of stil schuilen in brandende diepten.
Alle nuances van kleurflitsen zijn
hier tot zuiverste klaarheid te bren
gen. Het geheele kleurleven met zijn
felste straling tot zijn somberste
floersen, kan dan in gloed worden
omgezet, en alle aandoeningen zijn
aldus verwekbaar. En dan ni de
onverdeelde gezichtsverrukking.gaan
de gedachten resumeeren, zoekt het
oog vanzelf in dat embrio van
kleurstraling, het oorzakelijke der be
weging.
Uit de kleuren ziet het dan figu
ren geboren worden; in die lichtende
glansing staat een gelaat, dat gloei
ende purper is een majestueus ge
waad, en van het fonkelende
emeraldgroen, het gierende geel, het smach
tende blauw wordt liet verloop
nagespeurd, de afbakening der kleu
ren herleid tot
gedaante-preciseerende lijnen. Maar niet vóór de kleuren
het gemoed hebben aangedaan,
moeten zij de aanwezigheid van
figuren beduiden. En juist dit is als
een tekortkoming by het raam van
Derkinderen aan te merken. Maai
de een-en-twintig afzonderlijke vak
ken te vullen, noodzakelijkerwijze
ieder op zich zelf, en aldus een
ordelijk geheel te krijgen, zou denk
ik, ook zelfs den hartstochtelijksten
kleur-componist in zijn arbeid wan
hopig belemmerd hebben.
Intusschen mogen we met dit al
?wel zeer tevreden zijn over dit voort
brengsel van eene kunst, waarvan
het heet dat de. geheimen in de
middeneeuwen zijn achtergebleven.
Een afdoener acht ik dit maar voor
de aan kunstgehalte zoo armelijke
moderne glasschilderwerken, die
zoovele kerken en monumentale
gebouwen moeten sieren. Het raam
van Derkinderen is tusschen al dit
fabriekswerk wel een eenig en superieur
verschijnsel.
W. STEENHOFF.
aansprakelijk zouden zijn, voor het onrecht
dat Toorop thans dreigt te worden aangedaan.
Laren, 21 Xov. R. N. ROLAND HOLST.
Eene herinnering aan de
Oude Beurs.
Het heden doet het verleden herleven
en zoo kwam het mij in de gedachte na
het lezen der vele besprekingen en kritieken
over de Nieuwe Beurs dat het misschien
niet ongeschikt zou zijn eens in herinnering
te brengen dat het ook niet zonder onaan
gename kwesties was toegegaan vóór de
Oude Beurs was ingewijd en opengesteld.
Nadat men van April 1841 af was bezig
geweest met het leggen der
droogmakingsdammen in het Damrak, kon men in Juli
beginnen met droogmalen en graven van
den fundeeringsput en werden de oude
muren der vischmarkt afgebroken en 26 Juli
om 9 uur 's morgens de eerste paal geheid
lang 12 meter met een heiblok van 320
kilogram bewogen door 25 werklui. Zoo
gingen de werkzaamheden onafgebroken
door tot 12 Juli 1845 toen de metalen jaar
letters in het fries der peristyle werden
aangebracht en er behalve kleinigheden
niets meer te doen was en dus alles voor
de inwijding kon worden in orde gebracht.
Over de inwijdingsfeesten was verschil ge
weest tusschen Burgemeester, Wethouders
en Raad. B. en W. oordeelden 18 Maart
1845 dat na alles wat er omtrent de op
richting van deze beurs is voorgevallen en
de moeilijkheden en tegenspoeden welke
zich daarbij hebben voorgedaan en de groote
kosten welke bereids ten behoeve van dit
gebouw uit de Stadskas zijn bestreden, het
geven van festiviteiten niet behoort plaats
te hebben en zich alleen bepalen moet bij
het aankoopen van eenige exemplaren eener
medailje welke door den heer D. v. d. Keilen
zal worden gemaakt en waarvan de kosten
800 gld bedragen terwijl overigens de beurs
bij eene publicatie ten gebruike van de
kooplieden zal gesteld worden."
De Raad echter oordeelde op.2 April dat
er wel festiviteiten zouden zijn en benoemde
eene commissie ten einde alles voor te be
reiden en te regelen; deze commissie be
stond uit den burgemeester en de wethou
ders en 3 leden van den raad. Den heer
v. d. Keilen werd eene gratificatie gegeven
van maar 600 gld voor het maken der
medailje.
De commissie diende 9 Juli aan den raad
een plan in voor de feestviering :
1. Versiering van het beursgebouw met
vlaggen.
2. Uitnoodiging van Z. M. en den prins
van Oranje en verdere prinsen.
3. Uitnoodiging van eenige hooge
per