De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 6 december pagina 6

6 december 1903 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER .WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No,1380 Verwey weer de baas. Is dat nu onze dichter- vorst 7" ' Daaruit zal men ze Weer proeven, de kleinen, de oppervlakkigen, de servielen, de arme slachtoffers eener zieke samenleving. Een baas, een ? vorst willen ze, de machteloozen, een mensch die hen beheerscht. Hoe vindt het geestelijk leven in 't maatschappelijke zjjn symbolen I Mqn blydschap geldt alleen de hervinding van het verloren'evenwicht, het weer zuiver wijzen van 't zoolang afwijkende kompas, het stellig heffen van den dichterlijken standaard. Er zijn dichters die ons grooter ontroe.'ring kunnen geven dan de nimmer leege óf onbeduidende, maar zelden zeer inten sieve, meestal moeiehjke en gewrongen, soms zelfs .ongenietbare verzen van Verwey. Verwey is ook, evenals zijn bewonderde Potgieter, dóór en dóór een Hollander niet altijd in dien gunstigen zin waarin hg /t zich bewust is. ? Maar door zijn geduld en vasthoudendheid, voornamelijk door zijn deemoedige piëteit voor een voorganger is hij geworden... geen baas, geen gezaghebber, geen prins of vorst, wat Kloos heeft willen zijn en daarom juist niet kon worden maar roerganger op het schip, vendrig in het leger. Er zijn er thans in ons land, wier groot talent lang niet gedragen wordt door een vast-bedwongen gemoed ik noem b. v. Heyermans en Quérido en het is een gewoon verschijnsel in 't maatschappelijk leven, zich weerspiegelend in 't geestelijke, dat maar al te gaarne over anderen heersenen wil wie 't over zichzelf niet kan. Daarom is 't zulk een zegen als de ge meenschappelijke standaard van mensehelijke schoonheid en wijsheid, hoog en met vaste hand gedragen wordt. Laat dandeydelenenheerschzuchtigen maar woelen en razen en hooghartiglijk een anderen kant uitloopen. Hun volgerszullen niet velen zijn en komen vroeg of laat van hun persoons-nalooperij tot het algemeene en groot-menschelijke terug. Daar nu in ons land het geleuter over burgerlijke kunst en proletarische kunst nog altijd niet stil is de arme van der Goes zit natuurlijk reeds lang te breien aan een nujlenlang artikel over dit onderwerp, op touw gezet naar aanleiding van Verwey's boek, moet ik hier iets aan toevoegen, opdat men mij niet verdenke deze facet van het schitterende geval voorbijgezien te hebben. De dichterlijke standaard is gevormd in een verwarde en zieke samenleving, zjj wordt overgeleverd en gedragen door personen die aan dezen jammer deelnemen en er min of meer welbewust onder lijden. Spreekt ook Potgieter niet van?De kranke maatschappij" 3)7 Maar deze standaard moet niettemin zóó vast en zóó hoog gehouden, dat de ver warring hem niet mee sleurt, stof en bloed van den krijg hem niet bezoedelt. Ja, zoo hoog, dat hij gelden blijft voor dezen en den toekomenden tijd, voor onze droevige en de nieuwe, blijde wereld. Anders is hy niet de standaard dien wij bedoelen. Maar hy wqrdt ook door een groot deel van het leger, en wel het meest vóórlijke, het meest strijdbare en strijdende, niet gezien en niet erkend. Omdat hu meestal niet hoog genoeg gehouden wordt, door gebrekkige kracht van den vendrig, en daardoor de te achterlijken of te vóórhjken hem niet kunnen zien. Voor den hollandschen arbeider heeft Neder land maar n groot schrijver gehad. Dat was Multatuli. Beproef het maar op volks-voordrachten. Naar de werken van andere schrijvers zullen ze luisteren, als naar merkwaardige dingen die hun eigenlijk niet raken. Maar de Vorsten school en: de Kruissprook, Saïdjah en Adinda pakken altijd. Waaraan ligt dat? Schreef Multatuli zoo verstaanbaar ? zoozeer in volks-toon 7 Wat vermoeiende lectuur is niet de Ideeën", met hun warreling van beelden, hun ingewik kelde grappen, hun poespas van allerlei ge leerdheid. En toch luistert het volk met spanning en aandacht. Waarom ? Men gelooft hem, omdat hij een maal de volle warmte van zijn menschelijkheid deed gevoelen. Waarom anders verstaat het volk ook Shakespeare, die toch meetelt onder de grootste der grooten 7 Schreef die dan drie eeuwen geleden al proletarische kunst? Of is zijn literair peil zooveel bereikbaarder dan dat onzer dichters, dan Potgieter of Verwey ? Neen! Potgieter, met al het vulkaan-vuur van Multatuli's zielsleven in zich, ware door het volk verstaan. Multatuli met al het zelfbedwang, al de geduldige oefening, al het stellige onderscheidings-vermogen van Potgieter, had voldaan aan onze hoogste artistieke eischen en toch de volksliefde niet verbeurd. De pogingen van onze socialistische dichters om volgens het orthodoxe dogma proletarische kunst te gaan maken, zijn slechts aandoenlijke bewijzen van de onmacht des verstands om den dichterlijken yormdrang uit haar eigen banen te doen afwijken. Wie kan de laatste Verzen" van Herman Gorter zonder wee moedigen glimlach, ja' zonder tranen lezen ? Is het niet als een meerl of nachtegaal die sousa-marschen poogt na te fluiten? Soms trilt het oude, edele geluid nog dóór, om telkens over te slaan in droef-potsierlijke banaliteit. Veel wijzer is het dus en grooter, om als Potgieter en Verwey, te berusten in onver mijdbare impopulariteit. Maar zonder vreeze waag ik mij aan deze profetie, dat nmaal, wanneer de groote zege bevochten is en de samenleving weer gekeerd tot recht en daarmede tot orde en evenwicht, dat dan beiden zullen worden verstaan en bewonderd, door het geheele volk in tempel en woonkamer, in studeer kamer en werkplaats. En dat groote eere zal gegeven worden aan den dichter die in het bange jaar 1903, toen alles droef en donker was, het hoopvol idea lisme veler strijders verkeerde in doffe moede loosheid, toen de verwarring dichter en de blijde toekomst verder scheen dan ooit zulk een rustig en fier boek durfde schrijven, om den dichterlijken schat van een groot voorganger, bijna reeds verwaarloosd en ver geten, zeker niet naar waarde gekend, te hoeden en te verzekeren voor een ver en gelukkiger nageslacht. Dr. Johnson, Engelands groote belletrist, wien echter 't dichterschap zelve ontging, noemde de biografie de edelste van alle lite raire uiting, waaraan zich slechts de aller sterkste en gevoeligste mocht wagen. Men kan zijn gevoelen na dit werk van Verwey begrijpen. Vijfentwintig jaren heb ik de vier deelen van Potgieter's Proza en Poëzie als goede gezellen bij mij gehad, en het stof heeft ze waarlijk nooit lang mogen bedekken. En toch hebben ze nu een gansch andere bekoring voor mij gekregen, zijn ze in een wonderlicht komen te staan, in eenschoone eenheid aan elkaar verbonden geworden. Ik herlees ze van A tot Z en vind er geheel nieuwe vreugde in. Is dat geen kostbare uitwerking, en is een boek dat zooiets te weeg kan brengen geen zeer hooge en edele daad, geen onschat bare en dankwaardige verrichting? Doch ik. eindig met de opmerking dat het boek iets incompleets voor mij heeft, zoolang het opstel over Potgieter, in de luide Toer nooien" er aan ontbreekt. Om den schoenen indruk te voltooien en te bevestigen is een eenigszins uitvoerige en oordeelkundige citeering van de Florence" naar mijn meening Onmisbaar. W al d e n, 28 Nov. 1903. F. VAN EEDEN. 1) De Blijde Wereld" p*. 139, 140 en 188. 2) idem idem p*. 290 vlg. 3) de Vorsten onzer tijden ontvingen tot hun deel een scherpe doornenkroon;" »de kranke maatschappij wijt hun, verdwaasd, haar [lijden " (uit Fortuin zoeken, geciteerd op pg. 216 van «het Leven".) OOSTLOOKN, dorpschetsen, door S. ULFERS, Rotterdam, D. Van Sijn en Zoon. DominéUlférs is een braaf man. Hij is Orthodox en toch geen domper. Hij is waar schijnlijk, in den politieken geloove, wat ze tegenwoordig christelijk historisch noemen, maar hij heeft een blijmoedige waardeering voor het socialisme. Hij doet aan litteratuur, maar hij is voor alles een gezaghebbend predikant.^ In zijn ledige uren, tusschen de preekineenzetting en de catechisaties door, denkt hg over vragen van den dag en over menschen die hij ontmoette. Zijn geest is wel 't meest bij zy'n ambt en zijn stemming gaat wel het leeraarschap nimmer uit, maar hij voelt toch óók voor litteratuur. Hij heeft een zachtgeluimde litteraire eerzucht. Zoovele menschen zag hij om zich heen en onder zijn herderlijk oog speurde hij den groei van zoovele karakters. Dat wilde hij toch ook wel eens in open baarheid doen blijken. En bij den uitgever van de Rotterdamsche Kerkbode heeft hij een bundel schetsen of novellen laten drukken, opdat zijn getrouwen een passend geschenk zouden hebben in de aanstaande feestdagen. Wat de drukpers tegenwoordig oplevert, is dikwijls zoo gevaarlijk. Zelfs op schrijvers namen kun je niet aan. Je koopt je zoo gemakkelijk een profane of slechte kat in den zak, met poezelig vel, maar een door en door verdorven karakter. Ja, wat haalt een onergdenkend mensch tegenwoordig al niet aan gemoed-storende en zedelijkheid-ondermijnende lectuur in huis. Je schrikt als je onvolwassen kinderen een boek uit de leesgezelschap-portefeuille in handen nemen. O, welke adders schuilen in 't letterkundig gras van deze tijden! Schan delijke boeken worden geschreven en gedrukt en de critiek, die zich toch hare taak van zedelijkheidspolitie bewust moest zijn, laatje in den steek. Nooit verneem je van gezag hebbende critici zelfs niet van dezulken die over eigen onvolgroeid kroost beschikken de waarschuwing: berg dit weg voor uwe zonen en dochteren. Veel heeft Ds. Ulférs daarover in zijne kringen aan gegronde klachten te hooren gekregen. Schrijf u eris een boek dominé, een goed boek, waar stichting van uitgaat en dat iets te léren geeft. Een boek dat karakter ont hult en de dwaalwegen der verdorvenen aanduidt. Een boek dat bewijst hoevele recht zinnige menschen er toch. nog rondleven, zelfs daar waar je ze 't minst verwachten zou en hoe rijke vrede er is om deze lieden. Een boek waarin brave leeraren en vrome diakenen voorkomen en slechtheid verre is, althans in niet sterke mate aanwezig, en dan altijd rechtmatiglijk gestraft wordt. Toen heeft Ds. Ulférs zich aan het werk gezet en hij heeft Dorpsschetsen" gemaakt. Wijd gespatieerd heeft hij achter het titel blad meegedeeld: Ik heb de schoonheid gezien van het leven der landbouwers tusschen hun akkers en korenvelden onder den wolkenhemel. Ook heb ik de schoonheid gezien van het leeraarsambt onder die lieden. En van die schoonheid ga ik hier ver tellen. Als er moraal ligt in de vertelling, welnu...!" W&t welnu? Moraal is er zeker in. 't Is n en al moraal. Wat bedoelt de heer Ulférs dan met zijn welnu? Welnu, dan is dit een goed Kerstmis- en Sinterklaas-cadeau? Welnu, dan zal mijn gemeente voldaan wezen en de uitgever te vreden ? Een boek dus waartegen niet gewaarschuwd behoeft te worden. Integendeel. Het is een garve in den oogst der domineeslitteratuur, waarvan Busken Huet in z'n beoordeeling van het meesterstuk in dit soort: De pastorie van Mastland, het zijne heeft gezegd, o.a. door zich te onthouden van de bewering, dat hetgeen door dominéwas geleverd, niet zoozeer tot de wereld der fraaie letteren als tot de orde der tractaatjes behoorde. Wat de heer Ulférs gezien heeft van de schoonheid van het leven ouder de wolkenhemelen blijkt niet; wel wat hij zag van de schoonheid van het leeraarsambt, waarop hij evenwel een zoo volkomen eigen kijk heeft, dat wij meestal niet meezien. Maar we kunnen begrijpen wat de heer Ulférs daarin schoons ziet: zyn dominé-ideaal is er n, die steeds stichting om zich spreidt, die ziekentrooster is en aan sterfbedden zit, die tot gelooven en berusten aanspoort en veel te leeren vindt bij de eenvoudigen van harte. Goesting de diaken is krachtiger in zijn geloofsbegrip dan dominé. In ure van twijfel ontvangt hij troost en wijsheid bij zijn schoonvader, die een Gelderschman" zonder meer is. Hu heeft blijkbaar groote sympathie voor zijn personen, maar hu mist volkomen de gave om ze ook voor ons sympathiek te maken. Wij vinden zoo dat de braven van Ds. Ulférs wat al te veel met hun braaf heid te koop loopen, dat zij zich voortdurend aan preekjes te buiten gaan en ondanks hunne verzekeringen gelooven wij aan hun eenvoud van harte zoo moeielijk. En wat nog erger is voor de kunstwaarde van het boek, wij gelooven óók niet dat Ds. Ulférs de menschen, die hij leven laat, wer kelijk gezien heeft, Hij bedacht ze, kapstokken zijn het, waaraan h\j de ke.ur van zijn preekengarderobe opgehangen heeft. En als hij be hoefte had aan vermaningen, maakte hij zondige menschen, als Ake, de gekke vrouw en Ilting de klokkeluider, die ontevreden was, of brave menschen als Wiegen de droorner en Goesting de diaken. Niet alleen dat die lui dan ondergaan, wat dominévoor zijne bedoeling noodig heeft, hij gaat er bovendien nog zelve bijstaan en spreekt ze toe: O goede Goesting, leef zoo nog de weinige jaren, die je te leven hebt. En vertoon de macht van hem, die het oor wil zijn voor de klagende smart." Had Ds. Ulférs zijn boek aangekondigd als een bundel novellistische leerredenen" of als indrukken van een predikant" en niet zoo pompeuselijk beloofd de schoonheid van het leven der landbouwers tusschen hun akkers en korenvelden onder een wolken hemel" had hij dus niet getracht zijn bundel voor iets mooiers te laten doorgaan dan hij is, we zouden met waardeering van den ver zorgden stijl, de zuivere punctueering en het ontbreken van taalfouten melding hebben gemaakt. En misschien geprezen hebben den goed nagebootsten weemoed in de schets Een domineesvrouw". : Tenslotte ook mee gedeeld dat wy 't vóór-thristelijke gezinnen op verjaardagen en jandere feesten) óók bij belijdenis, het allergeschikste cadeau vinden, dat de rechtzinnige tante, die niet al te diep in hare beurs wil tasten, haar petekind, jongen of meisje geven kan. HBNRI DEKKING. iMiiiiiiMiiiiiiiHiMMmMimiiiiiiimiimiiiiiMiiimiiimimiiiiiiiiMiiiiiiiHi* UIT DE NATUUR. XLII. Hoe de dieren sterven. Ik bedoel de dieren van het bosch en 't vrije veld. Wie veel door bosch en heide verslinden. Het schijnt mij toe, dat de onge lukkige dieren, na de eerste beet, althans in de meeste gevallen, door den schrik volko men gevoelloos worden. Het is anders onbegrijpelijk,hoe een betrekkelijk kleine ringslang een forschen kikker alleen met den bek machtig kan worden. Wie wel eens een kik ker, die ontvluchten wil, met de hand aan kop of pooten vast moest houden, weet ook hoeveel kracht zoo'n springer bezit en hoe veel inspanning het ons kost, hem te beletten zich los te wringen. Er moet wel een soort bedwelming of althans verdooving in 't spel zijn, anders is de volslagen machteloosheid of het geringe verzet van 't gegrepen dier niet te verklaren. Z.ou de Natuur, in onze oogen zoo wreed, inderdaad genadig zijn, en dit middel bezitten en toepassen om haar zorgelooze kinderen de pijnen van den gewelddadigen dood, noodzakelijk voor het leven van andere dieren, te besparen ? Ik heb nog veel te weinig gezien van/het leven der dieren,om iets anders te duryen doen dan gissend vragen. Enkele feiten evenwel,algerneen bekend en verschillend verklaard, geven wel recht tot een vermoeden. Dat b.v. een Lievenheersbeestje, sommige vlinders, rep tielen en ook vogels, onverwachts door ons aangevat, soms maar aangeraakt, plotseling de pooten uitstrekken, als dood neervallen, en een korten tijd levenloos schijnen, kan worden uitgelegd als een beschermend mid del, een vorm van mimicry; mogelijk is het, dat dit tevens de beginnende verdooving i's, die den angst en de pijnen van 't gegrepen en geknauwd worden voorkomt. Over de oorzaken, dat men, ook in streken met een rijk dierenleven, zoo zelden van ouderdom of door ziekte gestorven dieren vindt, is door ervaren onderzoekers wel het een en ander waargenomen en medegedeeld. Ongetwijfeld duurt het in een bosch, waar veel dieren voorkomen die pok aas vreten, niet lang of een gestorven dier is verdwenen tot op enkele oneetbare resten na. In ons land zijn 't de verschillende soorten van kraaien, de vossen en verwilderdp katten, die spoedig een gestorven ree doen verdwij nen. Waar zulk roofgedierte weinig voor komt, zijn het de ratten en boschmuizèn, die de groote dieren in korten tijd opruimen; de kleine evenwel, die in zooveel grooter aantal voorkomen, zooals zangvbgels, mollen, konijnen en dergelijke worden in de meeste gevallen begraven, en wel door eenige soorten van kevers, die ik zooeven al genoemd heb, de doodgravers. Door de lucht van 't gestorven dier aan gelokt, komen ze spoedig na den dood in groote getalen opzetten; met hun pooten die tot graven bijzonder goed ingericht zjjri, wroeten zij de aarde onder 't lijkje weg, zoodat het langzaam wegzinkt in den boschbodem. Na eenige uren is een vink of een muis deugdelijk begraven; in 't lichaam onder den grond leggen de kevers hun eieren en leven later de larven. Dit kan ieder die bui ten woont zelf waarnemen, wanneer men maar een gestorven vogeltje of een doode mol in 't bosch legt op een plaats, niet te dicht bij een woning, zoodat katten of huismuizen er niet mee van doorgaan. Meer dan eens is 't opgemerkt, dat zoo'n dood vogeltje, indien't niet spoedig begraven, of door de aaskevers of door roofgedierte w ggesleept werd onder bladeren of grashalmen, soms onder afgerukte bloemen was bedolven. Wie de poëtische bosehgeest mag zijn, die op zoo'n teergevoelige wijze het hjkje aan 't oog der schenners wil onttrekken, is niet te zeggen. De legende spreekt van 't roodborstje, dat blaadjes of bloemen strooit op de doode vogeltjes van 't bosch. Wellicht hebben, in de enkele goed geconDe doodgravers komen. (Illustratie uit In, 't Bosch, door HEIMANS en THIJSSE). heeft gezworven, bij voorkeur de stille plekjes zoekend, bovendien -oog en hart heeft voor de levende wezens, óók al zijn het geen men schen, zal zich stellig wel eens de vraag hebben voorgelegd, hoe 't komt, dat wij zoo zelden doode dieren zien en zieke dieren ons maar een hoogst enkelen keer op ons pad doen stilstaan. Wel treffen wij 't nog al eens, een drama tisch einde by te wonen, als het toeval ons juist bij een beekje brengt waar een otter een visch te pakken heeft gekregen, een kraai een jong haasje grijpt, of een wezel, die ver hit door de jacht alle voorzichtigheid laat varen, voor onze voeten een muis of een mol pakt. Een kring van vogelveeren met bloedsporen, hazewol en restjes van een konijn, zijn voldoende om voor onze verbeelding uilen, bunsings of hermelijnen bezig te zien met hun sinister nachtwerk. Lang niet zeld zaam vinden wij de offers van de domheid en de onberedeneerde dierenhaat der men schen : mollen, padden, uilen en egels, hazelwormen en hagedissen, doodgetrapt of dood geslagen ; geschoten kraaien, eksters en vlaamsche gaaien heeft ieder ijverig wandelaar meer dan eens gevonden, en ze met den stok gekeerd, om, mot een lichte rilling, doodgra vers en andere aaskevers van hun griezelige genietingen te zien wegvluchten. Zoo komen wij licht tot de meening, dat verreweg de meeste grootere dieren om van insecten, wormen en dergelijke niet te spre ken een smartelijken dood sterven in klau wen of kaken van anderen; dat het leven der dieren een eindeloos moorden en een nameloos lijden is, dat de meest kenmer kende eigenschap der Natuur wreedheid is. Ik heb 't nooit willen gelooven. Er zijn zooveel dieren, die haast geen vijanden in hun omgeving hebben; waar en hoe ster ven die ? Een van de passages uit Robinson Crusoë, welke indertijd den meesten indruk op mijn kindergeest schijnt te hebben gemaakt, is die waar Robinson dat geheimzinnige zuchten uit de verborgen grot hoort komen, en na langen strijd zijn angst overwint, wei felend binnentreedt en er een stervenden bok vindt, die zich daar had verscholen. Zouden de dieren zich gaan verbergen wan neer ze door ouderdom of ziekte moeten sterven ? Ook uit de Aarde en haar Volken, dat in mijn jonge jaren mijn lievelingsboek was en waarin ik indertijd met angst en verlangen Livingstone volgde op zijn eerste reizen door het onbekende Afrika, is mij een zinsnede bijgebleven, die mij : nog dikwijls voor den geest komt als ik een dier door een ander zie grijpen of wegslepen. Livingstone zeide, er volmaakt zeker van te zijn, dat hij in het geheel geen pijn of angst had gevoeld, toen hij, door een leeuw niet den bek in den schouder gegrepen, een groot eind werd mee gesleurd, tot het dier door zijn metgezellen werd doodgeschoten. Zou dat ook zoo zijn met een kikvorsch, die door een slang wordt gegrepen, met de muis in den bek van de kat 7 Meer dan eens heb ik een springlevenden kikvorsch door een ringslang, een hagedis door een gladde slang zien grijpen en levend Panorama-Gebouw. Amsterdam, Plantage Antieke Meubelen, Porceleinen, Schil derijen, Perzische Tapijten. Va#lr fti'ijsrn. Tovynttg vrij. MEUBKl-BAZAR SINGEL 263 -283. 1>U de MASSIKF EIKEN. 140 X 80/«a. Telefoon 3968. Kantoor-MeübeleD enz. J. MEIJERINR MEIJER. Amerikaansch Cylinder-Bureau, beide onderkasten met laden, uitstekend van kwaliteit en inrichting, 127 cM. lang f' O.V . Bureau Minister, eikenhout, prima eigen fabrikaat 150 X 80 cM. met schuifladen f O5. . Amerikaansche Sectie-Kasten, bij uitstek geschikt voor Boekenkasten, zoowel als voor verzamelingen van allerlei aard. Beste fabrikaat bij meest voordeelige prijzen. Men vrage gratis toezending der Speciale Prijscourant voor Kantoor-Inrichtingen M PHOEMX", m Spuistraat, Amsterdam. i BINNEN INRICHTINGTOT MEUBELEERING EN -VERSIERING ^DER- WONING^ 12O ? ROKIN ? 120 FAIENCE EN TEGEL FABRIEK MOLLAND NAAMLVENN-CEV-TE UTRECHT

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl