De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 20 december pagina 10

20 december 1903 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

&*if: DE AM3T E R D A M M E B W E E'K B L AD VOOR N E DE R L A N D. No. 1382 ?H U niet ,te wenscjb.en zijn. Wel behoort de wet gever als regalatrice op te treden om zoo "noodig het publiek tegen 'n grof winstbejag en prikkelende willekeur te beschermen. De San Francisco heeft 'n kwartaalsdividend van l pCt. op de eerste preferente aandeeleu geannonceerd. Het jaarverslag van de Union Pacifle dat veel attentie schijnt te verdienen, heb ik nog niet .ontvangen.' De Leopoldina zag den prijs van hare "aandeeleu van- 50 H tot 52 M verbeteren. De lezejrs zullen zich. herinneren dat de Groene eenige weken geleden wees op abnormale 'daling dezer stukken. -Die achteruitgang toch was onevenredig aan de vermindering der ontvangsten, die ' nog wel niet geheel Is in gehaald, \maar toch schijnt de kans, dat ook over dit jaar wederom 3Ji pCt. dividend zal worden uitgekeerd niet gering. Ten slotte volgt de rubriek der tramwegmaatachappijen, waarin ik 'n vermindering zie van de Babat Djombang, Van de Ned. Indische tram, van de Semarang Cheribon en ? voor de Ned. Tramwegmaatsehappij-aanr deelen. Opvasteren koers zie ik de Bataviasche Electrische Tram en de Modjokerto. OostJa va ging van 38 tot 4QM en de Semarang Joana van 130 tot 132 vooruit. Qpk deobligatiën Kediri, konden 1-pCt. avanceeren. De ontvangsten van deze onderneming, waarover ik ft vorigejaar nog al bemoedigende berichten kon geven, z,jjn in de eerste elf maanden van dit jaar ruim ? 32.000 hooger dan in dezelfde periode van het vorige jaar. Zou op grond hiervan op 14 of 'n heel percent meer divi? dend dan 't vorige jaar, gehoopt mogen wor den? Ook de Malang ging belangrijk in ontvangsten vooruit. Deze .maatschappij, waarvan de lijn slechts .2/s van de lengte der Kediri heeft, ontving in bedoelde periode ruim ? 20.000 meer dan in dezelfde tijdruimte van het vorige jaar. -? Deze rubriek zal weldra met den naam van een nieuw» ónderneming vermeerderd ' -wordren. In het sympathieke land, -waar de \T-oegere bakkeïsjongen Bellamy zijnwarmnaïve gedichten zong, en waar zijn begchermers de Lambrechtsen vani Rftthem's en de Hurgronje's woonden, zal 'n tramweg worden aangelegd tusschen Middelburg Vlissiiigen Koudekerk?Domburg, met financieele medewerking van den Staat, de pro vincie, gemeenten en polders. In de kosten van aanleg van deze tram lijnen nemen deel: «. voor }& der bouwsom ad, ?750,000; De naarnlcözèvennootschap Stoomtram Walcheren met feaar maatschapBery k kapitaal groot ?250,000 in 250 aandeetón van ? 1000 elk, -welke aHe 4 pari z\jn geplaatst; . l. De Staat der Nederlanden net een renteloos voorschot groot tot ? ? 250,000; 'c. De Provincie Zeeland met eene subsidie tot ? 250,000, inclusieve 4 pet. ^'eate te be talen in 30 gelijke termijnen. \ Den 21ste» dezer is de inschrijving open-gesteld op' ,?,' 230,006, in "A .--ffete-- otoligatiën tegen den kóerg van. 101 i*Gf.jieru &ste van de bedoelde- Bs*ajïilooze vennootschap, Stoom. tram Walchej"en,: Met j^t.,Qqe oji de^gnootte van het geplaatste aandeelenkaiJiteal en gelet op de daadwerkelijke bewijzen . van -instemming die deze pndernemiag van v r.^hillende <k«ïten mocht -ontvangen} zal deze uitgifte de attentie, der kapitalisten wei wekien. En van de-Zeeiivvsche niet alleen, -AmeW Mannxste-409. Busemn, Borneo". '" ' Mms Deze dpnkefe :da-i; ?'ig$n tdér,.. Sersjfmis z\jn tocKallerarmst zondéri liet» >êW voor iemand dje h'et hart op, de rechte plaais heeft, : heb ben ze zoo'n sto-yige, warmte, die. zelfs 'ri ouwe ingeschVompelde ziel, zoöaïs nu langzamerhand de mijne %aat*'*#^rd'ei», verkwikt. -Hé* zijp de best<^ ds^rtïvoor meditatie en contemj-' platie; het is' alsof ? de natuui? tot je zegt: ik zal wat nevel en 'mist om en boven je uitspreiden, opdat je door: niets wordt af geleid, je h«elemaal voor je zelf leeft, en tot je diepste binnenste inkeert, om in alle.stilte je.neus eens in de bloemetjes te Steken, die je je lieve leven door daar hebt geplaflt. Zonder hierover nu verder uit te' weiden, wil ik alleen maar zeggen, dat -ik naai- dien geest gesproken, een on afzienbare reeks van Semiramis-titintjes heb aangelegd. - Ofschoon ik goed Luthersch ben, en dus alle heiligen me gestolen kunnen worden is het me nooit moeilijk gevallen, me in zoover met St. Niklaas te verzoenen, dat ikf zijh naamdag zonder pröte'st laat pas seeren, en desnoods daarop geschenken aan vaard. En eigenlijk heb ik bij mijzelf wel eens gedacht, dat het nog zoo gek niet ge1 vonden was van de Roomschen, begin December' met St. Niklaas aan te komen om je op een vroolijke manier de duisternis in te leiden, tot je eindelijk dan het Kerstlicht ? ontwaart. Intusschen, Böhringer, met wien ik eens in dien geest daarover sprak, kon dit niet goedkeuren. Neen,, zei hij, al krijg ik op St. Nicolaas cadeautjes ik betreur bij de aardigste surprise het toch nog altijd, dat zij in een zeker verband staat met een treurig wangelqof. En dat het bij de Calvinisten niet anders is,-als bij ons, Lutheranen, bleek mij nog dezer dagen, toen Lohman mij vertelde, dat Kuyper al de Sinterklaas-poppen, dooi den heilige hem aangeboden, zooals Braakensiek dat in de Groene" heeft vertoond, nijdig heeft teruggezonden, met de bood schap, dat h\j, hoezeer ook bereid voor wal' yisch te spelen en twaalf Jonassen in to - slijfken .... dat alleen naar do zuivere rege len van de Openbaring wenschte' te doen maar zich op geen enkele manier er toe zou leenen, ook maar'én kruimeltje van die Roomsche koek" to eten, aangezien De Militaire Gids. Orga.an voor weermacnt en natie,' onder redactie van jhr. G. J. W. C. H. GKAAFLAKD, ridder 3e kl. der Mil. Willemsorde, gep. luit.-kolonel ?Ned.-Ind. leger. Twee-en-twintigste jaargang. 1903. Haarlem, De Erven ... \ Bohn. Op nieuw vestigen wij de aandacht op dit tijdschrift, waarvan nu de lle aflevering vóór ons ligt, en dat velen militairisten,ten spijt zoo rijk is aan nieuwe, frissche denk beelden op militair gebied. Hier is de jonge school aan het woord, niet altijd kalm en wöordën-wikkend, maar fliuk-uit, met durf, soms heftig rameiënd tegen het oude-vormengèbouw, van welks tinne de poortwachters luide veriondigeii: het is goed, omdat het altijd zoo geweest is; of het moet goed zijn, ""?wijl de .naburen hot ons leeuaarden !" 't Is waar, in eten, conservatieven Militaire Spectator schreef de generaal Buys:. In een klein leger, niet bovendien een zwak vredesefleetief, en waarin men tot Jheden slechts een bétrèkkehjk bescheiden rol ver vulde, -bestaat 'later inaar al te zeer neiging, wanneer meii eenmaal eene positie bereikt heeft,- waUriu meer daadwerkelijk .gezag wordt uitgeoefend,' dan,' tuk'op dat gezag, alles te willen regelen en door zijn handen te doen gaan.' Vooral zwakke en ijdele karakters willen zich in alles gekend zien, uit vrees dat men anders niet veldoendo tegen hen opziet. _Men doodt op deze wijze.alle.jniatief en vormt geen karakters en tóch is.'t het ka rakter, dat, meer dan -kennis, den aanvoerder vormt. Hij, die groot gebracht ia onder een régime, waarbij elke kleinigheid bevolen rijoet worden, zal ook in mpeilijke omstan digheden, waar de verantwoordelijkheid zoo veel zwaarder, weegt, steeds op bevelen blijven wachten." - . ? . 't Is maar de vraag, hoe vele gezaghebbenden die woorden , te repht door den Militairen Cl,i<l$ ,tot motto van een zijner afleveringen gekozen -^-zullen onderschrijven, .en zoo.dit.aautal werkelijk groot mocht wezen, dan :i« dat voor ,-eeoi groot-deel te danken aan de nieuwe richting, waarin T- den. jon geren dank zoo, langzamerhand wordt gekoerst. Men leze er de artikelen van voor eenige, jaren in onze toongevende militaire tijdschriften maar eens op na. Met instemming citeóren wij hier uit de jongste aflevering een brokje, als een deel van het programma waarmede de Militaire Gids zich als 't ware in de voorhoede plaatst der beweging'. Dit'tijdschrift zal dan staan aan de zijde de» militie; niet louter uit zucht om Voor uitstrevend te zijn, doch uit overtuiging diep geworteld dat het militaire" niet langer iets eigens" kan blijven; uit het besef tlat de burger weerman? tevens' en de militair ook burger moet zijn; en krachtens démeéning, dat de volksopvoeding zóó dient hervormd te worden, dat ze den burger leert het plichbesef :en den eerbied voor het gezag, die in een leger behooren te bestaan, en waaraan djt naast technische geoefeudheid -stijn k-raèht-ontleent. 'B. liet ,verlrjr<in 2'ooverlantl,. naar de zevende JDeen,«clie ' xiit^ive van J. BMCHEKCLAUSEN, : door D. LOOEMAX-V. D. WIL LIGEN. Uitgever H. Honig, Utrecht. Dit boek geeft te denken. 'Zoet is de be koring, die er van uitgaat, fijn van gevoel en Lohma-n dacht, er ook zoo over er een menschonteerende ketterij in dat deeg, al leek het dan nog zoo'n mooien vrijer, be lichaamd was. Waarom, moet Kuyper ge vraagd hebben, zal ik myzelf een oordeel eten? CWW/c" en Combinatie'" in de politiek, jawel; noo-veel ze willen maar speculatie" blijve verre van mij! Ik bedank er v-oor. ? Jammer, dat Will-em v. d. Vlugt dit niet geweten heeft! We zullen dit jaar - maar niet SintNiklaassen, had .Thérèse gezegd; en ik had er het zwijgen toegedaan. We kunnen dan nicht van' de Lünbaansgracht, het dienst personeel on de armen wat rijkelijker be denken, zei ze; ze had weer een stuk of wat nieuwe opvretertjes aan de hand; ik geloof wel een twaalftal, waarvan zij de kapotte -schoenen of niet meer te stoppen kouzen meende te moeten vullen; ook had ik toevallig de factuur van een paar dozijn omslagdoeken en wollen dekens uien aan komen, waarover ik haar met Julia had ?hooreu" smoezen, die ook graag zoo'n beetje in armenzorg ineêliefliebberr, alsof Bknkenberg dat niet veel beter deed en het niet alleen afkon. Zoo wilde zi.j en haar moeder mij dit jaar maar eens overslaan; ik gevoelde het best, ik moest plaats mako-n voor dut Jordaangoeilje. Ik ben geen kind meer, zei Thérèse even later, en papa is nooit een kind ceweest, en mama is nog zoo'n lief kind, dat haar hand gevuld is, ook als jo haar niets geeft --? waarom zouden wij dun al die drukte maken 'i Neen, antwoordde ik, wat mij betreft, je weet wel, ik hecht niet aan die dingen. Het eenige waarom ik St. Niklaas nog een beetje lijden mug, is, dat hij geschenken geeft aan... anderen...: maar ofschoon ik dat zoo zei en i n vollen ernst zoggen mocht, in mij sprak het vnderhart toch een woordje van weemoedige ontstemming. Daar heb je nu een eenige dochter en een eenige vrouw,.... wanneer de filantropie niet voor haar een modo was geworden, als het dragen van al die prullerijen, waarmee zij zich opdirken, zouden dan die beiden niet haar hoogste geluk moeten vinden in een man als mij te overladen met de kost baarste geschenken, waartoe haar middelen haar in staat stellen; zouden zij niet dagen en weken zich hebben willen inspannen, om te samen te overleggen, wat toch het meest waardig mocht zijn om te getuigen van haar voreering en liefde? Maar ik hield dit voor mij. Het was gelukkig een erg sombere, mistige don kere dag; ik ging in mijn fauteuil zitten, sloeg mijn armen over mijn borst, en daalde in mijzeïven af', waar ik zonder de geringste zelfverheffing mij verkwikken mocht aan de preciosa, die een welbesteed leven in onver gankelijkheid opeenstapclt, meer dan de mooiste St. Niklaasueschenkon waard. En zoo dacht ik ook de volgende dagen aan niets, wat met den St. Nikluasavond in verband staat, en zou er zelfs niet aan ge dacht hebben, al hadden ze het Paleis op den Dam, de zalen van het Rijksmuseum, de. teekening van het gemoeds- en liefdesl^ven eene, jonge, beproefde vrouw. Haar liefde was het tóoverland, dat zijn draden spon over dagen en jaren, tusschen rozen en kamperfoelie jecht door naar het tooverslot, naar het beloofde land, dat haar en den man, die zij lief had, in- dien tijd meer nabij scheen dan het bosch, waarin zij liepen, . meer nabij dan de lucht; die zij inademden in het bosch, dat zij betraden. Als jong meisje was 7/ij bedwelmd ge worden door de kunst van een groot tooneelspeler in den schouwburg te Kopenhagen. Hare aanbidding had hij aanvaard. Hij trouwde met haar... .en leefde geheel voor zich-zelven; slechts wie hem aanbaden als vrijwillige dienaars en dienaressen met een blik van genadige welwillendheid verwaar digende. Het huwelijk was voor hem eigentlijk eene scène, eene gelegenheid om mooie woorden te zeggen; het hart blee-f er vreemd aan. Hij leeft alsof hij . ongetrouwd is, en blijft het tooneel als het eenig ware' be schouwen. In dit ijdele en holle leven gaat hij voort. De jonge vrouw kan dat leven, dien ontrouw niet verdragen, zij verbreekt de band,, het kind voor zich behoudende, het kind, dat hem hinderde, want het trok meer de aandacht dan hij, de tooneelspeler! Spoedig wordt hij gedwonen te hertrouwen met eene der verdoolde jonge vrouwtjes, die hij nog tydens het huwelijk, het hoofd op hol' had gebracht door frazen en poseereii. Wat er van haar allen werd... wat ging het hem aan!. ... Zijn eerste vrouw, de vrouw van het ver haal, had hij cfe oogen geopend. Zij zag in hem plotseling den modernen tijd met al zijne wondeplekken voor zich: het grenzenloos egoïsme, al de bandeloozo liefde, en het vol komen gebrek aan lust tot opoffering. - Haar froost vindt zij voortaaii in haar kind, en den jongen vaderlijken vriend, die haar in, goede en booze dagen, onbaatzuchtig, zonder iieveubcdoeling had ter zijde gestaan. Tusschen beiden ontwikkelt .zich n rijk . gemoedsleven. Zij gaan het tóoverland van geluk in, om er plots van te scheiden. De mail, ..die haar een stut was, en het verder zou zijn, ontvalt haar, kort na het huwelijk. Voortaan een droef-berustend leveui, alleen nog-van waarde, om de zorg voor baar kind. Het verloren toorerland heeft waarheid tot grondslag. . De^ Deensche schrijfster, mevr. J. Blicher Clausen zat op een avond vóór de concert zaal te Klampeiiborg, een bad plaatsje bij -Kopenhagen. Zij waande zich alleen op het terras boven het restaurant, tot zij plotseling vóór een der vensters van_ de.concertzaal een donkere vrouwen-gestalte ontwaarde. Zij zat voorover gebogen, met de banden in haar schoot, en wendde bet bleeke gelaat naar de verlichte zaal. Zij hield de oogen voortdu rend op n punt gericht, maar het was duidelijk, dat zij keek zonder te zien. Het was alsof iets ver, ver weg haar oogen ver blindde. .. . Zij staarde in liet verloren tóo verland van haar jeugd. Onder de tonen eener fantasie van Ohopin hoorde de schrijfster de geschiedenis deijonge vrouw vertellen. Zij heeft die in Het verloren tóoverland weergegeven, even een voudig als die is, in een boek niet voor groote, maar voor stille denkers. Mevr. D. Dogeman?van der Willigen heeft goed gedaan dit boek, in zuiver Hollandsch, te vertalen. Zij heeft er meisjes boven de zestien, jonge vrouwen eri jonge moeders mede aan zich verplicht. Ook jongere en het Grootboek, ja zelfs de kelders van de Nederlandsehe Bank voor mij opengesteld om er een keus te doen. Toch zou het St. Niklaas voor me zijn. We zaten met ons viertjes in de huiska mer met nicht gaan wij zoo weinig moge lijk in de salon, omdat zij daar niet past en daar werd ik door Jacob geroepen, met vriendelijk verzoek of mijnheer even in 't kantoor wou komen, er was iemand om mijn heer te spreken;... Wie ? Ja, een vreemde mijnheer, maar zeker een hecle heele hóoge." Ik ging... en wat stond daar nu voor me? Een soort van mannequin, allerkunstigst samengesteld, zoodat je hem in tweeën kan doelen, met een galapak be hangen... als was het door de hoeren van de Randmijnen (,'hamberlam aangeboden of Edward zelf. Ik gevoelde mij werkelijk door het schouwspel getroffen. Maar daar ik nie mand had, voor wien ik mijn verbazing en bewondering kon luchten, schoot mij niets anders over dan de statierok, broek en steek iets nauwkeuriger op te nemen. Ik begon met de broek mijn vrouw zegt altijd pantalon, omdat zij meent dat daar door de aard van dat kleedingstuk een weinig verandert. De broekspijpen ver toonden, zoowel van voren als van achter, elk een broeden massief gouden shim, vóór van den eik en achter van den china'sappelboonijterwijldebladerk'ronen boven de pijpen in elkaar liepen, en alzoo te samen vormden een glinsterend boschaadje, alsof het edel metaal onder de hand van de borduurster plantaardig leven had ontvangen. Onwil lekeurig nam ik (Int klecdingstuk van de stokken, die het omsloot en onder een betooverin»-, waarvan wel de oorzaak, maar niet het procédémij bewust was, stak ik, vóór ik het wist, mijn beenen in dat lustprieel -iets te hint bedenkende, dat, zelfs bij zulk een overgana' tot hooger heerlijkheid, je eerst je deur behoort te sluiten. Na dit daarop plichtmatig verricht te heb ben, gevoelde ik mij meer op mijn gemak; en dat was noodig, want, toen ik mijn bottines wilde opnemen, en gaan zitten om die aan te doen, zag ik twee rijglaarzen met sporen staan, maar ook met knoopjes van je fijnste edolü'osteenton tot heel lang op den voet, blijkbaar met het doel om teti'on de broekspijpen uit te schitteren. Ik trachtte, zoo coed en zoo kwaad als dat gin«, mij te bukken om ze beet te vatten, maar nu bemerkte ik opnieuw iets bijzon der interessants aan mijn plunje ter hooate van mijn knieschijven. Daar bevonden zich rechts en links een paar subtiele scharniertjes, en toen ik die even omdraaide, kwam er een soort van elastische stof te voorschijn, zoodat het mij nu niets geen moeite kostte te gaan zitten. Eenmaal zoo geschoeid en gebeenkleed, duurde hetgeen vijf minuten of ik was, om zoo to zoggen, al in dit deel van mijn pak gegroeid. Eerst, ik wil het eerlijk bekennen, voelde ik toch nog iets nooddruftigs aan mijn huilden, als waren zij het niet waard, om er zoo over die hemelsche stof mee te strijken, maar vóór ik er aan dacht stak ik ze al eens, oudere mannen zullen dit boek met belang stelling lezen. Het zal hun een aanleiding tot nadenken worden. De omslag en de uitvoering van het boek, vooraan het portret der schrijfster, maken deze levensgeschiedenis eener jonge vrouw tot een welkom geschenk. J. H. R. iiitiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiriiiiiiiiitiiuitiiiiuituiiiiiiiiiimuiimtmuinuiu iHiiiiiHfWHmiiimiuiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiminimiiiMiiiHHiniimmwiHi slip stopera ef nuttig Wat van beiden zal er -hot kind groeien,. voor .wieu wij uwe hulp inroepen ? Zoo gij ons helpt aan eenige honderden guldens, vrij waarschijnlijk het laatste ; krijgen wij geen steun, dan vrij zeker het eerste, Het vorige jaar ontvingen we van H. M. de Koningin en eeuige ingezetene'n uit onze gemeente giften voor een overigens volko men normaal, maar spraakgebrekkig kind. De zevenjarige jongen volgde daarvoor een half jaar het onderwijs als interne leerling van de Inrichting, uoor spraakgebrekkigeii te Amsterdam, waarvan de heer J. G. Kingma directeur is. Xa dat half jaar verklaarde de directeur zich zeer tevreden over de vorde-, ringen van het kind en gaf alle hoop, dat het eens welbespraakt de maatschappij zal ingaan. Nu zullen nog ongeveer twee jaar noodig zijn om hem klaar te maken voor het gewone lager onderwijs. 'Het leergeld bedraagt ? 350 (vroeger ? 400); er moet dus de niet geringe som van ? 700 gevonden worden om het kind goed te leeren spreken. Een welbekende Amsterdainsche philantroop gaf / 150 voor 't eerste jaar, wie helpt nu verder ? Wij vragen niet graag, de couranten komen eiken dag met verzoeken om hulp voor ongelukkigen, maar hier hangt van eenige honderden guldens de toekomst van een kind af. Van koopmansstundpujit bezien kan men zelden goedkooper helpen dan in dit geval. En uit het oogpunt :,van naastenliefde bezien, wat is er beter . dan het een kind mogelijk te maken ee* nuttig menseh te worden ? Daarom vragen wij den lezers der Groene, onder wie er zeker, velen zijn, die geven willen en geven kunnen : Helpt ons het onderwijs aan het spraakgebrekkige kind te doen voltooien. De laatst ondergeteekende zal gaarne giften voor dit doel ontvangen en later in dit blad verantwoorden. Dr. G. KIJI.STRA. Ds. .T. A. BuviN's Jr. G. W. BEKKKXÜOSCII, Hee ren veen. Wijkrcrplcegster. Met hartelijken dank ontvangen : J 2.?G. B. (?) te Kampen ; f 2.50 G. te A.; ? :;.?B. te B,; ? 2.-V) v. 'd. II. te R.; / 5.?mevr. W. (e L. ; ? 2.50 N. N. te Zutfen ; ? 10. E. S. te A. zooals ik gewoon ben, in mijn zakken. Evenwel om ze er dadelijk weer uit te halen. Want wat merkte ik'/ Niet alloen de buitenzij, maar ook de voering, was van goud. Aan den CCIIPTI kant zaten de eikels, aan den anderen de oranjeappels, zwaar geborduurd, zoodat ze haast rond, en op het hoogste punt wel een paar centimeters dik waren. Xiet direct begreep ik den die pen zin hiervan, die, naar ik later vernam, hierop neerkomt: een waarlijk edel mertseh vindt ook de gouden vruchten van zijn streven in zijn.. . . zak. Den frak kon ik niet dan met de grootste moeite van de stellaadje afschuiven, daar de mouwen met de opslagen een onbuig zaamheid hadden, als moest daardoor alleen al do gedachte gewekt worden aan den sterken arm", dien zij bekleeden zouden. Twee leeuwen staken hun omgekrulde scharlaken rood o tongen tegen elkaar uit, op het gedeelte dat de borst bedekt; ge scheiden door een rij van knoopen, niet minder dan vier en twintig, van hoven tot bene len, allen echt'; gouden tientjes, onder F.mnia's regentschap geslagen... Hoven aan de ged/ijden kraag fonkelden twee diamanten ter grootte v;in de zilveren knoopen, waarmee de Zeeuwsche boeren pronken; maar het meest trof mij nog de ongcineene wijs, waarop de rug bewerkt was, waar in gouddraad de holhindsehe tuin met haar maagd was acbonluurd, de speer in de hand, die tot versteviging van de ruggegraat diende. Later hebben Jnlia en ik de proef genomen, of' we den frak bij de kraagniet konden bcetliouden en 7.00 rechtuit steken, maar dit u'olnkte toch niet, of ik moest hem van onder in't midden met mijn voet een steuntje neven, wat evenwel het feit niet te niet doet, dat hij stijf staat van 't goud. Nu had ik er me juist ingewerkt enden degen aangegord, waarvan gevest en schede niet minder kostbaar waren, dan het costuum waarbij bij behoorde; ik trok het fijn gecise leerde 'sta'al even uit, om te zien of ik er mijn nagels nieo kon korren, wat werkelijk met die van mijn linkerduim, maar al te goed gelukte... Toen nam ik den steek van den kapstok ... en daar kwam Julia aan de deur tikken, en vroeg te worden binnengelaten.Zij wist er natuurlijk alles van, en wilde niet nicht en T h ei o's e. zich te goed doen aan mijn verrassing. Ik zette dus mijn vederbos met linten, sterren en kokarden op... en ontsloot de deur om't drietal te ontvangen. Daar stond ik. Wel, man, zei Julia, wat zeg je daar nu van, zoo had jo onze sCXiklaas niet noodig, hè! En nicht riep: Sutfisauf,.neef... dat noem ik toch nog iets meer dan een onze-lievo-heers-beesje op zijn Zondags...! Gut, Gut, allemaal edelgesteentr-n en goud. je mag je wel laten vorassereereu . . . manr die veeren daar boven op je bol, die vind ik wat vreemd; nietwaar, alleen de onbeschaafde volkeren, de Hottentotten en de Koschjesmannen loopen met pluimen op 'r kop.'., neen, is't niet zoo? Wat /on jij weten v;m beschaafd en on beschaafd, beet ik haar toe, dat leer je daar nogal op de Lijnbaansgraoht, hè, juist zop'rc hajien- en fajsahtenstaart verzinnebeeldenv je hoogste beschaving; daar heb ju nooit van gehoord, hè, maar dat weten ze ner gens .beter dan in je. fijnste _kringen in Den Haag. Ma,ar Thérèse maakte het nog veel erger. Papa, rjapa, riep zij uit, keer u toch .eens; om, als ik u van voren zie, lach ik me. zijsk! .^?Ma,ar ik ye;rdjaaide dat, want zoo'n ontaard kind, ik gedoelde het op.dat moment instinctmatig, behoor je geen blik te geyen^op het hoogste wat.ip deze schepping de mensch ooit heeft bedaoti en gemaakt. Zoo, zei ik, mij een beetje opwindend, lach jij je ziek .. ? Nu, als je gemoed onbedor ven was en je was ziékr maar., je mocht je vatier .eens zien, zooals ik hier voor je sta;., dan laohte je. je gezond Enfin, dat drietal was geen gezelschap waardig voor een man als ik. Nicht/kwam met haar profano. hr.ndon al aan het. degengevest. Gut, Gut, jij mot zoo'n stuk metaal op zij, en Je doet nooit een mensch kwaad! en Thérèse haalde een schaartje te voorschijn... en zei, papa: hangt u dat ding maar bij mij in de kast, dan kan ik het ook Bertha van Schalkwijk eens laten zien en met haar napluizen. Ik nam mijn steek af, en dreef ze er met n zwaai de kamer mee uit... ze hadden er respect voor,. alS voor een gloeienden pook. Niet dadelijk k^am ik te weten hoe dit geschenk voor mij was ontworpen en -ver vaardigd. Ik beo-reep, dat Julia de lui .een model van mijn pak had bezorgd, waarrïaar dit gala-stel was gesneden, en begreep voorts 'wnel'i*it welken hoek de wind woei maar toch enige" zëkerMeid kreeg ^k^&rtf toen De Ranitz kwansw^s e«n<s naar den staat van mijn gezondheid kwam kijken. Al heel gauw hoorde ik, hoe men aan het hof meende, dat ik in Januari op de feesten niet ontbreken mocht., maar dat ik eigenlijk de rechte plunje miste, om daar in veile waardigheid te verschijnen. Ze herinnerden zich nog uitstekend, hoe ik eens op het Loo gedineerd had in een gewoon zwart pakje, bij welke gelegenheid ik, naar aanleiding van een glas wijn dat omgevallen was, den stoot had gegeven tot afschaffing van den zeepaccijns. Maar, zoo hadden zij gezegd: de beschaving is in de laatste tien, twin tig ? jaren niet weinig vooruitgegaan, en nu zou zelfs een Broiumoijer niet aan een vorstin zich kunnen presenteeren in een zoo burgerlijken plebeischen kellnersfrak, als waarin tot schande der welopgevoede uienschen zich een Roosevolt en oen Loubet vertoonen. Brommeijer staat hooger dan deze soort van opgedrildo boerenjongens, hem past een costuum, waaruit II! M. zal kunnen zien over welk een volk zij regeert. En toen rees, volgens de Ranitz, do'moeilijk heid. Niet dat wij de mannen zouden missen, om een zinrijke galakleeding te ontwerpen. Wij hebben onzen oppereercmoniemecster, v. Pallandt, en dan nog bovendien Van Randwijek, den omnis homo in den cere monie-hoek; aan gepaste denkbeelden, symbolische .aanduidingen en attributen mangelt het ons allerminst. Neen, do vraag was, waar nu eens het gouddraad tot maatstaf van verdienste strekt, hoe zullen wij een voldoende hoeveelheid daarvan kunnen aanbrengen op pantalon en rok. Ah, daar is wat over getobd! Maar't bleek ten slotte, op die wijs kwamen ze er niet. "Voor u moest men, zou do kleedij niet te zwaar worden, de toevlucht nemen tot to pazen, smaragden, robijnen en diamanten..; zoo, hooggeëerde heer Brommeijer, kwam uw costuum tot stand. Ik knikte... ten bewijze, dat ik geen enkele aanmerking had... en al wou ik hem nu juist niet bedanken, zei ik toch : ja, ja, maar die rijglaarzen en die degen zijn ook niet voor de poes! Ah, de degen, dat heerlijk wapen, riep De Ranitz, lang worde hij door u gedragen, tor eerc en tot steun van het Hof! U zal gezien hebben, dat het aantal degens weer vermeerderd is in ons land. Ook de leden van den Centralen Raad van Beroep, van den Raad van Beroep bij de Ongevallenver zekering, de Griffiers en de Substituut Griffiers, krijgen een doniineesstoek met liggende pluimen en een degen daarbij. Je hebt gelijk, zei ik, ik heb dat gelezen en er mij over verheugd. Wij komen op die manier aan de spits der volkeren te staan.. Ik geloof niet, dat er ergens in Duitschland een groot of een klein, zelfs een miniatuur hof is te vinden, dat thans ons nog vóór zal zijn in het gewapend optreden... bij cotillon of collatioii ten hove. En in die de gens zie ik misschien meer dan jij. In onzen tijd van anarchisten, nihilisten en al dat soort van gespuis, moet het jo zoo'n rustig gevoel geven, als je weet, dat H. M. ten paleize louter omringd is van lui, die een degen kunnen trokken ... Ik zelf'heb daar vroeger ook wel eens anders over gedacht, maar ik ben er van overtuigd, dat het Nederlandsehe Volk niets heerlijker vindt dan do gedachte, dat, als er eens feest wordt gevierd, II.3L' zoo zeker is van haar leven, als in een bomvrije kasemat. Ik ging niet dieper op de zaak in. Alleen wilde ik nog weten, wie de edele gevers of' a'eoft--tors waren, die mijn waardig heid op zoo onbekrompen wijs in overeen stemming hadden gebracht met 's lands belang. Hierop kreeg ik intusschen geen afdoend antwoord. Hoor eens, Mijnheer Brommeijer, zei hij, dat zal wel eeuwig een geheim blijven. Laat het u genoeg zijn, als ik u verzeker, dat gij het beschouwen kunt als een geschenk van het beste, het hoogste deel der natie, een huldeblijk van Hof en Volk. Ik zou je willen opdragen den goverste danken, had ik mij niet tot regel gesteld, de lui alleen gelukkig te maken door iets ... aan te nemen. Hoe velen heb ik daardoor vóór deze al niet in den zevenden hemel gebracht. Het zij u ook nu weder gegeven dat to doen! glimlachte de Ranitz. Welnu dan ik accepteer. Eén voorwaarde evenwel wonscht men te stellen ... En die is ? vroeg ik Dat u het volkomen ongeschonden zult bewaren .... Ja voor zoover het niet verslijt, zei ik. Natuurlijk ... maar veroorloof mij deze sombere gedachte uit te spreken dat u er voor zorgen moge, dat het na uw ver scheiden ter hand worde gesteld aan den Directeur van het Ethnoyra))h-isch Museum om 't even of dit zich bevinden zal te Leiden of to Amsterdam.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl