Historisch Archief 1877-1940
&*if:
DE AM3T E R D A M M E B W E E'K B L AD VOOR N E DE R L A N D.
No. 1382
?H
U
niet ,te wenscjb.en zijn. Wel behoort de wet
gever als regalatrice op te treden om zoo
"noodig het publiek tegen 'n grof winstbejag
en prikkelende willekeur te beschermen.
De San Francisco heeft 'n kwartaalsdividend
van l pCt. op de eerste preferente aandeeleu
geannonceerd. Het jaarverslag van de Union
Pacifle dat veel attentie schijnt te verdienen,
heb ik nog niet .ontvangen.'
De Leopoldina zag den prijs van hare
"aandeeleu van- 50 H tot 52 M verbeteren. De
lezejrs zullen zich. herinneren dat de Groene
eenige weken geleden wees op abnormale
'daling dezer stukken. -Die achteruitgang toch
was onevenredig aan de vermindering der
ontvangsten, die ' nog wel niet geheel Is in
gehaald, \maar toch schijnt de kans, dat ook
over dit jaar wederom 3Ji pCt. dividend
zal worden uitgekeerd niet gering.
Ten slotte volgt de rubriek der
tramwegmaatachappijen, waarin ik 'n vermindering
zie van de Babat Djombang, Van de Ned.
Indische tram, van de Semarang Cheribon
en ? voor de Ned. Tramwegmaatsehappij-aanr
deelen. Opvasteren koers zie ik de Bataviasche
Electrische Tram en de Modjokerto.
OostJa va ging van 38 tot 4QM en de Semarang
Joana van 130 tot 132 vooruit. Qpk
deobligatiën Kediri, konden 1-pCt. avanceeren. De
ontvangsten van deze onderneming, waarover
ik ft vorigejaar nog al bemoedigende berichten
kon geven, z,jjn in de eerste elf maanden van
dit jaar ruim ? 32.000 hooger dan in dezelfde
periode van het vorige jaar. Zou op grond
hiervan op 14 of 'n heel percent meer
divi? dend dan 't vorige jaar, gehoopt mogen wor
den? Ook de Malang ging belangrijk in
ontvangsten vooruit. Deze .maatschappij,
waarvan de lijn slechts .2/s van de lengte
der Kediri heeft, ontving in bedoelde periode
ruim ? 20.000 meer dan in dezelfde tijdruimte
van het vorige jaar. -?
Deze rubriek zal weldra met den naam
van een nieuw» ónderneming vermeerderd
' -wordren. In het sympathieke land, -waar de
\T-oegere bakkeïsjongen Bellamy
zijnwarmnaïve gedichten zong, en waar zijn
begchermers de Lambrechtsen vani Rftthem's
en de Hurgronje's woonden, zal 'n tramweg
worden aangelegd tusschen Middelburg
Vlissiiigen Koudekerk?Domburg, met
financieele medewerking van den Staat, de pro
vincie, gemeenten en polders.
In de kosten van aanleg van deze tram
lijnen nemen deel:
«. voor }& der bouwsom ad, ?750,000;
De naarnlcözèvennootschap Stoomtram
Walcheren met feaar maatschapBery k kapitaal
groot ?250,000 in 250 aandeetón van ? 1000
elk, -welke aHe 4 pari z\jn geplaatst; .
l. De Staat der Nederlanden net een
renteloos voorschot groot tot ? ? 250,000;
'c. De Provincie Zeeland met eene subsidie
tot ? 250,000, inclusieve 4 pet. ^'eate te be
talen in 30 gelijke termijnen. \
Den 21ste» dezer is de inschrijving
open-gesteld op' ,?,' 230,006, in "A .--ffete-- otoligatiën
tegen den kóerg van. 101 i*Gf.jieru &ste van
de bedoelde- Bs*ajïilooze vennootschap,
Stoom. tram Walchej"en,: Met j^t.,Qqe oji de^gnootte
van het geplaatste aandeelenkaiJiteal en
gelet op de daadwerkelijke bewijzen . van
-instemming die deze pndernemiag van v
r.^hillende <k«ïten mocht -ontvangen} zal deze
uitgifte de attentie, der kapitalisten wei
wekien. En van de-Zeeiivvsche niet alleen,
-AmeW Mannxste-409.
Busemn, Borneo".
'" '
Mms
Deze dpnkefe :da-i;
?'ig$n tdér,.. Sersjfmis
z\jn tocKallerarmst
zondéri liet» >êW
voor iemand dje h'et
hart op, de rechte
plaais heeft, : heb
ben ze zoo'n
sto-yige, warmte, die. zelfs
'ri ouwe
ingeschVompelde ziel, zoöaïs nu
langzamerhand de
mijne %aat*'*#^rd'ei»,
verkwikt. -Hé* zijp
de best<^ ds^rtïvoor
meditatie en contemj-'
platie; het is' alsof
? de natuui? tot je zegt:
ik zal wat nevel en
'mist om en boven je
uitspreiden, opdat je
door: niets wordt af
geleid, je h«elemaal
voor je zelf leeft,
en tot je diepste binnenste inkeert, om
in alle.stilte je.neus eens in de bloemetjes
te Steken, die je je lieve leven door daar
hebt geplaflt. Zonder hierover nu verder
uit te' weiden, wil ik alleen maar zeggen,
dat -ik naai- dien geest gesproken, een on
afzienbare reeks van Semiramis-titintjes heb
aangelegd.
- Ofschoon ik goed Luthersch ben, en dus
alle heiligen me gestolen kunnen worden
is het me nooit moeilijk gevallen, me in
zoover met St. Niklaas te verzoenen, dat
ikf zijh naamdag zonder pröte'st laat pas
seeren, en desnoods daarop geschenken aan
vaard. En eigenlijk heb ik bij mijzelf wel
eens gedacht, dat het nog zoo gek niet
ge1 vonden was van de Roomschen, begin
December' met St. Niklaas aan te komen
om je op een vroolijke manier de duisternis
in te leiden, tot je eindelijk dan het Kerstlicht
? ontwaart. Intusschen, Böhringer, met wien ik
eens in dien geest daarover sprak, kon dit
niet goedkeuren. Neen,, zei hij, al krijg ik
op St. Nicolaas cadeautjes ik betreur bij
de aardigste surprise het toch nog altijd, dat
zij in een zeker verband staat met een
treurig wangelqof.
En dat het bij de Calvinisten niet anders
is,-als bij ons, Lutheranen, bleek mij nog
dezer dagen, toen Lohman mij vertelde,
dat Kuyper al de Sinterklaas-poppen, dooi
den heilige hem aangeboden, zooals
Braakensiek dat in de Groene" heeft vertoond,
nijdig heeft teruggezonden, met de bood
schap, dat h\j, hoezeer ook bereid voor
wal' yisch te spelen en twaalf Jonassen in to
- slijfken .... dat alleen naar do zuivere rege
len van de Openbaring wenschte' te doen
maar zich op geen enkele manier er toe
zou leenen, ook maar'én kruimeltje van
die Roomsche koek" to eten, aangezien
De Militaire Gids. Orga.an voor weermacnt
en natie,' onder redactie van jhr. G. J.
W. C. H. GKAAFLAKD, ridder 3e kl. der
Mil. Willemsorde, gep. luit.-kolonel
?Ned.-Ind. leger. Twee-en-twintigste
jaargang. 1903. Haarlem, De Erven
... \ Bohn.
Op nieuw vestigen wij de aandacht op dit
tijdschrift, waarvan nu de lle aflevering vóór
ons ligt, en dat velen militairisten,ten
spijt zoo rijk is aan nieuwe, frissche denk
beelden op militair gebied. Hier is de jonge
school aan het woord, niet altijd kalm en
wöordën-wikkend, maar fliuk-uit, met durf,
soms heftig rameiënd tegen het
oude-vormengèbouw, van welks tinne de poortwachters
luide veriondigeii: het is goed, omdat het
altijd zoo geweest is; of het moet goed zijn,
""?wijl de .naburen hot ons leeuaarden !"
't Is waar, in eten, conservatieven Militaire
Spectator schreef de generaal Buys:.
In een klein leger, niet bovendien een
zwak vredesefleetief, en waarin men tot Jheden
slechts een bétrèkkehjk bescheiden rol ver
vulde, -bestaat 'later inaar al te zeer neiging,
wanneer meii eenmaal eene positie bereikt
heeft,- waUriu meer daadwerkelijk .gezag wordt
uitgeoefend,' dan,' tuk'op dat gezag, alles te
willen regelen en door zijn handen te doen
gaan.' Vooral zwakke en ijdele karakters
willen zich in alles gekend zien, uit vrees
dat men anders niet veldoendo tegen hen
opziet.
_Men doodt op deze wijze.alle.jniatief en
vormt geen karakters en tóch is.'t het ka
rakter, dat, meer dan -kennis, den aanvoerder
vormt. Hij, die groot gebracht ia onder een
régime, waarbij elke kleinigheid bevolen
rijoet worden, zal ook in mpeilijke omstan
digheden, waar de verantwoordelijkheid zoo
veel zwaarder, weegt, steeds op bevelen
blijven wachten." - . ? .
't Is maar de vraag, hoe vele
gezaghebbenden die woorden , te repht door den
Militairen Cl,i<l$ ,tot motto van een zijner
afleveringen gekozen -^-zullen onderschrijven,
.en zoo.dit.aautal werkelijk groot mocht wezen,
dan :i« dat voor ,-eeoi groot-deel te danken
aan de nieuwe richting, waarin T- den. jon
geren dank zoo, langzamerhand wordt
gekoerst. Men leze er de artikelen van voor
eenige, jaren in onze toongevende militaire
tijdschriften maar eens op na.
Met instemming citeóren wij hier uit de
jongste aflevering een brokje, als een deel
van het programma waarmede de Militaire
Gids zich als 't ware in de voorhoede plaatst
der beweging'.
Dit'tijdschrift zal dan staan aan de zijde
de» militie; niet louter uit zucht om Voor
uitstrevend te zijn, doch uit overtuiging
diep geworteld dat het militaire" niet
langer iets eigens" kan blijven; uit het
besef tlat de burger weerman? tevens' en de
militair ook burger moet zijn; en krachtens
démeéning, dat de volksopvoeding zóó dient
hervormd te worden, dat ze den burger leert
het plichbesef :en den eerbied voor het gezag,
die in een leger behooren te bestaan, en
waaraan djt naast technische geoefeudheid
-stijn k-raèht-ontleent. 'B.
liet ,verlrjr<in 2'ooverlantl,. naar de zevende
JDeen,«clie ' xiit^ive van J.
BMCHEKCLAUSEN, : door D. LOOEMAX-V. D. WIL
LIGEN. Uitgever H. Honig, Utrecht.
Dit boek geeft te denken. 'Zoet is de be
koring, die er van uitgaat, fijn van gevoel
en Lohma-n dacht, er ook zoo over er
een menschonteerende ketterij in dat deeg,
al leek het dan nog zoo'n mooien vrijer, be
lichaamd was. Waarom, moet Kuyper ge
vraagd hebben, zal ik myzelf een oordeel
eten? CWW/c" en Combinatie'" in de
politiek, jawel; noo-veel ze willen maar
speculatie" blijve verre van mij! Ik
bedank er v-oor. ?
Jammer, dat Will-em v. d. Vlugt dit niet
geweten heeft!
We zullen dit jaar - maar niet
SintNiklaassen, had .Thérèse gezegd; en ik had
er het zwijgen toegedaan. We kunnen dan
nicht van' de Lünbaansgracht, het dienst
personeel on de armen wat rijkelijker be
denken, zei ze; ze had weer een stuk of
wat nieuwe opvretertjes aan de hand; ik
geloof wel een twaalftal, waarvan zij de
kapotte -schoenen of niet meer te stoppen
kouzen meende te moeten vullen; ook had
ik toevallig de factuur van een paar dozijn
omslagdoeken en wollen dekens uien aan
komen, waarover ik haar met Julia had
?hooreu" smoezen, die ook graag zoo'n beetje
in armenzorg ineêliefliebberr, alsof
Bknkenberg dat niet veel beter deed en het
niet alleen afkon. Zoo wilde zi.j en haar
moeder mij dit jaar maar eens overslaan;
ik gevoelde het best, ik moest plaats
mako-n voor dut Jordaangoeilje. Ik ben
geen kind meer, zei Thérèse even later, en
papa is nooit een kind ceweest, en mama
is nog zoo'n lief kind, dat haar hand gevuld
is, ook als jo haar niets geeft --? waarom
zouden wij dun al die drukte maken 'i Neen,
antwoordde ik, wat mij betreft, je weet
wel, ik hecht niet aan die dingen. Het
eenige waarom ik St. Niklaas nog een
beetje lijden mug, is, dat hij geschenken
geeft aan... anderen...: maar ofschoon ik
dat zoo zei en i n vollen ernst zoggen mocht,
in mij sprak het vnderhart toch een woordje
van weemoedige ontstemming. Daar heb
je nu een eenige dochter en een eenige
vrouw,.... wanneer de filantropie niet
voor haar een modo was geworden, als het
dragen van al die prullerijen, waarmee zij
zich opdirken, zouden dan die beiden niet
haar hoogste geluk moeten vinden in een
man als mij te overladen met de kost
baarste geschenken, waartoe haar middelen
haar in staat stellen; zouden zij niet dagen
en weken zich hebben willen inspannen, om
te samen te overleggen, wat toch het meest
waardig mocht zijn om te getuigen van
haar voreering en liefde?
Maar ik hield dit voor mij. Het was
gelukkig een erg sombere, mistige don
kere dag; ik ging in mijn fauteuil zitten,
sloeg mijn armen over mijn borst, en daalde
in mijzeïven af', waar ik zonder de geringste
zelfverheffing mij verkwikken mocht aan de
preciosa, die een welbesteed leven in onver
gankelijkheid opeenstapclt, meer dan de
mooiste St. Niklaasueschenkon waard. En
zoo dacht ik ook de volgende dagen aan
niets, wat met den St. Nikluasavond in
verband staat, en zou er zelfs niet aan ge
dacht hebben, al hadden ze het Paleis op
den Dam, de zalen van het Rijksmuseum,
de. teekening van het gemoeds- en
liefdesl^ven eene, jonge, beproefde vrouw.
Haar liefde was het tóoverland, dat zijn
draden spon over dagen en jaren, tusschen
rozen en kamperfoelie jecht door naar het
tooverslot, naar het beloofde land, dat haar
en den man, die zij lief had, in- dien tijd
meer nabij scheen dan het bosch, waarin
zij liepen, . meer nabij dan de lucht; die zij
inademden in het bosch, dat zij betraden.
Als jong meisje was 7/ij bedwelmd ge
worden door de kunst van een groot
tooneelspeler in den schouwburg te Kopenhagen.
Hare aanbidding had hij aanvaard. Hij
trouwde met haar... .en leefde geheel voor
zich-zelven; slechts wie hem aanbaden als
vrijwillige dienaars en dienaressen met een
blik van genadige welwillendheid verwaar
digende. Het huwelijk was voor hem eigentlijk
eene scène, eene gelegenheid om mooie
woorden te zeggen; het hart blee-f er vreemd
aan. Hij leeft alsof hij . ongetrouwd is, en
blijft het tooneel als het eenig ware' be
schouwen. In dit ijdele en holle leven gaat
hij voort. De jonge vrouw kan dat leven,
dien ontrouw niet verdragen, zij verbreekt
de band,, het kind voor zich behoudende,
het kind, dat hem hinderde, want het trok
meer de aandacht dan hij, de tooneelspeler!
Spoedig wordt hij gedwonen te hertrouwen
met eene der verdoolde jonge vrouwtjes, die
hij nog tydens het huwelijk, het hoofd op
hol' had gebracht door frazen en poseereii.
Wat er van haar allen werd... wat ging
het hem aan!. ...
Zijn eerste vrouw, de vrouw van het ver
haal, had hij cfe oogen geopend. Zij zag in
hem plotseling den modernen tijd met al zijne
wondeplekken voor zich: het grenzenloos
egoïsme, al de bandeloozo liefde, en het vol
komen gebrek aan lust tot opoffering.
- Haar froost vindt zij voortaaii in haar kind,
en den jongen vaderlijken vriend, die haar
in, goede en booze dagen, onbaatzuchtig,
zonder iieveubcdoeling had ter zijde gestaan.
Tusschen beiden ontwikkelt .zich n rijk
. gemoedsleven. Zij gaan het tóoverland van
geluk in, om er plots van te scheiden. De
mail, ..die haar een stut was, en het verder
zou zijn, ontvalt haar, kort na het huwelijk.
Voortaan een droef-berustend leveui, alleen
nog-van waarde, om de zorg voor baar kind.
Het verloren toorerland heeft waarheid tot
grondslag.
. De^ Deensche schrijfster, mevr. J. Blicher
Clausen zat op een avond vóór de concert
zaal te Klampeiiborg, een bad plaatsje bij
-Kopenhagen. Zij waande zich alleen op het
terras boven het restaurant, tot zij plotseling
vóór een der vensters van_ de.concertzaal
een donkere vrouwen-gestalte ontwaarde. Zij
zat voorover gebogen, met de banden in haar
schoot, en wendde bet bleeke gelaat naar de
verlichte zaal. Zij hield de oogen voortdu
rend op n punt gericht, maar het was
duidelijk, dat zij keek zonder te zien. Het
was alsof iets ver, ver weg haar oogen ver
blindde. .. . Zij staarde in liet verloren tóo
verland van haar jeugd.
Onder de tonen eener fantasie van Ohopin
hoorde de schrijfster de geschiedenis
deijonge vrouw vertellen. Zij heeft die in Het
verloren tóoverland weergegeven, even een
voudig als die is, in een boek niet voor
groote, maar voor stille denkers.
Mevr. D. Dogeman?van der Willigen heeft
goed gedaan dit boek, in zuiver Hollandsch,
te vertalen. Zij heeft er meisjes boven de
zestien, jonge vrouwen eri jonge moeders
mede aan zich verplicht. Ook jongere en
het Grootboek, ja zelfs de kelders van de
Nederlandsehe Bank voor mij opengesteld
om er een keus te doen.
Toch zou het St. Niklaas voor me zijn.
We zaten met ons viertjes in de huiska
mer met nicht gaan wij zoo weinig moge
lijk in de salon, omdat zij daar niet past
en daar werd ik door Jacob geroepen, met
vriendelijk verzoek of mijnheer even in 't
kantoor wou komen, er was iemand om mijn
heer te spreken;... Wie ? Ja, een vreemde
mijnheer, maar zeker een hecle heele
hóoge." Ik ging... en wat stond daar
nu voor me? Een soort van mannequin,
allerkunstigst samengesteld, zoodat je hem
in tweeën kan doelen, met een galapak be
hangen... als was het door de hoeren van
de Randmijnen (,'hamberlam aangeboden of
Edward zelf. Ik gevoelde mij werkelijk door
het schouwspel getroffen. Maar daar ik nie
mand had, voor wien ik mijn verbazing en
bewondering kon luchten, schoot mij niets
anders over dan de statierok, broek en
steek iets nauwkeuriger op te nemen. Ik
begon met de broek mijn vrouw zegt
altijd pantalon, omdat zij meent dat daar
door de aard van dat kleedingstuk een
weinig verandert. De broekspijpen ver
toonden, zoowel van voren als van achter,
elk een broeden massief gouden shim, vóór
van den eik en achter van den
china'sappelboonijterwijldebladerk'ronen boven de pijpen
in elkaar liepen, en alzoo te samen vormden
een glinsterend boschaadje, alsof het edel
metaal onder de hand van de borduurster
plantaardig leven had ontvangen. Onwil
lekeurig nam ik (Int klecdingstuk van de
stokken, die het omsloot en onder een
betooverin»-, waarvan wel de oorzaak, maar
niet het procédémij bewust was, stak ik, vóór
ik het wist, mijn beenen in dat lustprieel
-iets te hint bedenkende, dat, zelfs bij zulk
een overgana' tot hooger heerlijkheid, je eerst
je deur behoort te sluiten.
Na dit daarop plichtmatig verricht te heb
ben, gevoelde ik mij meer op mijn gemak;
en dat was noodig, want, toen ik mijn
bottines wilde opnemen, en gaan zitten om
die aan te doen, zag ik twee rijglaarzen
met sporen staan, maar ook met knoopjes
van je fijnste edolü'osteenton tot heel lang
op den voet, blijkbaar met het doel om
teti'on de broekspijpen uit te schitteren. Ik
trachtte, zoo coed en zoo kwaad als dat
gin«, mij te bukken om ze beet te vatten,
maar nu bemerkte ik opnieuw iets bijzon
der interessants aan mijn plunje ter hooate
van mijn knieschijven. Daar bevonden zich
rechts en links een paar subtiele
scharniertjes, en toen ik die even omdraaide,
kwam er een soort van elastische stof te
voorschijn, zoodat het mij nu niets geen
moeite kostte te gaan zitten. Eenmaal zoo
geschoeid en gebeenkleed, duurde hetgeen
vijf minuten of ik was, om zoo to zoggen,
al in dit deel van mijn pak gegroeid. Eerst,
ik wil het eerlijk bekennen, voelde ik toch
nog iets nooddruftigs aan mijn huilden, als
waren zij het niet waard, om er zoo over
die hemelsche stof mee te strijken, maar
vóór ik er aan dacht stak ik ze al eens,
oudere mannen zullen dit boek met belang
stelling lezen. Het zal hun een aanleiding
tot nadenken worden.
De omslag en de uitvoering van het boek,
vooraan het portret der schrijfster, maken
deze levensgeschiedenis eener jonge vrouw
tot een welkom geschenk. J. H. R.
iiitiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiriiiiiiiiitiiuitiiiiuituiiiiiiiiiimuiimtmuinuiu
iHiiiiiHfWHmiiimiuiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiminimiiiMiiiHHiniimmwiHi
slip stopera ef nuttig
Wat van beiden zal er -hot kind groeien,.
voor .wieu wij uwe hulp inroepen ? Zoo gij
ons helpt aan eenige honderden guldens, vrij
waarschijnlijk het laatste ; krijgen wij geen
steun, dan vrij zeker het eerste,
Het vorige jaar ontvingen we van H. M.
de Koningin en eeuige ingezetene'n uit onze
gemeente giften voor een overigens volko
men normaal, maar spraakgebrekkig kind.
De zevenjarige jongen volgde daarvoor een
half jaar het onderwijs als interne leerling
van de Inrichting, uoor spraakgebrekkigeii te
Amsterdam, waarvan de heer J. G. Kingma
directeur is. Xa dat half jaar verklaarde de
directeur zich zeer tevreden over de vorde-,
ringen van het kind en gaf alle hoop, dat
het eens welbespraakt de maatschappij zal
ingaan. Nu zullen nog ongeveer twee jaar
noodig zijn om hem klaar te maken voor
het gewone lager onderwijs. 'Het leergeld
bedraagt ? 350 (vroeger ? 400); er moet dus
de niet geringe som van ? 700 gevonden
worden om het kind goed te leeren spreken.
Een welbekende Amsterdainsche philantroop
gaf / 150 voor 't eerste jaar, wie helpt nu
verder ?
Wij vragen niet graag, de couranten komen
eiken dag met verzoeken om hulp voor
ongelukkigen, maar hier hangt van eenige
honderden guldens de toekomst van een
kind af. Van koopmansstundpujit bezien kan
men zelden goedkooper helpen dan in dit
geval. En uit het oogpunt :,van naastenliefde
bezien, wat is er beter . dan het een kind
mogelijk te maken ee* nuttig menseh te
worden ? Daarom vragen wij den lezers der
Groene, onder wie er zeker, velen zijn, die
geven willen en geven kunnen : Helpt ons
het onderwijs aan het spraakgebrekkige kind
te doen voltooien.
De laatst ondergeteekende zal gaarne giften
voor dit doel ontvangen en later in dit blad
verantwoorden.
Dr. G. KIJI.STRA.
Ds. .T. A. BuviN's Jr.
G. W. BEKKKXÜOSCII,
Hee ren veen. Wijkrcrplcegster.
Met hartelijken dank ontvangen :
J 2.?G. B. (?) te Kampen ; f 2.50 G. te
A.; ? :;.?B. te B,; ? 2.-V) v. 'd. II. te R.;
/ 5.?mevr. W. (e L. ; ? 2.50 N. N. te Zutfen ;
? 10. E. S. te A.
zooals ik gewoon ben, in mijn zakken.
Evenwel om ze er dadelijk weer uit te
halen. Want wat merkte ik'/ Niet alloen
de buitenzij, maar ook de voering, was van
goud. Aan den CCIIPTI kant zaten de eikels,
aan den anderen de oranjeappels, zwaar
geborduurd, zoodat ze haast rond, en op
het hoogste punt wel een paar centimeters
dik waren. Xiet direct begreep ik den die
pen zin hiervan, die, naar ik later vernam,
hierop neerkomt: een waarlijk edel mertseh
vindt ook de gouden vruchten van zijn
streven in zijn.. . . zak.
Den frak kon ik niet dan met de grootste
moeite van de stellaadje afschuiven, daar
de mouwen met de opslagen een onbuig
zaamheid hadden, als moest daardoor alleen
al do gedachte gewekt worden aan den
sterken arm", dien zij bekleeden zouden.
Twee leeuwen staken hun omgekrulde
scharlaken rood o tongen tegen elkaar uit,
op het gedeelte dat de borst bedekt; ge
scheiden door een rij van knoopen, niet
minder dan vier en twintig, van hoven tot
bene len, allen echt'; gouden tientjes, onder
F.mnia's regentschap geslagen... Hoven
aan de ged/ijden kraag fonkelden twee
diamanten ter grootte v;in de zilveren
knoopen, waarmee de Zeeuwsche boeren
pronken; maar het meest trof mij nog de
ongcineene wijs, waarop de rug bewerkt
was, waar in gouddraad de holhindsehe tuin
met haar maagd was acbonluurd, de speer in
de hand, die tot versteviging van de
ruggegraat diende. Later hebben Jnlia en ik de
proef genomen, of' we den frak bij de
kraagniet konden bcetliouden en 7.00 rechtuit
steken, maar dit u'olnkte toch niet, of ik
moest hem van onder in't midden met mijn
voet een steuntje neven, wat evenwel het
feit niet te niet doet, dat hij stijf staat
van 't goud.
Nu had ik er me juist ingewerkt enden
degen aangegord, waarvan gevest en schede
niet minder kostbaar waren, dan het costuum
waarbij bij behoorde; ik trok het fijn gecise
leerde 'sta'al even uit, om te zien of ik er
mijn nagels nieo kon korren, wat werkelijk
met die van mijn linkerduim, maar al te goed
gelukte... Toen nam ik den steek van den
kapstok ... en daar kwam Julia aan de deur
tikken, en vroeg te worden binnengelaten.Zij
wist er natuurlijk alles van, en wilde niet
nicht en T h ei o's e. zich te goed doen aan
mijn verrassing. Ik zette dus mijn
vederbos met linten, sterren en kokarden op... en
ontsloot de deur om't drietal te ontvangen.
Daar stond ik. Wel, man, zei Julia, wat
zeg je daar nu van, zoo had jo onze
sCXiklaas niet noodig, hè! En nicht riep:
Sutfisauf,.neef... dat noem ik toch nog iets
meer dan een onze-lievo-heers-beesje op zijn
Zondags...! Gut, Gut, allemaal
edelgesteentr-n en goud. je mag je wel laten
vorassereereu . . . manr die veeren daar boven
op je bol, die vind ik wat vreemd; nietwaar,
alleen de onbeschaafde volkeren, de
Hottentotten en de Koschjesmannen loopen met
pluimen op 'r kop.'., neen, is't niet zoo?
Wat /on jij weten v;m beschaafd en on
beschaafd, beet ik haar toe, dat leer je daar
nogal op de Lijnbaansgraoht, hè, juist zop'rc
hajien- en fajsahtenstaart verzinnebeeldenv
je hoogste beschaving; daar heb ju nooit
van gehoord, hè, maar dat weten ze ner
gens .beter dan in je. fijnste _kringen in
Den Haag. Ma,ar Thérèse maakte het nog
veel erger. Papa, rjapa, riep zij uit, keer u
toch .eens; om, als ik u van voren zie, lach ik
me. zijsk! .^?Ma,ar ik ye;rdjaaide dat, want
zoo'n ontaard kind, ik gedoelde het op.dat
moment instinctmatig, behoor je geen blik
te geyen^op het hoogste wat.ip deze schepping
de mensch ooit heeft bedaoti en gemaakt.
Zoo, zei ik, mij een beetje opwindend, lach
jij je ziek .. ? Nu, als je gemoed onbedor
ven was en je was ziékr maar., je mocht
je vatier .eens zien, zooals ik hier voor je
sta;., dan laohte je. je gezond Enfin,
dat drietal was geen gezelschap waardig
voor een man als ik. Nicht/kwam met haar
profano. hr.ndon al aan het. degengevest.
Gut, Gut, jij mot zoo'n stuk metaal op zij,
en Je doet nooit een mensch kwaad! en
Thérèse haalde een schaartje te voorschijn...
en zei, papa: hangt u dat ding maar bij
mij in de kast, dan kan ik het ook Bertha
van Schalkwijk eens laten zien en met
haar napluizen. Ik nam mijn steek af,
en dreef ze er met n zwaai de kamer
mee uit... ze hadden er respect voor,. alS
voor een gloeienden pook.
Niet dadelijk k^am ik te weten hoe dit
geschenk voor mij was ontworpen en -ver
vaardigd. Ik beo-reep, dat Julia de lui .een
model van mijn pak had bezorgd, waarrïaar
dit gala-stel was gesneden, en begreep voorts
'wnel'i*it welken hoek de wind woei maar
toch enige" zëkerMeid kreeg ^k^&rtf toen
De Ranitz kwansw^s e«n<s naar den staat
van mijn gezondheid kwam kijken. Al heel
gauw hoorde ik, hoe men aan het hof meende,
dat ik in Januari op de feesten niet
ontbreken mocht., maar dat ik eigenlijk
de rechte plunje miste, om daar in veile
waardigheid te verschijnen. Ze herinnerden
zich nog uitstekend, hoe ik eens op het Loo
gedineerd had in een gewoon zwart pakje,
bij welke gelegenheid ik, naar aanleiding
van een glas wijn dat omgevallen was, den
stoot had gegeven tot afschaffing van den
zeepaccijns. Maar, zoo hadden zij gezegd:
de beschaving is in de laatste tien, twin
tig ? jaren niet weinig vooruitgegaan, en
nu zou zelfs een Broiumoijer niet aan een
vorstin zich kunnen presenteeren in een
zoo burgerlijken plebeischen kellnersfrak, als
waarin tot schande der welopgevoede
uienschen zich een Roosevolt en oen Loubet
vertoonen. Brommeijer staat hooger dan
deze soort van opgedrildo boerenjongens,
hem past een costuum, waaruit II! M. zal
kunnen zien over welk een volk zij regeert.
En toen rees, volgens de Ranitz, do'moeilijk
heid. Niet dat wij de mannen zouden missen,
om een zinrijke galakleeding te ontwerpen.
Wij hebben onzen oppereercmoniemecster,
v. Pallandt, en dan nog bovendien Van
Randwijek, den omnis homo in den cere
monie-hoek; aan gepaste denkbeelden,
symbolische .aanduidingen en attributen
mangelt het ons allerminst. Neen, do vraag
was, waar nu eens het gouddraad tot
maatstaf van verdienste strekt, hoe zullen
wij een voldoende hoeveelheid daarvan
kunnen aanbrengen op pantalon en rok.
Ah, daar is wat over getobd! Maar't bleek
ten slotte, op die wijs kwamen ze er niet.
"Voor u moest men, zou do kleedij niet te
zwaar worden, de toevlucht nemen tot to
pazen, smaragden, robijnen en diamanten..;
zoo, hooggeëerde heer Brommeijer, kwam uw
costuum tot stand.
Ik knikte... ten bewijze, dat ik geen
enkele aanmerking had... en al wou ik
hem nu juist niet bedanken, zei ik toch :
ja, ja, maar die rijglaarzen en die degen
zijn ook niet voor de poes!
Ah, de degen, dat heerlijk wapen, riep
De Ranitz, lang worde hij door u gedragen,
tor eerc en tot steun van het Hof! U zal
gezien hebben, dat het aantal degens weer
vermeerderd is in ons land. Ook de leden van
den Centralen Raad van Beroep, van den
Raad van Beroep bij de Ongevallenver
zekering, de Griffiers en de Substituut
Griffiers, krijgen een doniineesstoek met
liggende pluimen en een degen daarbij.
Je hebt gelijk, zei ik, ik heb dat gelezen en
er mij over verheugd. Wij komen op die
manier aan de spits der volkeren te staan..
Ik geloof niet, dat er ergens in Duitschland
een groot of een klein, zelfs een miniatuur
hof is te vinden, dat thans ons nog vóór
zal zijn in het gewapend optreden... bij
cotillon of collatioii ten hove. En in die de
gens zie ik misschien meer dan jij. In onzen
tijd van anarchisten, nihilisten en al dat soort
van gespuis, moet het jo zoo'n rustig gevoel
geven, als je weet, dat H. M. ten paleize
louter omringd is van lui, die een degen
kunnen trokken ... Ik zelf'heb daar vroeger
ook wel eens anders over gedacht, maar ik
ben er van overtuigd, dat het Nederlandsehe
Volk niets heerlijker vindt dan do gedachte,
dat, als er eens feest wordt gevierd, II.3L'
zoo zeker is van haar leven, als in een
bomvrije kasemat.
Ik ging niet dieper op de zaak in.
Alleen wilde ik nog weten, wie de edele
gevers of' a'eoft--tors waren, die mijn waardig
heid op zoo onbekrompen wijs in overeen
stemming hadden gebracht met 's lands
belang. Hierop kreeg ik intusschen geen
afdoend antwoord. Hoor eens, Mijnheer
Brommeijer, zei hij, dat zal wel eeuwig een
geheim blijven. Laat het u genoeg zijn,
als ik u verzeker, dat gij het beschouwen
kunt als een geschenk van het beste, het
hoogste deel der natie, een huldeblijk van
Hof en Volk.
Ik zou je willen opdragen den goverste
danken, had ik mij niet tot regel gesteld,
de lui alleen gelukkig te maken door iets ...
aan te nemen. Hoe velen heb ik daardoor
vóór deze al niet in den zevenden hemel
gebracht.
Het zij u ook nu weder gegeven dat to
doen! glimlachte de Ranitz.
Welnu dan ik accepteer.
Eén voorwaarde evenwel wonscht men
te stellen ...
En die is ? vroeg ik
Dat u het volkomen ongeschonden
zult bewaren ....
Ja voor zoover het niet verslijt, zei ik.
Natuurlijk ... maar veroorloof mij deze
sombere gedachte uit te spreken dat u
er voor zorgen moge, dat het na uw ver
scheiden ter hand worde gesteld aan den
Directeur van het Ethnoyra))h-isch Museum
om 't even of dit zich bevinden zal te
Leiden of to Amsterdam.