Historisch Archief 1877-1940
Nb.1382
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD V O O R N E D E RL AN D.
'S**.
f
"Slidêre: Waar de tegenwoordige wet met
betrekking tot deze bedrijven niet past in
d'étegenwoordige toestanden, is de gemeente
elf' tt>e moeten kotnen, zelf een ongeschreven
?Vrèf toe *e passen en alzoo ia strijd te
'handelen ' met déduidelijke bewoordingen
'der W6t. Een regeling van dit vraagstuk
'verdient dus alle toejuiching.
Ook cte regeling van het comptabel beheer
'heeft voorziening noodig. omdat ook hier
^de praetijk in- 'vele getallen anders is dan
'de Bedoeling der wet. Thans is de gemeen
teontvanger veelal 'verantwoordelijk voor
de handelingen vati personen, belast met
de inning van gelden, die niet door hem
:zijn aangesteld. Voorts is het gewenscht
;2t(owel in het belang van het algemeen als
'van den ontvanger een wijziging te brengen
ift het stelsel der zekerheidstellingen, opdat
niet zoovele kapitalen als "tegenwoordig aan
'het verkeer onttrokken worden en de
moge-lijkheid geopend wordt tot collectieve
'zekerheidstelling.
Het is evenwel niet mijne bedoeling bij
\olle punten van deze voorgestelde wijziging
stil te staan. Neen, hier wensch ik tot
onderwerp van bespreking te maten het
geen in het ontwerp voorkomt aangaande
:de rechtspositie der ambtenaren in dienst
' der gemeente. Terecht heeft de minister
begrepen dat de ambtenaren der gemeente
tegenwoordig in geheel andere toestanden
leven dan vroeger. Steeds luider weerklinkt
de eisch van een regeling" van de
rechts, positie .der ambtenaren en werklieden. Wiet
la'nger mag hunne positie afhangen van
willekeur, maar de rechten en verplichtin
gen. zoowel van de gemeentebesturen als
'van de bij hen in dienst zijnde personen
moeten wettelijk worden geregeld. Het is
t volkomen waar wat de minister zegt: De
, behoefte, aan ^een regeling van het arbeids
contract heeft zich bij die soms breede
schare van arbeiders, die in sommige takken
van gemeentedienst werkzaam zijn, in niet
mindere mate doen gevoelen dan bij
par' ticuliere ondernemingen." En dit geldt ook
met relatie tot de hooger gestelden, tot de
ambtenaren. Kegeling van het arbeidscon
tract en van de rechtspositie is alzoo
drin' gend noodig en in afwachting dat de wet
in deze een algemeene regeling geeft, beeft
de minister weer het deken der gemeente
wet met dit lapje opgeknapt, ten einde
althans voor de g'emeentewerklieden en
-ambtenaren een regeling te verkrijgen.
De eisch, dat de gemeenteraad een ver
ordening dienaangaande moet scheppen,
?wordt gesteld met betrekking tot al degenen,
die in dienst der gemeente zijn en dat is
, zeer goed gezien. Evenwel kan ik mij in
n opzicht niet neerleggen bij de door den
minister voorgestelde regeling en wel waar
sprake is van eéri scheidsgerecht. De des
betreffende alinea luidt aldus:
Indien by een gemeentelijk bedrijf meer
,dan vijf personen in dienst zyn, is voor dat
' personeel de instelling van een scheidsge
recht voor de eindbeslissing over
discipli. naire straffen verplichtend."
, Het voorschrift van het instellen van een
. seheidsgerecht wordt dus beperkt tot het
gemeentelijk bedrijf. Wat wordt onder
zoo'_ danig bedrijf verstaan ? Art. 13 en art. 24
van het ontwerp zeggen ons dat. Art. 13
zegtj dat de gemeente geen ander bedrijf
mag uitoefenen dan :
a. dezulken, waarbij door middel van lei
dingen, in of boven den grond, eenige stof
onder bereik der verbruikers wordt gebracht
óf hun diensten worden bewezen,
b. door instellingen, inrichtingen en onder
nemingen ten dienste van het verkeer, den
' landbouw, de nijverheid en den handel,
bankinstellingen daaroneer niet begrepen.
Volgens het slot van hetartikel zijn even
wel niet uitgesloten de inrichtingen en
instellingen welke strekken tot behartiging
der zorg voor de openbare gezondheid en
reinheid, en waarbij tevens tegen geldelijke
2)
DE TOERST.
Ncuur liet Dcenfcli,
VAN
A. I B S E X.
Onze eerste ontmoeting," begon Jutta,
voorspelde alles behalve vriendschap voor
de toekomst verre van dien. 's Morgens,
twee dagen na zijn aankomst, troffen wij el
kander bij de badhuisjes. Er blies een halve
storm, er stond een zware branding en de
? lucht zag dreigend; daarbij was het tamelijk
kond. Ik ben volstrekt niet bang, maar dien
ochtend had ik er toch eenig bezwaar in,
? zoo geheel alleen te gaan baden en zette
mij op een bank tegen den wand van het
badhuisje, om mijn moed te verzamelen.
Daar kwam hij aan. Hij was totaal ver
diept in de beschouwing van een handvol
planten en zou zeker voorbij zijn geloopen
zonder mij te zien, indien niet juist op dat
oogenblik mijn hoed was afgewaaid en ik,
direkt 'jacht er op makend, hem niet bijna
omver had geloopen.
Nu, 't gaf een bons, want wij hadden beiden
harde koppen en het eindigde daarmee, dat
ik kwaad van hem wegliep en niet in het water
kwam.Hij begon mij vriendelijk maardringend
af te raden een bad te nemen,'vertelde dat hij
zoo pas uit het bad was gekomen, maar dat
hij slechts met de grootste moeite, op handen
en voeten kruipend het vaste strand had
kunnen bereiken. De branding had hem
telkens teruggesleurd en hij had bij het
schuren over de steenen een paar bloedige
schrammen opgelóopen, die hij mij op zijn
blooten arm toonde.
Ik lachte, scheepte hem kortweg af en
liep naar het badhuisje; hij volgde en wilde
mij tegenhouden en toen haalde het eene
woord het andere uit; wij stonden tegen
elkaar te schreeuwen als een paar omroepers,
om het brullen der zee te overstemmen en
werden beiden hoe langer h_oe halstarriger.
Ik ben een man. .. ik ben sterk, geloof
me en vlug, en toch kon ik er ternauwer
nood uitkomen," hij wees op de branding,
' en wat is u 1"
Wat ik ben? nu ja, een vrouw. Maar
vlug en sterk ben ik ook... en in alle geval
is 't mijn eigen risico, dat zult n moeten toe
geven, en ik wil het nu eenmaal wagen."
Neen, dat zult u niet."
Och kom? Dat zult u zien."
, Juist."
vergoeding werkzaamheden worden verricht
voor of diensten bewezen of leveringen
gedaan aan bijzondere personen.
Art. 24 stelt voorts met een gemeentelijk
bedrijf gelijk elke gemeente-instelling of'
-inrichting of tak van gemeentedienst waar
van de geldmiddelen krachtens een besluit
van den Baad. afgescheiden van de overige
geldmiddelen der gemeente morden beheerd.
Hoe staat het nu met de z.g. openbare
werken ? Vallen deze onder art. 13 of art. 24?
SFaar mijne meening beslist niet. Openbare
werken vormt niet een bedrijf, terw\jl deze
tak van dienst niet met een gemeentelijk
bedrijf kan worden gelijk gesteld, omdat
daarvoor volgens art. 24 noodig is het afzon
derlijk beheeren der geldmiddelen wat bij
deze tak van dienst niet het geval is. Ergo
openbare werken vormt voor de toepassing
van het door den minister voorgestelde geen
gemeentelijfc bedrijf.
Hiervan is weer het gevolg, dat voor het
personeel bij openbare werken geen scheids
gerecht behoeft te worden ingesteld. Im
mers wij hebben gezien, dat het instellen
van een scheidsgeroaht geëischt wordt,
indien bij een gemeentelijk be'Jrijf meer dan
vijf personen in dienst zijn.
Waarom nu deze uitzondering ? Indien
het noodig geacht wordt het personeel bij
de gemeentelijke bedrijven tegen een par
tijdige uitspraak ingeval van discipliaire
strafoplegging te waarborgen, waarom wordt
dan deze waarborg niet noodig geoordeeld
voor het personeel bij openbare werken ?
?Ik kan dat onderscheid vooralsnog niet
inzien en het wil mij voorkomen, dat hier
een vergissing heeft plaats gehad.
Maar thans iets over het seheidsgereaht
zelf. Ik wil do vraag stellen : is het wel
noodig en goed, dat deze eisch gesteld is
voor alle gemeenten 'i
Dat n seheidsgerecht noodzakelijk is
voor de grootere gemeenten geloof ik gaarne.
Daar bestaat een groot corps van werk
lieden en boven deze staan bazen, opzich
ters, hoofdopzichters enz; en eindelijk troont
de directeur. Het gevolg daarvan is, dat de
diresteur zijn personeel niet kent on nooit
niet hen in aanraking komt. Hij moet steatls
zien door de oogen van zijne onderge
schikten. De door hem noodig geoordeelde
disciplinaire straffen berusten daardoor niet
op eigen onderzoek, maar op een onderzoek
door zijne ondergeschikten ingesteld. Nog
verder van den werkman staat het college
van B. en W. en de Raad. Op dezen grond
kan ik het noodzakelijk vinden, dat er
ingesteld wordteen onafhankelijk lichaam,
geroepen de eindbeslissing- te doen over
disciplinaire straffen.
Anders oordeel ik echter waar het betreft
kleinere gemeenten met een klein corps
van werklieden, waar de directeur dagelijks
met dezen omga'at, hen kent en daardoor
in staat is op betere wijze te berechten. In
een zoodanige gemeente acht ik oen scheids
gerecht onnoodig, eerder een
sta-in-denweg. Wel moeten er bepalingen zijn betref
fende den 'rechtstoestand, doch in deze
regeling moet niet opgenomen worden het
scheidsgerecht. Ik zelf ben door mijn
ambsbetrekking eenigermato hiermede pp de
hoogte en ik kan verklaren, dat mij niet
n geval bekend is, dat een scheidsgerecht
gewenscht zou zijn.
Dan is het zeer de vraag of er geschikte
personen als leden in het gerecht in een
kleinere gemeente te vinden zijn. Waar
reeds in Amsterdam geklaagd wordt over
de moeite om geschikte mensehen voor hot
scheidsgereeht te Vinden, daar zal deze
moeite in een kleinere gemeente nog veel
grooter zijn. Ja, ik vrees, dat het in vele
gevallen in het geheel niet zal gaan en
wanneer ik dan te kiezen heb tusschen een
scheidsgerecht, niet goed samengesteld en
het college van B. en W. voor de
eindbeWat bedoelt n ?"
"Niets; niemendal!
Och ja," vervolgde Jutta, zoo kibbelden
wij toen, en later werden we zulke goede
vrienden. Maar ik was nu eenmaal boos en
maalde geen zier om den storm of de bran
ding; ik stak den sleutel in de badhuisdeur,
stapte binnen en ontkleedde me. Nu zal
hij toch wel heengaan, dacht ik. Maar neen.
Toen ik door het kleine ruitje boven in den
wand keek, zag ik hem op de bank zitten.
Onze blikken ontmoetten elkaar en hij groette
glimlachend naar boven, 't Was een lastige
toestand. Niet omdat ik me geneerde, door
hem in mijn badcostuum gezien te worden,
heel niet, maar omdat ik nu werkelijk in
't water moest. Want nu mijn boosheid was
gezakt, was mijn bangheid weer
bovengekomen, en ik dacht te vergeefs erover, hoe ik mij
met fatsoen uit de verlegenheid zou redden*.
Eindelijk deed ik de deur een'eindje open
en vroeg door de kier: Hoe lang blijft u
daar nog zitten? Er loopen mensclien op de
duinen."
Laat ze loopen." klonk het terug.'?Hoor
eens, juffrouw," vervolgde hij bedaard, .,ik
kan u natuurlijk niet beletten te baden, maar
dan gebeurt liet in mijn bijzijn. Ik ga niet heen,
eer ik u veilig en wel weer aan land zie."
Enfin, als u daar pleizier in hebt," was ik
dom genoeg te antwoorden, maar ik was ook
weer dol k waad geworden. En toen ik mij
door het kijkglaasje vergewist had, dat ei'
geen toeschouwers in de buurt waren, stiet
ik driftig de deur open en trad naar buiten.
Dat is. . . dat is. . ." hij had mij bij den
arm gegrepen' en kon van toorn geen woord
uitbrengen. Dat is volslagen krankzinnig
heid!" barstte hij eindelijk los, 't waait een
orkaan... 't is waanzin. Nu, als u per se
wilt."' hij rukte de lorgnet van zijn neus.
Ziedaar, nu ben ik zoo blind als een mol
en we kunnen samen gaan. Gebeure wat
wil, we gaan samen! Vooruit!"
Ik rukte mij los, vluchtte het badhuisje
binnen, kleedde mij aan en was een paar
minuten later weer buiten. Ik sloeg de deur
dicht, stak den sleutel in mijn zak en liep
heen, zonder hem met een enkelen blik te
verwaardigen.
Hoe vindt u zoo'n begin?" vroeg Jutta.
Dat beloofde wat voor 't vervolg, nietwaar?
Nu, u zult hooren."
't Was de dag daarna, tegen den avond.
Ik kwam van het strand en hoorde door de
open vensters van liet logement, pianospel
klinken. Ik keek naar binnen en zag hem
alleen in het vertrek voor het klavier zitten.
Na de belachelijke scène bij het badhuisje.
had ik hem zoovee! mogelijk trachten 'te
ontwijken; maar nu "kreeg ik eensklaps lust,
slissing, dan kies ik zonder aarzeling het
laatste.
Naar mijne meening heeft de minister te
veel gegeneraliseerd en mogen de gemeenten
niet over céne kam worden geschoren.
Waar voor grootere gemeenten het
syheidsgerecht zeer gewcnsüht is, is dat niet het
geval voor de kleinere.
Kamp e n. Mr. dr. II. S. VELDMAX.
IMIHIIMHIIIlmillltllllltNIIlmlIMtlllllttlMMIIIHIHIIIttMItHIIUHIIIIMIUIIIII
in de Hoofifdai!,
Sinds lang is het geen gewoonte meer twee
solisten te doen optreden op de abonnements
concerten in het Concertgebouw. Den !) en 10
December is men van dit gebruik afge
weken en voor deze nitzonderingsgelegenheid
was dit gelukkig. Ware alleen do zangeres
Blanche Marchesi als soliste aan het woord
geweest, dan geloof ik dat het grootste ge
deelte van het publiek onvoldaan huiswaarts
zou zijn gekeerd. Thans heeft de heer Flesch,
de andere solist, de eer van den avond op
gehouden.
De heer Flesch speelde in het eerste deel
het concert in E. van Bach en na de pauze
liet concert in D van Paganini. Met deze
keuze gaf de heer Flesch dus te kennen dat
hij er aanspraak op maakt te worden gere
kend tot de ernstige kunstenaars, zonder
echter goheel te versmaden het
vuurwerkachtige effect van virtuozencompositien, als
l'aganini's concert.
Bach's concert is gecomponeerd in den
zoogenaamden Cöthener Zeit" en mag als
voorlooper beschouwd worden van 's meesters
meer beroemde Brandenburgsche concerten.
en opzichte' van bouw en inhoud komt het
dan ook vrijwel daarmede overeen. Helaas
treft men hel niet dikwijls aan op de pro
gramma's; vermoedelijk wel omdat do mo
derne concerten aan de violisten meer ge
legenheid bieden tot schitteren Dat een
concert van Bach echter toch door het pu
bliek met buitengewone warmte begroet kan
worden, bewees het applaus hetwelk den beer
Flesch ten deel viel na de voordracht van
Bach's concert. Maar zeer zeker heeft die
bijval voor een groot gedeelte gegolden de
uitstekende wijze, waarop het concert is
vertolkt. Inderdaad zeer schoon in stijl en wars
van alle uiterlijk effect heeft de heer Flesch dit
concert ten gehoore gebracht. Vooral het Ada
gio werd met veel gevoel gespeeld, zonder dat
aan de eischen van soberheid te kort werd
gedaan. In de krachtige, meer forsche ge
deelten van het eerste Allegro zou men een
ietwat grooter toon gewenscht hebben.
Het concert van Paganini levert zoo onge
veer alle moeilijkheden op, die er zich voor
een violist kunnen presenteeren, zooals daar
zijn tertsen-passage?, octaven, flageolettonen,
staccato-loopen, enz. Al deze moeilijkheden
werden spelenderwijze overwonnen door den
heer Flesch, die met flit concert toonde als
virtuoos het tegen den' sterkste te kunnen
opnemen.
Een groot succes was 's heoren Flesch' deel
en het publiek applaudisseerde zoo lang, dat
het den violist ten slotte de aria van Bacil
uit de D-dur suite, op de G-snaar en in C
getransponeerd, afdwong. Ik woonde de
tweede uitvoering bij, waarop was geanhon- !
ceerd Beethoven's vioolconcert en Bach's j
Ciaccona. Ter elfder ure werd hot programma
gewijzigd ; het zou mij niet verwonderen
indien dit voor vele bezoekers een teleur
stelling zal geweest zijn.
De zangeres Blanche Marchesi heeft weinig
meer meegebracht dan den beroemden naam
HliniimtviiiMHltuii
van haar moeder en een quantum routine,
dat natuurlijke warmte geheel bij haar ver
drongen heeft, zoo die al ooit bij haar aan
wezig is geweest. Het tekstboek zegt dat rij
, van 189.5 af te Berlijn, Parijs en Londen en
daarna in Amerika ware triomfen heeft ge
vierd. Zou zij dan van die triomfen slechts
hebben overgehouden een enkelen goed
klinkenden pianissimo-tooh ?
Het was waarlijk geen verkwikking te
luisteren naar de schrille klanken, die ze in
de "Ah Perfido" aria van Beethoven Over de
hoofden van de toehoorders uitstortte.
(Waarom stonden de origineele woorden niet
in het tekstboek afgedrukt ?) Nog erger was
hot met Liszt's Loréley," Daar joeg de pose
op zulk een arrogante wijze elk gevoel van
eenvond en waarheid van het gedicht op de
vlucht, dat men zich slechts bedroeven kon
over een dergelijke voordracht. Nog erger
was het met de aansteller^ in Brahms'
eenvoudig en lief, doch in een razend tempo
afgezonden volksliedje l>i« Blürnelein die
schlafen". Slechts l'Eté" van Chaminade
kwam eenigszins tot zijn recht, maar geluk
kig was het applaus van het publiek, hoewel
tamelijk sterk, toch niet zóó dat de zangeres
nog "met een toegift voor den dag kwam.
Het engagement van Blanche Marchesi is
blijkbaar een vergissing geweest.
Door het orchest werd, op de bekende
voortreffelijke wijze, voor de pauze gespeeld
Mazart's auberflöte-ouverture" en aan bet
slot van den avond Wagner's
MeistersingerVorspiel."
Hoewel ik in het vorige nummer, ten ge
volge van het Berlioz-artikel, geen gelegenheid
heb gevonden te referéeren over het laatste
concert van de Liedertafel Apollo", wil ik
daar toch niet geheel het stilzwijgen over
bewaren, maar, zij het dan ook ietwat later,
toch mededeelen dat de ijverige
inannenzangvereeniging zich weer van de beste zijde
heeft doen kennen in een viertal koren, die
voor haar nieuw waren; n.l. Goeden nacht"
van haren Directeur Roeske, die beiden
Sarge" van Hegar, Aan den Duitschen Rijn"
van M. H. Van 't Kruis en eine
Bauernhochzeit" van Süderman.
Het koor vau Roeske is n dankbaar
nummer dat aan een mannenkoor de beste
gelegenheid aanbiedt te woekeren met de
effecten die voor mannenkoren zoo zeer gezocht
zijn. De Zwitsersche componist Hegar kent die
effecten ook door en door; maar deze heeft
buitendien, door de keuze van zijn gedichten,
gelegenheid om beschrijvende mu/iek te geven.
Zoo is de episode Schlaehtruf tont durch das
Land," tusscheu de andere ernstige fragmenten
in, zeer wirkungsvoll."
Het koor van Van 't Kruis is met zijn twaalf
strophen wel wat lang. De rhythmus werkt
ten gevolge daarvan eenigszius monotoon;
toch is de componist, die in dit werk den
organist niet verloochent, er in geslaagd aan
het slot een grooten climax aan te brengen,
welke door de heeren zangers met ware geest
drift tot zijn recht is gebracht. Trouwens den
gebeden avond was het koor voortreffelijk
gedisponeerd. De intonatie liet niets te
wenschen over en de voordracht was zeer
levendig. Het laatste nummer moest zelfs
gebisseerd worden.
De dames Job. van de Linde, sopraan
en Jndith Koelvink, viool oogstten terecht
veel bijval in met de voordracht harer
solonummers. Mejuffrouw v. d. Linde zong liet
Gebet der Elisabetb" uit Tannhauser en een
paar liederen waarvan het Vöglein in Walde"
van Taubert zóó in den smaak viei, dat het
moest herhaald worden.
MejuHi'fmw Roelvink gaf in de g-moll sonate
van Ta'nini te hooren, welke uitstekende
studiën mij 'gemaakt beeft en met hoeveel
talent zij haar viool bespeelt. Als zij wat
meer in hut publiek zal zijn opgetreden, zul
het haar zeker gelukken, meer losheid en
ongedwongenheid te brengen in haar voor
dracht.
Volledigheidshalve wil ik even het
pronader kennis met hem te maken en om zulk
een geschikt moment niet te laten voorbij
gaan, stapte ik haastig Linnen."
Nauwelijks had hij mij gezien, of hij sprong
van de tabouret en trad mij tegemoet.
Nog boos, juffrouw?" vroeg hij. Tot
dusver had ik nog geen gelegenheid mij
voor het gebeurde van gisteren bij u te
verontschuldigen." Hij reikte mij de hand.
Vergeef mij. Ik heb vernomen hoe flink
en onverschrokken u is en dat u zwemt als
een zeemeeinv; dat ze u hier zelfs het zee
wijf noemen. Ik had me mijn vrees dus- j
wel kunnen besparen, maar... dat wist' ik toen
nog niet. Willen wij goede vrienden zijn?"
Graag," antwoordde ik.
..U is onderwijzeres, in welk vak?"
Vakken : teekenen, gymnastiek en zwem- !
men", noemde ik op met nadruk op het
laatste woord.
Aha, hm!" Hij mat mij door zijn lorgnet
l vau onderen tot boven. Ja, daar ziet u >
ook net naar uit. Drommels! hoe lief!"
Onwillekeurig bloosde ik, toen zijn blik
den mijne ontmoette. Hij glimlachte.
Kom. ga nu eens bier zitten!" Hij schoof
een stoel bij de piano, Zal ik iets voor u i
spelen wat wilt u hooren ? Levendige
muziek?"
,,l' bedoelt iets dat bij mijn vak past? Ja,
j dat is voor mij goed genoeg."
l Hij keek mij scherp aan en begon te spelen.
Ik had het reeds vroeger gehoord. . .
Chopin'« heerlijk noctiirno in G-dur, ja. kun
stiger gespeeld misschien, maar nooit zooals
hij het, voordroeg. In zijn spel was een warmte, '
die.. . of was het soms het eigenaardige van
den toestand, of mijn temperament op dut \
oogenblik. dat mij misleidde." |
Dank!" llnisterde ik opgetogen.
Ik .speel alloen voor u," zei hij .. . vrienden
dus ? De toerist en liet zeewijf die maken
nu gemecne zaak . . . den heelcn helderen
zomerdag lang ... en de stille avonden?"
Zijn vingers gleden over de toetsen . . . maar j
ik hoorde de muziek niet meer, het Was mij ?
zoo wonderlijk te moede . . . Kameraadschap
en vriendschap," ging hij voort, geen
minnekoozerij of anderen nonsens. Zeg maar: ja."
Ja," antwoordde ik, maar stond meteen
op en verliet het, vertrek. Hoe zal ik u
vertellen, hoe het verder ??';?'' vervolgde
Jutta, voor mij is alles schier een droom
zóó lang is het geleden. Ik stond altijd bekend
als een bedaard en ingetogen meisje, en niet
als een, die zoo maar wordt meegenomen.
Maar hier sleepte alles mij mee, de zee, het
strand, de duinen . . . het zorgelooze leven !
met hem in de open lucht; het, betooverde
mij, het was iets geheel nieuws, iets waarvan
ik nooit had gedroomd.... O! als wij, zoo
iinuniiiinimtii
samen deze sombere kust, de kale, duinen
langs wandelden, zoo ver van alle anderen,
dan waren wij, in mijn gedachten, de eenige
meiischen op aarde, of moederziel alleen in
een onbewoonde streek, l'it het alledaagsehe
leven waren wij een sprookjeswereld
inge-dwaald en dartelden daarin naar hartelust
rond.
Maar nooit gaven wij' elkaar een liefdes
teeken, nooit spraken wij een woord van
liefde. \Vij gevoelden dat het dan mét de
vrijheid eu kameraadschap uit zou zijn ge
weest."
Hier zweeg mijn dappere vriendin een
wijle eu liet het hoofd hangen. Het viel haar
moeielijk voort te vertellen.
T raadt natuurlijk, hoe hot afliep," her
nam zij met eon treurig glimlachje. Ik
was toen nog zoo jong en zoo verbazend
naief. Nu ja, nu ik zooveel ouder ben ge
worden, zie ik wel in, dat tusschen man en
vrouw op dien jongen leeftijd, vriendschap
een gebrekkig ding, spotten met de natuur
is. Onder de mannen zijn er misschien en
kelen hij bijvoorbeeld die zulk een
verhouding meester kunnen blijven en er
genot in vinden; maar met ons jonge meisjes
is dat anders; de natuur beheerscht onze
gevoelens, en al onze beschaving en ont
wikkeling helpt niets. De breuk kwam van
mijn kant.
Het was op een Augustusniiddag. Het, weer
was stil en zóó drukkend heet, dat wij er,
tegen onze gewoonte, de voorkeur aan gaven
thuis te blijven. Hij was naar zijn logies aan
den ingang vun het dorp teruggekeerd om
eenige planten, die wij 's morgens verzameld
hadden, te rangschikken en te determineereii
en ik zat in de gozelschapskamer van het
logement, bij de weinige badgasten die nog
gebleven waren, 't Was mij zonderling te
moede, onrustig, zondpr dat ik wist, waarom
en ik kon niets beginnen. Toen het mij
eindelijk tusschen de muren te benauwd werd,
sloop ik heen en ' sloeg onwillekeurig den
weg in naar het huisje, waarin hij woonde.
Zijn kamer was leeg en de hospita wist niet
waar hij heen was gegaan. Ik besteeg lang
zaam den heuvel waarop de vuurtoren stond
en toen ik onder mij bij de zee iemand staan
zag, ijlde ik, in de hoop dat hij het zou wezen,
door de duinen naar het strand, om hern te
ontmoeten.
Het zand was glooiend heet en de zee
spiegelglad, maar aan den zuidelijken horizon
doemden onheilspellende koppen op.
Spoedig ontdekte ik dat de eenzame figuur
niet de gezochte, maar een halfwijze arme
drommel was, wiens vader en broeder jaren
geleden tijdens een storm daar op de kust
waren verdronken, en die sinds dien
noodgramttia «irteedeelen van de negen en twin
tigste uitvoering van het a cappella--koor
onder mijne leiding, op Zondag 13 dezer m d«
ronde Luthereehe kerk. Van Palestrina werd
uitgevoerd; Missa Jesu'nostraRedemptioen
de Motetten O Magnum Mysterium en Hodie
Christus natus est; vaa 'Orlando di Lasso het
Motet Jubilate Deo"; van den Oud-Nede
landschen componist Clemens non Papa, het
motet Jerttsalein surge" van Hans Leo Hasier
een achtstemming Agnus Dei" en het Ave
Ma*ia" van den negentiendSen eeuwschen
componist Anton Bruckner.
Ter eere Van den geboortedag van Beet
hoven (16 December 1770) hadden de heeren
Messchaert en Röntgen, op hunne tw«ede
sean'ce dezen heros een groote plaats verleend.
De eerste' zong zijn dyctas* An die ferne
Gelièbte" en de-tweede speelde zijn Sonates op.
32 en 109. Voorts werd nog Sehubert's
Winterreise" door Messcbawt gezonden.
Bij den derden avond hoop ik weder uit
voerig over deze voortreffelijke kunstenaars
te referéeren.
AtfT. AVEKKAMP.
In mineur, door TOP NAEII'F. Amsterdam,
H. J. W. Hecht.' 1902.
Wat de schrijfster van dit werk vooral
ontbrak was lerenservariny wat haar parten
speelde was haar krachtige fantai'.ie, omstan
digheden waarvan het gevolg was een zekere
ongelijkmatigheid, onevenredigh«id, soms een
merkbare onrust: haar-werk toont iets on
even wichtigs.
Ik voel heel goed dat ik er de schrijfster
geen grief van maken ka-n, dat het haar aan
levenservaring ontbreekt. Veeleer doet deze
omstandigheid mij baar werk 4e, hooger
schatten. En ik voeg. hierbij dat, zij scherp en
juist het bewogeno leven waarneemt. .Maar
waar zij onderwerpen als Ken \lr<mkl.<mk.
Trees, Een St'efk'.nd aangedurfd heeft, geeft
zij doorslaande bewijzen van gemis aan
er? varing: zij trad da-ar, .klaar-gebleken, buiten
den kring .harer waarnemingen, en verliet
zich op haar fantazie. Dit haid ten gevolge,
dat zij, nu ja, levendige, boeiende" verhalen
schreef, maar tevens, dat zij niet steeds over
tuigde van de nootiinendighci-d van het verloop
harer geschiedenissen; dat men wel menig
maal haar fantazie bewondert, maar zich
tevens'düitrover verwondert, dat de schrijfster,
'aan wat een product-van-fantazeeren was,
zelve een zoo beslissende beteekejiig voor den
afloop van haar verhaal toekende. [Ik denk
hier bijvoorbeeld ann de entree drr w,n<h(!»ie
in Een iïtiefk,»d.~] Deed dit dus -reeds sohade
aan de overtuigende kracht (en daarmee aan
de ktmxtti'aardi') van haar werk een ander
gevolg is, dat ze soms totaal onu-aar werd.
Waarover straks.
Het spreekt vanzelf, dat waar een auteur,
onderwerpen beschrijvende als de bovenge
noemde, bij gebrok aau de noodige ervaring.
toch blijken geeft van juist en scherp zien,
men dit meer herkent aau interessante, ver
rassende kleinigheden, dan,.doorloop<md, aan
de gansene uitbeelding. [Zoo kan men bijv.
bijzonder waardeeren in Boven", de beschrij
ving der oudo moeder, die tracht haar zoon
de armen om den hals te slaan, opdat hij
haar naar boven dragen zal, terwij toch trots
mooie gedeelten Boven" als geheel
niet zeer sterk is.]
Psychologie vau beteekenis geeft dit boek
niet. Zelfs is, waar, zooals in Trees, de krac/it
vau het verhaal moet zitten in de beschrijving
der gemoedsaandoeningen, de schrijfster daarin
zeer zwak. .
Herhaald komen in dit boek kleine fouten
voor, die echter, door de levendigheid harer
beschrijving, menigeen over- het hoofd zal
zien, zoodat ze niet opvallend hinderen.
Soms verbaast men zich .over de treurige
zinnen eener auteur, die blijkbaar literaire
eischen zich stelde.
Nog vestig ik de aandacht op Jml-fiitifm....
lottigc-n dag, telkens wanneer er een onweder
in aantocht was, als het ware naar de plek
des onheus scheen te worden heengedreven.
waar hij met gebalde vuisten en met een
doek wuivend rondliep, als wenkte bij iemand
op den onafzieiibareu plas.
Ik was niet bepaald op mijn gemak bij
die ontmoeting, maar troostte mij spoedig
met de gedachte, dat ik, ingeval hij iets
kwaads in den zin mocht hebben, vlugger
ter been was dan bij, en stapte dus vast
beraden naar hem toe.
Met een idioten grijns nam de ongelukkige
beleefd zijn muts af, maar toen ik hem vroeg
of hij dengene, dien ik zocht, ook gezien
had, staarde hij mij eerst een tijd lang ver
wezen aau. wees daarna zwijgend op eenige
voetstappen, die vlak langs de zee in het
j natte zand waren afgedrukt en barstte in
j een akeligen schaterlach uit, terwijl o;> het
! zelfde oogenblik de donder in de verte begon
te rommelen, waarop hij dreigend de gebalde
vuist tegen het donkere zwerk ophief en
ijverig met zijn doek begon te wuiven.
Ja de sporon! Vreemd genoeg was het
mij heel niet opgevallen, daarnaar te, zien, en
toch bad ik er al -zoo vaak genoegen in
geschept, door zijn sporen in het y.and geleid.
den weg te vinden, dien hij genomen had.
Terwijl ik ze nu zuidwaarts volgde rukten
de dreigende wolkenmassa's iutusschen in
woeste vaart nader; het was pikdonker, de
eerste regendroppels begonnen te vallen.
bliksemstralen doorkliefden de lucht, de
donder ratelde en weldra regende het bij
stroomen.
Binnen enkele minuten was ik in mijn
dunne zotnerkleecüng tot op do huid nat.
mijn arme hoed hing als een dweil over mijn
ooren, mijn schoenen waren vol zand, mijn
kousen doorweekt en zóó zwaar, dat ik ze
uittrok en blootsvoets verder ging. Zoo kwam
ik aau de beek bier en waadde er doorheen.
Ik gunde me geen tijd, de gewone plaats to
zoeken, maar in het bewustzijn, onmogelijk
natter te kunnen worden, dan ik al was,
stapte ik regelrecht het water in.
O, hoe goed weet ik nog, wat mij voort
dreef in dat ontzettende weder, dien stort
regen. Het was de hoop op een ander weerzien
dan anders, de hoop iets nieuws te winnen.
een geluk te bemachtigen, waaraan ik onder
alledaagsehe omstandigheden niet had durven
denken, maar dat mijn fantasie, aangevuurd
door den strijd tegen de elementen, mij nu
voor den zin toovcrde. En trots den regen.
die koude rillingen door mijn verhit bloed
joeg, trots de bliksemstralen, die mijn oogen
verblindden, klopte mijn hart van blijde ver
wachting bij de voorstelling van dat wederzien.
(Slot volgt.}