De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 20 december pagina 4

20 december 1903 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

* tb "> * A D E A M'S t E DAMMER WEEKBLAD VOOR N E D E R L A N D. No. 1382 I' ; Wat ik hierboven in het algemeen opmerkte, ?wil ik nu met voorbeelden staven. ? Een 'Wanklank is het .verhaal vaneen jong 'officier, die,, jong weduwnaar, hertrouwen. gaat, en nu zijn meisje voorstelt aan de ouders zijner eerste vrouw. Ik vindt dit geheele verhaal mislukt. Ten eerste voelen wij volstrekt niet de smart van den jongen man over het verlies zijner vrouw zelfs glimlachen wij om de onbeholpen ?wijze, waarop Top Naeff, ons die wil doen meevoelen. [Is ook iemand, die verslagen" zijn vrouw nastaart", klein-verbaasd" dat het zoo gebeuren kon?] Ten tweede halen wij de schouders pp als de auteur zegt, dat, bij den jongen weduwnaar, plots zijne jeugd zich deed gelden. Kortom het begin van dit verbaal is verward: het heeft er veel van, of de schrijfster er niet goed in komen kon. M. i. was, waar haar totale onmacht bleek ons, x$ het in 't kort, het verliepen de smart daarover n het plotseling-eindigen van zijn treuren, te doen meevoelen, een korte mededeeling beter geweest der feiten, die voor, gingen aan het oogenblik, waarop wij feitelijk kennismaken met de personen van het ver haal. Een paar regels na het wezenlijke" begin leest men dat de oude heer altijd" aan den jongen inan vroeg, of 't droog was buiten. En dit is nu een van die kleinigheden die men gaarne over 't hoofd ziet, doch die het boek er veel bevat. Blz. 26 begrijp ik echter heusch niet, waarom Beukema schaterde" Om de flauwiteit van Van Reede? Een gezond man wordt daar misselijk van. En dat kaatsen" van ? Tine, ik weet niet.... Hier-en-daar treft men inderdaad dwaze onderstellingen in dit verhaal, die ik nu maar niet verder releveeren zal. Personen als de hoofdpersoon uit Voor n avend te teekenen, valt buiten het bereik van Top Naefl' vooralsnog. Dit verhaal is kort weg een prul. Het verhaal van den terugkeerenden tering lijder, Gekonjitkeerd, staat in-eens veel hooger dan de voorgaande stukken. Het is schoonvan-stemming en aandoende als de waarach tige waarheid-zelve. Men ziet dien misdeelde, men voelt hoe diep^van-tragiek dat is. Dat is een mooi stuk werk tot tranen roerend.... Trees is weer veel minder de figuur van Bets is totaal mislukt. En als de schrijfster Trees laat weggaan, en verzekert, dat daar vóór Bets nog het strak-gespannen witte papier was, met boven-aan De Zonde", dan moet ik lachen. Ik kan 't niet helpen, maar dan moet ik lachen, om dat leuk-brave trekje! Blz. 113 daar geloof ik haar niet. Zij zegt daar, .dat Trees, nog geheel gekleed, weer te voorschijn komt, en in-eens schorhijgend (nota bane !) te kennen geeft dat ze het niet doet dat ze niet wil staan" waarop dan terstond, geachte lezer, de meisjes bevend achteruit deinzen !.' f -r Ik geloof dat met, tenminste ik zie het niet. Eigenaardig is, dat de sympathie, bij den lezer voor Mientje onstaan, plotseling, blz. 111, en nog later blz. 144 : O gelukkig, enz....) weer verdwijnt. Waartoe die dan eerst gewekt ? Op pag. 144 zegt de auteur van het model, dat dit aan de meisjes-oogen in de luxe omgeving schroomde te toonen, wat door tallooze drieste oogen was ontwijd." 't Komt mij voor, dat dit een geheel overbodige insiouatie is aan het adres van veel artiesten. Is in het begin van Een Stiefkind dit wel gelukkig gezegd ? : een kind, dat met schuldig klein geweten ter wereld kwam, (de moeder stierf bij de geboorte ervan.) En dit ? : De vader verwentchte *) het hulpeloose wurm." Voor den vader zullen we maar hopen, dat hij zijn lot verwenschte en niet het kind. Op blz. 120 kan de auteur, vertellend dat de vader in de avonduren nog wat trachtte verdienen met copiëerwerk, niet nalaten daaraan toe te voegen : , ? 1.50 per vel", wat ik met belangstelling vernam. Da's toch 'n schijntje, dacht ik zoo. Wat bedoelt de schrijfster met: klompenkinderschool" ? (pag. 126). . Mooi gezegd is b.v.: ... de besliste zelf voldaanheid die een ander den lof terugdringt in dékeel." Jammer dat men dan weer zinnen aantreft als: Ook, wijl zij niet dadejk gebruiken ging het diploma". Dat lijkt wel wat uit 'n thema-boekje zoo iets van een zin uit het Fransch in 't Hollandsch vertaald met onveranderde woordschikking! En er zijn veel zinnen zoo in In Mineur." Komaan, zoo iets is nu toch niet gehoon! Het is jammer, dat men over het dorps leven gaat schrijven, wanneer men maar er de buitenzijde van kent. En vooral, wanneer tevens door «Ie persouen dier dorpsgeschiede nissen een eigenaardig dialect gesproken wordt. Het leven, de taal b.v. van het volk in den Achterhoek trekt licht de aandacht van een auteur als Top Naeff. Maar zij wachte zich wel dat volk te gaan beschrijven, voordat zij ernstige studie van haar onderwerp maakte. M'n hemel! het feit dat Top Naeff wel eens een yacantie doorbracht, misschien verschil lende, in den Achterhoek (want ik moet inij al zeer sterk vergissen als de taal uit Zwem men", en ,>Een Stiefkind" mij niet herinnert aan de streek van Gorssel, mogelijk nog aan Voorst of Terwolde of op de Veluwe, is nog niet voldoende reden, om nu maar eens te probeeren wat over die streek en de bevolking te schrijven daar is veel studie voor noodig. Top Naeff geeft daarvan trou wens zelf het bewijs; niet alleen dat wij geen juist beeld krijgen van het dorpsleven, maar ook het spreken der personen is soms heelemaal fout. Dit laatste zal ik gelegenheid hebben bij Zwemmen aan te toonen. Heeft Top Naeff 't wel goed opgemerkt, dat men in de streek waar men ie (voor jij) zegt, k spreekt van mèke (voor meisje) ? 't Is maar 'n kleinigheid, dat geef ik toe. Maar elke kleine onzuiverheid schaadt aan de waarde van het geheel, nietwaar? Het was b.v. ook onvoldoende kennis van de locale taal, die haar zonder "bezwaar schrijven doet, dat de ,eene jongen den ander toevoegt: Ie bunt 'n flauwe kèrl Jongens zeggen dat daar nooit tegen elkaar. Maar de onvoldoende kennis van het dorps leven leidt tot groote fouten in haar verhalen. Dat de onderwijzeres, Christien, zoo eenzaam en afgezonderd leeft, als Top Naeff wel wil doen gelooven, betwijfel ik sterk. Maar dat nog daargelaten. Zij schrijft b.v. dat het werk Christien niet zwaar viel, het was een ge duldig prenten" van de voorgeschreven leer stof in de hoofdjes der kinderen 't ver moeide haar heelemaal niet. Heeft Top Naeff wel eens de onderwijzeres eener dorpsschool gesproken, die meer dan ne klasse voor haar rekening had ? Zij moest dat heusch eens doen, en eens om inlichtingen vragen, opdat zij iets naar waarheid daar van vertellen kunne over het antwoord op haar vraag naar het al- of niet-vermoeiende van het onderwijsgeven bestaat bij mij geen. twijfel. EU dat antwoord te vernemen zou de schrijfster geen kwaad doen. Maar dan dit: de dom dikke hoofdjes der wel willige boertjes." Nu is ze toch glad de plank misgeloopen. Jong-jong, Top Naeff moest zich toch eens informeeren! Deze uit drukking nemen wij niet au sérieux, dit is zoo iets van een 16-jarige nuf, die na de vacantie in de stad teruggekomen, van de buitenmenschen vertelt, en vreeslyk" over drijft ! . ' Hoven is het verhaal van den dood Van een meisje Marie, de steun harer verlamde moeder. Er is veel moois in dit stuk. Doch wat bedoelt de schrijfster met een deftige doode?.'" Bepaald leelijk.is''deze zin: Maar het, hoekraam lichtte op als een helder, open oog, waarachter *) de oude dame zat met haar dochter...", in plaats van zoo als bedoeld is: Maar als een helder, open oog, lichtte op het hoekraam, waarachter?" Op pag. 193. is haar fantazie haar weer eens de baas, en kan zij niet nalaten even te vermelden, dat Marie de brieven der kinderen moest nazien om de spelfouten". Medunkt dat de schrijfster met het mededeelen dier kleinigheden uit den toon valt het even wichtige gaat verloren. Op pag. 195 betrap ik haar op een onwaarschijnlijkheid. Zij vertelt ? daar dat Marie nog ns een illusie had gehad. Marie d'r leven kreeg 'n kleurtje, ze hoopte stillekens, want dominékwam dikwijls, en domin was jongen vriendelijk. Nu, dat is aan te nemen, Maar nu laat de schrijfster, zonder overgang, hierop volgen, dat dominézijn vrouw na een vacantie aan haar voorstelde. En toen liet Marie de kleine illuzie stilkens glippen. Niemand vermoedde . . . zegt de schrijfster. Nu vraag ik : Wisten die twee vrouwen, waar de dominézoo dikwijls bij haar kwam, dan niet dat, toen hp met de vacantie het dorp verliet, hij er na de vacantie getrouwd terugkeeren zou? Wisten ze daar absoluut niets van ? ... En dat op zoo'n klein dorp en dat in 'n huis, waar de dominédikwijls"" kwam! Het klinkt wat onwaarschijnlijk! Op pag. 197 weer een, voor de auteur typige, uitval. Ze moet eventjes vertellen, als ze opnoemt wat er al zoo het raam voorbij gaat, dat de meester zijn haar heimelijk zegt zij verfde. Die oude ondeugd, zoo'n ijdeltuit toch! En konden die vrouwen dat ook door het raam zien? Mooi is, als boven gezegd, pag. 209. Zwemmen is het laatste verhaal. Het is een pakkende vertelling. Maar let nu eens op hoe gebrekkig het begin weer is. Daar staat dat de jongens de school uitzwermen, behalve een drietal: Derk, Lammert en Engbert, die moeten nablijven en nu, wijd verspreid in 't holleeg lokaal, regels krassen op de lei. Nu meent ieder dat die jongens schrijven. Maar de auteur laat nu onmiddellijk volgen: Uerk vangt vliegen". En daar voert die kwajongen dan een of ander wreed spelletje mee uit. Alzoo: Derk schrijft niet. Wat verder staat, dat Lammert, die 't zoo warm heeft en telkens zijn gezicht afwischt met z'n mouw, de1 aandacht "van Engbert tracht te winnen door z'n zwembroek, die hij tugschenuit de knoopengaping van zijn pui lende blouse uitgesjord" (ook geen juist woord hier!) had. Lammert schrijft dus ook niet. En per slot van rekening zitten van de drie jongens, die volgens de schrijfster regels krassen (d. w. z. vlug, druk schrijven), twee te lanterfanten!! En is 't niet wat overdreven te schrijven dat de jongens bij de zwemschool gekomen reeds half ontkleed waren? Verder staat ergens nadat Lammert ver dronken is, dat een koe, heffend den dommen kop de jongens aanziet met oogen als van ?verwijt. Nou, hm, zeg! Enfin, Lammert verdronk in het riviertje waar ze, omdat ze voor de zwemschool te laat waren geweest, waren gaan zwemmen. Derk en Engbert radeloos, angstig voor gevolgen, verschrikt en ontsteld over 't ge beurde. En wat laat nu de schrijfster den kleinen" Engbert zeggen ? Kun ie 't begriepén ... dat e dood is ... door benejen in de diepte waor de vischkes zwemt ?" Het door mij gecursiveerde is eenvoudig onwaar. Een kleine jongen doet in die om standigheden niet veel anders dan grienen en jammeren en klagen, doch houdt geen bespiegelingen. En ten slotte een vraag: Is liet goed gezien, van de werkelijkheid afgekeken,, dat, als Dirk het zijn vader vertellen komt, het ongeluk, en hem smeekt het te gaan zeggen voor hem, deze rader den radeloozen jongen een oorveeg geeft en hem afsnauwt, en ten slotte toch alleen gaan laat, om het ver schrikkelijke nieuws aan de moeder van den verdronken Lammert mee te Jeelen ? Ik geloof haast niet dat het kan. Overigens spreken de jongens als groote mensehen zij redeneeren te veel. Men ga eens na wat Derk al zoo zegt. Toch bevat dit boek zooveel moois en waars, b.v. ook het ongenoemde levenslang, dat men gerust zeggen kan dat Top Naett', al is dit, literair gesproken, nog van 't eerste gepruts, wel degelijk tot onze letterkundigen" te rekenen is. Zij zelve zal het beste voelen, in welke richting zij haar talent nog te vol maken hebben zal vooral, en wanneer er tusschen de meisjesbqeken en haar ernstig-letterkundig werken wat meer tijd zal zijn voorbijge gaan, zal ongetwijfeld blijken, dat bij meerdere ervaring en diepere levenswijsheid, zij tevens geleerd zal hebben haar krachtig talent schooner te openbaren in haar compozities dan zij dit tot nu toe vermocht. Dat zij een krachtig talent heeft dat zij een auteur is, kan slechts bij oppervlakkig-voelenden aan twijfel onderhevig zijn. Naar mijn bescheiden meeuing geeft M. Mineur naast veel onbelangrijks, veel dat, wezenlijk artistiek, de belangstelling in het werk van mej. Naeiïniet weinig verhoogd heeft. Ede. D. JAAKSMA. *) Ik cursiveer. Studies in Volkskracht, onder redactie van L. SIMONS. Serie I, No. l Erven Bohn, Haarlem. De heer L. Simone, dien ik meer dan eens als een welwillend man heb leeren kennen, moge er niet te boos om zijn, maar ik vind zijn nieuw tijdschrift een overbodigheid. Alle opstellen, door hem aangekondigd zullen, hopen we, neen meer, verwachten we, lezens waardige' artikelen zijn; maar 't is mg, ook na lezing van het prospectus, nog niet dui delijk, waarom de meeste niet even goed in de Vragen van den Dag of in De Gids of in De Vragen des Tijds of in Onze of De XXe Eeuiv, in De, Groene, pf in het Sociaal Week blad of sommige niet in De Nieuwe Tijd hadden knnnen verschijnen en dan allen evenveel of even weinig tot onze volkskracht kunnen bijdragen als nu, nu ze gedoopt zijn tot studies er in. De gedachte, die als met een nieuwe draad alle bijdragen zal samenrijgen, is, naar 't woord des Redacteurs: de kweeking van een kloekmoedig, gezond, veerkrachtig zelfstandig, verstandig, tuchtig en edel" (waarom hier: sterk, levensblij, schoon, dur vend, zelfbewust, ontbreken, ontsnapt mij) beschavingsras Aan het veelkantige vraagstuk van zulk een volksteelt zullen die studies nu gewijd zijn ...." 't Is mooi ge zegd, ik kan niet anders zeggen. En als je 't gedaan kan krijgen, denk ik er bij, zoo'n first class ras kon.teelen of helpen teelen, dan was je 'n kappe, 'n geschikte vent. Maar nieuws (persoonlijks, onderscheidends) bevat anders die wensch geen spier. Aan dien zelden uitgesproken wensch, zelden, omdat hij zoo vanzelf spreekt,vis het bestaansrecht onleend van geheel het publieke leven. Zou het anders kunnen? wou ik vragen. Wellicht wil de heer Simons, blijkens zijn uitgesproken afkeer van partijschappen, in 't bizonder de volgende gedachte propageeren: Bedenkt toch, lieve Nederlanders, vergeet het bij al uwe krakeelen niet, ge zijt een eenheid, n volk, ge hebt gemeenschappelijke belan gen, hoe onverzoenlijk uw belangen u soms -wederkeerig toeschijnen en hoe fel ge ook elkander bestrijdt. Een uitnemende, een ware, een licht-wijsgeerige, een ongetwijfeld nu en dan vrucht bare gedachte, maar alweer geen nieuwe ge dachte, in geen geval eene, wier propageering mij een speciaal tijdschrift schijnt te eischen. De fout der nieuwe uitgave lijkt mij de ontzaglijke breedte, waarmee de heer S. het begrip volkskracht in den naam van zijn tijdschrift opvat. Die enorme breedte is oor zaak, dat er op 't laatst alle houvast aan ont breekt, het begrip wegwaast in het onbe grensde. Naar een opvatting zoo wijd, zijn tallooze artikelen in tallooze dagbladen, week bladen, tijdschriften, allemaal studies in volkskracht. Woorden zijn nu genoeg gesproken, laat ons liever daden zien". Deze variant van een Duitschen dichtregel lag mij op de lippen, toen ik inleiding en Studie I, beide zoo woordenrijk, had uitgelezen. Is het alleen mijn schuld? En zijn woorden, die deze gedachte wekken, hun vader wel wat onrecht plegend, de beste woorden ? * * # Doch niet alleen ruist het nieuwe tijdschrift lijn, zooals een veel te wijde jas, mcdel, de redacteur lijkt mij niet de geschikte man voor zijn doel; stuur, richting te geven aan ons volk. Iets Hamletachtigs behoort tot het wezen van zijn aard, dat hem tot het bereiken van de dingen in 't groot (waarnaar immers z'n nieuwe uitgave grijpt) ongeschikt maakt. De Redacteur der nieuwe studiën is een naar veelzijdigheid strevend man, van contempla tieven, eenigzins artistiek-wijsgeerigen aard en wien het tegelijkertijd een sterke behoefte is, het leven van zijne medemenschen (na tuurlijk tot hun welzijn) te beïnvloeden. Dit is een lastig stel eigenschappen, want de eerste is dikwijls, de tweede altijd, met de derde in strijd. Terwijl zijn wijsgeerige aard hetn telkens weer de slechts betrekkelijke wrarde van alle menschengestreef onder de neus duwt, eischt zijn behoefte aïin invloed, dat de waarde van zijne en onze werkzaamheid als niet zoo ge ring wordt voorgesteld. Zijn pijnlijk willen doen recht wedervaren aan het kleinste deeltje rechtvaardigheid in alle meeningen, op n na, bewijst gemoed en verstand, maar maakt volkomen ongeschikt tot het oefenen van voortdurenden directen invloed op menschen. Dit laatste bereikt men niet zonder het aanvaarden van, het berusten in, een soort eenzijdigheid. Zonder eerizijdigheid-in-'t-groot, geen kracht. Het is voor de wijsgeerigen en contempla tieven onplezierig om te erkennen, maar het is niet anders. Hunner blijve de bescheiden maar heilzame taak, de daders nu en dan bescheidenheid te leeren, hun heeten, anderen soms kwetsenden ijver een verstandsdouche toe te dienen, wederzijdsche waardeering te bevorderen door op de eenheid in de veel heid te wijzen. Tot deze taak vinden zij in Nederland, gelukkig, nog spreek vrijheid en tribunes in ruime mate. * .. * Laat mij al deze beweringen, uit de inlei ding en het Ie stuk van het nieuwe tijd schrift mogen toelichten : Op blz. '22 leest men een omschrijving van Marxisten, Vrijzinnig-Democraten en Anar chisten en na een belachelijkmaking van hun feilen beginselstrijd volgt dit: En toch is dit in waarheid de verdwazing door vooropgezette meeningen, waarin we de hervormers van allerlei slag elkaar gcnoegelijk te lijf zien gaan in plaats van eendrachtig 't harde ontginningswerk te verrichten". Op de volgende blz. wordt een eeresaluut gebracht aan de A. X. D. B. in deze woorden : Meer bizonderlijk kan een ieder, die de be oefenaars van het diamantvak kende nog tien jaar geleden en ze nu kent, de ethische en zedelijke (waartoe dit pleonasme ? D.) kracht van een sterk verbondsleven ervaren hebbeü". Welnu, de heer Simons weet, dat die bond een afstammeling is, in de rechte lijn van Marx's gedachtenleven. Gelooft hij, dat de eerste krachtmannen in dien bond gedurfd hadden, wat ze. hebben gedurfd, doorstaan hadden, wat ze hebben doorstaan, indien niet de verdwazing eener vooropgevatte meening" met scherpe haken onloswrikbaar hun in 't vleesch ware gedrongen ? Ander voorbeeld. In de inleiding, blz. 5, staat: Al die voorschriften omtrent het Joodsche leven.... zijn, ontdaan van hun omgren zingen en verwerkingen tot onderdeelen van een ingrijpend godsdienstig formalisme, in den grond niets dan de uitingen eener be wonderenswaardige helderziendheid omtrent de voorwaarden, waaronder het uitverkoren volk kan gedijen en groeien." ... Het is waar schijnlijk dat de neo-malthusianen (daarbij) een gedeeltelijke nederlaag zullen lijden". . .. Ten andere weer zouden beschouwingen als Dr. Wynaents Franken onder onze aan dacht brengt, felstgebetenen (waar is het lidwoord? D.) onder de anti-neo-malthusianen kunnen doen inzien, lioe de noodzakelijkheid om de geboorte van tot overgeërfde ziekten voorbestemden tegen te gaan, het aanwenden van de middelen der neo-malthusianen in bepaalde gevallen niet alleen als een con cessie onvermijdelijk, maar zelfs als een voorschrift noodzakelijk zou kunnen maken". Hier doet des heeren Simons' afkeer van vooropgezette meeningen hem zelfs dwaas heden zeggen. Dacht de heer Simons, dat de genadelooze consequenties van die heldergeziene voor waarden tot hun voortbestaan, door het de-eeuwen-dóor-gejaagde-ras zouden zijn aan vaard, indien hun leven, naar lichaam en geest, niet aan een ingrijpend godsdienstig formalisme in onontkoombaren greep ware vastgeklemd, m. a. w. heeft hij er nooit aan gedacht, dat dit formalisme een even diep blijk kon zijn van menschenkennis, als de voorschriften zelf een diep inzicht toonen in rasbehoefte ? Een derde staal van verslappende veel zijdigheid vind ik in de reeds geciteerde gedeeltelijke nederlaag der neo-malthusi anen". Het ontgaat den schr. blijkbaar dat dit onzin is, dat van een gedeeltelijke" nederlaag hier geen sprake kan zvjn. Hier geldt het, zoo ergens, ganz oder gar nicht. Of de mensch plant zich bandeloos voort of hij wil zijn voortplanting regelen. Elk dezer uitgangspunten, geworteld in twee wereld beschouwingen, die eikaars negatie zijn, heeft zyn krankzinnig eindpunt. Aan de voortplan ting voorwaarden te stellen als door Dr. W. F. bedoeld, is, dit staat in elk geval vast, aan verschillend en wisselend menscheninzicht stem geven in deze aangelegenheid. En op dit esseiitieele punt staat des eenen j a tegen over des anderen neen, onverzoenlijk en onverzoenbaar. Vierde voorbeeld." In zijn beschouwing over het algemeen kies- en stemrecht, blz. 47, ligt het naakt en heider-zichtbaar open, hoe krachteloos in het felle leven dit pijnlijkwillen-doen-recht - weJervaren-aan- het-kleinste-deeltje-rechtmatigheid die Hamletnatnren maakt. Ik kan den lezer gelukkig mededeelen dat na lange pro's en contra's de heer Simons er ten slotte voor is, maar hebt u ooit een pleiter voor deze onmisbare voorwaarde tot ontplooiing van volksrechtvaardigheid van noode, ik zou u raden den heer Simonswtó te vragen. * * * De volzin, die den denkaard des schrijvers het sterkst typeert, is de. volgende : (blz. 9). Maar uw zekerheid (als ge uw opvattingen regelt in overeenstemming met de volks teeltleer) is die van den mensch met het welbewuste doel, bovenal met de ontbetwijfelbaarheid, dat dit doel bereikbaar moet blijken binnen de grenzen van de menschelijkmogelijke volmaaktheid, en dat ge, het aldus, tastend en proefnemend, maar tegelijk door tastend en helderziend, benaderend, het ge vaar ontkomt van de hervormers, die het eigentlijk wezen der menschen en der natuur miskennen en, door hun vervormen in een zijdigheid, zekerder omslagen tot erger mise rabelheid verwekken moeten". De contradictie in het door mij gecursi veerde is duidelijk. Opmerkelijk in dezen volzin is nog dit: dat hier den schrijver het eigentlijk wezen der menschen reeds schijnt bekend te zijn, terwijl dit wezen op blz. 15 regel 4 nog geheimste geheimenissen" blijkt te bevatten. De volzin, die het zelfgevoel van den schr. het sterkst teekent, is de volgende: (blz. 21). En juist dit schijnt de krankzinnigheid te wezen, der menschheid door een misleidend Fatum opgelegd, dat zij zich met haar felsten hartstocht komt vastklampen aan de mid delen, welke haar eenmaal zijn aangeprezen. Dat zij de abstractie aanbidt van partij, leus, beginsel, levensopvatting, en, erger soms nog, de persoonlijkheid van den dokter, in plaats van zich alleen te bekommeren om het practisch doel: genezing van de kwaal". Denkt de heer Simons nu heusch, dat het al die abstractiemenschen au fond om iets anders te doen is dan om genezing van de kwaal ? Kan het niet zijn, dat dit verzwegen wordt als iets vanzelfsprekends ? Zou het niet kunnen zijn, dat de harts tocht voor de middelen voortkomt uit het geloof in de middelen ? Kou het eindelijk niet kunnen zijn, dat een gebrekkig plan tot genezing van de kwaal (want partij, leus, beginsel, levensopvatting" zijn andere woorden voor een genezingsp/on) voor de praktijk van het leven beter houvast biedt dan planloosheid ? Am s t., 17-11-'03. A.B. DAVIDS. BOEKAANKONDIGING. Achter de Coulissen, door M. J. BRUSSE. Omslag met teekening van ISAÜC ISKAËLS. Uitgever W. L. Brusse. Den schrijver van Boefje kennen en waar deeren velen. Ze weten hoe angstvallig nauwkeurig hij opteekent, hoe hij het kleinste inktspatje op een velletje papier niet onopge merkt laat, hoe haarlijn hij het milieu tracht weer te geven en daarin laat bewegen de handelende personen met detective-achtigen ijver, op al hun gangen door hem gevolgd, en met schier fotografische gelijkenis weer gegeven. Heeft deze wijze van werken ook haar schaduwzijden, velen mogen het zoo wél. De vraag zij echter geoorloofd: of soms de modellen niet beter den auteur zien, dan de auteur de modellen. Achter de Coulissen schetst b.v. tooneelisten op reis. Brusse ging eens mee met het Rotterdamsche tooneelgezelschap, zag het doen eu laten, en kreeg een idyllischen in druk van lief onder elkaar!" zooals de artisten zeggen, als het wezen geheel anders is dan de schijn. Dat lief onder elkaar !" verbergt zoo veel. Dat verborgene nu, dat ware, is Brusse wél eens ontgaan. Als iemand, zelfs als Brusse, met al zijn speurzin, onder de artisten komt, ontgaat het hem, dat zij zich op hun Zondagsch voordoen, dus onwaar zijn, en dat de oude rotten zullen zeggen, bij sommige opmerkingen die hij maakt en voor hen naïf zijn : Wat zijn ze nog jong, die Fransche zeelieden!" Gelijk bij ieder interview moet men, bij tooneelisten 't allereerst, veel opmaken niet uit wat ze zeggen, maar uit wat ze nidzeggen. Artiesten spreken steeds in parabelen en gelijkenissen. De manier van Brusse loopt alle gevaar, als ze gevolgd wordt door iemand van min der talent, langdradig en proces-verbaalachtig te worden. Zelfs Brusse heeft in het verhaal der repetities bij de opera heele gedeelten, die dreigen een proces-verbaal der werkzaam heden van een regisseur te worden. Al hebben enkele hoofdstukken in Achter de Schermen een ietwat te noodeloozen om haal, al gaat ^er de fanfare, al gaat de geest' van het tooneelwezen er niet door, toch zullen de meeste velen welkom wezen. Het best geslaagd is: Wiltem van Zuylen demonstreert den tooneelkapper, het Caf -Chantant, enz. Wie eenig begrip wil hebben vam wat er alzoo achter de schermen voor werk te doen is, eene kleine notie wil hebben van artiesten op reis en eene voor stelling in een provinciestadje, van de armoe achter-op-het tooneel van een caf Chantant, zij Brusse's Achter de Schermen aan bevolen. De ondertitel van Achter de Coulissen is: Uit Kranten t n Tijdschriften. Dit snijdt eigentlijk iedere kritiek af. De opmerkingen zijn dan ook meer een gevolg van belangstelling, dan van 't willen geven van kritiek. Behalve tooneeldnderwerpen bevat Achter de Schermen nog: Afterdinner-praat. Hier staat de auteur op vasten bodem, niet vreemd en verbaasd tegenover iets. Dit leeft. Er zit gang, er zit vuur in. De auteur heeft het woord, de uit vrager zwijgt. Luchtig begonnen, neemt het verhaal ten slotte een dramatisehen vorm aan; en eindigt puntig. Een gedeelte van een weldra te verschijnen roman, een zeer mooi gedeelte, besluit het boek, dat, jammer genoeg, geen inhoudsop gave heeft. ' J. H. R. NIEUWE UITGAVEN. Nederlandsche Staatsalmanak voor iedereen, jaargang 1904, door H. PYTTEESEN TZN., vijfde jaargang, verbeterd en belangrijk vermeer derd. Zalt-Bommel, H. J. v. d. Garde & Co. De Herziening der conventie van Gerieve, door Mr. J. A. A: H. DE BEAUFORT. Amersfoort, Valkhoff & Co. Noord en Zuid. Tijdschrift ten dienste van onderwijzers bij de studie der'Nederlandsche Taal- en Letterkunde, No. 3?12. Culemborg, Blom & Olivierse. Zenuwachtige kinderen. Medische, paedagogische en algemeene opmerkingen, met eenige afbeeldingen tusschen den tekst, door H. BOSMA. Almelo, Hilarius Wzn. De vloek der maatschappij. Met een voorrede V van de heeren jhr. mr. A. RETHAAN MACARÉ, ds. H. PIERSON en dr. S. B. SELHORST, gedele geerden der Ned. Regeering ter Internatio nale Brusselsche Conferentie 1899?1902. Leiden, A. H. Adriani. PartijspeUn. Gereglementeerde open-luchtspelen, door P. J. SUHTJIL. Amsterdam, A. Versluis. WILHELM BÖLSCIIE, Het nunschenraadsel, bewerkt door D. D. B. Amsterdam, J. C. Dalmeijer. Van banden tot boeien. Oorspronkelijke roman in twee deelen, door PEINSES ELSA, 2 deelen. Amsterdam, G. J. Slothouwer. E.MILE ZOLA, Waarheid, vertaald door P. M. WIXK, 2 deelen. Amersfoort, P. M. Wink. Waar blijft de waardigheid f Een woord over de Museumquaestie, door M. J. DE GOEJE. Boekhandel en drukkerij voorh. E. J. Brill, Leiden. Iedereen failliet! De treurige werking onzer Faillissementswet voor burger en koopman als schuldenaar of schuldeiseher, door Een Rechtsgeleerde. Amsterdam, A. van Klaveren. Een verbeterd Gothenburgsch ste.lsel.'" Vlug schrift met het oog op de aanstaande herzie ning der Drankwet, door mr. A. VAN GIJN. Hoe de vrouwen het moderne huwelijk invoer den en zich bevrijdden uit de slavernij van het geslachtsleven. Eene vertelling door GEORGES NOVES MILLER. Amsterdam, J. C. Dalmeijer. Prof. GUYE, De Adeno'ide Vegetaties in de neuskeelholte bij schoolkinderen. Voordracht met lichtbeelden, in eene onderwijzervergadering. Amsterdam, F. van Rossen. Korte spraakkunsten stelsel dr. Hoogvliet." Korte Nederlandsche Spraakleer, door dr. J. M. Hoon VLIET. Amsterdam, S. L. van Looy. Opstellen over spelling en verbuiging, door dr. R. A. KOLLEWIJN. Tweede vermeerderde druk. Amsterdam, H. J. W. Becht. Studies in volkskracht", l e serie, nummer III. Ons kazerneleger als opvoedings- en gezondheülslnutituut, door Q. Ne. Haarlem, De Erven F. Bohn. Kunstbeschouwingen, algemeene. onderwerpen, reisbrieven, monumenten, oude Nederl. kunst, dorr JAX VETH. Amsterdam, S. L. van Looy. AMELIÜS ArorsTixus. Belijdenissen in XIII boeken. Uit get latijn vertaald door mr. FEANS EKENS. Amsterdam, S, L. v. Looy. Inhoud van Tijdschriften. Kujen Haard, No. 51 : Zijn zoon en zijn huis, door L. E., III. Uit de portefeuille van een Zwerver. Oude huizen aan de Pegnitz te Neurenberg, naar eene teekening van W. O. J. Nieuwenkamp. '?? Tusschen Kerstmis en Nieuwjaar, door Geertruida Carelsen. Amsterdamsche gracht bij sneeuw, naar eene opname van den amateur-fotograaf A. S. W. de Veer. Sneeuw. De Amsterdamsche Lauriergracht bij sneeuw, naar de schilderij van G. H. Breitner. De havenwerken van Rotterdam, door Wouter Cool, met afb., (slot). Feuilleton. Zeker en zonder pijn werkt het Echte Radlanersche Eksteroogenmiddel, ? 0.50. Alleen echt met de firma KRONENA PO THEEK, Berlin. Depot bij CLÉB AN & Co., Apoth. POLAK, PHARMACIE FRANgAISE. RNEST IRROY Grands \insde Champagne | VIN BRUT 1S!K*. Déporitairer t B. A. RIPPING & Co., Amst. Piano-, Orpl- en teietliaiÉl MEYROOS «fc KAL8HOVJKJT, Arnhem, Koningsplein. VLEUGELS enPI ANINO's in Koop en in Huur Repareeren Stemmen Ruilen. CHOCOLfliT-VEEN ARTISTIQUE" LE PLUS DELICIEUX CHOCOLAT TOUR CROQüER.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl