Historisch Archief 1877-1940
No.1383
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
f ,
1t
fr"
__"S
*J *.
«s- «
J
4
moeten zijn opgesteld. Op die wijze hadden
départijen van ieder koor onderling voeling
met elkaar kunnen houden en zouden de
tegenstellingen van de twee koren ook goed
uitgekomen zijn. Thans had de
heerMengelberg links van het orchest alle sopranen
efl alten en rechts alle tenoren en bassen
doen plaats nemen. Het alterneerend karakter
?waarin de beide koren tot elkander staan
?werd op die wijze niet verkregen.
:. -, Maar ook in het volgend nummer, Mozart's
Requiem" achtte ik de plaatsing van het
' koor niet gelukkig. Waar. ik gezeten was,
hoorde ik de sopranen en tenoren die links
en rechts vooraan op het podium zaten,
voortdurend domineeren; terwijl van de alten
iets, van de bassen echter, vooral in de
diepte, al zeer weinig was te hooren. Dat
was jammer, want men kon bespeuren dat
- + - .er goed gestudeerd was, en dat men er ook
naar st reefde mooie nuanceeringen te bereiken.
Het werk bleek wederom eeu der schoonste
parelen van de Mozart'sche muze te zijn.
Heerlijk mooi klonk reeds dadelijk het in
leidingskoor en daarna de moeilijke fuga op
de woorden Kyrie eleison'; vervolgens het
. Confutatis" en het prachtvolle Lacrymosa";
maar waar zou ik eindigen?
? Het is maar goed dat niet geheel met
zekerheid bekend is welke deelen van Mozart
zelf zijn en welke door zijn leerling Süssmaier,
naar 's meesters aanteekeningen zijn gecom
poneerd. Allicht zou men min of meer ge
preoccupeerd zijn, bij het genieten van het
Requiem" en in ieder geval moet worden
erkend, dat de leerling zich hier op bijzondere
wijfce, door den meester heeft laten inspireeren.
De solopartijen in het Requiem" werden
vervuld door mevrouw Ciicilie Rüsche
Endorfl; uit Keulen, mevrouw de Haan
Mani.farges, uit Rotterdam, de heercn Rogmans
van-hier en van Oort, uit Utrecht.
Mevrouw Rüsche heeft een prachtige en
groote stem, die gemakkelijk aanspreekt en
waarmede ik met genoegen heb kennis ge
maakt. Haar stijl voor deze muziek is echter
niet zoo gekuischt als die van mevrouw
de Haan, die heden avond wederom impo
neerde door haar edele voordracht en warmte.
Be heer Rogmans was, als steeds in werken
van kerkelijken stijl, voortreffelijk, doch trad
naar mijn meening af en toe wat al te be
scheiden op; de heer van Oort is blijkbaar
een zeer beschaafd zanger, maar mist des
Basses Grundgewalt" en is daarom als steun
pilaar van een quartet minder op zijn plaats.
Wagner's Liebesmahl dor Apostel" was,
geloof ik, hier nog niet uitgevoerd. AVagner
heeft dit werk gecomponeerd in 1843, bij
gelegenheid van een zangergfeest der Saksi
sche liedertafels, te Dresden. Het jaar te
voren was men begonnen met zulke muziek
feesten op het voorbeeld van Zwitserland
en de Rijnprovinciën dat jaar zou het nog
schitterender worden. Wagner was Lieder
meister" der Dresdener Liedertafel" en zou
niet alleen met Reissiger en Muller de leiding
van het feest deelen, maar ook een compo
sitie van zich zelven dirigeeren, waarvoor hij
de stof had gezocht in het motief van het
Pinksterfeest de uitstorting van den
Heiligen Geest over de verzamelde Apostelen.
^Den 6en Juli nam het feest een aanvang
met een gewijd concert in de Frauenkirche"
waarbij AVagner's biblische Scène aan het
slot van het programma prijkte.
Wagner heeft zijn compositie bewerkt voor
drie mannenkoren die te samen en ieder afzon
derlijk optreden, benevens twaalf solobassen,
de Apostelen voorstellende. Aanvankelijk
zingen deze koren zonder begeleiding. Als
dan later de H. Geest de woorden gezongen
heeft Seid getrost, ich bin euch nah",
welke woorden door een koor van circa 40
mannenstemmen uit den koepel der F
auenkirehe weerklonk, doet de componist het
orchest invallen, met een tremolo van alle
wtHM4HHiHiilMinitiiitiiimtiimtttiiiniHimiHHimiiiiiliii!imiiitiiiiitiiii
DE TOERIST.
Naar het Deensch,
3) VAN
A. I B S E X.
(Slot). '
Jutta's donkere oogen straalden, terwijl zij
mij dit vertelde en er speelde een gelukkige
glimlach om haar mond, die echter spoedig
voor een matte uitdrukking plaats maakte,
toen zij na een oogenblik zwijgens vervolgde :
Wellicht hebt u opgemerkt, dat naast de
beek, eenige minuten van do uitmonding,
onder een afdak een oude afgedankte reddings
boot ligt, tusschen een paar lage duinen
ingeklemd en half verscholen achter een wal
van zand, dien de wind er in den loop der
jaren om heeft opgehoopt. Daar trof ik hem.
Ik had er een voorgevoel van. Kr was mijlen
ver geen andere schuilplaats tegen den regen,
dan dat afdak, en vaak hadden wij op onze
uitstapjes langs de zee in de oude boot gerust.
Hij stond met den rug naar mij toe tegen
het boord van de boot geleund naar het onweer
te zien en zoo stil als een muis sloop ik achter
hem, zonder dat hij mij hoorde.
Eerst deinsde hij terug,, daarna vatte hij mij
bij de .schouders en sloot mij in zijn armen.
Jutta! Jutta!" Een donkere blos overtoog
zijn .gelaat, maar meteen, schier als wilde hij
.mij van zich afstooten, liet hij mij los.
Hoe kom jij hier, groote God! en wat zie
je er uit I Heeft de zee je aangespoeld?"
Ik stond hijgend van inspanning en gemoeds
beweging en kon geen woord uitbrengen.
't Zeewijf in levenden lijve!" zei hij, terwijl
hij den hoed van mijn hoofd rukte, zoodat
het-haar om mijn schouders golfde. En daar
stond hij en staarde mij aan, van mijn bloote,
zanderige voeten tot mijn druipende Baren,
terwijl zijn lippen trilden en zijn oogen achter
de lorgnetglazen een dreigende uitdrukking
hadden.
Ben je boos op me?" vroeg ik, en mijn
tanden klapperden, zóó koud had ik het in
mijn natte kleeren, ofschoon mijn wangen en
oogen brandden. Waarom kijk je me zoo
boos aan ?" Ik begon mij onder zijn blik
onuitsprekelijk ellendig te gevoelen.
Jutta!" Hij vatte mij om het lichaam en
streek het natte haar uit mijn gezicht. Ik
ben niet boos> niet boos> maar..." hij liet mij
los, wat drommel, moet ik met zoo'n klets
natte wildzang van 'n rueid beginnen; ik
heb nog nooit van mijn leven zoo iets gezien."
Hij streek met de hand langs zijn voorhoofd
en lachte luid.
Ja, ik ben een beetje vochtig," trachtte
strijkinstrumenten, ter begeleiding van de
woorden van het koor Welch Brausen erfüllt
die Luft." Het plotselinge optreden van het
orchest, nadat liet koor zoo lang zonder be
geleiding gezongen heeft, wordt ons volgens
de toenmalige berichten geschilderd als von
berraschend gewaltiger Wirkung." Eenige
jaren geleden woonde ik een uitvoering bij
van dat werk te München en kon ik er mij
van overtuigen dat dit ook inderdaad een
pakkend effect te weeg brengt. De drie
koorgroepen werden toen vervuld door de leden
van het voortreffelijke operakoor en twee
uitstekende liedertafels. De solo-bassen wer
den gezongen door de eerste krachten van
de opera.
Met eenige spanning had ik de uitvoering
van het werk hier tegemoet gezien. Ik wist
toch dat er groote moeilijkheden aan ver
bonden zijn om een groot koor, uit hetero
gene bestanddeolen samengesteld, zoo lang
zonder begeleiding te laten zingen en dan
later het orchest te doen invallen. Elke af
wijking iti de toonhoogte toch, maakt een
pijnlijken indruk.
Wie beschrijft echter mijn verbazing, toen
ik het eerste gedeelte met een volledige in
strumentatie hoorde uitvoeren? Een instru
mentatie, niet alleen dienende tot steun van
het koor, maar waarbij zelfs aan het orgel
een ruim aandeel gegeven was, ja waarbij
pauken gebruikt werden en eenige
rustpoozen met orchestklanken werden aangevuld!
. Ik acht mij gedrongen een krachtig woord
van protest te doen hooren, tegen een derge
lijke handelwijze. -Niemand verplichtte den
heer Mengelberg en het bestuur der
yangvereeniging dat werk thans uit te voeren.
Reeds vroeger zijn pogingen aangewend om
het ten gehoore te brengen, maar afgestuit
op de enorme moeilijkheden. Kon men het
niet doen zooals het behoort, dan had men
ook ditmaal moeten wachten, totdat de om
standigheden gunstiger waren.
Hadde men nu, zeer bescheiden, een of
ander instrument verscholen tusschen de
zangers laten mede spelen, zoo dat niemand
er iets van kon hooren, dan zou iederten
zulks als een maatregel van tactischen aard
hebben goedgekeurd. Maar zóó, in deze
instrumentatie, is er ernstig gezondigd tegen
de piëteit jegens een kunstwerk van voor
naam karakter. Dat mag niet zonder protest
blijven. Indien Wagner nog hadde geleefd
dan zou hij niet aarzelen zijn toorn uit te
storten over dengene die zich op dusdanige
wijze aan het eigendom van zijn geest hetft
vergrepen. Nu is Wagner dood. Mag dan
de willekeur tegenover zijn werken zoo maar
ongestraft heersenen ?
Aan het eind der uitvoering brak een
krachtig applaus los. Ik kan mij dit slechts
verklaren, wanneer ik aanneem dat het publiek
onbekend was met de omstandigheid dat het
eerste gedeelte vaïi het werk door den com
ponist zonder begeleiding is geschreven en
de instrumentatie dus door vreemde hand er
bijgevoegd. Anders hoop ik dat het publiek
openlijk zijn misnoegen zou hebben uitge
sproken tegen de mutilatie, van een werk
door een onzer grootste meesters gecompo
neerd.
Zal ik nu nogmedodeeleiidatdeUtrechtsche
mannen-zangvereeniging en de vereeniging
Vondel" van hier medewerkten? Dat een
twaalftal zangers, waaronder men unineii met
goeden klank kon opmerken, op niet zeer
voorname wijze en niet voldoende aan de
eischen der zuiverheid, .het koor der aposte
len vertolkte?
Ik geloof dat ik aan het bovenstaande niets
heb toe te voegen.
AXT. AVERKAMI'.
iimiiiiiiiimmimimmiiiiiiiiiiiimriiliiliiniiimiHUiHiiiiiiiiiiiiiMitiiiiiii
ik te schertsen en schudde mijn rok dat de
droppels in het rond spatten. Daar kwam weer
een bliksemstraal en het afdak dreunde van
den slag, die er onmiddellijk op volgde.
Hij greep mijn arm en trok mij tot zich.
AVat moet ik nu doen, zeg? Je wordt nog
ziek, je rilt van de kou."
Ik zal niet ziek worden," antwoordde ik,
mijn arm vrijmakend. Als de regen over is
en ik weer droog ben..."
Ja, maar daar is geen opdrogen aan l"
lachte hij. Toen hield hij eensklaps stil en
dacht na.
Kom mee, Jutta!" zei hij eindelijk, mijn
hand grijpend. ( Jauw, de beenen opgenomen!
Het geldt je gezondheid."
O ! daar maal ik niet om," stribbelde ik
tegen, maar hij liet mij niet los en trok mij
onder het afdak vandaan in den regen. Hier
heen! met gezwinden pas."
Onder donder en bliksem ging het over de
duinen. Wij klauterden, wij holden, wij sulden
de natte hellingen af; van tijd tot tijd bleven
we even staan om adem te scheppen en stoven
dan weer verder. Maar eindelijk kon ik niet
meer en liet mij vallen.
Nog een honderd pas maar, Jutta!" Hij
hief mij op. Tot aan dat huisje daar."
En met den arm om mijn middel geslagen
trok hij mij voort naar een half achter de
duin verscholen rood geschilderd huisje,
schopte de deur open en droeg mij binnen.
Ik weet nog, dat een oude vrouw van haar
stoel bij het venster opstond en mij opving,
toen ik half onmachtig ineen zeeg, dat zij
mijn natte plunje uittrok en mij onder een
groote zware deken in een bed stopte, waar
ik dadelijk in slaap viel.
Toen ik ontwaakte, wist ik niet waar ik
mij bevond. Verschrikt ging ik overeind zitten
en keek het vertrek rond. Ik was alleen. De
avondzon gloeide in de ruiten en in den haard
brandde een vuur van takkebossen onder
een ketel.
Goeden avond, zee wijfje!" klonk het bij de
deur. Hij trad binnen en opeens herinnerde
ik mij alles. Toch was ik een tijdlang nog
zóó verward, dat ik weinig verstond van wat
hij sprak, terwijl hij niet den rug naar mij
toe, aan den ketel boven den haard morrelde.
Op een droogliju aan den zolder hingen mijn
kleeren. Dit bracht mij plotseling tot het
besef dat ik bijna naakt was en vol schaamte
kroop ik weer onder het dek.
Dat ellendige hout!" hoorde ik hem
brommen, terwijl hij uit alle macht iu het
vuur blies. Ik zit er al bijna een half uur
in te peuteren, zonder. .. nu, eindelijk wordt
het toch ernst, geloof ik het vlamt, Je
hebt toch niet ergens behoefte aan, Jutta?"
Neen, mij ontbrak niets," vertelde Jutta
mij met een glans van genoegen. Integendeel,
nooit in mijn leven had ik het beter gehad,
dau op dat oogenblik, nooit voelde ik mij
De Krtstaltw'jg door ALBERT VERWEY.
Uitgave van W. Versluijs, Amsterdam
1903.
'k Weet het mij nog zoo goed te herinneren
hoe gelukkig ik, was toen ik als schooljongen
voor 't eerst gedichten van Verwey las. 't Was
in .da Sclieveningsclie Boschjes op een war
men Augustusdag in de vroegte, 'k had een
bundel gedichten meegenomen en begon,
uitziend iiaar een bank, ouder 't loopen al te
lezen, nieuwsgierig als ik was hoe ze zouden
zijn. en toen, ja, toen vergat ik alles om mij
heen, wonderlijk te moede als ik werd door
de muziek die 'k hoorde ruischen, toen mijn
oogen aandachtig zagen en raijii lippen pre
velden :
zomls muziek
Nog natrilt in een kamer en een poos
De leege st He eeu langre vreugd duet zijn,
Zoo is el' vreugde iu nacht IKI zoiiiie^lan?',
Z<u is'er U'eiigde in 't luiatr. u naar den klank
Der voeten van eeri vriend, die weggaat 's nachts.
En zo i zal ilk, die eens genoten heeft,
't Genot nog kennen in zijn eenzaamheid,
Want wat men eens geniet gaat ooit voorbij.,..
Toen hield ik even op om diep adem te
halen en in 't rond te zien, de zou tintelde
op de groene blaeren en mijn voeten gingen
veerkrachtig op het drojge pad.
Dat was andere kost als de gedichten die
wij op de H. B. S. te slikken kregen, en diep
uit mijn hart rees de zucht: ,,'k Wou dat
ik zoo'u vriend had."
'k Deel de/,e herinnering mee, niet omdat
zij zoo interessant is, doch alleen om een
juist beeld t o geven hoeveel ik als jong
mensen voelde voor dezen dichter, wiens
liefde anderen geluk wist te geven welks
zegen weer keerde tot hem.
Vele bundels verschenen nadien en gevoelig
van hart trachtte ik telkens de stem te
hooren, die tot mij zou spreken als weleer,
maar helaas, hoezeer ik ook het
uianlijkkuappe werk bewonderde, du stem, die
spreekt van hart tot hart, open en klaar,
hoorde ik niet en toch wist ik diep in mijzelf
dat de dichter haar zou kunnen laten spre
ken als hij nederig en stil niet dacht aan
't loon van 't zingen maar zong alleen.
En nu, na zooveel jaar, gewerd mij een
nieuwe bundel en rustig zittend in mijn stilje
kamer, terwijl de regen al maar ruischt
op den triesteu Zondagmorgen, kwam de
herinnering in mij op aan dien
wanii-hoerlijkeii Augujtusdag waar ik straks van sprak.
O, o, wat is er veel gebeurd in dien tijd,
vrienden zijn uiteengegaan en menige naam
zeggen wij stil van eeu dierbaren doode, die
ook het zijue er toe heeft bijgedragen om
dit geslacht vrij te maken. Er is zoo veel
gebeurd, het leven snelt voort eu wij dansen
mee in den wilden stroom.
'k Heb het gedicht nog eens opgeslagen
en ben na eeu kleine stilte gaan lezen in het
nieuwe boek . . . en vriendelijke lezer, ik heb
mijn dichter teruggevonden.
Reeds in 't allereerste lied trof mij :
Nu TvonU die stilte eaa bel gelijk
Die zilverklaar en wijdingrijk
Door park en hart blijft luiden....
doch enkele bladzijden verder, o, geluk van
te mogen lezen en te kunnen doorvoelen,
daar blinken de woorden :
UeU'curJe vreugden die 'k msar eenmaal leef,
Jeu^d van een vriendschap, die ik vol genoot,
Al uw genietingen zijn mij mt't klaar
Dat ik er geen vergeet en elke erken....
Bij 't ouder worden ontvalt ons zoo veel,
wij vervreemden van menschen en dingen en
't hart wordt leeg eu kil. Er rees een muur
tusschen de wereld en ons. Twee vrienden,
die elk een verschillende levensreis gingen,
vervreemdend van elkaar, zullen, zoo hun
hart gevoelig bleef, dien muur weten, zij
zitten bij -'t toevallig ontmoeten tegenover
elkaar, wat de een zegt interesseert den
liHiMmmiiiiiimmiiilluilMMlim
gelukkiger, dan toen ik daar onder die zware
deken naar zijn stem lag te luisteren en zijn
bewegingen volgde.
Je moest iets warms drinken, vind ik, eer
wij hier vandaan gaan," babbelde hij tegen
den ketel, die begon te zingen. Thee was
wel het beste geweest, maar die heb ik niet.
Ik heb de heele barak doorgesnuü'eld naar
thee, maar tevergeefs. In de veldnesch is wel
nog 'n beetje cognac. Zou je een toddy kunnen
drinken, zeewijfje, zooals andere
menschenkinderen ?"
Ik kreeg eeu toddy en terwijl ik in het
kussen geleund den kokend heeten drank
slurpte, stond hij met den rug naar het bed
naar buiten te kijken en trommelde op de
ruiten.
Eindelijk na een lange poos begon hij:
Ik heb de oude vrouw naar Lilleheden
gestuurd, om droge kleeren voor je te haleu,
en gaf haar twee kronen, dat ze een beetje
zou voortmaken. .. Dus ben je me een kroon
schuldig, 't Is' niet meer dan billijk, dat je
de helft betaalt van de kosten van ons
avontuur. . . zooals van 't begin af aan de
afspraak is geweest, is 't niet zoo?"
Ik antwoordde niet, de droge,zakelijke klank
van zijn stem deed mij pijn.
Maar nu spijt het me," vervolgde hij.
Niet om 't geld, natuurlijk, maar dat ik haar
heb weggestuurd. Ik had zelf moeten gaan.
Maar dat viel me pas in, toen je wakker werd,
zoo friscli en zoo... zoo vroolijk,zoo welgemoed."
Weder een pauze. Toen trad hij voor het bed.
Begrijp je niet, wat ik meen? Dut ik aan
je goeden naam denk; nu zullen de brave lui
in 't logement zich met ons tweeën bemoeien,
met jou vooral, en dat. . . ergert me. Dat spijt
me, om jou wen t wil, begrijp je, om jouwentwil."
Hij stapte gejaagd de kamer op en neer,
nu en dan door de lorgnet een scherpen blik
op mij richtend.
't Beste is, dat ik haar tegemoet loop;"
hij greep zijn hoed. Je bent toch niet bang,
om alleen hier te blijven. Hier konat toch
geen sterveling."
Toen ik echter een beweging van schrik
maakte, bleef hij staan. Nu ja, dan blijf ik
maar," hij wierp den hoed weer weg. We
hoeven ons nergens over te schamen en als
de lui ons scheef beginnen aan te kijken. . .
dan... zeg, Jutta, is je vacantie gauw om?"
Mijl1 vacantie kan morgen al om zijn, als
't moet," zei ik zoo kalm en onverschillig
mogelijk.
Natuurlijk, natuurlijk." Ilij klemde do
lorgnet vaster eu lachte mij toe. Daarna liep
hij weer naar het venster en trommelde op
de ruit.
Trommelom, trom-trom, troiumelom,
tromtrom. Verduiveld, ik begrijp niet, waar die
ouwe toch blijft!"
Weer liep l.ij eenige malen de kamer op
en neer, liet zich daarna op een stoel bij
ander niet meer en omgekeerd, ten slotte
zeggen zij burgerlijke beleefdheden tegen
elkander en scheiden. Gelukkig hij die de
smart voelt van ''t niet meer begrijpen, hij zal,
vertrouwend op 't leven zelf, rijkdom krijgen
die zijn ziel behoeft en deze rijkdom zal hij
rondstrooien in woorden en daden en al 't
geluk zal weer tot hem keeren, want wie liefde
en schoonheid zaait zal liefde en schoonheid
oogsten.
Verwey is cle geloovige geweest, die werkte
en deed en begrijpend aanvaarde wat het
leven hem schonk.
In een vau de eerste zangen van
Italiaansche Reis" aanroept hij zijn Sonnetten en die
aanroep zal elk verblijden omdat hij den
dichter zal weten juist als hij is.
Sonnetten, a's \\el een u hoog mag eereu,
Dan ik die u mijn schoonste jeugd ontlinl !e,
Die met mijn vreugd uw ueLlre ruituteu vulde,
l)ie langs n'.v gang miju klachten weer deed keeren.
Wijn stem was 't die uw Eeho waagde l.-eren
Mijn taal en lijdsklank, die zij noodde duldde;
Toen hi'lre stem te vroegen dood versehuldde,
Nog zuehtte eu schalde in u zijn nieuw begeeren.
JMaar h >e ge u wendde, en hoe mijn gayn en komen
Uw vloar weerklinken deed van hoop-graag schrijden;
En hoe mijn toorn n liet iu rotszwaar dreuneu,
Uw schemi'rs hoorden mijn verborgen kreunen.
Gebr.iken linten dorst ik schromend leiden.
Nu heeft mijn nieuwe liefde u ingenomen.
En dan volgen verzen, die genotrijke indruk
ken gevtn aan hem, die weet te waardeeren
wat eenmaal den dichter ontroerde en hem
deed schrijven.
Mooi is bijv. het volgende beeld:
O Bruidsnacht ! Hief in 't donker als een krater
Pilatus de besneeuwde kruiu ? Bezagen
Stadsliehteu uia schim naait me op witte waduw?
Ik heb in geen jaren zulke sierlijke, slanke
sonnetregels gelezen als in de Italiaansciie
Reis" te vinden zijn. 't Is een genot hun
schoonheid te verstaan.
No. V is een juweel, dat ik gaarne zou
aanhalen stond de plaatsruimte het mij toe,
het is een pracht van een gedicht dat wel
dadig aandoet door de reine glans die daar
uit oplicht. ^
Oude Wijzen hebben het gezegd dat het de
vrouw is, die djn man optrekt tot de God
heid, als zij door zielsverwantschap n wor
den, daarom zijn de volgende verzen van
groote beteekenis :
En no^ beu k niets, kan niets zijn zonder n,
Niets dan e.m leegte, ee'i donker en ecu val ;
Gij vult, verlicht, eu on.lcivangt me ook nu.
En als duo.' stad en land ik 't gaan niet schnw
JMI veilig waude], 't is alleen en al
Door inv gcna.le, a's die mij lulpen zal.
Eu wat zegt ge van het volgende :
Een scherp licht bluuk vink v. or me : er in >-tond gij. . .
Schoonheid die gij deed tiit^a;ui, waart gij zelf.
Vergeet ge niet alle beroerdigheid om u
heen, door deze twee fraaie ver/en? een wereld
gaat voor n open als gij zien kunt, ge leeft
iu reiner licht.
O, o wat zijn or mooie verzen in dit boek ;
zoo o, a. het beeld, herinnering aan een ge
liefde vrouw :
Eu thuis laclit gij bij spjl en kinderdeun. . .
Eu deze aanroep :
Mijn schoonheid, o mijn liefde e i miju Geweten ...
Of dit beeld :
een faun ni'iclit met een halm
Dan niiufea lokken uil hun zilvren dauw. . .
Duinrand" en Een donkre morgen" zijn
contrasten van 's dichters kunnen, beide
te saam leeren ons beter den gansehen inensch
in hem kennen. Gelukkig dat het leven hem
weer geeft wat hij behoeft, uit de diepte rijst
hij weer en zingt van de Eeuwige dingen".
In Kei k van Christus" heeft mij bizonder
getroffen Jezus" en Michaël", ja, er is nog
den haard vallen en zat, met de ellebogen
op de knieën, een poosje zwijgend naar mij
te kijken.
Dat is juist de kunst, op te houden, halt
te zeggen" begon hij langzaam. Wie die
kunst verstaat is met recht een gelukkig
meusch te noemen. Wees je zelf genoeg,
dan ben je vrij eu gelukkig. Het lijkt zoo
eenvoudig... op het juiste oogenblik halt te
zeggen. Kijk, Jutta, daarom is het leven van
den zwerver zoo licht en gemakkelijk, om
dat dat bij hem zoo vanzelf spreekt, niet
waar?"
Ja, ja." Ik voelde alle illusie verdwijnen,
elke gedachte hem vast te houden, hem aan
mij te binden.
Wij zullen elkaar schrijven, Jutta, hè?"
Ik schrijf zulke slechte brieven," ant
woordde ik, op het punt te gaan schreien.
Neen, ik doe het niet.'j
Plotseling stond hij op en streek zich de
volle lokken van het voorhoofd.
Jutta!" Het klonk als een juichkreet, zoo
vrij en blij. Jutta, llinke dappere kame
raad. . ." hij strekte de hand uit. Maar ik
kroop dieper onder de deken, om hem niet
te laten zien, dat ik weende.
Pardon, zeewijfje," lachte hij; ik vergat,
dat je geen kleeren aan hebt. Maar uu,"
hij wierp zijn lorgnet op het dek, ben ik
op mijn woord van eer zoo goed als blind;
nu kun je me gerust je hand geven. Dankje;
ik wil er een kus op drukken, de eerste en
de laatste. Maar Jutta, je weent!"
Hij boog zich over mijn gezicht, terwijl
terzelfder tijd aan de deur werd gerammeld.
Ik ga heen, daar komt ze." Hij verliet
de kamer. De oude vrouw verscheen, legde
een naehtzak op jiet bed en was bijzonder
spraakzaam, terwijl ze mij de droge kleederen
hielp aantrekken.
Toen wij gereed stonden om het huis te
verlaten, nam ik mijn portemonnaie en be
taalde het hulpvaardige oudje rijkelijk voor
haar moeite. Zij sloeg een verrasten blik
op het groote stuk geld, keek mij aan en
zei toen..."
Hier hield Jutta ineens op en zette een
vuist, maar direkt daarna legde zij haar hoofd
tegen mijn schouder en lachte, dat zij schudde.
O l 't is haast niet om te vertellen. Maar
als ik soms echt treurig gestemd, in
zoo'n recht erbarmelijk humeur ben, loop
ik maar aan dat Westjutlandsche moedertje
te denken en aan het sluwe glimlachje, waar
mee ze het geld in haar zak liet glijden en
knipoogend grinnikte: Ilihi! wat 'n royale
betaling.' 't Juffertje heeft zich bepaald nog
al niet verveeld in mijn bed ? Och God ja,
'n menseh denkt zoo bij z'n eigen nog wel
ereis aan den tijd, dat-ie zelf zoo'n jonge
deern was, hihi!"
Ik ijlde naar buiten. Eu nu liepen wij
zwijgend door de kale duinen naar huis; het
een schoone vreugde in ons zoo wij willen en
gereed zijn om te aanschouwen. n
Een onderdeel van de bundel heeft tot
titel de Kristaltwijg", kleine verzen, die red
te denken geven, omdat de richting aange
geven wordt naar welken kant wij ons hebbem
te wenden om het geluk deelachtig te worden
dat de dichter weet bereikbaar voor ieder.
In de Verlatene" vind ik den man terug
van wien ik sprak in den aanhef van dit kleine
opstel, die eens in jonger jaren schreef:
Want als ik blijf beliou'cn
Gezang en de vreugd daar»an,
Dan weet ik, dat ik al wie rouwen
Oneindig troosten kan. . .
Want hier klinken verzen van een ver
rukkelijke, ja, vrouwelijke teederheid en oen
mannelijke opduwende, ja, steunende kracht.
Zóó steunen en troosten en helpen kan de
dichter alleen die gaande door een hel van
lijden het licht vond dat hem bezielt altijd.
Hot boek sluit met een Epiloog", wij zien
daarin hoe de dichter keerde tot zich zei t
en r.oc'it den Kua'ip,.
Die langs de grachten ging:
Zijn b.'deeslhei l
Groeide te zér in hem. ..
en ziet, die knaap is herboren als rijklevend
inensch, die denkt en durft en dichter is als
toen ... geef ons vau uw Wijsheid, uw Kracht
en uw Schoonheid, want er zijn velen die
hongeren. JOAXXES RBDDI.VGJUS.
Hilversum.
In de pralf'jk, blijsp. iu een bedrijf door
MABCELLUS EMASTTS. Uitgegeven door
Vau Holkema en AVarendorf.
Van de tooneelwerken van Marcellus
Emants zijn de de kleinere niet de minste.
Hen nieuwe leun, Hij en Oiul»'r ons slaan
altijd en overal aan, om het
lacheud-dciwaarheid-zeggen, om het pittige 021 puntige.
Behalve door goeden bouw, muntten deze
kleinere tooneelspeleu uit door stijl e;r
spreektaal. Een n'ieuwe leu*., geheel voor dezen
tijd, houdt daarom zoo lang repertoire.
Aan deze werkjes heeft Marcellus Einants,
opnieuw er een toegevoegd, dat de aandacht
verdient, een waarover weldra eeu ieder, na
de vertooning door de Nederlandsche
Tooneelvereeniging, eeu oordeel kan vollen. Den
Rederijkers zij aanbevolen met In e Prnktijk
kennis te maken.
# #
*
Ken flaaf der lïiibiotiek, schets in een
bedrijf door DAVIDOFSKY.
Elk meent zijn Uil een Valk te zijn. Zulk
een Uiltje is Davidofsky niet. Hij is te be
scheiden om Uiltje zijnde, voor een Valk
door te gaan. Hij noemt zijn papieren kind
niet drama, zelfs niet klucht, maar... scherts.
Bescheidener kan het niet. AVant meer dan
een scherts" is: Een sUiaf der Eubic>t'u>k,
Davidofsky had het met zijn geweten: klucht
kunnen noemen.
Km a'aaf rfcr Kubïatïek heeft de vuurproef
doorstaan. De ..Nederlandsche
Tooneelvereeniging" heeft er roem en goud mede ver
worven; <n het publiek in stad en provincie.
heeft Davidofsky toegejuicht, en hem lauweren.
om de slapen gevlochten.
Thans heeft: Een slaaf der Kubiot-iek bij
Holkema en AVarendorf te Amsterdam het
licht gezien. Een ieder kan er zich nu, al
lezend, mee amuseeren, en de Redervkera
kunnen het spelen. Zij zullen er pleidervan
hebben! .7 J. H. R.
Vertering fier Maatscbappelifte tetaiilen.
Oppenlte-imer's Kolonisntie-lrfee. Een plei
dooi voor Gemeenschappelijk Grond
bezit, door mr. I. B. COHE.N. P.
Noordhoff, Groningen.
Voor een oenigszins grondige behandeling;
van een zoo veelomvattend onderwerp als
was donker toen wij den voet van de duin
bereikten, waar de vuurtoren op staat.
Kijk, een vallende ster!" hij wees langs
den koepel naar boven. ,J3oe een wensen
Jutta!"
Ik heb geen wenschen meer," antwoordde
ik en klom alleen naar boven.
AVacht even. Jutta!" riep hij, mij haastig
naloopend. Zoo dadelijk wordt het licht
boven opgestoken. Laat ons even wachten."
AVij bleven voor de smalle torendeur staan,
zwijgend, hand in hand.
Daar omstraalde ons van boven een ver
blindende glans, en verlichtte de omliggende
duinen en huizen, terwijl land en zee aan
den horizon in duisternis samensmolten.
Bewaren wij deze herinnering bij onze
vele, vele andere, Jutta en laat ons hier
elkander danken voor de vele geiiocgelijke
uren. Als wij niet meer bij elkander zullen
zijn. . ."
Ik rukte mijn band los en sloeg de armen
om zijn hals.
John, John! ik kan je niet missen," riep
ik, en hij hij streed een oogenblik met
zich zelf, drukte mij toen aan zijn borst en
kuste jiiij.
-XDe rest is gauw verteld," zei Jutta en
droogde haar tranen. Hoe wij dien avond
zijn thuisgekomen, weet ik niet meer,...
maar den volgenden ochtend kreeg ik een
brief; ik herkende zijn hand direkt.
Daarin stond, dat hij was vertrokken,
Zuidwaarts, het strand langs; dat hij, wanneer
ik zijn brief kreeg, reeds ver weg zou zijn.
Het was een afscheid in hartelijke, gezonde
taal met de bede, zijner te willen gedenken
als kameraad en vriend.
Ik weende niet, ik maakte geen ophef van
mijn smart. Ik borg den brief in mijn'koffer
en ging toen de zee langs, zouder te weten
waarom, totdat ik aan de beek kwam."
En deed u geen poging om zijn spoor
te vinden ?" vroeg ik aan Jutta.
Het hield aan den oever der beek op,"
antwoordde zij.
Ja, maar aan den overkant, verder de
wijde wereld in?"
Neen," zeide zij, ik liet het liever blijven.
Eu nu beu ik het ook bijna te boven! J k
ben niet sentimenteel en heb wat anders te
doen, dan droomen. Ik moet hard werken
om door het leven te komen eu bovendien,
weet u, gymnastiek is een prachtig middel
tegen zieleleed Goddank! Maar mijn va
cantie breng ik altijd hier door en gebeurt
het somwijlen, dat ik het niet kan uithouden
onder de andere badgasten, dan zoek ik ons
oude plekje in de duinen op, vlei me tus
schen de bloemen neer en spreek iu gedachten
met mijn verdwenen vriend.