De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1903 27 december pagina 3

27 december 1903 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No.1383 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. f , 1t fr" __"S *J *. «s- « J 4 moeten zijn opgesteld. Op die wijze hadden départijen van ieder koor onderling voeling met elkaar kunnen houden en zouden de tegenstellingen van de twee koren ook goed uitgekomen zijn. Thans had de heerMengelberg links van het orchest alle sopranen efl alten en rechts alle tenoren en bassen doen plaats nemen. Het alterneerend karakter ?waarin de beide koren tot elkander staan ?werd op die wijze niet verkregen. :. -, Maar ook in het volgend nummer, Mozart's Requiem" achtte ik de plaatsing van het ' koor niet gelukkig. Waar. ik gezeten was, hoorde ik de sopranen en tenoren die links en rechts vooraan op het podium zaten, voortdurend domineeren; terwijl van de alten iets, van de bassen echter, vooral in de diepte, al zeer weinig was te hooren. Dat was jammer, want men kon bespeuren dat - + - .er goed gestudeerd was, en dat men er ook naar st reefde mooie nuanceeringen te bereiken. Het werk bleek wederom eeu der schoonste parelen van de Mozart'sche muze te zijn. Heerlijk mooi klonk reeds dadelijk het in leidingskoor en daarna de moeilijke fuga op de woorden Kyrie eleison'; vervolgens het . Confutatis" en het prachtvolle Lacrymosa"; maar waar zou ik eindigen? ? Het is maar goed dat niet geheel met zekerheid bekend is welke deelen van Mozart zelf zijn en welke door zijn leerling Süssmaier, naar 's meesters aanteekeningen zijn gecom poneerd. Allicht zou men min of meer ge preoccupeerd zijn, bij het genieten van het Requiem" en in ieder geval moet worden erkend, dat de leerling zich hier op bijzondere wijfce, door den meester heeft laten inspireeren. De solopartijen in het Requiem" werden vervuld door mevrouw Ciicilie Rüsche Endorfl; uit Keulen, mevrouw de Haan Mani.farges, uit Rotterdam, de heercn Rogmans van-hier en van Oort, uit Utrecht. Mevrouw Rüsche heeft een prachtige en groote stem, die gemakkelijk aanspreekt en waarmede ik met genoegen heb kennis ge maakt. Haar stijl voor deze muziek is echter niet zoo gekuischt als die van mevrouw de Haan, die heden avond wederom impo neerde door haar edele voordracht en warmte. Be heer Rogmans was, als steeds in werken van kerkelijken stijl, voortreffelijk, doch trad naar mijn meening af en toe wat al te be scheiden op; de heer van Oort is blijkbaar een zeer beschaafd zanger, maar mist des Basses Grundgewalt" en is daarom als steun pilaar van een quartet minder op zijn plaats. Wagner's Liebesmahl dor Apostel" was, geloof ik, hier nog niet uitgevoerd. AVagner heeft dit werk gecomponeerd in 1843, bij gelegenheid van een zangergfeest der Saksi sche liedertafels, te Dresden. Het jaar te voren was men begonnen met zulke muziek feesten op het voorbeeld van Zwitserland en de Rijnprovinciën dat jaar zou het nog schitterender worden. Wagner was Lieder meister" der Dresdener Liedertafel" en zou niet alleen met Reissiger en Muller de leiding van het feest deelen, maar ook een compo sitie van zich zelven dirigeeren, waarvoor hij de stof had gezocht in het motief van het Pinksterfeest de uitstorting van den Heiligen Geest over de verzamelde Apostelen. ^Den 6en Juli nam het feest een aanvang met een gewijd concert in de Frauenkirche" waarbij AVagner's biblische Scène aan het slot van het programma prijkte. Wagner heeft zijn compositie bewerkt voor drie mannenkoren die te samen en ieder afzon derlijk optreden, benevens twaalf solobassen, de Apostelen voorstellende. Aanvankelijk zingen deze koren zonder begeleiding. Als dan later de H. Geest de woorden gezongen heeft Seid getrost, ich bin euch nah", welke woorden door een koor van circa 40 mannenstemmen uit den koepel der F auenkirehe weerklonk, doet de componist het orchest invallen, met een tremolo van alle wtHM4HHiHiilMinitiiitiiimtiimtttiiiniHimiHHimiiiiiliii!imiiitiiiiitiiii DE TOERIST. Naar het Deensch, 3) VAN A. I B S E X. (Slot). ' Jutta's donkere oogen straalden, terwijl zij mij dit vertelde en er speelde een gelukkige glimlach om haar mond, die echter spoedig voor een matte uitdrukking plaats maakte, toen zij na een oogenblik zwijgens vervolgde : Wellicht hebt u opgemerkt, dat naast de beek, eenige minuten van do uitmonding, onder een afdak een oude afgedankte reddings boot ligt, tusschen een paar lage duinen ingeklemd en half verscholen achter een wal van zand, dien de wind er in den loop der jaren om heeft opgehoopt. Daar trof ik hem. Ik had er een voorgevoel van. Kr was mijlen ver geen andere schuilplaats tegen den regen, dan dat afdak, en vaak hadden wij op onze uitstapjes langs de zee in de oude boot gerust. Hij stond met den rug naar mij toe tegen het boord van de boot geleund naar het onweer te zien en zoo stil als een muis sloop ik achter hem, zonder dat hij mij hoorde. Eerst deinsde hij terug,, daarna vatte hij mij bij de .schouders en sloot mij in zijn armen. Jutta! Jutta!" Een donkere blos overtoog zijn .gelaat, maar meteen, schier als wilde hij .mij van zich afstooten, liet hij mij los. Hoe kom jij hier, groote God! en wat zie je er uit I Heeft de zee je aangespoeld?" Ik stond hijgend van inspanning en gemoeds beweging en kon geen woord uitbrengen. 't Zeewijf in levenden lijve!" zei hij, terwijl hij den hoed van mijn hoofd rukte, zoodat het-haar om mijn schouders golfde. En daar stond hij en staarde mij aan, van mijn bloote, zanderige voeten tot mijn druipende Baren, terwijl zijn lippen trilden en zijn oogen achter de lorgnetglazen een dreigende uitdrukking hadden. Ben je boos op me?" vroeg ik, en mijn tanden klapperden, zóó koud had ik het in mijn natte kleeren, ofschoon mijn wangen en oogen brandden. Waarom kijk je me zoo boos aan ?" Ik begon mij onder zijn blik onuitsprekelijk ellendig te gevoelen. Jutta!" Hij vatte mij om het lichaam en streek het natte haar uit mijn gezicht. Ik ben niet boos> niet boos> maar..." hij liet mij los, wat drommel, moet ik met zoo'n klets natte wildzang van 'n rueid beginnen; ik heb nog nooit van mijn leven zoo iets gezien." Hij streek met de hand langs zijn voorhoofd en lachte luid. Ja, ik ben een beetje vochtig," trachtte strijkinstrumenten, ter begeleiding van de woorden van het koor Welch Brausen erfüllt die Luft." Het plotselinge optreden van het orchest, nadat liet koor zoo lang zonder be geleiding gezongen heeft, wordt ons volgens de toenmalige berichten geschilderd als von berraschend gewaltiger Wirkung." Eenige jaren geleden woonde ik een uitvoering bij van dat werk te München en kon ik er mij van overtuigen dat dit ook inderdaad een pakkend effect te weeg brengt. De drie koorgroepen werden toen vervuld door de leden van het voortreffelijke operakoor en twee uitstekende liedertafels. De solo-bassen wer den gezongen door de eerste krachten van de opera. Met eenige spanning had ik de uitvoering van het werk hier tegemoet gezien. Ik wist toch dat er groote moeilijkheden aan ver bonden zijn om een groot koor, uit hetero gene bestanddeolen samengesteld, zoo lang zonder begeleiding te laten zingen en dan later het orchest te doen invallen. Elke af wijking iti de toonhoogte toch, maakt een pijnlijken indruk. Wie beschrijft echter mijn verbazing, toen ik het eerste gedeelte met een volledige in strumentatie hoorde uitvoeren? Een instru mentatie, niet alleen dienende tot steun van het koor, maar waarbij zelfs aan het orgel een ruim aandeel gegeven was, ja waarbij pauken gebruikt werden en eenige rustpoozen met orchestklanken werden aangevuld! . Ik acht mij gedrongen een krachtig woord van protest te doen hooren, tegen een derge lijke handelwijze. -Niemand verplichtte den heer Mengelberg en het bestuur der yangvereeniging dat werk thans uit te voeren. Reeds vroeger zijn pogingen aangewend om het ten gehoore te brengen, maar afgestuit op de enorme moeilijkheden. Kon men het niet doen zooals het behoort, dan had men ook ditmaal moeten wachten, totdat de om standigheden gunstiger waren. Hadde men nu, zeer bescheiden, een of ander instrument verscholen tusschen de zangers laten mede spelen, zoo dat niemand er iets van kon hooren, dan zou iederten zulks als een maatregel van tactischen aard hebben goedgekeurd. Maar zóó, in deze instrumentatie, is er ernstig gezondigd tegen de piëteit jegens een kunstwerk van voor naam karakter. Dat mag niet zonder protest blijven. Indien Wagner nog hadde geleefd dan zou hij niet aarzelen zijn toorn uit te storten over dengene die zich op dusdanige wijze aan het eigendom van zijn geest hetft vergrepen. Nu is Wagner dood. Mag dan de willekeur tegenover zijn werken zoo maar ongestraft heersenen ? Aan het eind der uitvoering brak een krachtig applaus los. Ik kan mij dit slechts verklaren, wanneer ik aanneem dat het publiek onbekend was met de omstandigheid dat het eerste gedeelte vaïi het werk door den com ponist zonder begeleiding is geschreven en de instrumentatie dus door vreemde hand er bijgevoegd. Anders hoop ik dat het publiek openlijk zijn misnoegen zou hebben uitge sproken tegen de mutilatie, van een werk door een onzer grootste meesters gecompo neerd. Zal ik nu nogmedodeeleiidatdeUtrechtsche mannen-zangvereeniging en de vereeniging Vondel" van hier medewerkten? Dat een twaalftal zangers, waaronder men unineii met goeden klank kon opmerken, op niet zeer voorname wijze en niet voldoende aan de eischen der zuiverheid, .het koor der aposte len vertolkte? Ik geloof dat ik aan het bovenstaande niets heb toe te voegen. AXT. AVERKAMI'. iimiiiiiiiimmimimmiiiiiiiiiiiimriiliiliiniiimiHUiHiiiiiiiiiiiiiMitiiiiiii ik te schertsen en schudde mijn rok dat de droppels in het rond spatten. Daar kwam weer een bliksemstraal en het afdak dreunde van den slag, die er onmiddellijk op volgde. Hij greep mijn arm en trok mij tot zich. AVat moet ik nu doen, zeg? Je wordt nog ziek, je rilt van de kou." Ik zal niet ziek worden," antwoordde ik, mijn arm vrijmakend. Als de regen over is en ik weer droog ben..." Ja, maar daar is geen opdrogen aan l" lachte hij. Toen hield hij eensklaps stil en dacht na. Kom mee, Jutta!" zei hij eindelijk, mijn hand grijpend. ( Jauw, de beenen opgenomen! Het geldt je gezondheid." O ! daar maal ik niet om," stribbelde ik tegen, maar hij liet mij niet los en trok mij onder het afdak vandaan in den regen. Hier heen! met gezwinden pas." Onder donder en bliksem ging het over de duinen. Wij klauterden, wij holden, wij sulden de natte hellingen af; van tijd tot tijd bleven we even staan om adem te scheppen en stoven dan weer verder. Maar eindelijk kon ik niet meer en liet mij vallen. Nog een honderd pas maar, Jutta!" Hij hief mij op. Tot aan dat huisje daar." En met den arm om mijn middel geslagen trok hij mij voort naar een half achter de duin verscholen rood geschilderd huisje, schopte de deur open en droeg mij binnen. Ik weet nog, dat een oude vrouw van haar stoel bij het venster opstond en mij opving, toen ik half onmachtig ineen zeeg, dat zij mijn natte plunje uittrok en mij onder een groote zware deken in een bed stopte, waar ik dadelijk in slaap viel. Toen ik ontwaakte, wist ik niet waar ik mij bevond. Verschrikt ging ik overeind zitten en keek het vertrek rond. Ik was alleen. De avondzon gloeide in de ruiten en in den haard brandde een vuur van takkebossen onder een ketel. Goeden avond, zee wijfje!" klonk het bij de deur. Hij trad binnen en opeens herinnerde ik mij alles. Toch was ik een tijdlang nog zóó verward, dat ik weinig verstond van wat hij sprak, terwijl hij niet den rug naar mij toe, aan den ketel boven den haard morrelde. Op een droogliju aan den zolder hingen mijn kleeren. Dit bracht mij plotseling tot het besef dat ik bijna naakt was en vol schaamte kroop ik weer onder het dek. Dat ellendige hout!" hoorde ik hem brommen, terwijl hij uit alle macht iu het vuur blies. Ik zit er al bijna een half uur in te peuteren, zonder. .. nu, eindelijk wordt het toch ernst, geloof ik het vlamt, Je hebt toch niet ergens behoefte aan, Jutta?" Neen, mij ontbrak niets," vertelde Jutta mij met een glans van genoegen. Integendeel, nooit in mijn leven had ik het beter gehad, dau op dat oogenblik, nooit voelde ik mij De Krtstaltw'jg door ALBERT VERWEY. Uitgave van W. Versluijs, Amsterdam 1903. 'k Weet het mij nog zoo goed te herinneren hoe gelukkig ik, was toen ik als schooljongen voor 't eerst gedichten van Verwey las. 't Was in .da Sclieveningsclie Boschjes op een war men Augustusdag in de vroegte, 'k had een bundel gedichten meegenomen en begon, uitziend iiaar een bank, ouder 't loopen al te lezen, nieuwsgierig als ik was hoe ze zouden zijn. en toen, ja, toen vergat ik alles om mij heen, wonderlijk te moede als ik werd door de muziek die 'k hoorde ruischen, toen mijn oogen aandachtig zagen en raijii lippen pre velden : zomls muziek Nog natrilt in een kamer en een poos De leege st He eeu langre vreugd duet zijn, Zoo is el' vreugde iu nacht IKI zoiiiie^lan?', Z<u is'er U'eiigde in 't luiatr. u naar den klank Der voeten van eeri vriend, die weggaat 's nachts. En zo i zal ilk, die eens genoten heeft, 't Genot nog kennen in zijn eenzaamheid, Want wat men eens geniet gaat ooit voorbij.,.. Toen hield ik even op om diep adem te halen en in 't rond te zien, de zou tintelde op de groene blaeren en mijn voeten gingen veerkrachtig op het drojge pad. Dat was andere kost als de gedichten die wij op de H. B. S. te slikken kregen, en diep uit mijn hart rees de zucht: ,,'k Wou dat ik zoo'u vriend had." 'k Deel de/,e herinnering mee, niet omdat zij zoo interessant is, doch alleen om een juist beeld t o geven hoeveel ik als jong mensen voelde voor dezen dichter, wiens liefde anderen geluk wist te geven welks zegen weer keerde tot hem. Vele bundels verschenen nadien en gevoelig van hart trachtte ik telkens de stem te hooren, die tot mij zou spreken als weleer, maar helaas, hoezeer ik ook het uianlijkkuappe werk bewonderde, du stem, die spreekt van hart tot hart, open en klaar, hoorde ik niet en toch wist ik diep in mijzelf dat de dichter haar zou kunnen laten spre ken als hij nederig en stil niet dacht aan 't loon van 't zingen maar zong alleen. En nu, na zooveel jaar, gewerd mij een nieuwe bundel en rustig zittend in mijn stilje kamer, terwijl de regen al maar ruischt op den triesteu Zondagmorgen, kwam de herinnering in mij op aan dien wanii-hoerlijkeii Augujtusdag waar ik straks van sprak. O, o, wat is er veel gebeurd in dien tijd, vrienden zijn uiteengegaan en menige naam zeggen wij stil van eeu dierbaren doode, die ook het zijue er toe heeft bijgedragen om dit geslacht vrij te maken. Er is zoo veel gebeurd, het leven snelt voort eu wij dansen mee in den wilden stroom. 'k Heb het gedicht nog eens opgeslagen en ben na eeu kleine stilte gaan lezen in het nieuwe boek . . . en vriendelijke lezer, ik heb mijn dichter teruggevonden. Reeds in 't allereerste lied trof mij : Nu TvonU die stilte eaa bel gelijk Die zilverklaar en wijdingrijk Door park en hart blijft luiden.... doch enkele bladzijden verder, o, geluk van te mogen lezen en te kunnen doorvoelen, daar blinken de woorden : UeU'curJe vreugden die 'k msar eenmaal leef, Jeu^d van een vriendschap, die ik vol genoot, Al uw genietingen zijn mij mt't klaar Dat ik er geen vergeet en elke erken.... Bij 't ouder worden ontvalt ons zoo veel, wij vervreemden van menschen en dingen en 't hart wordt leeg eu kil. Er rees een muur tusschen de wereld en ons. Twee vrienden, die elk een verschillende levensreis gingen, vervreemdend van elkaar, zullen, zoo hun hart gevoelig bleef, dien muur weten, zij zitten bij -'t toevallig ontmoeten tegenover elkaar, wat de een zegt interesseert den liHiMmmiiiiiimmiiilluilMMlim gelukkiger, dan toen ik daar onder die zware deken naar zijn stem lag te luisteren en zijn bewegingen volgde. Je moest iets warms drinken, vind ik, eer wij hier vandaan gaan," babbelde hij tegen den ketel, die begon te zingen. Thee was wel het beste geweest, maar die heb ik niet. Ik heb de heele barak doorgesnuü'eld naar thee, maar tevergeefs. In de veldnesch is wel nog 'n beetje cognac. Zou je een toddy kunnen drinken, zeewijfje, zooals andere menschenkinderen ?" Ik kreeg eeu toddy en terwijl ik in het kussen geleund den kokend heeten drank slurpte, stond hij met den rug naar het bed naar buiten te kijken en trommelde op de ruiten. Eindelijk na een lange poos begon hij: Ik heb de oude vrouw naar Lilleheden gestuurd, om droge kleeren voor je te haleu, en gaf haar twee kronen, dat ze een beetje zou voortmaken. .. Dus ben je me een kroon schuldig, 't Is' niet meer dan billijk, dat je de helft betaalt van de kosten van ons avontuur. . . zooals van 't begin af aan de afspraak is geweest, is 't niet zoo?" Ik antwoordde niet, de droge,zakelijke klank van zijn stem deed mij pijn. Maar nu spijt het me," vervolgde hij. Niet om 't geld, natuurlijk, maar dat ik haar heb weggestuurd. Ik had zelf moeten gaan. Maar dat viel me pas in, toen je wakker werd, zoo friscli en zoo... zoo vroolijk,zoo welgemoed." Weder een pauze. Toen trad hij voor het bed. Begrijp je niet, wat ik meen? Dut ik aan je goeden naam denk; nu zullen de brave lui in 't logement zich met ons tweeën bemoeien, met jou vooral, en dat. . . ergert me. Dat spijt me, om jou wen t wil, begrijp je, om jouwentwil." Hij stapte gejaagd de kamer op en neer, nu en dan door de lorgnet een scherpen blik op mij richtend. 't Beste is, dat ik haar tegemoet loop;" hij greep zijn hoed. Je bent toch niet bang, om alleen hier te blijven. Hier konat toch geen sterveling." Toen ik echter een beweging van schrik maakte, bleef hij staan. Nu ja, dan blijf ik maar," hij wierp den hoed weer weg. We hoeven ons nergens over te schamen en als de lui ons scheef beginnen aan te kijken. . . dan... zeg, Jutta, is je vacantie gauw om?" Mijl1 vacantie kan morgen al om zijn, als 't moet," zei ik zoo kalm en onverschillig mogelijk. Natuurlijk, natuurlijk." Ilij klemde do lorgnet vaster eu lachte mij toe. Daarna liep hij weer naar het venster en trommelde op de ruit. Trommelom, trom-trom, troiumelom, tromtrom. Verduiveld, ik begrijp niet, waar die ouwe toch blijft!" Weer liep l.ij eenige malen de kamer op en neer, liet zich daarna op een stoel bij ander niet meer en omgekeerd, ten slotte zeggen zij burgerlijke beleefdheden tegen elkander en scheiden. Gelukkig hij die de smart voelt van ''t niet meer begrijpen, hij zal, vertrouwend op 't leven zelf, rijkdom krijgen die zijn ziel behoeft en deze rijkdom zal hij rondstrooien in woorden en daden en al 't geluk zal weer tot hem keeren, want wie liefde en schoonheid zaait zal liefde en schoonheid oogsten. Verwey is cle geloovige geweest, die werkte en deed en begrijpend aanvaarde wat het leven hem schonk. In een vau de eerste zangen van Italiaansche Reis" aanroept hij zijn Sonnetten en die aanroep zal elk verblijden omdat hij den dichter zal weten juist als hij is. Sonnetten, a's \\el een u hoog mag eereu, Dan ik die u mijn schoonste jeugd ontlinl !e, Die met mijn vreugd uw ueLlre ruituteu vulde, l)ie langs n'.v gang miju klachten weer deed keeren. Wijn stem was 't die uw Eeho waagde l.-eren Mijn taal en lijdsklank, die zij noodde duldde; Toen hi'lre stem te vroegen dood versehuldde, Nog zuehtte eu schalde in u zijn nieuw begeeren. JMaar h >e ge u wendde, en hoe mijn gayn en komen Uw vloar weerklinken deed van hoop-graag schrijden; En hoe mijn toorn n liet iu rotszwaar dreuneu, Uw schemi'rs hoorden mijn verborgen kreunen. Gebr.iken linten dorst ik schromend leiden. Nu heeft mijn nieuwe liefde u ingenomen. En dan volgen verzen, die genotrijke indruk ken gevtn aan hem, die weet te waardeeren wat eenmaal den dichter ontroerde en hem deed schrijven. Mooi is bijv. het volgende beeld: O Bruidsnacht ! Hief in 't donker als een krater Pilatus de besneeuwde kruiu ? Bezagen Stadsliehteu uia schim naait me op witte waduw? Ik heb in geen jaren zulke sierlijke, slanke sonnetregels gelezen als in de Italiaansciie Reis" te vinden zijn. 't Is een genot hun schoonheid te verstaan. No. V is een juweel, dat ik gaarne zou aanhalen stond de plaatsruimte het mij toe, het is een pracht van een gedicht dat wel dadig aandoet door de reine glans die daar uit oplicht. ^ Oude Wijzen hebben het gezegd dat het de vrouw is, die djn man optrekt tot de God heid, als zij door zielsverwantschap n wor den, daarom zijn de volgende verzen van groote beteekenis : En no^ beu k niets, kan niets zijn zonder n, Niets dan e.m leegte, ee'i donker en ecu val ; Gij vult, verlicht, eu on.lcivangt me ook nu. En als duo.' stad en land ik 't gaan niet schnw JMI veilig waude], 't is alleen en al Door inv gcna.le, a's die mij lulpen zal. Eu wat zegt ge van het volgende : Een scherp licht bluuk vink v. or me : er in >-tond gij. . . Schoonheid die gij deed tiit^a;ui, waart gij zelf. Vergeet ge niet alle beroerdigheid om u heen, door deze twee fraaie ver/en? een wereld gaat voor n open als gij zien kunt, ge leeft iu reiner licht. O, o wat zijn or mooie verzen in dit boek ; zoo o, a. het beeld, herinnering aan een ge liefde vrouw : Eu thuis laclit gij bij spjl en kinderdeun. . . Eu deze aanroep : Mijn schoonheid, o mijn liefde e i miju Geweten ... Of dit beeld : een faun ni'iclit met een halm Dan niiufea lokken uil hun zilvren dauw. . . Duinrand" en Een donkre morgen" zijn contrasten van 's dichters kunnen, beide te saam leeren ons beter den gansehen inensch in hem kennen. Gelukkig dat het leven hem weer geeft wat hij behoeft, uit de diepte rijst hij weer en zingt van de Eeuwige dingen". In Kei k van Christus" heeft mij bizonder getroffen Jezus" en Michaël", ja, er is nog den haard vallen en zat, met de ellebogen op de knieën, een poosje zwijgend naar mij te kijken. Dat is juist de kunst, op te houden, halt te zeggen" begon hij langzaam. Wie die kunst verstaat is met recht een gelukkig meusch te noemen. Wees je zelf genoeg, dan ben je vrij eu gelukkig. Het lijkt zoo eenvoudig... op het juiste oogenblik halt te zeggen. Kijk, Jutta, daarom is het leven van den zwerver zoo licht en gemakkelijk, om dat dat bij hem zoo vanzelf spreekt, niet waar?" Ja, ja." Ik voelde alle illusie verdwijnen, elke gedachte hem vast te houden, hem aan mij te binden. Wij zullen elkaar schrijven, Jutta, hè?" Ik schrijf zulke slechte brieven," ant woordde ik, op het punt te gaan schreien. Neen, ik doe het niet.'j Plotseling stond hij op en streek zich de volle lokken van het voorhoofd. Jutta!" Het klonk als een juichkreet, zoo vrij en blij. Jutta, llinke dappere kame raad. . ." hij strekte de hand uit. Maar ik kroop dieper onder de deken, om hem niet te laten zien, dat ik weende. Pardon, zeewijfje," lachte hij; ik vergat, dat je geen kleeren aan hebt. Maar uu," hij wierp zijn lorgnet op het dek, ben ik op mijn woord van eer zoo goed als blind; nu kun je me gerust je hand geven. Dankje; ik wil er een kus op drukken, de eerste en de laatste. Maar Jutta, je weent!" Hij boog zich over mijn gezicht, terwijl terzelfder tijd aan de deur werd gerammeld. Ik ga heen, daar komt ze." Hij verliet de kamer. De oude vrouw verscheen, legde een naehtzak op jiet bed en was bijzonder spraakzaam, terwijl ze mij de droge kleederen hielp aantrekken. Toen wij gereed stonden om het huis te verlaten, nam ik mijn portemonnaie en be taalde het hulpvaardige oudje rijkelijk voor haar moeite. Zij sloeg een verrasten blik op het groote stuk geld, keek mij aan en zei toen..." Hier hield Jutta ineens op en zette een vuist, maar direkt daarna legde zij haar hoofd tegen mijn schouder en lachte, dat zij schudde. O l 't is haast niet om te vertellen. Maar als ik soms echt treurig gestemd, in zoo'n recht erbarmelijk humeur ben, loop ik maar aan dat Westjutlandsche moedertje te denken en aan het sluwe glimlachje, waar mee ze het geld in haar zak liet glijden en knipoogend grinnikte: Ilihi! wat 'n royale betaling.' 't Juffertje heeft zich bepaald nog al niet verveeld in mijn bed ? Och God ja, 'n menseh denkt zoo bij z'n eigen nog wel ereis aan den tijd, dat-ie zelf zoo'n jonge deern was, hihi!" Ik ijlde naar buiten. Eu nu liepen wij zwijgend door de kale duinen naar huis; het een schoone vreugde in ons zoo wij willen en gereed zijn om te aanschouwen. n Een onderdeel van de bundel heeft tot titel de Kristaltwijg", kleine verzen, die red te denken geven, omdat de richting aange geven wordt naar welken kant wij ons hebbem te wenden om het geluk deelachtig te worden dat de dichter weet bereikbaar voor ieder. In de Verlatene" vind ik den man terug van wien ik sprak in den aanhef van dit kleine opstel, die eens in jonger jaren schreef: Want als ik blijf beliou'cn Gezang en de vreugd daar»an, Dan weet ik, dat ik al wie rouwen Oneindig troosten kan. . . Want hier klinken verzen van een ver rukkelijke, ja, vrouwelijke teederheid en oen mannelijke opduwende, ja, steunende kracht. Zóó steunen en troosten en helpen kan de dichter alleen die gaande door een hel van lijden het licht vond dat hem bezielt altijd. Hot boek sluit met een Epiloog", wij zien daarin hoe de dichter keerde tot zich zei t en r.oc'it den Kua'ip,. Die langs de grachten ging: Zijn b.'deeslhei l Groeide te zér in hem. .. en ziet, die knaap is herboren als rijklevend inensch, die denkt en durft en dichter is als toen ... geef ons vau uw Wijsheid, uw Kracht en uw Schoonheid, want er zijn velen die hongeren. JOAXXES RBDDI.VGJUS. Hilversum. In de pralf'jk, blijsp. iu een bedrijf door MABCELLUS EMASTTS. Uitgegeven door Vau Holkema en AVarendorf. Van de tooneelwerken van Marcellus Emants zijn de de kleinere niet de minste. Hen nieuwe leun, Hij en Oiul»'r ons slaan altijd en overal aan, om het lacheud-dciwaarheid-zeggen, om het pittige 021 puntige. Behalve door goeden bouw, muntten deze kleinere tooneelspeleu uit door stijl e;r spreektaal. Een n'ieuwe leu*., geheel voor dezen tijd, houdt daarom zoo lang repertoire. Aan deze werkjes heeft Marcellus Einants, opnieuw er een toegevoegd, dat de aandacht verdient, een waarover weldra eeu ieder, na de vertooning door de Nederlandsche Tooneelvereeniging, eeu oordeel kan vollen. Den Rederijkers zij aanbevolen met In e Prnktijk kennis te maken. # # * Ken flaaf der lïiibiotiek, schets in een bedrijf door DAVIDOFSKY. Elk meent zijn Uil een Valk te zijn. Zulk een Uiltje is Davidofsky niet. Hij is te be scheiden om Uiltje zijnde, voor een Valk door te gaan. Hij noemt zijn papieren kind niet drama, zelfs niet klucht, maar... scherts. Bescheidener kan het niet. AVant meer dan een scherts" is: Een sUiaf der Eubic>t'u>k, Davidofsky had het met zijn geweten: klucht kunnen noemen. Km a'aaf rfcr Kubïatïek heeft de vuurproef doorstaan. De ..Nederlandsche Tooneelvereeniging" heeft er roem en goud mede ver worven; <n het publiek in stad en provincie. heeft Davidofsky toegejuicht, en hem lauweren. om de slapen gevlochten. Thans heeft: Een slaaf der Kubiot-iek bij Holkema en AVarendorf te Amsterdam het licht gezien. Een ieder kan er zich nu, al lezend, mee amuseeren, en de Redervkera kunnen het spelen. Zij zullen er pleidervan hebben! .7 J. H. R. Vertering fier Maatscbappelifte tetaiilen. Oppenlte-imer's Kolonisntie-lrfee. Een plei dooi voor Gemeenschappelijk Grond bezit, door mr. I. B. COHE.N. P. Noordhoff, Groningen. Voor een oenigszins grondige behandeling; van een zoo veelomvattend onderwerp als was donker toen wij den voet van de duin bereikten, waar de vuurtoren op staat. Kijk, een vallende ster!" hij wees langs den koepel naar boven. ,J3oe een wensen Jutta!" Ik heb geen wenschen meer," antwoordde ik en klom alleen naar boven. AVacht even. Jutta!" riep hij, mij haastig naloopend. Zoo dadelijk wordt het licht boven opgestoken. Laat ons even wachten." AVij bleven voor de smalle torendeur staan, zwijgend, hand in hand. Daar omstraalde ons van boven een ver blindende glans, en verlichtte de omliggende duinen en huizen, terwijl land en zee aan den horizon in duisternis samensmolten. Bewaren wij deze herinnering bij onze vele, vele andere, Jutta en laat ons hier elkander danken voor de vele geiiocgelijke uren. Als wij niet meer bij elkander zullen zijn. . ." Ik rukte mijn band los en sloeg de armen om zijn hals. John, John! ik kan je niet missen," riep ik, en hij hij streed een oogenblik met zich zelf, drukte mij toen aan zijn borst en kuste jiiij. -XDe rest is gauw verteld," zei Jutta en droogde haar tranen. Hoe wij dien avond zijn thuisgekomen, weet ik niet meer,... maar den volgenden ochtend kreeg ik een brief; ik herkende zijn hand direkt. Daarin stond, dat hij was vertrokken, Zuidwaarts, het strand langs; dat hij, wanneer ik zijn brief kreeg, reeds ver weg zou zijn. Het was een afscheid in hartelijke, gezonde taal met de bede, zijner te willen gedenken als kameraad en vriend. Ik weende niet, ik maakte geen ophef van mijn smart. Ik borg den brief in mijn'koffer en ging toen de zee langs, zouder te weten waarom, totdat ik aan de beek kwam." En deed u geen poging om zijn spoor te vinden ?" vroeg ik aan Jutta. Het hield aan den oever der beek op," antwoordde zij. Ja, maar aan den overkant, verder de wijde wereld in?" Neen," zeide zij, ik liet het liever blijven. Eu nu beu ik het ook bijna te boven! J k ben niet sentimenteel en heb wat anders te doen, dan droomen. Ik moet hard werken om door het leven te komen eu bovendien, weet u, gymnastiek is een prachtig middel tegen zieleleed Goddank! Maar mijn va cantie breng ik altijd hier door en gebeurt het somwijlen, dat ik het niet kan uithouden onder de andere badgasten, dan zoek ik ons oude plekje in de duinen op, vlei me tus schen de bloemen neer en spreek iu gedachten met mijn verdwenen vriend.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl