De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1904 3 januari pagina 1

3 januari 1904 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

DE H^ERDAMMEE EEKBLAD 1904. '"V OK NEDERLAND Dit nummer bevat een bijvoegsel. Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS YAN M AURIK Jr. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.65 Voor Indiëper jaar mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'/2 DH blad U verkrijgbaar Kiosk 10 Bonlevaid des Capncines tegenover het Grand Café, te Parijs. Zondag 3 Januari. Advertentiën van 1?5 regels f 1.10, elke regel meer f 0.20 Reclames per regel 0.40 Annonces uit Duitschlaml, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma RUUOLF MOSSE te Keulen en dooi alle filialen dezer firma. IN H O V Di TAK VEBBE EN VAN NABIJ: Suelvaurkanonnen. Tolkasauatoriom. Nogiete uit de Tweede Kamer van 1864, door G. De beer H. van Kol over De Solowerknn en de haven van Boerabaja", door F. O. O. Hansen Jr. De ontwikkeling der internationale arbitrage. Brieven uit. Utrecht, door Jan van 't Sticht. Braakeasiek's Platen. SOCIALE AANGELEGENHEDEN: Woningonderzoek te AlkmMtt door B. KUNST EN N LETTEREND Over strekking, door W. G. van Nouhoys. God en Goden, «oor tonis Conpertw, beoordeeld door P. H. Hngenholtz Jr. Over Hooger en Qymnasiaal Oaderwga, door dr.J.W. Beek. - FEUILLETON: Een bezoek. Schets van Beinhold Ortmann. RECLAMES. VOOR DAHE8: Prinses Wiszniewska, (met portr,), door Vera. Wandelingen in het rijk der vrouwen, door A. van Slooteo, beoordeeld door M. K. Allerlei, door Caprico. Een receptie bjj den Sultan, I, door dr. N J. Singels. Bureau van Handelsinlichtingen te 'msterdam, door Ol t man Helm. Adolf Ie Comte, [(net portr.), door L. In het Kjjksmnsenm, door J. W. N. FINANOIEELE EN OECONOMISCHE KRONIEK, door D. Stigter. UIT DE; NATDUR, door E. Heimans. Albertine Hadeleine van Schalkwyk. INGEZONDEN. PBS-EN POTLOODKRA8SEN. SCHAAKSPEL. ADVEBTENTIEN. ?MiiiiiiiiifiiifiiiiiimiirmiiiiiMiiiMiiiiiiiiiiiiiimiiitmiiiiiiiiiiiiiimiiiiiM Snelvuurkanonnen. Wij ontvingen, onder meer blijken van instemming met ons artikel Oorlog", ook het volgend schrijven: VoltsM tot Ontwapening. Geachte Redactie ! ?'"' Het is mij «en behoefte u 'mijn sympathie te betuigen :net uw hoofdartikel van deze week, waarmee ik het zoo volkomen eens ben. Enkele ;aren geieueii huct ik een opstel geschreven 'an ongeveer gelijke strekking, doch in plaats van het u te zenden is het door mij als ontijdig vernietigd, omdat juist ii» die dagm het onverwachte wapensueces der Boeren in Z.-Afrika onze landgenootszi was naar t hoofd gestegen, en de illusie had gewekl, alsof iets dergelijks ook tusscheii een groote en een kleine mogendheid in Europa nirt absoluut tot de onmogelijkheden zou behooien. Onder (ten indruk van de vele millioeuen, die voor Oorlog werden besteed, terwijl toen zoomin als nu voor dringend noodige en nuttige doeleinden vaak geld beschikbaar was, spo>rde ik aan tot oprichting van een Vplksbóni tot Ontwapening, die mede als een krachtige vredesligue zou optreden. Gij schrijft thans, het is hard te moeten erkennen, dat niettegenstaande al onze wapening het zelf standig testaan van ons vaderland toch slechts afhankelijk is van het belang of het goed vinden d«r groote mogendheden. Doch is het schande of oneervol voor een kind geen volwasseie, voor een land zonder eigen schuld Hein te zijn? Ieder volwassene kan kleine Mnderen van het trottoir dringen, toch is dit in het dagelijksch leven geen gewoonte, en in den regel wordt aan de kleinen de weg vrijgelaten, indien zij niemand hinderen. Zal het integendeel ten langen leste de grooten niet prikkelen om de kleinen op zij te schuiven, die zich aanstellen als groote menschen, en zich wapenen met sabels en geweren, als wilden zij te kennen geven niet bang te zijn en dat zij zich in ernst zouden willen en kunnen verweren, indien een der volwassenen het waagde hen aan te tasten? Nederland zij groot in alles, waarin een klein land groot kan zijn! Welnu, laat het groot zijn in oprecht vertrouwen in den rechtvaardigheidszin der groote Kuropeescbe machten tegenover ons klein land en zijns gelijken in zwakte. Geen tyd was ooit meer geschikt dan die van heden; het hoofd der natie, onze koningin is als niemand anders geacht en bemind bij alle souvereinen; het Nederlandsche volk geeft nergens en niemand reden tot naijver of vijandelijke gezindheid; laat het groot zijn inwendig, omdat het zwak is naar buiten, en vrijmoedig getuigen van zijne behoefte aan vrede, niet met woorden, maar door een daad, de geleidelijke vermindering en afschaffing der oorlogsbelastingeu, om voor de wereld daarmee de getuigenis af te leggen: wij vertrouwen op u, grooten der aarde en op uw rechtvaardigheidszin ! Wij zullen de binnenlandsche rusïen de vrijheid van allen binnen onze landsgrenzen waarborgen, maar erkennen dat wij voor onze zelfstandigheid naar buiten van u af hankeiïjk zijn, omdat wij zwak zijn, en ook met inspan ning van al onze krachten niet tegen u zijn opgewassen l Welk een edel voorbeeld van zelfkennis zou ons volk op die manier geven, prikke lende tot navolging voor andere kleine natiën, wier welvaart en binnenlandsche ontwikke ling eveneens ten doode gedrukt wordt door steeds stijgende en toch ontoereikende oorlogslasten. Komaan ! waar is de kring van personen, onverschillig van welken rang of stand, die spot en aanvankelijke miskenning durft trotseeren, en een begin wil maken, om de overal door het land verspreide gelijkgezin den bijeen te brengen! De kernspreuk uwer nieuwe Vereeniging ligt gereed; zij is het gevleugeld woord uwer Koningin: een Hein volk zij groot in alles, waarin het groot kan zijn ! Kerstavond, 1903. Br. Al moge de motiveering niet geheel met 'de onze overeenstemmen, het doet ons genoegen, dergelijke teekenen van leven te ontwaren. Niet echter, dat wij behoefte zouden gevoelen aan zulke blijken van instem ming, om bevestigd te worden in onze overtuiging. Onze overtuiging toch, dat de kleine Staten, wat hun voortbestaan betreft, alleen afhangen van de machtsverhou dingen der groote Staten onderling, en van dezer strijd van belangen, is tamelijk algemeen. Alleen men durft die over tuiging niet uitspreken, en in het licht stellen wat daaruit noodwendig voort vloeit voor de regeling van 's lands defensie. Leerrijk in deze, is hetgeen daar juist vóór het Kerstfeest in de Kamer gepas seerd is, met de behandeling der wetsvoordracht tot het uitgeven van zeven millioen gulden ter verwapening der artillerie. Men weet, hoe dat ontwerp er is doorgehold, zoodat zelfs de regeeringspartij er een weinig angstig van werd; ze ren millioen voor snelvuurkanonnen, als hing 's lands behoud er van af, dat er met een proefbatterij in Juli a.s. kan worden gewerkt... en er zoo spoedig mogelijk met de voorgestelde soort van kanonnen zal kunnen worden geschoten! Het zou zoo wreed zijn, meenden de voorstemmers, dat de Nederlandsche sol daat niet met het allerbeste wapen tegen over zijn vijand werd geplaatst. ? Een argument, dat klinkt. Maar een argument ook, dat tot overj wegingen leiclt, die wij van onze milita] risten nog nimmer hebben vernomen. Immers om zulk een irre-f.il.heid tcrontgaan, zullen wij ook onze nieuwe geweren weder moeten vervangen door nieuwere, daar het maar al te zeer gebleken is, hoeveel zij te wenschen overlaten (zie ons No. van 6 Dec.) en niet alleen de geweren, maar geheel ons verdedigings materiaal telkens moeten wijzigen ... om het op elk oogenblik even deugdelijk te doen zijn, als dat van alle denkbare vijanden. Een mooie toekomst voor een Regeering, die nu reeds niet weet. hoe het de gelden voor leger en vloot uit de natie /al persen ! Maar wij houden dat wreedheidsaxgument gaarne in eere; wijl het ook ons tot een conclusie heeft gevoerd ... Een leger zonder snelvuurkanonnen, zonder de beste geweren, de boste uitrus ting, tegenover een beter gewapend leger te stellen, is wreed; jawel; maar hoe wreed is het dan niet om vij f man tegen over VIJFTIG man te plaatsen ; vij f man die er zeker aan moeten... al leggen zij er dan ook misschien uiot vijf, maar zes of zeven, van de vijftig neer? Over deze eerste on grootste aller wreedheden spreekt men niot. En toch, zij het een wreedheid een minder waardig kanon, als verdedigings middel te geven l), hoe wreed is het dan niet om, met een iets meerwaardig kanon en geweer, een betrekkelijk klein deel van de natie te dwingen, het als vijf tegenover de vijftig op te nemen en niet, als allereerste wreedhcids-bestrijding. de heele natie tot dienen te verplichten:' Menige betere kanonnen overeen paar j jaar en geen algmi.eme. diejixtplirlit, j wie begrijpt daar nu iets van, op het standpunt eener meiischlievende Kegeering, welke meent, dat Nederland zich tegen een grooten .Staat zal moeten eu kunnen verdedigen? Te eer mag men dit vragen, TUI de verhouding van. vijf tot vijftig, iu aanmerking genomen de recruteering hier te lande en bijv. die in Duitschland, er een van d rif. of vier .tot vijftig wordt. Tot de mannen, die in de/e over wreedheid spreken, herhalen wij de vraag, bij vroegere gelegenheid wel eens gesteld; een vraag, waarop wij nooit antwoord hebben gekregen: is het met eenig zedelijk beginsel overeen te bren gen, troepen in het gevecht te voeren, wanneer men roornit tceet, dat zij ver slagen zullen worden; mag men iiie-nxchenlevens offeren zonder uut ? Bij de afschu welijkheid van den oorlog dient men dan toch de mogelijkheid te kunnen aan nemen van geheel of ten deele over winnaar te zullen zijn zonder dat is oorlog de meest immoreele menschenslachterij. Welnu, wie gelooft in Neder land aan de mogelijkheid, dat het, zoo de brute kracht van Duitschland eens tegen ons mocht worden losgelaten zich handhaven kan? Maar als wist men hier niets van, denkt men bij ons in de laatste jaren aan uit breiding van leger t-n vloot en wat daar mee samenhangt. Denkt men" zeggen wij ??men" dat zijn de hoogere en officiëele kringen, maar geenszins het volk, de burgerij, die wars is van het militairisme, dat ook onder deze Christe lijke Regeering zoo krachtig wordt be gunstigd. Meer soldaten, meer oorlogsschepen, meer fortificatiën.... meer wreggeworpen geld. En daarbij deze wreedheid, die zelfs een Talma onbewogen laat, dat het, de middelen missend, zoo noodig om te voor zien in de dringende behoeften van de verarmde koloniën, van een hongerlijdend c proletariaat, van den ouden werkman, van den geteisterde» middenstand, Gods water over Gods akker laat loopen ... zich koesterende met de hoop, dat onze gewreren en kanonnen, onze forten en schepen, Duitschland zullen verhinderen als het zijn tijd gekomen acht ons met goed gevolg te lijf te gaan. Hoe lang zal het nog duren, dat hot Nederlandsche volk, en de volkeren van de kleine Staten, die in ongeveer gelijke omstandigheden verkeeren, beginnen te begrijpen geenszins geroepen te zijn, tot een wapening, als waartoe de groote Mogendheden elkander nopen; een toe stand, die voor dezen alleen te verdedigen is, omdat zij althans met eenig recht vermoeden, elkander te kunnen weer staan ? De tijd, dunkt ons, kan niet ver meer zijn, dat de kleine Staten tot zelf bewustheid komen, en van hun Regee ringen eischen ei p tegenovergestelde richting in te sla. < : van wapen-verm.?en'orinj. te ..c1 .-^.V.i tui- Geleidelijke ontwapening, ten voordeele vau de waar achtige, de allerhoogste belangen, de zedelijke en stoffelijke ontwikkeling van het vredelievend volk. Zooals het nu gaat, onder deze Regee ring on met dit slaafseh gehoorzamend parlement, kan het niet voortduren. Het militairisme, de ramp der groote natiën, wordt den kleinen ten vloek. Daartegen op te treden, laat Nederland de eerste zijn. Ziedaar een doel en streven, de inspanning van allen, die het Vaderland oprecht liefhebben, waard! Hier valt dus een rekening te maken, voor ieder te begrijpen. Tientallen van dergelijke inrichtingen zijn noodig, om in de behoeften te voor zien. Zal men nu, terwijl de vraag naar dergelijke sanatoria zóó groot is, de ge legenheid van het Emmafeest alleen gebruiken, om tonnen bijeen te brengen voor het betrekkelijk dure Oranje-Nassauoord? Vordert het belang van honderden wij mogen zeggen duizenden arme tering lijders, dan niet, dat de Commissie hare inzameling, waarvan de gelden Emma ter hand zullen worden gesteld, tot doel geve, niet alleen Oranje-Nass"au-oord, maar elke inrichting, die de KoninginMoeder voor teringlijders en lijderessen stichten wil. Aan een nationale beweging voor zulk een grootscti doel verbinde men Emma's naam. 1) In het leger zelf is men van de nood zakelijkheid om thans een nieuw kanon aan te schaffen getuige o. a. de stem van Verhey nog lang niet overtuigd. VoltaDatorim. Op Woensdag 23 December 1!)03 had te rtreeht in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen een bijeenkomst plaats van personen, die adhaesie hadden betuigd aan het plan van de heeren Haentjens en Middelburgh, ter oprichting van een goedkoop Volks sanatorium. Het plan zou zijn voorloopig een zoo eenvoudig' mogelijk gebouw op te richten ter verpleging van (>() onvermogende longlijders, waarvoor een som van dertig duizend gulden voldoende zal zijn. De aanwezigen waren volkomen overtuigd dat liet tot de stichting van zulk een sana torium moest komen. De aanvankelijk toege zegde gelden waaronder een bijdrage van ? lO(K) van mr. C. V. staande de vergadering ingekomen, en de medegedeelde instemming uit vele deelen van het land, gaven vrijmoe- j digheid om deze zaak aan te vatten. De j wijze om het werk te beginnen werd uit- j voerig besproken en men kwam lot het besluit, een voorloopige hoofdcommissie te benoemen en daarnevens te trachten, sub commissies te vormen in allo'plaatsen van het land, die op nader te regelen wij/e aan het werk zouden gaan. Op de vergadering was een volledig uitge werkt plan van een sanatorium aanwezig door een architect uit instemming met het plan daartoe belangeloos opgemaakt. Besloten werd aan de pers mededeeling te i doen van de bijeenkomst en te verzoeken de zaak zoo ruim mogelijk bekend te maken. Men hoopt op eene volgende vergadering tot definitieve stichting te kunnen overgaan, i Beter toelichting tot hetgeen wij schre ven over do voorgenomen inzameling voor het Emmnfonds, dan dit bericht, konden wij moeilijk geven. Zoo zeer heeft de overtuiging veld gewonnen, dat, zullen de onvermogende eii behoeftige teringlijders geholpen wor den, er dan ook veel goedkooper sanatoria dan de bestaande moeten gebouwd wor den, dat nu reeds de heeren Haentjens en Middelburgh op den noodigen steun meenen te mogen rekenen, om een in richting voor 60 patiënten te doen ver rijzen, welke niet meer dan 30,000 gld. kost. Nog iets uit de Tweede Kamer van 1854. Gaven wij in ons voorgaand artikel een staaltje vau den toon van het debat bij gelegenheid vau de openbare behan deling van het Wetsontwerp tot vast stelling van het Reglement op het beleid der Regeering vau Nederlandsch-Indi in de 'tweede Kamer van 1854 ook uit andereu hoofde zijn enkele opmer kingen te maken. In hot ondervolgende zullen wij er een tweetal behandelen. In den laatsten tijd kan men herhaal delijk iu de dagbladen de opmerking lezen, dat door enkele leden zooveel en zoo dikwijls, ja soms driemaal door een zelfden spreker over eenzelfd artikel, het woord wordt gevoerd. Nu, in dat opzicht hebben de geachte afgevaardigden van 1854 een voorbeeld gegeven, dat op dit oogenblik in 't geheel nog niet gevolgd wordt. Evenals nu, stond toen iu het Regle ment van Orde de bepaling, dat elk spreker over eenzelfde artikel tweemaal het woord mocht voeren ; voor de derde maal willende spreken, moest hij verlof bekomen van de Vergadering. 17 Juli 1854 werd met de openbare behandeling aangevangen; de eerste dagen ging het goed, maar reeds in het verslag van de vergadering van den 19den Juli en daarna leest men herhaaldelijk: de heer Hoëvell (of de heer Band, of de heer Sloct, of de heer Thorbeeke, of de heer van Nispen van Sevenaer, of de heer Stolte) erlangt voor de derde (soms zelfs voor de vierde) maal het woord en zegt: Dit spelletje ging de volgende dagen zoo voort. Eindelijk 25 Juli, wordt het een der afgevaardigden, den heer Van Akerlakeu, te kras. ,,Mijnheer de voorzitter, het is volstrekt mijn bedoeling niet om het gevraagde verlof 1) te weigeren. Xadat reeds zoo dikwerf een dusdanig verlof aan vele leden der vergadering is verleend, zou het voor den geachten spreker onaangenaam zijn, wanneer hem dit verlof niet werd gegeven. Ik wensch het den geachten spreker evenmin als eenig lid van de ver gadering 111 eenig opzicht onaangenaam te maken. Maar ik neem deze gelegenheid waar, om aan u een beseheiden verzoek te richten." Eu de heer Van Akerlaken geeft in overweging om het verzoek tot verlof om voor de derde maal 'net woord te voeren aan eene stemming te onderwer pen; w;i:iro;> de voorzitter opmerkt, dat elk lid der vergadering het recht heeft steeds over een voorstel stemming te verzoeken. Toen kort daarop weer een spreker voor de derde maal liet woord vroeg, verlangde de heer Van Akerlaken stem ming eu het verzoek werd met groote meerderheid ... toch ingewilligd. Eeitig succes was er echter wel: toen eeu der volgende sprekers zijn verzoek begroet zag met de uitroepen: stemmen! stemmen! trok hij zijn verzoek in en zag van het woord af. Kort daarna deed zich eene eigenaar dige kwestie voor: de Regeering had naar aanleiding van de discussie eene belang rijke wijziging in een artikel gebracht. De heer Hochussen wilde nu nog eens het zou de derde maal zijn, dat hij over het artikel sprak het woord voeren, maar zag daarvan af na het geroep: stemmen, stemmen, en na de opmerking van den voorzitter, dat het geen nieuw voorstel betrof. Was dat wel j uist ? Daarover zouden de heeren eens een praatje houden. De heer ter Bruggen Hugenholtz begon: 1) De heer Thorbeeke had voor de derde maal het woord gevraagd. Er bestaat, dunkt mij, eene strekking om deze discussie, die men vreest dat zeer langen tijd duren zal, te bekorten. Daaraan schrijf ik toe het voorstel gisteren door den afgevaar digde uit Hoorn (den heer Van Akerlaken) gedaan. Ik echter mag niet vergeten, dat dit wetsontwerp hoogst belangrijk is en dat de discussie loopt tueschen weinige leden. Wij hebben hier in ons midden slechts weinige mannen met Indiëbekend en daaronder twee gewezen Gouverneurs-Generaal; wat hier door zoodanige leden ter tafel gebracht wordt, reken ik van het hoogste belang; en nu zou men door artikel 52 van het Beglement van Orde volgens uwe zienswijze toe te passen, kunnen beletten, dat zij het woord voerden, ook wan neer een artikel door eene daarin gebrachte wijziging geheel van aard is veranderd. Art. 52 zegt wel: niemand voert meer dan tweemaal het woord, ook niet om den Minister of de voorstellers te beantwoorden, over hetzelfde onderwerp, tenzij de Kamer hem daartoe verlof geeft; maar zoodra het onderwerp door een daarop voorgestelde wijziging geheel en al van aard en strekking veranderd is, moet, dunkt mij, hij, die over dat artikel reeds gesproken heeft, toch nog bij machte zijn het woord te voeren, zonder dat daarover telken male gestemd behoeft te worden." De beraadslagingen over deze kwestie ontaardden weldra in personaliteiten: vóór of tegen den voorzitter; eene motie tot sluiting werd aangenomen, waarna de voorzitter de kwestie besloot met de woorden : Thans zal ik aan de vergadering toch moe ten herinneren, dat het mij onmogelijk zal zyn voortaan dit verschil tusschen nieuwe onder werpen te maken en ik mij dus zal moeten houden aan de beslissing, vroeger door de Kamer genomen; rnaar ik geloof, dat het ieder lid vrij zal staan, om uit hoofde er een nieuw element in de discussie is gekomen, dit als grond aan te nemen om voor de derde maal alsnog het woord te voeren." Of deze discussie daartoe het hare heeft bijgebracht, is niet bekend, maar zooveel is zeker; de heeren hebben zich sedert beperkt en een tweetal malen, dat van Hoëvell nog voor de derde maal het woord verzocht, werd hem beide malen daartoe verlof verleend evenwel niet dan nadat daarover was gestemd. De heeren* afgevaardigden waren in die zornersche dagen van 1854 niet lui. Zij vergaderden ook 's Maandags en 's Zaterdags. Toen het werk zoo weinig opschoot, kwam 26 Juli het eerste voorstel om eene avondzitting te houden of den vol geuden morgen te beginnen om 10 uur (tot dusver was men om 11 uur begonnen). De heer Van Hoëvell was niet vóór eene avondzitting. Mijnheer de voorzitter, het Indisch regeerings-reglement wordt behandeld in eene Indische atmospheer. Wanneer wij nu in deze zaal vergaderen als de lichten opgestoken zijn, dan ben ik overtuigd dat het werk zeer spoedig voort zal gaan, want de leden, die over dit onderwerp het woord willen voeren, zullen zeer spoedig moeten zwijgen; zij zullen er bij neervallen. Als wij bij eene Indische atmos pheer avoudzittingen willen houden, dienden wij eene zaal te hebben op Indische wijze ingericht." De Minister van Koloniën was ook niet vóór een avondzitting; hij gaf, onder meer, uiting aan zijn vrees, dat wellicht een gedeelte van de leden die avondzit ting niet zoude bijwonen; en het kwam hem wenschelijk voor, dat de behandeling van dit wetsontwerp zooveel mogelijk door alle leden worde bijgewoond. liet voorstel om eene avondzitting te houden werd daarop ingetrokken en het zelfde lot trof een voorstel om den vol genden morgen om 10 uur te beginnen, nadat de Minister verklaard had, dat hem voor den aanvang der zitting veelvuldige werkzaamheden aan het Departement van Koloniën wachtten. Maar het werk vlotte nog niet erg. Twee dagen later (28 Juli) wordt het voorstel om den volgenden dag om 10 uur aan te vangen, herhaald; de Minister meent zich niet te moeten verzetten; het voorstel wordt aangenomen. Drie dagen later (31 Juli) stelt de ? Voorzitter voor om maar weer om 11 uur te beginnen; de heer Van Akerlaken stelt voor het tijdstip bepaald te houden op 10 uur. Dit voorstel wordt verworpen, nadat de heer Ter Bruggen Hugenholtz verklaard had : Mijnheer de President, de opkomst op het uur van 10, wij hebben er hedenmorgen de ondervinding van gehad, en het is meer malen bespeurd, is zeer traag. Ik ben hier ' hedenmorgen ten 10 ure geweest en ik heb nutteloos een uur gewacht. Ik geloof, dat het vroeger aanvangen der zitting tot geen goed resultaat zal leiden. Ik moet verklaren, dat, wanneer ik 5 uren ben bezig geweest met de behandeling van zulk een gewichtig wetsontwerp als het tegenwoordige, dit voor mij genoegzaam is." Onder meer blijkt hieruit, dat ook toen de opkomst soms te wenschen overliet; ook na de pauze kwamen de leden niet

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl