Historisch Archief 1877-1940
DE H^ERDAMMEE
EEKBLAD
1904.
'"V
OK NEDERLAND
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS YAN M AURIK Jr.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.65
Voor Indiëper jaar mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'/2
DH blad U verkrijgbaar Kiosk 10 Bonlevaid des Capncines tegenover het Grand Café, te Parijs.
Zondag 3 Januari.
Advertentiën van 1?5 regels f 1.10, elke regel meer f 0.20
Reclames per regel 0.40
Annonces uit Duitschlaml, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door
de firma RUUOLF MOSSE te Keulen en dooi alle filialen dezer firma.
IN H O V Di
TAK VEBBE EN VAN NABIJ:
Suelvaurkanonnen. Tolkasauatoriom. Nogiete uit de Tweede
Kamer van 1864, door G. De beer H. van Kol
over De Solowerknn en de haven van Boerabaja",
door F. O. O. Hansen Jr. De ontwikkeling der
internationale arbitrage. Brieven uit. Utrecht,
door Jan van 't Sticht. Braakeasiek's Platen.
SOCIALE AANGELEGENHEDEN:
Woningonderzoek te AlkmMtt door B. KUNST EN
N LETTEREND Over strekking, door W. G.
van Nouhoys. God en Goden, «oor tonis
Conpertw, beoordeeld door P. H. Hngenholtz Jr.
Over Hooger en Qymnasiaal Oaderwga, door dr.J.W.
Beek. - FEUILLETON: Een bezoek. Schets van
Beinhold Ortmann. RECLAMES. VOOR
DAHE8: Prinses Wiszniewska, (met portr,), door
Vera. Wandelingen in het rijk der vrouwen,
door A. van Slooteo, beoordeeld door M. K.
Allerlei, door Caprico. Een receptie bjj den
Sultan, I, door dr. N J. Singels. Bureau
van Handelsinlichtingen te 'msterdam, door
Ol t man Helm. Adolf Ie Comte, [(net portr.),
door L. In het Kjjksmnsenm, door J. W. N.
FINANOIEELE EN OECONOMISCHE KRONIEK,
door D. Stigter. UIT DE; NATDUR, door E.
Heimans. Albertine Hadeleine van Schalkwyk.
INGEZONDEN. PBS-EN POTLOODKRA8SEN.
SCHAAKSPEL. ADVEBTENTIEN.
?MiiiiiiiiifiiifiiiiiimiirmiiiiiMiiiMiiiiiiiiiiiiiimiiitmiiiiiiiiiiiiiimiiiiiM
Snelvuurkanonnen.
Wij ontvingen, onder meer blijken van
instemming met ons artikel Oorlog",
ook het volgend schrijven:
VoltsM tot Ontwapening.
Geachte Redactie ! ?'"'
Het is mij «en behoefte u 'mijn sympathie
te betuigen :net uw hoofdartikel van deze
week, waarmee ik het zoo volkomen eens
ben. Enkele ;aren geieueii huct ik een opstel
geschreven 'an ongeveer gelijke strekking,
doch in plaats van het u te zenden is het
door mij als ontijdig vernietigd, omdat juist
ii» die dagm het onverwachte wapensueces
der Boeren in Z.-Afrika onze landgenootszi
was naar t hoofd gestegen, en de illusie
had gewekl, alsof iets dergelijks ook tusscheii
een groote en een kleine mogendheid in
Europa nirt absoluut tot de onmogelijkheden
zou behooien.
Onder (ten indruk van de vele millioeuen,
die voor Oorlog werden besteed, terwijl toen
zoomin als nu voor dringend noodige en
nuttige doeleinden vaak geld beschikbaar
was, spo>rde ik aan tot oprichting van een
Vplksbóni tot Ontwapening, die mede als een
krachtige vredesligue zou optreden. Gij schrijft
thans, het is hard te moeten erkennen, dat
niettegenstaande al onze wapening het zelf
standig testaan van ons vaderland toch slechts
afhankelijk is van het belang of het goed
vinden d«r groote mogendheden. Doch is het
schande of oneervol voor een kind geen
volwasseie, voor een land zonder eigen
schuld Hein te zijn? Ieder volwassene kan
kleine Mnderen van het trottoir dringen,
toch is dit in het dagelijksch leven geen
gewoonte, en in den regel wordt aan de
kleinen de weg vrijgelaten, indien zij niemand
hinderen. Zal het integendeel ten langen
leste de grooten niet prikkelen om de kleinen
op zij te schuiven, die zich aanstellen als
groote menschen, en zich wapenen met sabels
en geweren, als wilden zij te kennen geven
niet bang te zijn en dat zij zich in ernst
zouden willen en kunnen verweren, indien
een der volwassenen het waagde hen aan te
tasten? Nederland zij groot in alles, waarin
een klein land groot kan zijn! Welnu, laat
het groot zijn in oprecht vertrouwen in den
rechtvaardigheidszin der groote Kuropeescbe
machten tegenover ons klein land en zijns
gelijken in zwakte.
Geen tyd was ooit meer geschikt dan die
van heden; het hoofd der natie, onze
koningin is als niemand anders geacht en
bemind bij alle souvereinen; het
Nederlandsche volk geeft nergens en niemand reden
tot naijver of vijandelijke gezindheid; laat
het groot zijn inwendig, omdat het zwak is
naar buiten, en vrijmoedig getuigen van zijne
behoefte aan vrede, niet met woorden, maar
door een daad, de geleidelijke vermindering
en afschaffing der oorlogsbelastingeu, om voor
de wereld daarmee de getuigenis af te leggen:
wij vertrouwen op u, grooten der aarde en
op uw rechtvaardigheidszin !
Wij zullen de binnenlandsche rusïen de
vrijheid van allen binnen onze landsgrenzen
waarborgen, maar erkennen dat wij voor onze
zelfstandigheid naar buiten van u af hankeiïjk
zijn, omdat wij zwak zijn, en ook met inspan
ning van al onze krachten niet tegen u zijn
opgewassen l
Welk een edel voorbeeld van zelfkennis
zou ons volk op die manier geven, prikke
lende tot navolging voor andere kleine natiën,
wier welvaart en binnenlandsche ontwikke
ling eveneens ten doode gedrukt wordt door
steeds stijgende en toch ontoereikende
oorlogslasten.
Komaan ! waar is de kring van personen,
onverschillig van welken rang of stand, die
spot en aanvankelijke miskenning durft
trotseeren, en een begin wil maken, om de
overal door het land verspreide gelijkgezin
den bijeen te brengen!
De kernspreuk uwer nieuwe Vereeniging
ligt gereed; zij is het gevleugeld woord uwer
Koningin: een Hein volk zij groot in alles,
waarin het groot kan zijn !
Kerstavond, 1903. Br.
Al moge de motiveering niet geheel
met 'de onze overeenstemmen, het doet
ons genoegen, dergelijke teekenen van
leven te ontwaren.
Niet echter, dat wij behoefte zouden
gevoelen aan zulke blijken van instem
ming, om bevestigd te worden in onze
overtuiging.
Onze overtuiging toch, dat de kleine
Staten, wat hun voortbestaan betreft,
alleen afhangen van de machtsverhou
dingen der groote Staten onderling, en
van dezer strijd van belangen, is tamelijk
algemeen. Alleen men durft die over
tuiging niet uitspreken, en in het licht
stellen wat daaruit noodwendig voort
vloeit voor de regeling van 's lands
defensie.
Leerrijk in deze, is hetgeen daar juist
vóór het Kerstfeest in de Kamer gepas
seerd is, met de behandeling der
wetsvoordracht tot het uitgeven van zeven
millioen gulden ter verwapening der
artillerie.
Men weet, hoe dat ontwerp er is
doorgehold, zoodat zelfs de regeeringspartij
er een weinig angstig van werd; ze ren
millioen voor snelvuurkanonnen, als hing
's lands behoud er van af, dat er met
een proefbatterij in Juli a.s. kan worden
gewerkt... en er zoo spoedig mogelijk met
de voorgestelde soort van kanonnen zal
kunnen worden geschoten!
Het zou zoo wreed zijn, meenden de
voorstemmers, dat de Nederlandsche sol
daat niet met het allerbeste wapen tegen
over zijn vijand werd geplaatst. ?
Een argument, dat klinkt.
Maar een argument ook, dat tot
overj wegingen leiclt, die wij van onze
milita] risten nog nimmer hebben vernomen.
Immers om zulk een irre-f.il.heid
tcrontgaan, zullen wij ook onze nieuwe geweren
weder moeten vervangen door nieuwere,
daar het maar al te zeer gebleken is,
hoeveel zij te wenschen overlaten (zie
ons No. van 6 Dec.) en niet alleen de
geweren, maar geheel ons verdedigings
materiaal telkens moeten wijzigen ... om
het op elk oogenblik even deugdelijk te
doen zijn, als dat van alle denkbare
vijanden.
Een mooie toekomst voor een Regeering,
die nu reeds niet weet. hoe het de gelden
voor leger en vloot uit de natie /al
persen !
Maar wij houden dat
wreedheidsaxgument gaarne in eere; wijl het ook
ons tot een conclusie heeft gevoerd ...
Een leger zonder snelvuurkanonnen,
zonder de beste geweren, de boste uitrus
ting, tegenover een beter gewapend leger
te stellen, is wreed; jawel; maar hoe
wreed is het dan niet om vij f man tegen
over VIJFTIG man te plaatsen ; vij f man
die er zeker aan moeten... al leggen
zij er dan ook misschien uiot vijf, maar
zes of zeven, van de vijftig neer?
Over deze eerste on grootste aller
wreedheden spreekt men niot.
En toch, zij het een wreedheid een
minder waardig kanon, als verdedigings
middel te geven l), hoe wreed is het dan
niet om, met een iets meerwaardig kanon
en geweer, een betrekkelijk klein deel
van de natie te dwingen, het als vijf
tegenover de vijftig op te nemen en
niet, als allereerste wreedhcids-bestrijding.
de heele natie tot dienen te verplichten:'
Menige betere kanonnen overeen paar j
jaar en geen algmi.eme. diejixtplirlit, j
wie begrijpt daar nu iets van, op het
standpunt eener meiischlievende
Kegeering, welke meent, dat Nederland zich
tegen een grooten .Staat zal moeten
eu kunnen verdedigen? Te eer mag
men dit vragen, TUI de verhouding van.
vijf tot vijftig, iu aanmerking genomen
de recruteering hier te lande en bijv.
die in Duitschland, er een van d rif. of
vier .tot vijftig wordt.
Tot de mannen, die in de/e over
wreedheid spreken, herhalen wij de
vraag, bij vroegere gelegenheid wel eens
gesteld; een vraag, waarop wij nooit
antwoord hebben gekregen: is het met
eenig zedelijk beginsel overeen te bren
gen, troepen in het gevecht te voeren,
wanneer men roornit tceet, dat zij ver
slagen zullen worden; mag men
iiie-nxchenlevens offeren zonder uut ? Bij de afschu
welijkheid van den oorlog dient men
dan toch de mogelijkheid te kunnen aan
nemen van geheel of ten deele over
winnaar te zullen zijn zonder dat is
oorlog de meest immoreele
menschenslachterij. Welnu, wie gelooft in Neder
land aan de mogelijkheid, dat het, zoo
de brute kracht van Duitschland eens
tegen ons mocht worden losgelaten
zich handhaven kan?
Maar als wist men hier niets van, denkt
men bij ons in de laatste jaren aan uit
breiding van leger t-n vloot en wat daar
mee samenhangt. Denkt men" zeggen
wij ??men" dat zijn de hoogere en
officiëele kringen, maar geenszins het
volk, de burgerij, die wars is van het
militairisme, dat ook onder deze Christe
lijke Regeering zoo krachtig wordt be
gunstigd.
Meer soldaten, meer oorlogsschepen,
meer fortificatiën.... meer wreggeworpen
geld.
En daarbij deze wreedheid, die zelfs
een Talma onbewogen laat, dat het, de
middelen missend, zoo noodig om te voor
zien in de dringende behoeften van de
verarmde koloniën, van een hongerlijdend
c proletariaat, van den ouden werkman,
van den geteisterde» middenstand, Gods
water over Gods akker laat loopen ...
zich koesterende met de hoop, dat onze
gewreren en kanonnen, onze forten en
schepen, Duitschland zullen verhinderen
als het zijn tijd gekomen acht ons
met goed gevolg te lijf te gaan.
Hoe lang zal het nog duren, dat hot
Nederlandsche volk, en de volkeren van
de kleine Staten, die in ongeveer gelijke
omstandigheden verkeeren, beginnen te
begrijpen geenszins geroepen te zijn,
tot een wapening, als waartoe de groote
Mogendheden elkander nopen; een toe
stand, die voor dezen alleen te verdedigen
is, omdat zij althans met eenig recht
vermoeden, elkander te kunnen weer
staan ? De tijd, dunkt ons, kan niet ver
meer zijn, dat de kleine Staten tot zelf
bewustheid komen, en van hun Regee
ringen eischen ei p tegenovergestelde
richting in te sla. < : van
wapen-verm.?en'orinj. te ..c1 .-^.V.i tui- Geleidelijke
ontwapening, ten voordeele vau de waar
achtige, de allerhoogste belangen, de
zedelijke en stoffelijke ontwikkeling van
het vredelievend volk.
Zooals het nu gaat, onder deze Regee
ring on met dit slaafseh gehoorzamend
parlement, kan het niet voortduren.
Het militairisme, de ramp der groote
natiën, wordt den kleinen ten vloek.
Daartegen op te treden, laat Nederland
de eerste zijn. Ziedaar een doel en
streven, de inspanning van allen, die het
Vaderland oprecht liefhebben, waard!
Hier valt dus een rekening te maken,
voor ieder te begrijpen.
Tientallen van dergelijke inrichtingen
zijn noodig, om in de behoeften te voor
zien. Zal men nu, terwijl de vraag naar
dergelijke sanatoria zóó groot is, de ge
legenheid van het Emmafeest alleen
gebruiken, om tonnen bijeen te brengen
voor het betrekkelijk dure
Oranje-Nassauoord?
Vordert het belang van honderden
wij mogen zeggen duizenden arme tering
lijders, dan niet, dat de Commissie hare
inzameling, waarvan de gelden Emma
ter hand zullen worden gesteld, tot doel
geve, niet alleen Oranje-Nass"au-oord,
maar elke inrichting, die de
KoninginMoeder voor teringlijders en lijderessen
stichten wil.
Aan een nationale beweging voor zulk
een grootscti doel verbinde men Emma's
naam.
1) In het leger zelf is men van de nood
zakelijkheid om thans een nieuw kanon aan
te schaffen getuige o. a. de stem van
Verhey nog lang niet overtuigd.
VoltaDatorim.
Op Woensdag 23 December 1!)03 had te
rtreeht in het Gebouw voor Kunsten en
Wetenschappen een bijeenkomst plaats van
personen, die adhaesie hadden betuigd aan
het plan van de heeren Haentjens en
Middelburgh, ter oprichting van een goedkoop Volks
sanatorium. Het plan zou zijn voorloopig
een zoo eenvoudig' mogelijk gebouw op te
richten ter verpleging van (>() onvermogende
longlijders, waarvoor een som van dertig
duizend gulden voldoende zal zijn.
De aanwezigen waren volkomen overtuigd
dat liet tot de stichting van zulk een sana
torium moest komen. De aanvankelijk toege
zegde gelden waaronder een bijdrage van
? lO(K) van mr. C. V. staande de vergadering
ingekomen, en de medegedeelde instemming
uit vele deelen van het land, gaven vrijmoe- j
digheid om deze zaak aan te vatten. De j
wijze om het werk te beginnen werd uit- j
voerig besproken en men kwam lot het
besluit, een voorloopige hoofdcommissie te
benoemen en daarnevens te trachten, sub
commissies te vormen in allo'plaatsen van
het land, die op nader te regelen wij/e aan
het werk zouden gaan.
Op de vergadering was een volledig uitge
werkt plan van een sanatorium aanwezig
door een architect uit instemming met het
plan daartoe belangeloos opgemaakt.
Besloten werd aan de pers mededeeling te i
doen van de bijeenkomst en te verzoeken de
zaak zoo ruim mogelijk bekend te maken.
Men hoopt op eene volgende vergadering
tot definitieve stichting te kunnen overgaan, i
Beter toelichting tot hetgeen wij schre
ven over do voorgenomen inzameling
voor het Emmnfonds, dan dit bericht,
konden wij moeilijk geven.
Zoo zeer heeft de overtuiging veld
gewonnen, dat, zullen de onvermogende
eii behoeftige teringlijders geholpen wor
den, er dan ook veel goedkooper sanatoria
dan de bestaande moeten gebouwd wor
den, dat nu reeds de heeren Haentjens
en Middelburgh op den noodigen steun
meenen te mogen rekenen, om een in
richting voor 60 patiënten te doen ver
rijzen, welke niet meer dan 30,000 gld.
kost.
Nog iets uit de Tweede Kamer
van 1854.
Gaven wij in ons voorgaand artikel
een staaltje vau den toon van het debat
bij gelegenheid vau de openbare behan
deling van het Wetsontwerp tot vast
stelling van het Reglement op het beleid
der Regeering vau Nederlandsch-Indi
in de 'tweede Kamer van 1854 ook
uit andereu hoofde zijn enkele opmer
kingen te maken.
In hot ondervolgende zullen wij er een
tweetal behandelen.
In den laatsten tijd kan men herhaal
delijk iu de dagbladen de opmerking
lezen, dat door enkele leden zooveel en
zoo dikwijls, ja soms driemaal door een
zelfden spreker over eenzelfd artikel, het
woord wordt gevoerd.
Nu, in dat opzicht hebben de geachte
afgevaardigden van 1854 een voorbeeld
gegeven, dat op dit oogenblik in 't geheel
nog niet gevolgd wordt.
Evenals nu, stond toen iu het Regle
ment van Orde de bepaling, dat elk
spreker over eenzelfde artikel tweemaal
het woord mocht voeren ; voor de derde
maal willende spreken, moest hij verlof
bekomen van de Vergadering.
17 Juli 1854 werd met de openbare
behandeling aangevangen; de eerste dagen
ging het goed, maar reeds in het verslag
van de vergadering van den 19den Juli
en daarna leest men herhaaldelijk: de
heer Hoëvell (of de heer Band, of de heer
Sloct, of de heer Thorbeeke, of de heer
van Nispen van Sevenaer, of de heer
Stolte) erlangt voor de derde (soms zelfs
voor de vierde) maal het woord en
zegt:
Dit spelletje ging de volgende dagen
zoo voort. Eindelijk 25 Juli, wordt het
een der afgevaardigden, den heer Van
Akerlakeu, te kras.
,,Mijnheer de voorzitter, het is volstrekt
mijn bedoeling niet om het gevraagde verlof 1)
te weigeren. Xadat reeds zoo dikwerf een
dusdanig verlof aan vele leden der vergadering
is verleend, zou het voor den geachten spreker
onaangenaam zijn, wanneer hem dit verlof
niet werd gegeven. Ik wensch het den geachten
spreker evenmin als eenig lid van de ver
gadering 111 eenig opzicht onaangenaam te
maken. Maar ik neem deze gelegenheid waar,
om aan u een beseheiden verzoek te richten."
Eu de heer Van Akerlaken geeft in
overweging om het verzoek tot verlof
om voor de derde maal 'net woord te
voeren aan eene stemming te onderwer
pen; w;i:iro;> de voorzitter opmerkt, dat
elk lid der vergadering het recht heeft
steeds over een voorstel stemming te
verzoeken.
Toen kort daarop weer een spreker
voor de derde maal liet woord vroeg,
verlangde de heer Van Akerlaken stem
ming eu het verzoek werd met groote
meerderheid ... toch ingewilligd.
Eeitig succes was er echter wel: toen
eeu der volgende sprekers zijn verzoek
begroet zag met de uitroepen: stemmen!
stemmen! trok hij zijn verzoek in en
zag van het woord af.
Kort daarna deed zich eene eigenaar
dige kwestie voor: de Regeering had naar
aanleiding van de discussie eene belang
rijke wijziging in een artikel gebracht.
De heer Hochussen wilde nu nog eens
het zou de derde maal zijn, dat hij
over het artikel sprak het woord
voeren, maar zag daarvan af na het
geroep: stemmen, stemmen, en na de
opmerking van den voorzitter, dat het
geen nieuw voorstel betrof.
Was dat wel j uist ? Daarover zouden
de heeren eens een praatje houden. De
heer ter Bruggen Hugenholtz begon:
1) De heer Thorbeeke had voor de derde
maal het woord gevraagd.
Er bestaat, dunkt mij, eene strekking om
deze discussie, die men vreest dat zeer langen
tijd duren zal, te bekorten. Daaraan schrijf ik
toe het voorstel gisteren door den afgevaar
digde uit Hoorn (den heer Van Akerlaken)
gedaan. Ik echter mag niet vergeten, dat dit
wetsontwerp hoogst belangrijk is en dat de
discussie loopt tueschen weinige leden. Wij
hebben hier in ons midden slechts weinige
mannen met Indiëbekend en daaronder twee
gewezen Gouverneurs-Generaal; wat hier door
zoodanige leden ter tafel gebracht wordt, reken
ik van het hoogste belang; en nu zou men
door artikel 52 van het Beglement van Orde
volgens uwe zienswijze toe te passen, kunnen
beletten, dat zij het woord voerden, ook wan
neer een artikel door eene daarin gebrachte
wijziging geheel van aard is veranderd. Art. 52
zegt wel: niemand voert meer dan tweemaal
het woord, ook niet om den Minister of de
voorstellers te beantwoorden, over hetzelfde
onderwerp, tenzij de Kamer hem daartoe
verlof geeft; maar zoodra het onderwerp door
een daarop voorgestelde wijziging geheel en
al van aard en strekking veranderd is, moet,
dunkt mij, hij, die over dat artikel reeds
gesproken heeft, toch nog bij machte zijn het
woord te voeren, zonder dat daarover telken
male gestemd behoeft te worden."
De beraadslagingen over deze kwestie
ontaardden weldra in personaliteiten:
vóór of tegen den voorzitter; eene motie
tot sluiting werd aangenomen, waarna
de voorzitter de kwestie besloot met de
woorden :
Thans zal ik aan de vergadering toch moe
ten herinneren, dat het mij onmogelijk zal zyn
voortaan dit verschil tusschen nieuwe onder
werpen te maken en ik mij dus zal moeten
houden aan de beslissing, vroeger door de
Kamer genomen; rnaar ik geloof, dat het
ieder lid vrij zal staan, om uit hoofde er een
nieuw element in de discussie is gekomen,
dit als grond aan te nemen om voor de derde
maal alsnog het woord te voeren."
Of deze discussie daartoe het hare heeft
bijgebracht, is niet bekend, maar zooveel
is zeker; de heeren hebben zich sedert
beperkt en een tweetal malen, dat van
Hoëvell nog voor de derde maal het
woord verzocht, werd hem beide malen
daartoe verlof verleend evenwel niet
dan nadat daarover was gestemd.
De heeren* afgevaardigden waren in
die zornersche dagen van 1854 niet lui.
Zij vergaderden ook 's Maandags en
's Zaterdags.
Toen het werk zoo weinig opschoot,
kwam 26 Juli het eerste voorstel om
eene avondzitting te houden of den vol
geuden morgen te beginnen om 10 uur
(tot dusver was men om 11 uur begonnen).
De heer Van Hoëvell was niet vóór
eene avondzitting.
Mijnheer de voorzitter, het Indisch
regeerings-reglement wordt behandeld in eene
Indische atmospheer. Wanneer wij nu in deze
zaal vergaderen als de lichten opgestoken zijn,
dan ben ik overtuigd dat het werk zeer spoedig
voort zal gaan, want de leden, die over dit
onderwerp het woord willen voeren, zullen
zeer spoedig moeten zwijgen; zij zullen er bij
neervallen. Als wij bij eene Indische atmos
pheer avoudzittingen willen houden, dienden
wij eene zaal te hebben op Indische wijze
ingericht."
De Minister van Koloniën was ook
niet vóór een avondzitting; hij gaf, onder
meer, uiting aan zijn vrees, dat wellicht
een gedeelte van de leden die avondzit
ting niet zoude bijwonen; en het kwam
hem wenschelijk voor, dat de behandeling
van dit wetsontwerp zooveel mogelijk
door alle leden worde bijgewoond.
liet voorstel om eene avondzitting te
houden werd daarop ingetrokken en het
zelfde lot trof een voorstel om den vol
genden morgen om 10 uur te beginnen,
nadat de Minister verklaard had, dat hem
voor den aanvang der zitting veelvuldige
werkzaamheden aan het Departement van
Koloniën wachtten.
Maar het werk vlotte nog niet erg.
Twee dagen later (28 Juli) wordt het
voorstel om den volgenden dag om 10
uur aan te vangen, herhaald; de Minister
meent zich niet te moeten verzetten; het
voorstel wordt aangenomen.
Drie dagen later (31 Juli) stelt de ?
Voorzitter voor om maar weer om 11
uur te beginnen; de heer Van Akerlaken
stelt voor het tijdstip bepaald te houden
op 10 uur. Dit voorstel wordt verworpen,
nadat de heer Ter Bruggen Hugenholtz
verklaard had :
Mijnheer de President, de opkomst op
het uur van 10, wij hebben er hedenmorgen
de ondervinding van gehad, en het is meer
malen bespeurd, is zeer traag. Ik ben hier '
hedenmorgen ten 10 ure geweest en ik heb
nutteloos een uur gewacht. Ik geloof, dat
het vroeger aanvangen der zitting tot geen
goed resultaat zal leiden. Ik moet verklaren,
dat, wanneer ik 5 uren ben bezig geweest
met de behandeling van zulk een gewichtig
wetsontwerp als het tegenwoordige, dit voor
mij genoegzaam is."
Onder meer blijkt hieruit, dat ook toen
de opkomst soms te wenschen overliet;
ook na de pauze kwamen de leden niet