Historisch Archief 1877-1940
No.1384
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR&EDERLAND.
soon van de plaat, als hy ze ziet, er ook wel
een beetje schik in zal hebben, er ook wel
even om glimlachen, zal, er niet boos om
zal zijn.
Ons scheen dit altijd een te waardeeren
verdienste in een werk, dat voor niets meer
en voor niets minder wil doorgaan dan het
is: de doorgaans humoristische, een enkele
maal ook treffende illustratie van een episode
uit de geschiedenis der afgeloopen week.
Braakensieks humor is vriendelijk, niet
kwetsend; bijna altijd doet zij aangenaam
aan. Daarbij is zijne teekening nooit dubbel
zinnig of twijfelachtig; altijd weet hij in
enkele trekken aan te geven wat hij zeggen
wil en het Nederlandsche publiek verstaat
hem onmiddellijk.
Ook dit meenden wij als een verdienste
te mogen waardeeren.
En niet alleen het Nederlandsch publiek
heeft hem' leeren verstaan! Ook in het bui
tenland, ver over de grenzen, kent en waar
deert men Braakensiek en zijn werk. Geïllu
streerde tijdschriften" in alle landen van
Europa en' in Amerika reproduceeren bijna
elke week de plaat in de Groene". En in
die belangstelling, in de duidelijke sympathie,
die w\j daarin zagen voor den landgenoot die
ook onze sympathie wist te wekken, hebben
wij wel eens een oorzaak van nationale vol
doening, van nationalen trots zelfs gevon
den
Onnoozelen, die wij waren! Dat alles is
slechts inbeelding, is gemis aan smaak bij
ons geweest! Braakensiek is lang zoo ver
dienstelijk niet! De N. Rotterdammer zal
het ons wel anders vertellen. Braakensieks
werk is bloedeloos, conventioneel van samen
stel, saai van opzet en uitvoering". Hij kan
slechts poppetjes teekenen, koppen die eene
oppervlakkige vormgelijkenis" hebben op
lichamen, die geen lichamen zijn, maar slechts
bestaan uit gekleede jassen en kleermakers
pantalons".
Kleermakers-pantalons!" De aanduiding
zal wel eene zeer bijzondere moeten ver
beelden l
Alles in Braakensieks teekeningen is egaal
en toonloos, zoover maar mogelijk is." De
door de werkelijkheid aangeboden,
geestigoneffen bodem nivelleert hij tot een kale,
vlakke woestijn van vervelendheid." Enz. enz.
enz.!
Arme Braakensiek! En daar hebben wij
nu behagen in geschept, week aan week, jaren
lang! Wat moeten de honderdduizenden, die
wekelijks naar de plaat van Braakensiek
grijpen of uitzien, toch voor nare droogstop
pels en zemelenknoopers zijn, dat zij een
oogenblik van verpozing en genoegen konden
vinden in die kale, vlakke woestijnen van
vervelendheid."
Natuurlijk ligt de teekenaar nu, na zoo'n
kritiek, totaal verslagen en vernietigd neer.
Hij zal geen potlood meer in de hand durven
nemen, tenzij .... h\j den moed daartoe
weet te putten uit de wetenschap, dat eene
tot in het fanatieke gedreven eenzijdigheid
wel eens meer den toon aangeeft in de
kunstbeschouwingen in de N. Rott. Crt.
iiiiiiiiiiiiiiiuini
iiiniHiiiiiiiiiin
Sec ia k
iiiiiiiiiiniiniiiii iiiiiiiiiiiiiii
WoDloplerzoek te Altmaar.
Het is een verblijdend verschijnsel, dat,
nu wij de "Woningwet hebben die aan de
gemeentebesturen, indien zij willen, de ge
legenheid geeft, om treurige woningtoe
standen te verbeteren, onder het publiek
zelf de aandrang komt om op dit rijke en
dankbare terrein van volksg zondheid en
ontwikkeling van goede sociale eigenschap
pen krachtig te arbeiden.
Allewege! Van Amsterdam liggen thans
even waardevolle als uitvoerige gegevens
over den allerellendigsten toestand der
krotwoningen ter beschikking; van
Kotterdam eveneens, waar, door Arm Kotterdam"
de _ publieke opinie is wakker geschud; van
Leiden lag reeds vroeger een bijzonder
uitgewerkt verslag van een systematisch
onderzoek ter beschikking, en ook
Groningen's Eaad heeft thans tot het instellen van
zulk een systematisch onderzoek besloten.
Thans wensch ik, met een enkel woord,
de aandacht te vestigen op een pas ver
schenen boekje, getiteld: Kapport omtrent
de woningtoestanden te Alkmaar." Het
bevat de uiterst volledig uitgewerkte
resul
IIIUUIIHIIIIIIIIIIIMUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIll
EEN BEZOEK.
Schets, van RBINHOLD ORTMANN.
't Is schemertijd I
Roderich Hellmer, de groote acteur, zit in
zijn fluweelen huisjasje op zijn studeerkamer
en volgt met droomerigen blik de blauw
achtige rook wolkjes van z'n cigarette, die in
lichte kronkelingen omhoog stijgen. Hij is
bizonder op dit schemeruurtje gesteld, want,
gelijk hij altijd beweert, heeft hij juist aan
de schemeruurtjes zijn beste inspiraties te
danken gehad. De tallooze kranslinten en
palmtakstrikken aan de muren komen zoo
schilderachtig uit in het vage schemerlicht
en de portretten van vorstelijke personen
met eigenhandig onderschrift" schijnen van
uit hun lijsten den beroemden kunstenaar
vereerend toe te lachen, als de lange schadu
wen der schemering zich in de kamer uit
breiden.
Roderich Hellmer is op dit gedeelte van
den dag het liefst geheel alleen met zijn
gedachten en het stemt hem altijd bizonder
onaangenaam, als hij om dezen tijd in zijn
overpeinzingen wordt gestoord. Van daar
dat hij dan ook heden met een knorrigen
trek op het gelaat, den aarzelend
binnentredenden bediende aanziet, als deze hem komt
zeggen, dat er iemand is, die hem dringend
verlangt te spreken.
Waarom stuur je de menschen niet weg,
als ze Rp zoo'n ongelegen tijd komen? Wie
is het ?"
Meneer Walterfiudolfi van het Koninklijk
hoftheater te S."
Rudolfi ? Walter Rudolfi ? Och, heb je 't
wel goed gehoord ? Zei hij werkelijk: van
het hoftheater te S.?"
Gunst meneer, hij heeft wel vier keer het
zelfde gezegd."
taten van een systematisch ingesteld onder
zoek van den toestand der arbeiderswonin
gen in deze bevallige provinciestad, ingesteld
door een commissie uit den Volksbond, be
nevens het bestuur, tezamen 19 Alkmaarsche
ingezetenen, allen belangstellenden uit de
gegoede klasse, die met ijver en toewijding
hun vrijwillig opgenomen taak hebben
verricht. In de 128 blz. van dit boekje
worden de op een model-lijst verzamelde
gegevens blok voor blok in 10 afdeelingen
gedetailleerd medegedeeld, in alle bijzon
derheden. Is het noodig, uit de reeksen
cijfers te citeeren ? Me dunkt van niet. Het
is slechts een herhaling van het oude liedje,
in dit blad reeds zoo meermalen op
treurdeun gezongen: het grootste gedeelte der
proletariërs woont in geheel onvoldoende
woningen, soms 7?10 personen in ne
kamer, die tegelijk als slaapvertrek dienst
doet; slaapplaatsen waar mannelijke en
vrouwelijke gezinsleden te zaïnen verblij
ven ; gebrek aan frissche lucht, ruimte enz.
Wanneer hier op iets eigenaardigs zou
mogen worden gewezen, zou het dit zijn,
dat het hier niet' geldt een groote stad
met dicht bevolkte kazerne-buurten, maar
een provincie-stadje, waar toch uitteraard
meer ruimte is en de grond goedkooper.
Dat daar zelfs diep-treurige toestanden
voorkomen en het boekje hangt daarvan
een tafereel op wat getuigt van ongezond
heid, onzedelijkheid, lichamelijk verderf
dan blijkt daaruit het best, hoezeer de
onmensen waardige woningen allerwege voor
komen en de woningwet een rijk veld van
nuttige werkzaamheid vindt niet slechts
in de groote steden, maar ook in de kleinere
plaatsen.
Deze eind-cijfers kan ik nog wel, ten be
wijze, uit het door den secretaris der
vereeniging, dr. Van Gelder, uitstekend be
werkte boekje mededeelen; dat, uitgaande
van redelijke eischen, in gewone bouwver
ordeningen gesteld, 129 woningen of 12.70
pCt. voldoende werden bevonden; 334 of
70 pCt. onvoldoende, 320 of 29.42 pCt. laag en
295 of 27.18 pCt. zér laag. Eischende voor
een woon- en slaapkamer, of woon-, werk
en slaapkamer 15 M3, voor een volwassen
persoon en die eisch is toen stellig niet
hoog! dan waren van de voor gemengd
gebruik bestemde kamers 647 of ruim 64 pCt.
onvoldoende.
Maar neen, ik ga niet verder op de cijfers
in. Het waardevolle boekje kost slechts
15 cent, geen bezwaar dus om voor wi
belang stelt, het zich aan te schaffen.
De practische bedoeling van de commissie
is, dat de gemeenteraad van Alkmaar hier
krachtig zal optreden om in dezen toestand
? verbetering te brengen. De Volksbond heeft
zich daarvoor met een uitvoerig toegelicht
adres aan den raad gewend, waarin ver
zocht wordt, een plan van onteigening vast
te stellen en door te voeren, en de aldus
verkregen terreinen of in erfpacht uit te
geven, met bepaalde voorwaarden voor ver
bouwing of zelf model-woningen te bouwen;
de stinkslooten (waaraan Alkmaar zoo rijk
is) te dempen; het uitvaardigen eener wo
ning-verordening en het instellen eeuer
woning-inspectie.
Daar heeft de raad voorloopig kluif aan.
Woningbouw door de gemeente dat is
ten slotte toch de eenige uitweg. En al
geloof ik niet, dat op dit gebied van Alk
maar de victorie zal uitgaan die eer
schijnt voor Edarn weggelegd! we zullen
al dankbaar zijn, als Alkmaar's vroedschap
zijn Noord-Hollandschen broeder navolgt!
Dat zal ook voor de Volksbond de beste
belooning zijn voor den langdurigen en
veelomvattenden arbeid!
S.
Strekking'.. . strekkingskunst . . .f.
Een recente ervaring doet me dit onder
werp aanpakken, in de hoop niet alleen dat
het de belangstelling v inde die het verdient,
maar ook door het nogmaals aandachtig te
bezien, tot een zuiverder voorstelling mee
te werken.
De naaste aanleiding is deze:
iiitimiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiii iiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiHiiiiiiiiiiiiii
Hm ! Nou, laat meneer dan maar binnen
komen." ?
De bezoeker verschijnt op den drempel
een breedgeschouderde reuzeugestalte met
een slappen hoed op en een pelerine-jas
aan. Bij het flauwe schijnsel der laag bran
dende ganglanip, wier licht door de geopende
deur naar binnen valt, kan men moeielijk
anders onderscheiden dan de omtrekken van
een forsche mannenfiguur. En even forsch
als zijn verschijning is ook de metallieke
klank zijner bassteiu, waarmede hij den be
roemden Hellmer reeds van uit den deurpost
toeroept:
Bonjour, ouwe jongen ! Nou, wat zeg
je van me V Is dat een verrassing of' niet 't"
De groote tooneelspeler is opgestaan en
treedt den bezoeker hartelijk tegemoet.
Hij ziet er bijna belachelijk fijn en tenger,
ja zelfs gebrekkig uit, naast dien grooten
reus, die meer dan een hoofd boven hem
uitsteekt en zijn fijngevoruide smalle hand,
die zoo ineiiigbakvischje in verrukking heeft
gebracht, verdwijnt geheel en al in de op
een beerenklauw gelijkende rechterhand van
Walter Rudolii.
Het doet me werkelijk bizonder veel ge
noegen je te zien. Daar zijn al heel wat
jaren verloopen, sinds we elkaar voor het
laatst gesproken hebben."
Dat zijn er juist, Roderich ! Wij hebben
in dien tijd carrière en naam gemaakt, wat?
Het mag dan niet van allebei even vlug
gegaan zijn, maar liet succes is ten slotte
toch hetzelfde geweest! Je hebt zeker wel
gelezen, hè, dat ik als eerste acteur aan het
hof-theater geëngageerd ben 1"
Om je de waarheid te zeggen het is
me door 't hoofd gegaan. Maar a propos,
ontdoe je van jas en hoed; wacht, ik zal
licht aansteken ...."
Hij wil zich naar de deur begeven, waar
het drukknopje voor liet electrisch licht zich
bevindt, maar zijn bezoeker legt eensklaps
de hand op zijn schouder en zegt:
O, doe voor mij geen moeite; zoo'n
Kort geleden publiceerde ik een critiek
over een boek van een zeer bekend auteur,
waarin deze een pleidooi leverde voor de vrije
liefde en tegen het huwelijk, en dat gekleed
had in den vorm van een roman. Ik vond
dien roman slordig van compozitie, de
psychologie weinig overtuigend, de taal slap,
en het verhaaltje als zoodanig zoo geheel
pour Ie besoin de la caitse, dat ik geen enkel
oogenblik van ontroering doorleefde bij de
lezing, integendeel mij telkens, behalve aan
bovengenoemde fouten, stootte aan de voor
opgestelde bedoeling van den schrijver, ofte
wel de strekking, niet omdat die strekking
mij onsympathiek was dat doet niets ter
zake maar omdat die blijkbaar het gansche
bedrijf des schrijvers moest goedmaken.
Mijn ongunstig oordeel motiveerde ik zoo
veel doenlijk met bewijsplaatsen en meende
mij daarmee behoorlijk van mijn taak ge
kweten te hebben.
Maar jawel! . . .
Eenige dagen later ontving ik een brief
van den auteur, waarin deze mij van lafheid
beschuldigde, omdat ik mij op die wijze van
zijn boek afmaakte, waarin de strekking de
hoofdzaak was, en ik van die strekking
bijna met geen woord gerept had.
Op mijn antwoord, dat ik mij van geen
lafheid bewust was; dat ik, zoover ik weet,
nog nooit geschroomd had mijn meening te
zeggen als die gevraagd werd, maar dat het
mij- niet aanlokte in een letterkundige critiek
het vraagstuk der vrije liefde te gaan be
handelen ; dat een brochure daarover zeker
ook wel niet onder de rubriek literatuur zou
besproken worden, kreeg ik als nadere toe
lichting de rnededeeling, dat ik waarschijnlijk
liever die kwestie onaangeroerd liet, omdat
ik zelf in mijn naaste omgeving van familie
en kennissen waarschijnlijk genoeg had opge
merkt, dat hém in 't gelijk stelde, en bang
was daarvoor uit te komen. Dat was de ver
klaring voor de beschuldiging van lafheid.
Namen doen hier niets ter zake. Ik deel
het alleen mede als bewijs hoever iemand
komt die alleen met een goede, moreele of
maatschappelijke bedoeling, een roman gaat
zitten schrijven, en zich niet bekommert
om wat in een werk van literaire kunst
hoofdzaak is en blijven moet.
Al mijn bedenkingen tegen taal stijl, com
pozitie, psychologie dat alles zou hij zich
gaarne hebben laten welgevallen, als ik maar
op de meerdere of mindere belangrijkheid
van zijn begrippen en meeningen aangaande
de vrije liefde en het huwelijk de aandacht
had gevestigd.
Trouwens ??hij is er een uit velen, en
hij ging nog niet zoover als andere strekkings
schrijvers of -lezers wel eens plegen te
doen. Die zoeken dan in een afkeurend oordeel
een bestrijding van de door hen voorgestane
meening. Alsof het daarom gaat! . . .
Zoo herinner ik mij eens een tooneelstuk
gezien te hebben, bestemd om de gruwelen
van den oorlog zeer zichtbaar te maken, en
derhalve de zegeningen van den vrede
hoogelijk te doen waardeeren, 't Stuk was
ontstemmend grof en onsympathiek als
t o o n e e l w e r k. Welnu niet alleen de
schrijvers, maar ook enkele lezers hielden
mij, na mijn afkeurende critiek, voor een
zeer oorlogszuchtig, wreed mensch.
Zoo kan men iemand allerlei vreemdigheden
toedichten, als men xolf begint met zich op
een geheel verkeerd standpunt te plaatsen.
Literaire kunst als zoodanig heeft nu een
maal niets met strekking te maken. Evenmin
als een roman als kunstwerk kan volstaan
met of gered worden door een bevredigend
slot, evenmin kan de strekking, wanneer deze
begrip en meening van den schrijver over
eenige zaak, door een gefingeerde historie of
bedachte dramatische comflicten als de beste
moot doen kennen, de historie of het drama
zelf tot kunstwerk maken.
Maar er zijn toch wel...."
Juist. . . . En dat er strekkings-werken zijn,
die wel degelijk wat met kunst, hebben uit
te staan, maakt het vooral noodig de zaak
nog eens grondig na te gaan.
Maeterlinck heeft in een zijner opstellen zeer
wijze woorden gezegd over de symboliek, en
die onderscheiden in een van lagere en hoo
gere orde.
De eerste noemt hij de symboliek met
voorbedachten rade. Dit wil zeggen: dat de
kunstenaar vooropstelt een symbool en daar
dan de realiteit aanpast. Natuurlijk wordt
dat nooit groote kunst in het gunstigste
geval groote kunstigheid, knapheid in 't
métier. We mogen gerust denken aan de
allegorie, zoowel in de beeldende als in de
literaire kunst. Zoo als de allegorie in de
iiiiiiiiiiiiiliiimiiiiiiiiittiiiiiimiiiiiiiiiiiMiiiiiMMiiiHiiiiii
praatje in 't schemeruur mag ik wel; daar
ligt voor mij iets gezelligs in en mijn jas zal
ik ook niet uitdoen, want langer dan een
kwartiertje kan ik toch niet blijven. Ik heb
voor van avond nog een afspraak met graaf
Hohenheiin en prins Von Rijnar."
Allo donders, je houdt er voorname
vrindjes op na! 'n Sigaar of 'n cigarette ?
'n Glas wijn misschien?"
Merci, merci! Ik heb daar net in Hotel
Bristol gedineerd .. . Ja, ja, wie zou dat ge
dacht hebben, toen we nog samen bij vader
licinemann speelden in Auerbach! Twin
tigduizend mark gage, en verlof' om vier
maanden van het jaar gast-voorstellingen te
geven, als ik me voor tien jaar verbind ! Maar
voor minder zouden ze Walter Kudolh' ook
niet gekregen hebben."
Hij liegt, of het gedrukt is, denkt Rode
rich Hellmer. Maar toch zal er wel iets van
waar zijn, al kan hij het ook niet gelooven.
Een acteur weet toch immers altijd, waar
z'n oud-collega's werkzaam zijn. En er
moeten nu stellig wel al 'n jaar of tien zijn
verloopen, zonder dat hij ooit den naam
Rudolfi gehoord heeft. En in eene of andere
komedie-almanak kwam hij al evenmin voor.
Van harte gefeliciteerd," zegt hij, en laat
zich dan met een zekere nonchalante on
verschilligheid die hem zoo gemakkelijk
afgaat en die hem in z'n verschillende rollen
al zoo dikwijls te stade is gekomen, achter
over in zijn leunstoel glijden.
Maar vertel me 'ris, waar heb je Gods
ter wereld toch gezeten, dat niemand in zoo
langen tijd iets van je gehoord of gezien
heeft."
i Fordere niemand rneiii Schicksal zu horen"
klinkt het op somberen, dotten toon, uit den
anderen leunstoel terug. Ik had de godde
lijke Thalia trouw gezworen en zie... ik
ben haar ontrouw geworden, maar... ze
heeft zich op 'n ontzettende manier gewro
ken. Weet je, hoe diep ik reeds gezonken
was ? Ik was worstelaar geworden. En wie
weet, of ik dat niet gebleven zou zijn, als
literaire staat tot het sprookje, zoo staat de
symboliek met voorbedachten rade tot die
van hooger orde.
Dio kwalificatie geeft Maeterlinck aan de
kunst waaruit het symbool vanzelf, als on
danks den schrijver, oprijst, als het gevolg
van datgene in zijn arbeid wat men alleen
ter onderscheiding wel eens het onbewuste
noemt.
Op dezelfde wijze kan over de strekking
en de strekkings-kunst gesproken worden.
De vooropgezette strekking is het gevolg
van een begrip of een meening over het
wenschelijke van een verandering in de
maatschappelijke verhoudingen, of instellin
gen, of zeden. Ze moge haar oorsprong
hebben in verontwaardiging, d. i. in een
emotie, ze heeft zich daaruit omgezet, door
een nadenken over wat die verontwaardiging
wekte, in een verstandelijke overtuiging. En
ze wil die zelfde overtuiging door middel
van een kunstwerk aan anderen opdringen.
Het kunstwerk wordt derhalve
bewijs-materiaal. Een bepaald geval moet worden be
dacht om dat bewijs zoo overtuigend mogelijk
te maken. En de realiteit wordt of op een
heel arbitraire wijze gegroepeerd, of onder
een zoo bizonder licht geplaatst, dat alleen
op datgene een schijnsel valt, wat den auteur
in zijn bewijs-voering kan dienen.
Er komt hierdoor iets geheel willekeurigs
in de behandeling der stof. Niet het leven,
de werkelijkheid, gelijk de kunstenaar ze
ziet, wordt door hem weergegeven, maar
een leven, een werkelijkheid die hij wil laten
zien als overtuigingsstuk een met bepaalde
vooropstelling gefabriceerd geval. Of wel, hij
kiest uit het werkelijk gebeurende iets
exceptioneels. dat hem dienen kan, iets wat
toevallig als bewijs-materiaal gebruikt kan
worden, maar dat juist door de bizonderheid
van zijn gebeuren zijn ongeschiktheid bewijst
om er een algemeene waarheid, een doorgaans
geldenden regel uit af te leiden.
Voor allen, die op een zoodanige wijze hun
stof willen maken of kiezen, heeft Elaubert
deze kostelijke waarschuwing geschreven:
L'art ayant sa propre raison en lui-même,
ne doit pas tre considérécomme un moyen.
Malgrétout Ie génie que l'on mettra dans
Ie développement de telle fable prise pour
exernple, une autre fable pourra servir de
preuve contraire, car les dénouements ne sont
pas des conclusions. D'un cas particulier il ne
faut rien induire de général. .. ."
Nu zijn er onder de literaire artiesten ge
boren moralisten, die niet alleen den mensch
en de omstandigheden waarin hij leeft zien
met een artiesten-oog, en de gevoelens door
dat zien gewekt in een kunstuiting belicha
men, die ik ter onderscheiding objectief*)
wil noemen, maar die steeds den mensch,
gelijk zij hem zien, vergelijken met den mensch
gelijk zij hem wenschen, en de maatschap
pelijke toestanden toetsen aan hun sociale
idealen.
Zulk een kunstenaar is bijv. Ibsen.
Doch hij heeft zijn drama's niet gebouwd
op een geval hij heeft uit bepaalde toe
standen als het ware de quintessens geno
men, en daardoor bereikt dat we meest altijd
het algemeen geldende van zijn tragische
conflicten voelen. Een Nora is de belicha
ming van de vrouw in 't algemeen, die zonder
degelijke opvoeding uit het onbeteekenende
meisjes-leven overstapt in het onbeteekenende
huwelijk. Ibsen heeft zich voorgesteld het
tragisch conflict te geven van zulk een
vrouw met het leven, wanneer ze door schok
kende ervaringen tot zelfbewustzijn komt.
En dat is hem volkomen gelukt.
Nu kunnen we, na het ontroerd-worden
over dat conflict, zeggen : Ibsen heeft in Nora
de wenschelijkheid doen gevoelen van een
goede degelijke opvoeding voor de vrouw,
zoodat zij als individu met den man gelijk
sta: die strekking van algemeenen aard is
iets wat van zélf volgt, heeft met onze ont
roering op het meest tragische oogenblik
niets uit te staan.
En zoo is het eveneens met de strekking
van Spoken. We zien een vrouweleven ver
woest door het volgen van de conventioneele
moraal ten koste van eigen vrije voelingen.
En we worden daardoor overtuigd van het
recht tot individueel regelen van eigen leven
volgens persoonlijk gevoel van reinheid en
waarheid.
Maar dit zijn nabetrachtingen; een zuivere
emotie door de tragiek van dat werk is er
aan voorafgegaan, omdat we nergens door het
bedoelen, door de strekking van dit
bizondere geval gehinderd werden.
*) Uitteraard is geen enkele kunstuiting
objectief.
imiimitiiiuiiiMiiititiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiifiiiiiiiiiiiii
ik niet bijna telkens het ongeluk had gehad,
mijn tegenpartij n of twee ribben te breken.
Toen ik bij geen enkel specialiteitengezel
schap een plaats meer kon krijgen, ben ik
eindelijk tot nadenken gekomen en het
duurde maar heel kort of de kunstenaar"
ontwaakte weer in me. Ik liet mijn
tegenwoordigen intendant weten, dat Walter
Rudolfi nog in leven was en... ik werd
met open armen bij hem ontvangen."
Hm! Merkwaardig; merkwaardig!
Maar laat ik nu liever licht opsteken
't is langzamerhand heclernaal donker ge
worden."
Och, waarom ik houd van de duister
nis ; de herinneringen aan het verleden
komen me dan zoo duidelijk voor den geest.
En we hebben heel wat samen bt-leefd, jij
en ik. Nou! Denk je nog wel's aan die
kleine Lolotte, waarmee je d'r van door
bent gegaan?"
Och, dat zijn vergeten geschiedenissen
streken uit onze jeugd! ? Pas op, Rudolfi,
snij je niet hij is haarfijn geslepen."
De laatste woorden golden een kostbaren
Circassischen dolk, dien Hellmer als
vouwbeen gebruikte en waarmede de bezoeker
gedurende het gesprek was begonnen te
spelen. Onderzoekend probeert Rudolfl het
ding op zijn nagel.
Waarachtig, je hebt gelijk. Kerel, dat
zou een prachtig instrument wezen voor de
wraak eens bedrogenen" Je zei daar zoo
even: oude of liever vergeten geschiedenissen.
Me dunkt, dan heeft je geheugen je toch
leelijk in den steek gelaten! Ik ben dit
aardige, kleine ding nog niet vergeten; ze
staat mij dag en nacht voor oogen. Maar
hoe kan 't ook anders ? Toen jij met haar
wegging, was ze eigenlijk mijn bruid."
Nou, dat's nou maar net zoo als je 't
nemen wilt. En wou je, nu er 'n jaar of
17, 18 over verloopen zijn...."
Zeventien jaar en vijf maanden op den
dag af. Het was een allerliefst schepsel,
hè? Haast 'n kind nog."
Met duidelijker kan' ik de schade, die
een vooropgestelde strekking aanricht,
aantoonen dan door te wijzen op het verschil
in kunstwaarde van Zola's eerste en zijn
latere werken. Toen hij in zijn besten tijd
schreef: nous, les naturalistes, sommes les
vrais moralistes" bereikte hij, dat uit de ge
wetensvolle reusachtige weergeving van het
zorgzaam bestudeerde leven, juist als nawer
king moreele voelingen wakker werden;
maar toen hu later, als wantrouwend het
vermogen van zijn kunst, de werkelijkheid
ging vervormen naar zijn ethische idealen,
kwam na de lezing, ondanks de bewonde
ring voor zijn onmiskenbaar talent, vanzelf
een ontstemming door juist dat ethisch be
doelen.
Er komt nog een- gevaar bij, wanneer de
schrijver, bij het ontwerpen van zijn arbeid,
beheerscht wordt door meeningen en inzich
ten, waarvan de deugdelijkheid door juist
dat werk moet worden aangetoond. Hij
streeft dan, als moralist, door overmaat van
ijver, heel licht zijn doel voorbij.
Ik denk hier aan Heijermans's drama Op
Hoop van Zegen. Heijermans is algemeen
erkend als een drama-schrijver met buiten
gewone gaven, en bovengenoemd drama is,
in de derde acte vooral, aangrijpend. Maar
als we nu nagaan wat Heijermans ons heeft
willen laten voelen in zijn stuk, dan is het
zeker wel ongeveer dit: de wanverhouding
die er bestaat tusschen de reeders, die in
weelde thuis blijven en een groot deel der
winst opstrijken, die in elk geval nooit an
dere dan materieele schade lijden, en de ?
visschers die voor de uitoefening van hun
bedrijf in gestadig gevaar verkeeren, bij een
ramp jammerlijk omkomen, en wier gezin
nen, bij zóó hooge risico, nooit meer dan een
schamel bestaan hebben.
Die wanverhouding is iets zoo algemeens,
dat een dramaturg als Heijermans stellig
ons de schrijnende waarachtigheid ervan
sterk kon doen gevoelen, terwijl hij tevens
de eerste was die ze tot onderwerp koos en
dit vanzelf zou treffen door nieuwheid.
Maar wat heeft nu de moralist Heijermans
den kunstenaar laien doen ? Om zekerder
zijn doel te treffen deed hij hem een bepaald
zeer sterk sprekende geschiedenis bedenken,
waarin voorkwam een exceptioneel slechte
reeder en een Ze& schip. Dit werd nu het tenden
tieuze dat den boventoon voert in eenige
tooneelen. En juist dat tendentieuze bederft
de algemeene strekking, verkleint het drama
tot een geval. Immers het uitzeilen op een
zóó rotte schuit zal wel exceptie blijven, en
onder de reeders zullen stellig wel wat hu
maner mannen te vinden zijn.
Welnu dan? Doet nu de schrijver met
de tragiek juist daïirin te leggen niet vanzelf
de gevolgtrekking aan de hand, dat er voor
de visschers, die een goeden reeder hebben
en op een hechte schuit uitvaren, reden te
over is tot tevredenheid?
En daar het allerminst zijn bedoeling is
die meening te doen post vatten, bereikt hij,
door te sterk aangedikte strekking, als moralist
juist het tegendeel van wat hij bedoelt.
Ik koos maar een voorbeeld, ze zijn voor
't grijpen.
En nu de concluzie ?
Verkeerd verstaan heeft een klad geworpen
op de leus: l'art pour Part.
De kunst heeft haar bestaansreden en haar
doel in zich zelf. Wie h.,ar als middel ge
bruikt, misbruikt haar.
Een kunstenaar die tevens moralist is, geve
zich in zijn werk vóór alles als kunstenaar. De
moraal zal zicfi dan juist vanzelf in volle
zuiverheid openbaren.
W. G. VAN NOUHUYS.
God en Goden, door Louis COUPERUS. L.
J. Veen, Amsterdam.
Een mensch, die met warme
leekenbelangstelling volgt de letterkundige bewegingen
van onzen tijd en in ons land, om nog niet
eenmaal van het buitenland te spreken, en
daarbij in de eerste plaats in eigen werkkring
met arbeid overladen is, heeft tegenwoordig
de handen meer dan vol. Hij wordt overstelpt
door stroomen van proza en poëzie van
Pierson en Busken Huet, van Van Eeden en
Verwey, van Koster en Gezelle, en wie al niet
meer; hij werpt gaarne een zijdelingschen
blik op de interessante Noorsche letterkunde;
hij wenscht zijn ouden lievelingsdichter, 't zij
dan Goethe, Dante of Shakespeare zooveel
mogelijk bij te houden, en hij mag zijn tijd
schriften en dagbladen niet geheel
verwaarloozen ! Zoo komt hij er van zelf toe auteurs,
die hem niet sympathiek zijn, in casu
Cou
«iiimmmmiiiiiiimtiiiiiiiiiiiimniiMiiiMiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiimmfiiiiim
Met je verlof... 'n kind !! Maar 4 propos,
wanneer moet je in functie treden. Zeker
bij het begin van het volgend seizoen ?"
Neen binnen drie dagen als er
ten minste in dien tusschentijd niets gebeurt.
'n Mensch kan nooit weten, wat hem boven
't hoofd hangt. Je kent de woorden: Tus
schen lip en bekerrand enz.... Je hebt
haar zeker wel gauw weer laten zitten, h
en in niet heel gunstige omstandigheden
ook. Is 't niet?"
Wie ? Heb je 't nog altijd over Lotje ?"
Waarom zou ik jou niet naar haar mogen
vragen? Dacht je soms, dat ik daarvoor
geen recht had. Ik was stellig van plan
geweest haar te trouwen."
Dat had ik dan maar moeten weten. Maar
zeg, doe me nu een plezier en leg dat ding
neer. Ik kan nooit goed tegen dat gespeel
met messen."
, Niet? Ik wel, ik ben zelfs dol op dat
soort mesjes. Ik wed, dat het door je vleesch
en been heenglijdt, of het zachte boter was.
Geloof jij ook niet ? -Je wist niet dat ik
ernstige trouwplannen had, zeg je. Maar je
waart toen ter tijd toch mijn beste vrind en
ik had je, dunkt me, dikwijls genoeg over
mijn groote liefde voor Lolotte gesproken.
Weet je wel, dat zij mijn eenige en laatste
liefde is geweest ?"
Nou, zeg !"
Dacht je, dat ik 't niet meende? 't Is
maar goed, dat ik je destijds niet onder mijn
vuisten gekregen heb, en dat de ouwe" me
geen voorschot geven wou, om je achterna
te reizen, want waarachtig, als ik je gevonden
had, ik zou je met het grootste genoegen,
zoo'n scherp dingetje als dit hier in je hart
gestoken hebben! Als ik er nog aan denk,
is het me, of alles gisteren pas gebeurd was.
Ik herinner me nog duidelijk den eed, dien
ik toen bij Lotte's portret gezworen heb,
den eed, je te vermoorden, waiir ik je vinden
zou, al moesten er ook twintig jaar ver
loopen."
Een helder licht verspreidt zich plotseling